De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 2 juni pagina 1

2 juni 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1249 DE AMSTERDAMMER A°. 1901. VOOK NEDERLAND , Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / l.öO, fr. p. post f 1.05 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-12'/2 Dit, blal ia verkrijgbaar kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 2 Juni. Advertenün van l?regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitschlancl, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen dooi de firma HUDOLF ilOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I N H O O D. VAN VEEBE EN VAN NABIJ: Verkiezingskopten, door mr. J. A. Levy. Rechtstoestand "van Ambte naren, I, door Herman van Deventer. Mr. Dirk Donker Curtins, Staatsman, II, door mr. Joost de Graaö' te Haarlem. Het geschiedkundig medischpharmaceutisch Museum te Amsterdam, door dr. C. B. Daniels. - SOCIALE AANGELEGENHE DEN : Arbeids- en rusttijden, II, (slot), door H. KUNST EN LETTEREN: Nabetrachting, door J. E. van der Pek. De Indische Tentoonstelling, door E. W. P. Jr. Les Quatre Evangiles, II, (sloti, door J. K. Bensburg. Boek en Tijdschrift, door G. van Hulzen. Boekaaokondiging. FEUIL LETON: Zijn Vijand. II, uit het Fransch, door Paul Bourget. KECLAUES. VOOE DAMES: De Settlement-beweging, door L. Eugénie van Frankrijk, door Parvus. Allerlei, door Caprice. Ingezonden. PINANCIEELE EN OECONOMI8CHE KBONIEK, door D. Stigter. Brieven uit utrecht, door Jan van 't Sticht. SCHETSJES : Genezen, door Elly. INGEZONDEN. PEN-EN POTLOODKBAS3EN. ADVEBTENTIEN. Yerkiezingskosten. De Standaard van 25 Mei jl. behelst, onder het hierboven geplaatst opschrift, een opstel, waarin, zonder veel vieren of ?vijven, met de beslistheid, die, vooral in verkiezingsdagen, het blad pleegt aan te waaien, bevestigend wordt beantwoord de vraag: »of de zuiveringseed belet dat »men zelf voor zijn eigen verkiezing uit»gaven doet." Tegen die bevestigende beantwoording sta hier een zeer nadrukkelijk protest, gevoegd bij verbazing, dat men, in een kamp, waar men den mond vol heeft van: «Gods eere", met het aanroepen van Dien naam zoo lichtvaardiglijk omspringt. De zuiveringseed luidt niet, gelijk De Standaard fantaseert, (die met de Grondwet van 1848, en niet daarmede alleen, ia de war is) maar als volgt: s>Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid »der Staten-Generaal te worden benoemd, »directelijk of indirectelijk, aan geen per»soon, onder wat naam of voorwendsel ook, «eenige giften of gaven beloofd of gegeven »heb. «Ik zweer (beloof) dat ik, om iets hoe>genaamd in deze betrekking te doen of te «laten, van niemand hoegenaamd eenige «beloften of geschenken aannemen zal, «direetelijk of indirectelijk. »Zoo waarlijk helpe mi} God almagtig (»Dat verklaar en beloof ik.") De Standaard, het formulier (verkeerdelijk) afschrijvende, teekent daarbij aan: »Dit ziet alzoo uitsluitend op het geven »of beloven van geld of anderszins, waar»door ik iemand in ruil voor dat geld zich »binden laat aan de conditie, dat hij zelf »als kiezer zijn stem op mij zal uitbrengen, »terwijl anders zekerheid ontbrak, dat hij «zijn stem op mij zou hebben uitgebracht." Men gelooft inderdaad zijne oogen niet, wanneer men het apodictische der uit spraak vergelijkt met de nietswaardigheid van haren grondslag. «Dit ziet uitsluitend" hoe komt De, Standaard aan deze bewering? Vooral en bovenal in zake meineed, waar niet de allergeringste twijfel kan worden gedoogd, is zoodanige bewering dan slechts geoor loofd, wanneer klaarblijkelijk kan worden aangetoond, dat de wet (in dit geval, de Grondwet) de beweerde meening is toege daan. Gelooft het blad dit inderdaad? »Hij zelf" hoe komt De Standaard aan deze restrictie? Waar in de wet staat zij te lezen ? En welk verschil is er, of de gift overhalen moest den onderhandelaar zelf, dan we), door middel van dezen, bestemd is voor een ander ? «Terwijl anders zekerheid ontbrak" waar ter wereld vindt De Standaard dit alles in de wet ? Stel, de zekerheid is er, met welk recht maakt gij het volstrekt objectieve fo-mulier, afhankelijk van sub jectief inzicht? Wil men weten, hoe volslagen wille keurig, neen, uit de lucht gegrepen geheel de beschouwing van De Standaard is, men raadplege de geschiedenis van de jongste Grondwetswijziging. Het eenige, dat men, op dit punt, vinden zal, is de navolgende plaats in het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer. De woorden, waarop ik de aandacht vestigen wil, zijn door mij gecursiveerd. «Sommige leden wenschten door eene ^verduidelijking van het formulier van den «zuiveringseed de wel eens beproefde inter?npretatie onmogelijk te maken, alsof die «eed in goede conscientie kon worden af«gelegd door een lid, dat de kosten zijner «verkiezing gedragen had. Die verkeerde «gewoonte mocht hier te lande geen wortel «schieten. Waar is, vroegen zij, de grens «tusschen giften of gaven en kosten van «verkiezingen,rijtuighuur, verteringen, enz? »Anderen kwamen hier tegen op. Huns «inziens was de alleszins juiste bedoeling »van het formulier alleen, omkooping van «kiezers tegen te gaan. Het criterium was, «dat eene zekere waarde in het bezit van «den omgekochte of begiftigde over ging. «Werd het formulier in deze richting ver sder uitgebreid, zoo KOU het allicht weder »andere mm of meer bedenkelijke hande lingen veroorloven.'1'' (A. E. Arutzenius. Handel, over de herz. d. Grondwet, den Haag 1885, II blz. 351.) Blijkt hier van meeningsverschil in den zin van De Standaard? Neen. Ook de «anderen" zijn het eens met de »sommigen", dat de gesignaleerde handeling «bedenke lijk" is. Zij ontraden echter wijziging van het formulier (die inderdaad op dit punt achterwege bleef), opdat niet deze of gene plooibare conscientie een anderen schuilhoek opzoeken mocht. Nu lette men echter wél. Bij wetsinterpretatie, hebben wij noch met «sommigen", noch met «anderen'' van doen, maar alleen en uitsluitend met de wet, die, gemaakt, l zelfstandiglijk, haar eigen leven leidt. De zuiveringseed nu wraakt, krachtens hare bewoordingen, iedere, door den candidaat of van zijnentwege, gesloten over eenkomst, waarvan de inhoud is, rechtstreeksche of zijdelingsche praestatie, door den candidaat of van zijnentwege, van onverschillig welk al of niet geldswaardig goed, als contra-praestatie van een of meer, te zijnen behoeve, uitgebrachte of uit te brengen stemmen. Hetgeen de zuiveringgeed, zoo algemeen mogelijk, keeren wil, valt, in de rechtstaal onder de categorie: do ui des ik (can didaat) geef, (beloof, stel beschikbaar, wijs aan, maak mij sterk te voldoen) x, opdat gij mij geeft (uwe stem). Of mijne belofte dient om u zelf over te halen tot het uitbrengen uwer stem op mij, dan wel dient om uwe bemoeiing, met gelijke bedoeling, bij' anderen te verkrijgen, is volmaakt onverschillig, immers niet onderscheiden. Of' mijne belofte overbodig is, naardien gij toch, ook buiten haar, van zins waart mij uwe stem te geven, zoodat in die belofte de drijfveer tot het uitbrengen uwer stem te mijner gunste niet ligt, is opnieuw volmaakt onverschillig, immers niet onderscheiden. Of de belofte, door mij, wordt gedaan, dan wel door iemand op mijn last, of voorkennis, of medeweten, is al wederom volmaakt onverschillig, immers niet onderscheiden. Aan onze Abonnés. Redactie en uitgevers van De Amsterdammer Weekblad voor Nederland hebben, getrouw aan vroegere belofte, thans het genoegen aan hunne abonnés de volgende premie aan te bieden: DREI SCHtTSSE Burenballade. Gedicht van Dr. Rudolph Presber. Componirt von BERNARD ZWEERS. Met bijgevoegde Hollandsche vertolking van JAC. VAN LOOY. Deze compositie, 8 paginas kwarto met geïllustreerden omslag, stellen wij voor onze abonnés verkrijgbaar voor slechts VIJF BW T WIN TI & CEWTS. Voor niet geabonneerden is de prijs HTEGGlVTICi CENTS. Abonnés in de stad gelieven daartoe 25 Cents te storten ten onzen kantore Heerengracht 457 b/h Koningsplein, terwijl den abonnés buiten Amsterdam verzocht wordt dit bedrag in postwissel te zenden aan de uitgevers van dit Weekblad, VAX HOLKEMA & WAREXDOEF, te Amst. Aldus de wet. Men legge hare bewoor dingen naast deze mijne vertolking, en zegge mij of De Standaard, al dan niet, in hooge mate bedenkelijke vrijheden zich ver oorloofd heeft. Nog bedenkelijker echter dan de wetsuitlegging is hare motiveering. Ziehier die motiveering van De Standaard. »Dat dit niet slaan kan op vergoeding »van gemaakte kosten voor publicatie enz. »blijkt bovendien overtuigend uit het feit, «dat de wet zoo iets toch niet kan achter«halen." «Overtuigend!" Alzoo, is dan alles ge oorloofd, hetgeen de wet niet achterhalen kan ? Dat zou een fraai huishouden zijn. Verder: wij hebben het over den eed. Nu is van iederen, onverschillig welken, eed (of verklaring) de eenig mogelijke, de eenig denkbare bestaansreden, uitsluitend en alleen gelegen in deze overweging, dat de wet, om te weren, wat zij geweerd wil zien, den eed (of verklaring) niet missen kan. M. a. w. exact en precies, omdat de wet niet bij machte is het euvel langs anderen weg te fnuiken, exact en precies daarom, vermaant zij den betrokkene aan zijne conscientie, hem den eed opleggend. Nu keert De Standaard de zaak om, en wel in dier voege dat zij vlakweg op haar kop komt te staan, e..: het blad, anders voor acrobatische toeren te oud, welgevallig dien averechtschen stand be kijkt. »De wet kan het toch niet achter halen" dus, - is het geoorloofd!! Neen, »de wet kan het niet achterhalen" dus ? staat het aan uwe conscientie te beslissen of gij al dan niet meineedig zijn wilt! De Standaard heeft meer koorden op haar boog: »0p het standpunt, dat de zuiveringseed »een candidaat verbood geldelijk iets af «te geven of te beloven, waarvan gebruik »was gemaakt om zijne candidatuur te «bevorderen, zou een candidaat, in zijn «woonplaats gesteld, zelfs de contributie »aan zijn kiesvereeniging niet mogen «voldoen. «Ja, erger nog, hij zou geen lid van de «kiesvereeniging moj;en zijn, want het lid»maatschap is verbintenis tot het betalen «van gelden.1' Zooveel purisme hier, bij zooveel latitudinarisme daar! Waarom houdt het blad hier op ? Laat ons verder gaan. De candidaat zou voor den kellner-kiezer niet mogen voe gen een fooi, bij de betaling van het glas suikerwater, ter gelegenheid van de ver kiezingsrede, tot lafenis zijner droge keel, besteld. Hij zou de betaling van de rekening, voor het costuum, waarin hij ophetplatform verschijnt, aan den kleermaker-partijgenoot, niet mogen bespoedigen. Verdere voorbeelden bij te brengen, laat ik aan onze hoogere burgerjongens over. Immers het zou mij verbazen, wanneer zij niet dadelijk beet hadden, waar het sophisme van De Standaard schuilt. Voor alle zekerheid zal ik het maar zeggen. Niet, dat gij voldoet aan een van elders bestaand obligo wraakt de zuiverings eed, maar dat gij ad hoc, hier en mi, voor dit doel, te uwer gunste, een obligo schep t, keert zij. Wie nu, schouderophalend, mij toevoegt: »het is nog al duidelijk", gelieve te beden ken, dat ik bezig ben uilen naar Athene te brengen, of neen, ik ben bezig uilen, die men uit Athene heeft doen vliegen, den nek om te draaien. Het gedierte mocht eens kwaad doen. Laat ons eindigen met de hoop, dat wan neer I>e Standaard de rechte Grondwet zal hebben ontdekt, het blad ook den rechten vertolker ontmoeten moge. Amst., 20 Mei JUl. J. A. LEVY. Rechtstoestand van Ambtenaren. Met volkomen instemming las ik in het avondblad van De Telegaaa/'d.d. 10 April een ingezonden stukje onderteekend door de heeren de Vries en Grondhoud, vor mende het bestuur van een vereeniging van leeraaren, over bovengenoemd onder werp. Deze heeren wezen er op, dat in ons lieve Nederland een ambtenaar zoo vrij is, als een vogel in de lucht, dat zijn rechtstoestand geheel ongeregeld is, waarop Thorbecke en later mr. E. Fokker de aandacht vestigden. Maar niettegen staande dat is in de laatste halve eeuw geen stap gedaan, om in dezen toestand verbe tering te brengen. De heeren de V. en G. stellen nu voor, dat iedere rijksambtenaar, die daartoe in de gelegenheid is, den candidaten voor de Kamer een tweetal vragen zal stellen, waarvan zij dan de antwoorden zullen publiceeren. 't Spijt mij zeer te moeten bekennen weinig vertrouwen in deze manier van handelen te hebben. In dagen van ver kiezing stelt men den candidaten zoo veel vragen, dat het die heeren wel eens gaat duizelen; zij worden dan erg vrijgevig met hun instemming, wel wetende, dat niet alles wat wenschelijk is, door de regeering wordt uitgevoerd. Als men dezen weg volgt, vrees ik, dat men niets zal bereiken. Een andere, mijns inziens betere weg is, de weg der reclame. De verschillende rijksambtenaren moeten zich tot n ver eeniging organiseeren en dan gezamenlijk de Kat de bel aanbinden. Men moet tel kens en telkens de regeering op de feiten wijzen, waaruit blijkt, dat onze rechtstoe stand geregeld dient te worden; de pers dient in den arm genomen te worden om de publieke opinie te bewerken. In n woord men moet de groote trom roeren en dan zal het misschien over eenigen tijd eens gelukken tot een resultaat te geraken. Ik maak me volstrekt geen illusie, dat in het komend vierjarig tijd perk iets voor ons gedaan zal worden, ook al vonden de heeren de Vries en Grondhoud een meerderheid in de Kamer, die hun vragen bevestigend beantwoordde. Het laisser faire, laisser passer, de oude Manchester-leer, zit er nog te diep in; men moet eerst het kalf hebben zien ver drinken, alvorens men den put gaat dempen. Hoewel er nu al verscheiden kalveren in menschengedaante door dien ongeregelden rechtstoestand verdronken zijn, toch zijn er nog geen dempers 'voor den put aanwezig. Dat is ook niet te verwonderen, want gewoonlijk werd als oorzaak van den dood dier drenkelingen door de heeren bureaucra ten, die, 't zij tusschen twee haakjes gezegd, (zeer handig zijn in het afgeven van doodsberichten) een andere reden opgegeven, dan die de goe-gemeente er voor hield. Bureaumenschen houden niet van haken en oogen, zij zijn er op gesteld kalm en koel achter hun lessenaartje de dingen te beoordeelen, en als er dan een onweertje aan den buiigen hemel zichtbaar wordt, zijn zij blij, die onweersgoden tot rust te hebben gebracht, en alles weer zonneschijn lijkt. Sussen, met een kluitje in 't riet sturen, dat zijn dingen waarin de heeren erg sterk zijn. De schreeuwendste onbillijkheden en de slechtste toestanden weten zij vaak met den mantel der liefde te bedekken en dan maakt het op het froote publiek den indruk of alles uitsteend in orde en uitnemend geregeld is, terwijl toch in werkelijkheid het vrijwel een Augiasstal is. Zoolang de boel maar marcheert en de wagen blijft rollen, al rollen de wielen dan ook over menschen heen. is het best. Maar o wee, als er iets hapert, als er geld te kort is, dan is het mis, dan loopt alles te zamen, dan zijn de chefs, al is het bedrag ook gering, dadelijk bij de hand: hun activiteit is bewonderenswaardig; maar, als menschen worden afgebeuld, zijn zij in de meeste gevallen ver te zoeken. En dit is ook geen wonder. In onze hedendaagsche christen maatschappij buigt men voor den almighty dollar; er mag nog wel eens een Mozes opstaan om het gouden kalf naar beneden t« halen. Meen nu niet, dat ik hier eenige alge meenheden vertel, groote woorden gebruik, dat zal u blijken uit eenige feiten, uit mijn ambtelijke loopbaan. Ik geniet de twijfelachtige eer te behooren tot het corps postbeambtenaren ; de betrekking van commies is een zeer be nijdenswaardige, ten minste het groote publiek denkt er zoo over, vanwaar anders het groote aantal aspiranten bij de examens. De exameneischen zijn vrij hoog en het corps commiezen bezit genoeg kundigheden, welke hun slechts weinig te pas komen, want gewoonlijk is hun betrekking niet veel meer dan een klerken-baantje. Meestal is men een machine, het werk zou evengoed kunnen worden verricht door minder ontwikkelde personen, die dan ook lager konden worden gesalarieerd. Het corps commiezen kon dan worden inge krompen, waardoor de promotie misschien iets beter zou worden. Om bij het vak der Posterijen en Telegraphie een betrekking te bekleeden waarbij men van z'n opgedane ontwikkeling wat meer kan profiteeren, zijn vaak een vijf en-twintig-tal dienst jaren nog niet voldoende. Voor dien tijd is en blijft men de machine, overgeleverd aan de genade van de heeren Directeuren. Zij hebben de macht in handen, en kunnen vrijwel naar willekeur tegen inferieuren optreden. Nu kan men zich 'wel beklagen bij den Inspec teur of den Directeur-Generaal, maar dat geeft gewoonlijk niets. Toen ik mij eens wilde beklagen, over een mij opgelegde boete, zeide de betrokken Directeur: »Ja dat kunt ge nu wel doen, maar 't geeft u niets, betalen moet ge toch, en dat protest wordt in mijn handen gesteld om rapport, dat natuurlijk niet anders kan zijn, dan het eerst was.1' Daarna heb ik me op een ander Kan toor, toen ik meende onrechtvaardig be jegend te zijn, eens laten verleiden mij over mijn chef te beklagen. Maar wie schetst mijn verbazing, toen mij na een veertien dagen door den betrokken Inspec teur schriftelijk werd medegedeeld: dat mijn klacht een zeer ongunstigen indruk had gemaakt, en ik me had te voegen naatde bevelen van den Directeur. Van de feiten in mijn schrijven ge noemd, was niet de minste nota genomen. Van een verhoor was geen sprake geweest. De Directeur was zelfs zoo fair, terwijl ik hem mijn schrijven persoonlijk ter hand stelde, zijn antwoord niet mede te deelen. Zoo iets durft men nog recht noemen. En dit is de gewone gang van zaken. Als men zich schriftelijk beklaagt, dan wordt die klacht in handen gesteld van den betrokken Inspecteur of Directeur, en deze weten zich er wel uit te redden. Den klager wordt het zwijgen opgelegd, en Lieb Vaterland kannst ruhig sein: alles gaat weer z'n ouden gang, als ware er niets gebeurd. Gaat mea zich mondeling beklagen, dan is het nog eenvoudiger: met een zoet praatje, en een verleidelijk glimlachje, weet men den klager de deur uit te krijgen, en afgeloopen is het. De conduitestaten uitgezonderd (die na hun openbaar worden, ook hun beteekenis hebben verloren) wordt alles, ambtenaren betreffende, in het geheim behandeld. Men geeft er de voorkeur aan als de mollen onder den grond te werken. Deze manier van berechting is al zeer zonderling, en moet natuurlijk aanleiding geven tot knoeierijen. Wie ter wereld zal willen beweren, dat onpartijdig wordt geoordeeld, indien de betrokken partij (de Directeur of Inspecteur) in zijn eigen zaak van advies dient, m. a. w. zijn eigen rechter is. Nu zal men mij tegenvoeren, dat het gewoonlijk onbelangrijke dienstaangelegenheden zijn, maar dit is niet altijd zoo, er zijn ook belangrijker kwesties. Zoo o. a. het volgende: Eenige jaren geleden werd op het bij kantoor Tulpplein te Amsterdam, inge broken en uit de gassen van de verschil lende ambtenaren geld ontvreemd. Bewezen was, dat de kassen goed afgesloten waren, zoodat hier van overmacht sprake was. Het Hoofdbestuur der Posterijen, stelde evenwel den beheerder verantwoordelijk voor dien diefstal en wilde, dat deze het gestolene bijpaste. Toen hij daartegen reclameerde, werd het besluit in dier voege gewijzigd, dat de beheerder de helft moest betalen en de betrokken ambtenaren elk voor de andere helft verantwoordelijk werden gestald. Natuurlijk hadden zij weinig lust dit geld te betalen, daar 't buiten hun schuld ontvreemd was. Een der betrokken commiezen hield op de eerst volgende vergadering van het corps een rede over deze kwestie en stelde voor, het hoofdbestuur een proces aan te doen, ten einde tot een beslissing te komen in een zoo belangrijk geval als dit, daar, volgens zijn zienswijze, het zeer onbillijk was, dat het Kijk zijn eigen rechter was in deze zaak. 't Kwam evenwel zoo ver niet; het bestuur der broederschap van commiezen spande zich er voor en de minister deelde aan den betrokken amb tenaar mede, dat het voorschrift waarbij bepaald werd, dat het opleggen eener boete van meer dan ? 25, bij Kon. Besluit ge schiedde, hier van toepassing was, zoodat hij maai kalm moest wachten met de be taling van de penningen, waartoe hij door het Hoofdbestuur der Posterijen was aan gemaand, tot dat dit besluit in het Staats blad kwam. Daar nu dit besluit nooit verschenen is, heeft de betrokken commies ook nooit betaald. Ziedaar de keurige oplossing van dit vraagstuk, waarom men zou moeten lachen, als het niet zoo treurig was. Dit is al een zeer sprekend feit, dat ik zou kunnen vermeerderen met nog anderen, waarbij ambtenaren, die plm. ?1200 trak tement genieten, verantwoordelijk worden gesteld voor schade aan het Rijk berok kend door diefstal van aangeteekende brieven, oplichterijen aan de spaarbank en dergelijken; maar er blijkt mijns inziens reeds voldoende uit, dat het wel noodig is een college in het leven te roepen, dat in zulke gevallen onpartijdig recht spreekt. HEKMAN VAX DEVENTER. (Slot volgt.} Mr, Dirk Dénier Curiias Staatsman door MR. JOOST DE GKAAFF, te Haarlem. II. In ons eerste artikel (zie Weekbl. van 14 April) besloten wij met de behouden terug komst van Donker Curtius en van Van Hogendorp in den Haag. Zij hadden volhard in hunne weigering den uniform van garde d'honneur te dragen en behoefden thans, nu geheel den Haag in opstand was tegen het Fransch gou vernement, niet meer bevreesd te zijn dat de Stassart nogmaals door geweld hen zou dwingen deel uit te maken van de garde.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl