Historisch Archief 1877-1940
N°. 1249
DE AMSTERDAMMER
A°. 1901.
VOOK NEDERLAND
, Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / l.öO, fr. p. post f 1.05
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-12'/2
Dit, blal ia verkrijgbaar kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 2 Juni.
Advertenün van l?regels f 1.10, elke regel meer ? 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschlancl, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen dooi
de firma HUDOLF ilOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
I N H O O D.
VAN VEEBE EN VAN NABIJ: Verkiezingskopten,
door mr. J. A. Levy. Rechtstoestand "van Ambte
naren, I, door Herman van Deventer. Mr. Dirk
Donker Curtins, Staatsman, II, door mr. Joost de
Graaö' te Haarlem. Het geschiedkundig
medischpharmaceutisch Museum te Amsterdam, door
dr. C. B. Daniels. - SOCIALE AANGELEGENHE
DEN : Arbeids- en rusttijden, II, (slot), door H.
KUNST EN LETTEREN: Nabetrachting, door J. E.
van der Pek. De Indische Tentoonstelling, door
E. W. P. Jr. Les Quatre Evangiles, II, (sloti,
door J. K. Bensburg. Boek en Tijdschrift, door
G. van Hulzen. Boekaaokondiging. FEUIL
LETON: Zijn Vijand. II, uit het Fransch, door
Paul Bourget. KECLAUES. VOOE DAMES:
De Settlement-beweging, door L. Eugénie van
Frankrijk, door Parvus. Allerlei, door Caprice.
Ingezonden. PINANCIEELE EN
OECONOMI8CHE KBONIEK, door D. Stigter. Brieven uit
utrecht, door Jan van 't Sticht. SCHETSJES :
Genezen, door Elly. INGEZONDEN. PEN-EN
POTLOODKBAS3EN. ADVEBTENTIEN.
Yerkiezingskosten.
De Standaard van 25 Mei jl. behelst,
onder het hierboven geplaatst opschrift,
een opstel, waarin, zonder veel vieren of
?vijven, met de beslistheid, die, vooral in
verkiezingsdagen, het blad pleegt aan te
waaien, bevestigend wordt beantwoord
de vraag: »of de zuiveringseed belet dat
»men zelf voor zijn eigen verkiezing
uit»gaven doet."
Tegen die bevestigende beantwoording sta
hier een zeer nadrukkelijk protest, gevoegd
bij verbazing, dat men, in een kamp, waar
men den mond vol heeft van: «Gods eere",
met het aanroepen van Dien naam zoo
lichtvaardiglijk omspringt.
De zuiveringseed luidt niet, gelijk De
Standaard fantaseert, (die met de Grondwet
van 1848, en niet daarmede alleen, ia de
war is) maar als volgt:
s>Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid
»der Staten-Generaal te worden benoemd,
»directelijk of indirectelijk, aan geen
per»soon, onder wat naam of voorwendsel ook,
«eenige giften of gaven beloofd of gegeven
»heb.
«Ik zweer (beloof) dat ik, om iets
hoe>genaamd in deze betrekking te doen of te
«laten, van niemand hoegenaamd eenige
«beloften of geschenken aannemen zal,
«direetelijk of indirectelijk.
»Zoo waarlijk helpe mi} God almagtig
(»Dat verklaar en beloof ik.")
De Standaard, het formulier
(verkeerdelijk) afschrijvende, teekent daarbij aan:
»Dit ziet alzoo uitsluitend op het geven
»of beloven van geld of anderszins,
waar»door ik iemand in ruil voor dat geld zich
»binden laat aan de conditie, dat hij zelf
»als kiezer zijn stem op mij zal uitbrengen,
»terwijl anders zekerheid ontbrak, dat hij
«zijn stem op mij zou hebben uitgebracht."
Men gelooft inderdaad zijne oogen niet,
wanneer men het apodictische der uit
spraak vergelijkt met de nietswaardigheid
van haren grondslag.
«Dit ziet uitsluitend" hoe komt De,
Standaard aan deze bewering? Vooral en
bovenal in zake meineed, waar niet de
allergeringste twijfel kan worden gedoogd,
is zoodanige bewering dan slechts geoor
loofd, wanneer klaarblijkelijk kan worden
aangetoond, dat de wet (in dit geval, de
Grondwet) de beweerde meening is toege
daan. Gelooft het blad dit inderdaad?
»Hij zelf" hoe komt De Standaard
aan deze restrictie? Waar in de wet staat
zij te lezen ? En welk verschil is er, of de
gift overhalen moest den onderhandelaar
zelf, dan we), door middel van dezen,
bestemd is voor een ander ?
«Terwijl anders zekerheid ontbrak"
waar ter wereld vindt De Standaard dit
alles in de wet ? Stel, de zekerheid is er,
met welk recht maakt gij het volstrekt
objectieve fo-mulier, afhankelijk van sub
jectief inzicht?
Wil men weten, hoe volslagen wille
keurig, neen, uit de lucht gegrepen geheel
de beschouwing van De Standaard is, men
raadplege de geschiedenis van de jongste
Grondwetswijziging. Het eenige, dat men,
op dit punt, vinden zal, is de navolgende
plaats in het Voorloopig Verslag der
Tweede Kamer. De woorden, waarop ik
de aandacht vestigen wil, zijn door mij
gecursiveerd.
«Sommige leden wenschten door eene
^verduidelijking van het formulier van den
«zuiveringseed de wel eens beproefde
inter?npretatie onmogelijk te maken, alsof die
«eed in goede conscientie kon worden
af«gelegd door een lid, dat de kosten zijner
«verkiezing gedragen had. Die verkeerde
«gewoonte mocht hier te lande geen wortel
«schieten. Waar is, vroegen zij, de grens
«tusschen giften of gaven en kosten van
«verkiezingen,rijtuighuur, verteringen, enz?
»Anderen kwamen hier tegen op. Huns
«inziens was de alleszins juiste bedoeling
»van het formulier alleen, omkooping van
«kiezers tegen te gaan. Het criterium was,
«dat eene zekere waarde in het bezit van
«den omgekochte of begiftigde over ging.
«Werd het formulier in deze richting ver
sder uitgebreid, zoo KOU het allicht weder
»andere mm of meer bedenkelijke hande
lingen veroorloven.'1'' (A. E. Arutzenius.
Handel, over de herz. d. Grondwet, den
Haag 1885, II blz. 351.)
Blijkt hier van meeningsverschil in den
zin van De Standaard? Neen. Ook de
«anderen" zijn het eens met de »sommigen",
dat de gesignaleerde handeling «bedenke
lijk" is. Zij ontraden echter wijziging van
het formulier (die inderdaad op dit punt
achterwege bleef), opdat niet deze of gene
plooibare conscientie een anderen
schuilhoek opzoeken mocht.
Nu lette men echter wél. Bij
wetsinterpretatie, hebben wij noch met «sommigen",
noch met «anderen'' van doen, maar alleen
en uitsluitend met de wet, die, gemaakt,
l zelfstandiglijk, haar eigen leven leidt.
De zuiveringseed nu wraakt, krachtens
hare bewoordingen, iedere, door den
candidaat of van zijnentwege, gesloten over
eenkomst, waarvan de inhoud is,
rechtstreeksche of zijdelingsche praestatie, door
den candidaat of van zijnentwege, van
onverschillig welk al of niet geldswaardig
goed, als contra-praestatie van een of meer,
te zijnen behoeve, uitgebrachte of uit te
brengen stemmen.
Hetgeen de zuiveringgeed, zoo algemeen
mogelijk, keeren wil, valt, in de rechtstaal
onder de categorie: do ui des ik (can
didaat) geef, (beloof, stel beschikbaar, wijs
aan, maak mij sterk te voldoen) x, opdat
gij mij geeft (uwe stem).
Of mijne belofte dient om u zelf over
te halen tot het uitbrengen uwer stem op
mij, dan wel dient om uwe bemoeiing, met
gelijke bedoeling, bij' anderen te verkrijgen,
is volmaakt onverschillig, immers niet
onderscheiden.
Of' mijne belofte overbodig is, naardien
gij toch, ook buiten haar, van zins waart
mij uwe stem te geven, zoodat in die
belofte de drijfveer tot het uitbrengen
uwer stem te mijner gunste niet ligt, is
opnieuw volmaakt onverschillig, immers
niet onderscheiden.
Of de belofte, door mij, wordt gedaan,
dan wel door iemand op mijn last, of
voorkennis, of medeweten, is al wederom
volmaakt onverschillig, immers niet
onderscheiden.
Aan onze Abonnés.
Redactie en uitgevers van De Amsterdammer Weekblad voor
Nederland hebben, getrouw aan vroegere belofte, thans het genoegen
aan hunne abonnés de volgende premie aan te bieden:
DREI SCHtTSSE
Burenballade. Gedicht van Dr. Rudolph Presber.
Componirt von BERNARD ZWEERS.
Met bijgevoegde Hollandsche vertolking van JAC. VAN LOOY.
Deze compositie, 8 paginas kwarto met geïllustreerden omslag,
stellen wij voor onze abonnés verkrijgbaar voor slechts
VIJF BW T WIN TI & CEWTS.
Voor niet geabonneerden is de prijs HTEGGlVTICi CENTS.
Abonnés in de stad gelieven daartoe 25 Cents te storten ten
onzen kantore Heerengracht 457 b/h Koningsplein, terwijl den abonnés
buiten Amsterdam verzocht wordt dit bedrag in postwissel te zenden
aan de uitgevers van dit Weekblad, VAX HOLKEMA & WAREXDOEF, te Amst.
Aldus de wet. Men legge hare bewoor
dingen naast deze mijne vertolking, en
zegge mij of De Standaard, al dan niet, in
hooge mate bedenkelijke vrijheden zich ver
oorloofd heeft.
Nog bedenkelijker echter dan de
wetsuitlegging is hare motiveering. Ziehier die
motiveering van De Standaard.
»Dat dit niet slaan kan op vergoeding
»van gemaakte kosten voor publicatie enz.
»blijkt bovendien overtuigend uit het feit,
«dat de wet zoo iets toch niet kan
achter«halen."
«Overtuigend!" Alzoo, is dan alles ge
oorloofd, hetgeen de wet niet achterhalen
kan ? Dat zou een fraai huishouden zijn.
Verder: wij hebben het over den eed. Nu
is van iederen, onverschillig welken, eed
(of verklaring) de eenig mogelijke, de eenig
denkbare bestaansreden, uitsluitend en
alleen gelegen in deze overweging, dat de
wet, om te weren, wat zij geweerd wil
zien, den eed (of verklaring) niet missen
kan. M. a. w. exact en precies, omdat de
wet niet bij machte is het euvel langs
anderen weg te fnuiken, exact en precies
daarom, vermaant zij den betrokkene aan
zijne conscientie, hem den eed opleggend.
Nu keert De Standaard de zaak om,
en wel in dier voege dat zij vlakweg op
haar kop komt te staan, e..: het blad,
anders voor acrobatische toeren te oud,
welgevallig dien averechtschen stand be
kijkt. »De wet kan het toch niet achter
halen" dus, - is het geoorloofd!! Neen,
»de wet kan het niet achterhalen" dus ?
staat het aan uwe conscientie te beslissen
of gij al dan niet meineedig zijn wilt!
De Standaard heeft meer koorden op
haar boog:
»0p het standpunt, dat de zuiveringseed
»een candidaat verbood geldelijk iets af
«te geven of te beloven, waarvan gebruik
»was gemaakt om zijne candidatuur te
«bevorderen, zou een candidaat, in zijn
«woonplaats gesteld, zelfs de contributie
»aan zijn kiesvereeniging niet mogen
«voldoen.
«Ja, erger nog, hij zou geen lid van de
«kiesvereeniging moj;en zijn, want het
lid»maatschap is verbintenis tot het betalen
«van gelden.1'
Zooveel purisme hier, bij zooveel
latitudinarisme daar! Waarom houdt het blad
hier op ? Laat ons verder gaan. De candidaat
zou voor den kellner-kiezer niet mogen voe
gen een fooi, bij de betaling van het glas
suikerwater, ter gelegenheid van de ver
kiezingsrede, tot lafenis zijner droge keel,
besteld. Hij zou de betaling van de rekening,
voor het costuum, waarin hij ophetplatform
verschijnt, aan den kleermaker-partijgenoot,
niet mogen bespoedigen.
Verdere voorbeelden bij te brengen, laat
ik aan onze hoogere burgerjongens over.
Immers het zou mij verbazen, wanneer zij
niet dadelijk beet hadden, waar het sophisme
van De Standaard schuilt.
Voor alle zekerheid zal ik het maar
zeggen. Niet, dat gij voldoet aan een van
elders bestaand obligo wraakt de zuiverings
eed, maar dat gij ad hoc, hier en mi, voor
dit doel, te uwer gunste, een obligo schep t,
keert zij.
Wie nu, schouderophalend, mij toevoegt:
»het is nog al duidelijk", gelieve te beden
ken, dat ik bezig ben uilen naar Athene
te brengen, of neen, ik ben bezig uilen,
die men uit Athene heeft doen vliegen,
den nek om te draaien. Het gedierte
mocht eens kwaad doen.
Laat ons eindigen met de hoop, dat wan
neer I>e Standaard de rechte Grondwet zal
hebben ontdekt, het blad ook den rechten
vertolker ontmoeten moge.
Amst., 20 Mei JUl. J. A. LEVY.
Rechtstoestand van
Ambtenaren.
Met volkomen instemming las ik in het
avondblad van De Telegaaa/'d.d. 10 April
een ingezonden stukje onderteekend door
de heeren de Vries en Grondhoud, vor
mende het bestuur van een vereeniging
van leeraaren, over bovengenoemd onder
werp. Deze heeren wezen er op, dat in
ons lieve Nederland een ambtenaar zoo
vrij is, als een vogel in de lucht, dat zijn
rechtstoestand geheel ongeregeld is, waarop
Thorbecke en later mr. E. Fokker
de aandacht vestigden. Maar niettegen
staande dat is in de laatste halve eeuw geen
stap gedaan, om in dezen toestand verbe
tering te brengen. De heeren de V. en G.
stellen nu voor, dat iedere rijksambtenaar,
die daartoe in de gelegenheid is, den
candidaten voor de Kamer een tweetal vragen
zal stellen, waarvan zij dan de antwoorden
zullen publiceeren.
't Spijt mij zeer te moeten bekennen
weinig vertrouwen in deze manier van
handelen te hebben. In dagen van ver
kiezing stelt men den candidaten zoo veel
vragen, dat het die heeren wel eens gaat
duizelen; zij worden dan erg vrijgevig met
hun instemming, wel wetende, dat niet
alles wat wenschelijk is, door de regeering
wordt uitgevoerd. Als men dezen weg
volgt, vrees ik, dat men niets zal bereiken.
Een andere, mijns inziens betere weg is,
de weg der reclame. De verschillende
rijksambtenaren moeten zich tot n ver
eeniging organiseeren en dan gezamenlijk
de Kat de bel aanbinden. Men moet tel
kens en telkens de regeering op de feiten
wijzen, waaruit blijkt, dat onze rechtstoe
stand geregeld dient te worden; de pers
dient in den arm genomen te worden om
de publieke opinie te bewerken. In n
woord men moet de groote trom roeren
en dan zal het misschien over eenigen
tijd eens gelukken tot een resultaat te
geraken. Ik maak me volstrekt geen
illusie, dat in het komend vierjarig tijd
perk iets voor ons gedaan zal worden,
ook al vonden de heeren de Vries en
Grondhoud een meerderheid in de Kamer,
die hun vragen bevestigend beantwoordde.
Het laisser faire, laisser passer, de oude
Manchester-leer, zit er nog te diep in;
men moet eerst het kalf hebben zien ver
drinken, alvorens men den put gaat dempen.
Hoewel er nu al verscheiden kalveren in
menschengedaante door dien ongeregelden
rechtstoestand verdronken zijn, toch zijn er
nog geen dempers 'voor den put aanwezig.
Dat is ook niet te verwonderen, want
gewoonlijk werd als oorzaak van den dood
dier drenkelingen door de heeren bureaucra
ten, die, 't zij tusschen twee haakjes gezegd,
(zeer handig zijn in het afgeven van
doodsberichten) een andere reden opgegeven,
dan die de goe-gemeente er voor hield.
Bureaumenschen houden niet van haken
en oogen, zij zijn er op gesteld kalm en
koel achter hun lessenaartje de dingen te
beoordeelen, en als er dan een
onweertje aan den buiigen hemel zichtbaar
wordt, zijn zij blij, die onweersgoden
tot rust te hebben gebracht, en alles weer
zonneschijn lijkt. Sussen, met een kluitje
in 't riet sturen, dat zijn dingen waarin
de heeren erg sterk zijn. De schreeuwendste
onbillijkheden en de slechtste toestanden
weten zij vaak met den mantel der liefde
te bedekken en dan maakt het op het
froote publiek den indruk of alles
uitsteend in orde en uitnemend geregeld is,
terwijl toch in werkelijkheid het vrijwel
een Augiasstal is. Zoolang de boel maar
marcheert en de wagen blijft rollen, al
rollen de wielen dan ook over menschen
heen. is het best. Maar o wee, als er
iets hapert, als er geld te kort is, dan is
het mis, dan loopt alles te zamen, dan
zijn de chefs, al is het bedrag ook gering,
dadelijk bij de hand: hun activiteit is
bewonderenswaardig; maar, als menschen
worden afgebeuld, zijn zij in de meeste
gevallen ver te zoeken. En dit is ook geen
wonder. In onze hedendaagsche christen
maatschappij buigt men voor den almighty
dollar; er mag nog wel eens een Mozes
opstaan om het gouden kalf naar beneden
t« halen.
Meen nu niet, dat ik hier eenige alge
meenheden vertel, groote woorden gebruik,
dat zal u blijken uit eenige feiten, uit
mijn ambtelijke loopbaan.
Ik geniet de twijfelachtige eer te
behooren tot het corps postbeambtenaren ;
de betrekking van commies is een zeer be
nijdenswaardige, ten minste het groote
publiek denkt er zoo over, vanwaar anders
het groote aantal aspiranten bij de examens.
De exameneischen zijn vrij hoog en het
corps commiezen bezit genoeg kundigheden,
welke hun slechts weinig te pas komen,
want gewoonlijk is hun betrekking niet
veel meer dan een klerken-baantje. Meestal
is men een machine, het werk zou
evengoed kunnen worden verricht door
minder ontwikkelde personen, die dan ook
lager konden worden gesalarieerd. Het
corps commiezen kon dan worden inge
krompen, waardoor de promotie misschien
iets beter zou worden. Om bij het vak der
Posterijen en Telegraphie een betrekking
te bekleeden waarbij men van z'n opgedane
ontwikkeling wat meer kan profiteeren,
zijn vaak een vijf en-twintig-tal dienst
jaren nog niet voldoende.
Voor dien tijd is en blijft men de
machine, overgeleverd aan de genade van
de heeren Directeuren. Zij hebben de
macht in handen, en kunnen vrijwel naar
willekeur tegen inferieuren optreden. Nu
kan men zich 'wel beklagen bij den Inspec
teur of den Directeur-Generaal, maar dat
geeft gewoonlijk niets. Toen ik mij eens
wilde beklagen, over een mij opgelegde
boete, zeide de betrokken Directeur: »Ja
dat kunt ge nu wel doen, maar 't geeft
u niets, betalen moet ge toch, en dat
protest wordt in mijn handen gesteld om
rapport, dat natuurlijk niet anders kan
zijn, dan het eerst was.1'
Daarna heb ik me op een ander Kan
toor, toen ik meende onrechtvaardig be
jegend te zijn, eens laten verleiden mij
over mijn chef te beklagen. Maar wie
schetst mijn verbazing, toen mij na een
veertien dagen door den betrokken Inspec
teur schriftelijk werd medegedeeld: dat
mijn klacht een zeer ongunstigen indruk
had gemaakt, en ik me had te voegen
naatde bevelen van den Directeur.
Van de feiten in mijn schrijven ge
noemd, was niet de minste nota genomen.
Van een verhoor was geen sprake geweest.
De Directeur was zelfs zoo fair, terwijl ik
hem mijn schrijven persoonlijk ter hand
stelde, zijn antwoord niet mede te deelen.
Zoo iets durft men nog recht noemen. En
dit is de gewone gang van zaken. Als
men zich schriftelijk beklaagt, dan wordt
die klacht in handen gesteld van den
betrokken Inspecteur of Directeur, en deze
weten zich er wel uit te redden. Den klager
wordt het zwijgen opgelegd, en Lieb
Vaterland kannst ruhig sein: alles gaat
weer z'n ouden gang, als ware er niets
gebeurd.
Gaat mea zich mondeling beklagen, dan
is het nog eenvoudiger: met een zoet
praatje, en een verleidelijk glimlachje, weet
men den klager de deur uit te krijgen,
en afgeloopen is het. De conduitestaten
uitgezonderd (die na hun openbaar worden,
ook hun beteekenis hebben verloren) wordt
alles, ambtenaren betreffende, in het geheim
behandeld. Men geeft er de voorkeur aan
als de mollen onder den grond te werken.
Deze manier van berechting is al zeer
zonderling, en moet natuurlijk aanleiding
geven tot knoeierijen. Wie ter wereld zal
willen beweren, dat onpartijdig wordt
geoordeeld, indien de betrokken partij (de
Directeur of Inspecteur) in zijn eigen zaak
van advies dient, m. a. w. zijn eigen rechter
is. Nu zal men mij tegenvoeren, dat het
gewoonlijk onbelangrijke
dienstaangelegenheden zijn, maar dit is niet altijd zoo, er
zijn ook belangrijker kwesties. Zoo o. a.
het volgende:
Eenige jaren geleden werd op het bij
kantoor Tulpplein te Amsterdam, inge
broken en uit de gassen van de verschil
lende ambtenaren geld ontvreemd. Bewezen
was, dat de kassen goed afgesloten waren,
zoodat hier van overmacht sprake was.
Het Hoofdbestuur der Posterijen, stelde
evenwel den beheerder verantwoordelijk
voor dien diefstal en wilde, dat deze het
gestolene bijpaste. Toen hij daartegen
reclameerde, werd het besluit in dier
voege gewijzigd, dat de beheerder de helft
moest betalen en de betrokken ambtenaren
elk voor de andere helft verantwoordelijk
werden gestald. Natuurlijk hadden zij
weinig lust dit geld te betalen, daar 't
buiten hun schuld ontvreemd was. Een der
betrokken commiezen hield op de eerst
volgende vergadering van het corps een
rede over deze kwestie en stelde voor,
het hoofdbestuur een proces aan te doen,
ten einde tot een beslissing te komen in
een zoo belangrijk geval als dit, daar,
volgens zijn zienswijze, het zeer onbillijk
was, dat het Kijk zijn eigen rechter was
in deze zaak. 't Kwam evenwel zoo ver
niet; het bestuur der broederschap van
commiezen spande zich er voor en de
minister deelde aan den betrokken amb
tenaar mede, dat het voorschrift waarbij
bepaald werd, dat het opleggen eener boete
van meer dan ? 25, bij Kon. Besluit ge
schiedde, hier van toepassing was, zoodat
hij maai kalm moest wachten met de be
taling van de penningen, waartoe hij door
het Hoofdbestuur der Posterijen was aan
gemaand, tot dat dit besluit in het Staats
blad kwam. Daar nu dit besluit nooit
verschenen is, heeft de betrokken commies
ook nooit betaald. Ziedaar de keurige
oplossing van dit vraagstuk, waarom men
zou moeten lachen, als het niet zoo treurig
was.
Dit is al een zeer sprekend feit, dat ik
zou kunnen vermeerderen met nog anderen,
waarbij ambtenaren, die plm. ?1200 trak
tement genieten, verantwoordelijk worden
gesteld voor schade aan het Rijk berok
kend door diefstal van aangeteekende
brieven, oplichterijen aan de spaarbank
en dergelijken; maar er blijkt mijns inziens
reeds voldoende uit, dat het wel noodig
is een college in het leven te roepen, dat
in zulke gevallen onpartijdig recht spreekt.
HEKMAN VAX DEVENTER.
(Slot volgt.}
Mr, Dirk Dénier Curiias Staatsman
door
MR. JOOST DE GKAAFF, te Haarlem.
II.
In ons eerste artikel (zie Weekbl. van 14
April) besloten wij met de behouden terug
komst van Donker Curtius en van Van
Hogendorp in den Haag. Zij hadden volhard in hunne
weigering den uniform van garde d'honneur te
dragen en behoefden thans, nu geheel den
Haag in opstand was tegen het Fransch gou
vernement, niet meer bevreesd te zijn dat de
Stassart nogmaals door geweld hen zou dwingen
deel uit te maken van de garde.