Historisch Archief 1877-1940
DE^A M STERDAM MER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1249
Bekend is de val van het keizerrijk en de
\ereeniging in 1815 van Holland met België.
Dit laatste land zond derhalve eveneens ver
tegenwoordigers naar den Haag totdat in 't
jaar 1821 zich tot ergernis van velen de mare
verspreidde dat het kiesdistrict Namen tot
afgevaardigde der 2e Kamer verkozen had:
baron de Stassart, gewezen prefect van het
departement der monden van de Maas"; geen
wonder dat verschillende couranten zich scherp
over eene dergelijke benoeming uitlieten en dat
Donker Curtius aan zijn voormaligen kwelgeest
een open brief" zond om hem te bewegen
zooveel fijn gevoel te hebben van zelf terug; te
treden; het schrijven is te breed oerig dat hier
eene opname in extenso mogelijk zou zijn;
daarom slechts enkele zinsneden:
Waant gij dat men den prefect de Stassart
vergeten heeft V dat men zich uwe
schandelijke aanrandingen op de vrijheid en goederen
der ingezetenen niet meer kan voor den geest
brengen? en zult gij in deze stad voor u de
bescherming der wetten durven inroepen, waar
gij dezelve zoo menigmaal, tot verderf der
ingezetenen, met voeten hebt getreden? Zal
ik hen, die getoo.'.d heeft noch wet noch
recht te erkennen, met stilzwijgen als verte
genwoordiger der natie zien optreden, hem,
wiens aanzyn mij en den mijnen de droevigste
uren van mijn en hun leven voor den geest
brengt en wiens verdrijving het uur mijner
verlo-sing was? Al zweeg de geheele natie,
ik zal, ik mag niet zwijgen.
Treed dus terug, Staasarr, uw eigen
bslarg, uwe eigene rust vorderen het evenzeer
als wij het weuEchen; weet dat, welke
houding güook moogt aannemen, men nimmtr
den preffct van het departement der monden
van de Maas zal vergeten.
D. Donker Curtius".
Stassart's verkiezirg kan beschouwd worden
als een uiting van de gezindheid, die in
Zu.dNederland heerschte ten opzichte van het Noor
den; door verschil in geloof, in volksaard, in
opvattingen ontstond voortdurend meer wrijvini',
die door de houding der regeering er niet op
verbeterde; welke voortreffelijke eigenschappen
Wjllem I overigens mocht hebben, n gebrek
had hij, n.l. te veel zijn eigen weg te gaan en
daardoor vaak den verkeerden in te slaan;
door de oprichting van het collegium
philosophicum te Leuven, de opheffing der
seminaria, de vervolgingen der dagbladen
van liberale richting werden zoowel de Belgen
als de liberalen van Noo-d-Nederland gedwongen
zich tegen zulke maatregelen te verzetten en
was Donker Curtius, als altijd, in 't voorste
gelid va*n hen, die kampten voor politieke en
geloofsvrijheid. Het gouvernement, en vooral
de toenmalige minister van Maanen, stoorde
zich aan niets, zoodat weldra de eerste teekenen
der omwenteling zich te Brussel openbaarden,
waar Donker Curtius juist vertoefde. Er was
nog een middel de uitbarsting der revolutie te
voorkomen, n.l. de opheffing van de voornaamste
grieven der Belgen; daarvoor moest een per
soonlijk beroep gedaan worden op den koning,
en terstond bood Donker Curtius, na overleg
met eenige Belgische leden der 2e Kamer,
z!ch aan naar den Haag te reizen om voor
Willem I het goed recht der Balgan te be
pleiten. Onverwijld begaf hij zich per post
wagen daarheen en, nog geheel overdekt met
't stof van de reis, laat hij terstond om een
particulier onderhoud verzoeken by zijr e Maje
steit Willem I, 't geen na eecige aarzeling
wordt toegestaan.
Sire, begon Donker Curtius, faites
disparaitre les principaux griefs des Belges, je vous
en tupplie, signez la pièce que voici ou
donnez moi, en témoignage de vos bonnes
intentions, tel autre crit de votre main, faites-Ie,
et sans changer d'habits je retourne a Bruxelles
et vous conservez la Belg'que."
De koning bleef standvastig weigeren.
Sire, la Belg'que est perdue pour vous!
J'ai l'honneur de saluer Votre Majesté."
Spoedig werd de voorspelling bewaarheid en
was Belgiëvoor den koning verloren.
Van nu af wijdde hij zich geheel aan de
rechtspractijk en verwierf grooten roem zoowel
door grondige kennis als door z'n buitenge
wone welsprekendheid; eene welsprekendheid
die het toppunt bereikte in het proces tegen
den afgescheiden predikant Scholte voor het
Hof in Den Haag. Eene kleine historische uit
wijding tot verduidelijking.
Langzamerhand waren in de Hervormde
Kerk meer vrijzinnige denkbetlden doorge
drongen en was het meerendeel <ifr predikanten
die de; kbeelden toegedaan onder welke vooraan
stond dr. H. H. Donker Curtius, Dirk's oudste
broeder, predikant te Arnhem en president der
Synode. Hiertegen was tot nog toe geen oppo
sitie gekomen tot eindelijk da Costa en Groen
van I'rinsterer met woorden en in geschriften
verzet begonnen aan te teekenen tegen de
moderne idéVs en aandrongen op handhaving
der dogmata geformuleerd door de Dordtsche
Synode in 1619. Weldra kregen zij een vrij
grooten aanhang en beijverden zich vooral twee
jonge predikanten, de Cock en Scholte, om
aanhangers te winnen voor de ou.ie leer. Scholte
leisde overal rond ea verkondigde zeifsstaa, de
op een kar of tafel in de open lucht, de naar
zijn overtuiging juiste dogma's, liet gouverne
ment, weinig in overeenstemming met de in
Holland steeds gegolden helibende geloofsvrijheid,
nam maatregelen tegen deze ijveraars en liet
hunne samenkomsten door de politie
uiteenjagen, ja, de predikant Scholte werd zelfs aan
geklaagd wegens verstoring der openbare orde.
Zeker is 't dat Scholte zich schuldig gemaakt
had aan opruiing door te trachten de bevolking
op te hitsen tegen de moderne domino's doch
't blijft de vraag of de regeering niet veel
verstar;diger gedaan zou hebben nut zich van
inmenging te onthouden en niet door vervol
ging juist het getal aanhangers te doen ver
meerderen. Als liberaal ia den waren zin van
het woord nam Dirk Donker Curtius de ver
dediging van Scholte en derhalve de verdedi
ging van de geloofsvrijheid op zich, ondanks
het feit dat de persoon, die door zijn grooten
invloed op koning Willem I dezen voortdurend
had aangespoord tot strenge maatregelen te^en
de afgescheidenen, juist was zijn oudste broeder,
de bovengenoemde president der Synode, dr. H.
II. Donker Curtius, terwijl een jongere broeder
,de latere president van den lloogen Raad,
mr. Donker Curtius van Tienhoven, in de
2e Kamer steeds het noodzakelijke van ver
volging had betoogd. Tot aller eer zij echter
gezegd dat deze zaak nimmer eene verkoeling
tusschen de broeders tengevolge heeft gehad.
De moderne begrippen op godsdienstig terrein
hadden gelijken tred gehouden met die op
staatkundig gebied: de geldende grondwet
moest noorlwendig herzien worder, hoezrer de
koning daartegen ook was gekant, tot eindelijk
door de afscheiding van Belgiëin 1840 de
revisie plaats had; hoewel in deze constitutie
niet eens het recht van amendement, noch de
ministerieele verantwoordelijkheid waren opge
nomen, ging zij Willem I toch reeds te ver en
besloot deze derhalve afstand te doen van de
troon, wat den 7 October 1840 plaats had.
Natuurlijk dat thans de hoop der liberale partij
op een meer uitgebreide herziening geheel
gevestigd was op Willem II en dat Donker
Curtius in vergaderingen en in brochures zijn
machtige stem verhief om het doel te bereiken.
Toch wilde de regeering zich niet op dat terrein
wagen en scheen de Koning zelfs eenige wrok te
koesteren tegen de voorstanders, 't geen vooral
Donker Curtius moest ervaren, die, nog kort gele
den benoemd tot ridder in de orde van den Ked.
Leeuw en dikwijls ten paleize komende, thans
officieus vernemen moest dat verdere bezoeken
den koning niet aangenaam zouden zijn; men
had Zijne Majesteit in 't oor geblazen dat
Donker Curtius vijandig was aan de dynastie
en aanstuurde op eene republikein che
regeeringsvorm. Hoe hard het voor Dirk was zoo
slecht begrepen te worden, ging bij niettemin
met onverflauwden ijver voort op den inge
slagen weg en besloot tot eene missive aan
den koning ten einde dezen te bewegen tot
toegeven, van welk schrijven hier enkele stukken
een plaats mogen vinden.
Aan den koning.
Sire!
Ik wenach mij te rechtvaardigen in de
oogen van Uwe Majesteit; men bedriegt Uwe
Majesteit; men laat haar de zaken niet zien
in 't ware licht; men schaamt zich zelfs niet
de leugen te baat te nemen om zich voor Uwe
Majesteit te vertoonen in't licht der waarheid;
men veroorlooft zich mijn pogingen tot eene
grondwetsherziening te geraken te (iiialificeeren
a!s een aanval gericht tegen de kroon ! Inte
gendeel worde het prestige der kroon door
mijn voorstellen niet verzwakt maar zeer
versterkt. Raadpleegt de grootste staatslieden
van Europa en Uwe Majesteit zal zien dat ik
gelijk heb.
Ons vaderland, Sire, is wel verdeeld in
conservatieven en vooruitstrevenden, maar eene
partij, die in haar vaandel voert omverwerping
van het koninklijk gezag, bestaat niet. Moge
,.Uwe Majesteit zich aansluiten bij de partij
der revisie en terstond zullen zeven achtsten
der behoudenden onze zijde kiezen.
Ziet hier, Sire, de waarheid, en tevens mijne
rechtvaardiging. O, dat Uwe Majesteit haar
acceptetre; ik wensch het niet voor mij
persocnlijk, want, hoe getroffen overigens door
de ongenade, waarin ik bij Uwe Majesteit ben
gevallen, grootheid of roem zoek ik niet;
slechts uit liefde voor het volk en uit liefde
voor het Oranjehuis handel ik. Wat ook het
resultaat van mijn schrijven moge zijn, toch
zal ik mij onveranderd blijven noemen van
Uwe Majesteit den zeer onderdanigen en zeer
getrouwen onderdaan
Diik Donker Curtius."
Den Haaj, 7 Februari 1845.
Hierop werd namens Willem II het volgende
geantwoord:
Den Haag, 12 Februari 1845.
De Koning heeft uw schrijven van gisteren
ontvangen en mij opgedragen U te berichten,
dat Zijne Majesteit uwe zienswijze niet deelt;
maar met voldoening heeft Zij vernomen dat
U niet gedreven wordt door drijfveeren
vijandig aan Haar Persoon en aart Hare
Dynastie.
De Directeur van het Kabinet
des Koning*,
A. G. A. van Rappard.
Den Heer Donker Curtius."
Hoewel de brief den Koning omtrent den
psrsoon van Donker Curtius betere inzichten
had doen krijgen, omtrent de zaak bleef de
zienswijze onveranderd; dj regeering speelde
een gevaarlijk spel daar de drang naar grond
wetsherziening in den Jande voortdurend sterker
werd en men slechis op eene gelegenheid
wachtte de liberale idee te doen zegevieren.
Die gelegenheid zou zich weldra voordoen, t )en
in Frankrijk de reuaachachtige worstelstrijd
begon tusschen het behoud en de vooruitgang
en in 1848 Louis Philippe verdreven word en
de republiek werd geproclameerd; overal in
Europa, in B^den, Wurtemberg, Beieren, Hes
sen, ja zelfs in Pruisen eischte men liberale
hervormingen, in welk laatste land de latere
keizer Wilhelm I de vlucht moest nemen. Ook
in ons land begon het te gisten; de
revolutionnaire journalist Van Bsvervoorde wordt in
triomf rondgedragen door do straten vai den
Haag; man colporteert met de nieuwstijdingen
uit de Franacho republiek; de agitatie wordt
algemeen.
Thans begon Wiilem II den toestand helder
in te zien en ontbieit uit eig'/n bewsgii.g,
zonder zijn ministers te raadplegen, den
toenmaügcn president der Tweede Kam;;!1. Boroel
van llogelanden, ten paleizo, aan wien Zijr.c
Majesteit muledeelt zicii te willen schikken
naar den volkswil en de constitutie in liberalen
zin te doen herzien. Met vreugde wordt deze
tijding vernomen en daardoor de revolutie in
hare geboorte verstikt. Reeds den 17 Maart
benoemt de Koning esne commissie tot ont
werping cener nieuwe grondwet, en wel
Thorbecke, Dirk Donker ?Curtius, de Kernpenaer,
Luzac en Storm.
Een schitterende triomf voor Donker Curtius,
nog geen drie jaren geleden door Wiilem II
gewantrouwd en thans do ir Xijne Majesteit in
de commissie benoemd terwijl bij den l!) Maart,
dus twee dagen later, de portefeuille van Jus
titie ontving. Eén zaak was echter jammer, nl.
het nifct opnemen van Thorbecke in
hetmiaisteiie, voornamelijk een gevolg van bet drijven
van den toenmaligen nr.nisler-president
Schirnmelpenninck.
Even nadat de nieuwe ministers hunne functie
aanvaard hadden verzochten en verkregen ze
het ontslag van den vice-president van den
Raad van State, baron van Doorn van
Wcstkapeüc, den meest verstokten conservatief'. Hoe
dit in zijn werk ging vol ge hier:
Bij een onderhoud tusschen Willem II en
Donker Curtius zeide Zijne Majesteit plotseling:
Monsieur, j'ai a vous poser une ijuestion
avant tent, question a Ipquelle vous dcvez
immédiatement me répondre: Souhaltcz-voub
la Républi<iue 't"
Non, Sire, je ne la dcsire point et je vais
..pxposer ii Votre Majestépou'ijuoi je n e ia
souhaite pas. Si je disais ne pas la vouio;r
par attachernent a Votre Msjestéou a sa
dynastie, je me croirais un tlafteur, capable de
trahir dés demain l'un et l'autre, je ne la
désire point mi!<[uoment par amour pour Is
penple. La roysntéconstituonnelle me semble
tre, dans ce pay«. la ,'ouie garantie possible
contre un pouvoir oligarch'que, ennemi des
libertés individueJles et polit ques, aust-i bien
que contre ceux, qai s'entrchaissent par amour
du ponvoir.''
Ces paroles (hernam Willem II) me plaisent
plus que je ne pourrais vous Ie dire. Voici ma
main. J'ai foi et contiance en vous Personne
ne nous séparera plus. Etcs vous satisfait?'1
Pas encore, Sire, Votre question m'a frappe.
Elle doit tre Ie fruit d'une déflance qu'un
autre a de nouveau veillée en vous. Qm s'en.
est rendu coupable? Il faut que je Ie sache.
Les ministres déinissionna-res ne voient plus
Votre Majesté. Ce doit donc tre Ie
Viceprésident du conseil d'état, Ie baron van Doorn
van Westkapelle ?''
Vous l'avez nommé, monsieur Donker
Curtius."
Ea bien, Sire, votre Majestévoudra cboisir
entre lui et moi. Pour bien pouvoir aervir la
cause publique, en ces moments d'anxét
générale il laut qu'une personne aussi haut
placée et aussi ii.fluente ne puisse pas plus
longtemps miner mon crédit et me rendre
suspect au sein du conseil d'Etat et a la cour.
Si Votre Majesté, qui m'a appelévers elle il
y a quelques jours, reclame encore
messervices, il faut qu' Elle loigne Ie baron van Doorn."
Zooals we boven Eagen, kreeg de
vice-president terstond zijn ontslag.
(Slot volyt)
Het pscMetoniiig lefliscHliaraacentiscli
Museum ie Amsterdam,
door dr. C. E. D A s i E L s.
Toen in Juli 1809 de beide Koninginnen de
historisch-genee'ikundige Tentoonstelling te
Arnhem, bij gelegenheid van het 50 jarig be
staan der Nederlandsche Maatschappij tot Bevor
dering der Geneeskunst gehouden, met een
langdurig en belangstellend bezoek vereerden,
zeide II. M. Koningin Emma tegen mij. dat
H. M. het betreurde als aie leerdame en be
langwekkende voorwerpe.i weer uit elkaar zouden
gaan, dat een daaruit gevormd blijvend museum
toch veel nut zou kunnen stichten. Duzejuiste
opmerking bracht mij op het denkbeeld te
trachten zulk een museum tot stand te brengen.
Daartoe waren, zooals mij bij nader over
weging bleek, drie zaken noodig:
1. De beschikking over een voldoend aantal
voorwerpen.
2. Het vinden van daartos geschikte lokalen.
3. Het bijeei brengen van de noodige gelden,
om de inrichting van zulk een museum te
bestrijden.
Ik meende dat met de voorwerpen moest
worden aangevangen.
Ik wendde mij daarom het eerst tot eenige
inzenders ter tentoonstelling en ontvirg van
deze terstond de toezegging, dat ik na het
sluiten der tentoonstelling hun eigendommen
kon in ontvangst nemen, om daarmede naar
goedvinden te handelen.
Orndat ik van oordeel wa«, dat een
pharmaceutisch gedeelte aan het museum moest
worden toegevoegd om er de noodige afwisse
ling voor het groote, niet deskundige publiek in
te kunnen aanbrengen, begaf ik mij daarop
naar al de oudste apothtkers in Amsterdam,
met de vraag of zij mij daartoe voor hen
nuttelooze, niet meer gebruikt wordende voorwerpen
wilden afstaan. Die vraa? vond bj verreweg
het meerendeel niets dan de meest welwillende
ontvangst, zoodat ik na eenige weken in het
bszit was van een groote verzameling meer en
n.in belangrijk pharmaceutische ustensili
n,uiterma'e geschikt voor de inr.chting van eenoude
apotheek en een oud pharmaceutisch chemisch
labo'atorium, zooals dit voor pi.m. 100 jaren
in Nederland in gebruik was.
Maar al die schenkers wenscbten, toen zij
dien ouden rommel van vlieringen en zolders
en uit kelder» hadden voor den dag gehaald
en schoongemaakt, nu ook zoo spoedig mogelijk
daarvan ontlast te worden. Men verzocht mij
dus dit alles binnen den kortst ui3gelijken tijd
te doen af halt n.
Maar waarheen 't Ik had daarvoor natuurlijk
niet do noodige ruimte en werd dus gedwo* gen
onmiddellijk daarnaar om te zien.
Ik wendde mij in de eerste plaats tot den
heer hootU-direcU-ur van het Rijksmuseum, om
dat ik hoopte rtaar welliclit later ook een blij
vende plaats voor mijn museum te zullen kun
nen erlangen.
Met de meeste welwillendheid werJ rnij echter
door den heer v. Riemsdijk beide beslist ge
weigerd, l uit gebrek aan ruimte en 2 omdat
de heer v. R. van ojrdeel waj, dat een mustum,
ais het door mij bedoelde, geen kunstwaarde
genoeg heelt om, zeits als er plaa's was, in het
Uijksmuseum te kunnen worden opgenomen.
Do heer v. R ging nog verder en s'eide mij
lachend voor om het Rijksmuseum te willen
ontlasten van een verzameling pharmaceutische
voorwerpen, door de Ne.lerlai dsche
Maatschappij tot bevordering der pharmacic, voor
jaren daaraan in vollen eigendom afgestaan,
omdat deze Maatschappij geen kar.s zag daar
mede het bij ds : ijcunbrengir.g beoogde d -el.
de oprichtirg van e.n oud Hoilandsche Apo
theek, ten uitvoer te brrngen.
D.t denkbeeld lachte mij zeer toe, doch de
uitvoering bleek bij nader inzien alleen dan
misschien mogelijk te zijn, wanneer er eer.
vorm kon worden gevonden, waaronder de stad
geneigd zou zijn, zijn eigendom in bruikleen
te geven, b.v. ter plaatsing in het Stedelijk
Museum der hoofdstad.
Die medcdeeling brachc mij op de gedachte
derwaarts te gaan, in de hoop i'.-; j r gelukkiger
te zuilen slagen in hr-t vinden van "een
voorloopige en wellicht later d li- itieve plaats. De
conservator van het Stedelijk MUMJUUI, de heer
van Someren Brand, vond mijn plan i iet ver
werpelijk en zegilo mij terstond zijn medewer
king gaarne toe, omdat er in bet Stedelijk
Museum nog eenige lokalen, waarover niet be
paald besolukt was, ongebruikt bonden.
Het gelukte mij kort dar.rna een tijdelijke
bergplaats te vinden voor al die goederen welk-.?
dienen moeten voor hot pharmaceutisch gedeelte
van mijn plannen. En deze nanjen gestadig in
hoeveelheid toe, zoodat zij thans meer dan
twee zalen in het Stedelijk Museum geheel
vullen.
Bovendien had ik reeds eenigen tijd vroeger,
door de welwillendheid van den Wethouder
van P. W., dr. Blooker, de beschikking ge
kregen over twee vertrekken boven do IL li.
School met ."jarige cun-ns aan de
Wet:ringf-chans, om d.ïar cie grootere, uit Arnhem af
komstige voorwerpen, onder dak te brengen.
Ik richtte daarop tot B. en W. bet verzoek
om mij voor het vermelde plan do bedoelde
lokalen in het Gemeen! e Museum in bruikleen
te willen afstaan en daarbij tevens de beschik
king te geven over verschillende gemeente-eigen
dommen, dre in znlk een museum als ik be
oogde heter op bun plaats zonden >ijn, dan in
bun tegenwoordige verblijven b.v. de gasthuizen
en het stedelij; armenhuis.
Oiiicicus werd mij daarop geantwoord, dat er
geen beslissing op mijn vraag kon worden ge
nomen, alvorens ik bad aangetoond over "de
noodige fondsen te kunnen beschikken, die voor
de inrichting van zulk een museum zouden
ncodig zijn. De burgemeester toch was riet
geneigd daarvoor ooit gelden, boe gering ook,
door de belastingschuldigen opgebracht, te
bezigen.
Zoo werd ik van zeif gebracht tot de nood
zakelijkheid om pogingen aan te wenden de
benoodigde gelden bveen te brengen.
Maar hoeveel? Daaromtrent had ik mijn ge
dachten nog nimmer laten gaan en toen ik dit
deed merkte ik alras dat het een wanhopig
pogen was, want dat dit een gebied was waarop
ik mij absoluut niet te huis gevoelde. Zelfs bij
benadering kon ik mij daaromtrent geen voor
stelling maken.
Ik wendde mij dus tot een by uitstek bevoeg
deskundige, den heer architect W. Kromhout
Czn., die mij terstond zijne hulp toezegde en
een globale begrooting opmaakte, na kennis
genomen te hebben van de lokaliteiten die ik
had aangevraagd, en van de plannen die ik
daarin wenschte uit te voeren.
En toen ik nu die begrooting had, begon
eigenlijk het werk eerst, want toen moest er
getracht worden aan de eisenen daarvan te
gemoet te komen. Maar er zijn in de hoofd
stad gelukkig mannen bij wie men nimmer te
vergeefs aa^klopr, wanneer het geldt nuttige
zaken tot stand te brengen, welke kunnen dienen
om Amsterdam meer en grooter aantrekkings
kracht te verschaffen voor landgenoot en
vreemdeling. Hun namen zijn te overbekend
dan dat ik ze hier zou behoeven te noemen.
En toen ik mij tot hen had begeven, hun
mijn plannen met de begrooting had blootge
legd, werd ik niet alleen in mijn verwachtin
gen niet teleurgesteld, doch was ik al vrij
spoedig in het bezit van toezeggingen tot zulk
een bedrag, dat ik ook de hulp van mijn
collega's durfde inroepen ter verwezenlijking
van mijn plannen, die het mij vergui d werd
op een vergadering van den Geneeskundigen
kring uit een te zetten. Binnen enkele weken
hadden deze alleen mij een som van ongeveer
f 1500 toegezegd en toen daarop nog andere
maecinaten toetraden en mijn plannen met
woord en daad steunden, meende ik de toe
dracht der zaak ook te mogen mededeelec aan
Hare Majesteiten, da beide Koninginnen, met
het eerbiedig verzoek ook mijn pogen
tinantieel te wiilen steunen. Reeds eenige dagen
later ontving ik namens de beide Koninginnen
bericht dat op mijn verzoek goedgunstig was
beschikt en mij twee koninklijke gü\en werden
toegezegd.
Daarbij werd mij echter de vraag gedaan,
wie nu voortaan het bestuur van dat geprojec
teerd museum in handen zou hebben''?
Die vraag was voor mij een vingerwijzing
om aan mijn museuinplannen het zuiver indi
vidueel karakter te ontnemen, ze daardoor op
een meer vaster bodera over te brengen.
Na overleg met ee< ige deskundige vrienden
besloot ik er een stichting van te maken, die
in December 1900 order den naam van
Geschiedkundig 3Leditch- l'liarmaceutisch Mu
seum tot stand en onder het bestuur kwam
van de II H. B. J Stokvis, W. Stoed.r,
Hector Treub, A. J. Rijk, W. van Rijnberk, E. A.
Lehmann en C. E. Daniels.
Op de eerste bestuursvergadering hadden die
heeren de welwillendheid mij het presidium
van het Bestuur op te dragen, terwijl de heer
oud-apotheker Rijk als secretaris en de h er
Lehman als penningmeester optraden.
Op die eerste vergadering in Januari 1901
bleek tevens dit de toegezegde gelden vol
doende waren, om, met het oog op de ge
maakte begrooting, aan uitvoering van de plan
nen te gaan denken.
Er werd dus besloten aan B. en W. te
berichten, dat de Stichting, die nu mijne vroe
gere aanvrage herhaalde, in staat was de
kosten voor haar rekening te nemen, als slechts
het gemeentebestuur de noodige lokaliteiten in
bruikleen zou willen afstaan.
Op dit verzoek is tbins gunstig beschikt.
Daardoor heett de Stichting het gebruik ge
kregen, van de vier kabinetten rechts van den
ingang gelijkvloers, in bet Gemeente-museum.
Daar zuilen nu gemaakt worden een
oudIlollandsche apotheek en een oud Am-tcrdamsch
laboratorium, beide met gebruikmaking van de
reeds genoemde in het Rijks-museum aanwe
zige voorwerpen, wanneer het Z. E. den Minister
van Binnenlandsche Zaken zal hebben behaagd
deze in bruikleen af te staan; voorts een zaal
voor krai;kzinnigenverpleging, naar de daarvan
bestaande teekening in Nieuwen:.uys" Genees
kundige plaatsbeschrijving van Amsterdam (1820)
geheel alleen gemaakt uit het daarvoor uit bet
Duiten-Gasthuis uitgebroken materiaal, dus vol
strekt hUtor'sch juist, in a! haar afschuwlrkheid
d. i. met de meest consequente toepassing van
het in de If-e en bet begin der 19e ec-uw in
gebruik zijnd i'cntraiitt.
'/.ij droeg dan ook zeer terecht den naim
van !ii}kken,'i'i.l.
In het vierde ka'iinet ei.'icïelijk komt de oud
holiandseiip. (1-Sj eeuw:chcj kraamkamer, naar
de beroemde teokenirg van Corneüs Troost",
met al baar HetV-lijks en gelukkigs, waardoor
/ij tot opschrift zou kunnen (iragen Licht,
Lief,Ie, Leven.
Op deze wijze zullen al degenen die ever
eenige maanden het Stedelijk Museum bezoeken,
een kijkja kunnen nemen in het intieme
Hollandsche leven, waarover men wel eens beeft
liooren spreken of wat heelt gelezen, doch
waarvan ongetwijfeld alle niet deskundige be
zoekers een gar.seh andere voorstelling hadden,
dan zij bij het verlaten van het gebouw naar
huis zullen mede nemen.
Het geheel is een stukje geschiedenis van
Nederland in beeld, dat zeker ook de
vref-mdelingeii n:et onbevredigd zal laten en voor
ieder liOïteloox toc;'/<tnh/ij.\ z'tl ~/j>i, op alle
uren en dagen, waarop het Stedelijk Museum
voor bet publiek wordt opengesteld.
ec ia/o
Arbeifls- en rnsitlcn,
II. (Slol.';
Kon gewijzigd ontwerp is dus ingediend,
in plaats ciat de ininiftor het eerste maar
stüleijes naar den prulleimiand heeft laten
verhuizen, waar her. zooals ivij gezien heb
ben, /.oker minder misplaatst zou geweest
zijn da.ii op den toonbank van een regeer ing
die volgens het uithangbord in sociale
rechtvaardigheid doet.
Of' die wijziging een volkomen ver
betering is zullen wij nu moeten nagaan
en \vij kunnen niet beter doen dan de ver
wachtingen niet te hoog spannen. Immers
reeds dadelijk wordt in de Memorie van
Antwoord l > de volgende, bepaald curieuze,
I) Evenals de vroeger gepubliceerde be
scheiden is deze met het gewijzigd ontwerp
in handig formaat verschenen bij van Markers
Drukkerij Vennootschap te Delft.
uitlating gevonden, die ons niet anders dan
ongerust kan maken over de manier waarop
de minister over de arbeidswetgeving denkt.
»Het ontwerp" zoo lezen wii in 's ministers
repliek, »zou volgens het Voorl. Verslag
niet genoeg rekening houden met de eischen.
der praktijk. Als voorbeeld wordt gewezen
op de bepalingen omtrent den arbeid in
bakkerijen, welke hoewel bestemd om den
arbeid der bakkers te verlichten, door deze
volstrekt niet met ingenomenheid zijn ont
vangen. Dit laatste is niet te ontkenden,
doch daarbij doet zich het eigenaardig
geval voor, dat veelal bakkerspatroons de
voorgestelde bepalingen afkeuren omriat
deze te ver gaan, terwijl aan den anderen
kant de werklieden over het algemeen van
oordeel zijn, dat de bedoelde bepalingen
veel te beperkt zijn. Als voorbeelden mogen
hier worden aangehaald, dat de
Bakkersvereeniging Groningen (uitsluitend uit
patroons bestaande), zich met de regeling.
opgenomen in het eerste lid van art. 5
(vaststelling van 10 a 11 urigen ai beid
voor de arbeiders cat. A beJiahe de bakkers)
vereenigt, maar het in het tweede lid (voor
de arbeiders in liroodbakkerijen) op 17 be
paalde aantal uren op 18 zoude wenschen
te zien bepaald. D jor het hoofdbestuur van
den Ned. Bakkersgezellen bond, wordt
intusschen aangedrongen om het zooeven
genoemde aantal uren van 17 terug te
brengen op l:>". Uit het hier medegedeelde
(en uit soortgelijke uitingen van de Kamers
van Arbeid) blijkt dat de regeering inder
daad niet geheel onbekend was met de
bestaande toestanden toen zij het wetsont
werp samenstelde, zoo meent de minister,
aan het slot dezer geciteerde weerlegging.
Wij krijgen daarvan een geheel anderen
indruk : Dat de minister het aangehaalde
»een eigenaardig geval" noemt is welspre
kend. Immers het is niets anders dan een
minister bij sociale wetgeving verwachten
kan en moet, en de strekking van het
verwijt moet wel juist deze zijn, dat het
»geval" zich wat al te weinig «eigenaardig"
heeft voorgedaan en de verontwaardiging
aan de zijde der patroons niet minstens
even groot is als die van de arbeiders. De
wetgeving heet de laatsten te besehermen
tegen de al te groote uitbuiting door de
eersten en behoort dus met de/.en minder
rekening te houden dan met genen. Iets
wat bij dezen minister angstvallig is nage
laten.
Ook nu nog. \Vant wel is waar is met
de erge beperktheid van het eerste ontwerp
wat betreft de categorie beschermde arbei
ders gebroken, maar ook nu nog zonder
dat dit veel beduidt of waarborg geeft. De
minister heeft gemeend wel een grooter
aantal inrichtingen' dan de schadelijke aan
de beperking van den arbeidsduur te moeten
onderwerpen, doch niet zóó ver te moeten
gaan, dat alle bedrijven aan die beperking
zouden zijn < nderworpen. Behalve de
arbeiders, werkzaam in brood-, koek-,
beschuit- of banketbakkerijen en in de
bedrijven die in art. l van het Veiligheids
besluit zijn genoemd, zullen . . . tot categorie
A. (ook) behooren de arbeiders die werk
zaam zijn in bedrijven waardoor de verwerkt
wordende stollen of door de wijze waarop,
of de omstandigheden waaronder de arbeid
moet worden verricht, eene beperking van
den arbeidsduur noodzakelijk te aclitcn. Met
die omschrijving worden de arbeiders aan
gewezen, J;en aanzien van wie eene beper
king van den arbeidsduur in de (crislejjhi'üs
H'cnscltclijk moet worden geacht".
Heel mooi, maar wat willen nu eigenlijk
de door ons gecursiveerde bepalingen
zeg?gen ? De tweede geeft eer bet tegendeel
van inlichting omtrent de uitgestrekt))* i.}
van de eerste. Met blijft zóó vaag. dat, er
geen touw aan vast te knoopen is. L>at,
behoeft dan ook niet, als de minister het
maar weet, want die zal bij alMineene
maatregel van bestuur mogen aanwijzen
de bedrijven, die hij schadelijk acht, -- en
hij zal de anderen naar goedvinden mogen
voorbijgaan.
Het was reeds een grief tegen het oude
ontwerp maar het moet het ook tegen
het gewijzigde blijven dat de macht aan
den minister gegeven veel te groot is. Dit
is van beid 3 kanten, zoowel voor patioons
als voor arbeiders dus, ecu gevaar. Ken
sociale wet is een rmjlstcen op den weg die
er ligt, tusschen deze beide
maatsphappelijke klassen, door de volksvertegenwoor
diging na ampele krachtmeting neerge/et.
K'i nu .geeft het geen pas aan het uordt el
van den minister een der aller bi-lang'ijks;e
beslissingen van zulk een wet, n:; mei ij k
die omtrent de personen op wie /?!!
oetijkkiug zul hebben, over te hiïen. lv?n con
servatieve of een radicale bewindsman
maken het eens vastgestelde onzeker voor
een van beide partijen. Zeker een mi.'iishr
als Millenind kan langs dezen weg wellicht
heel wat tot stand brengen dat dankbaar
To
blijft
het niet overeenkomstig de gezonde demo
cratie en schuilt er voor een land aU het
onze zeer zeker fen «root gevaar ;;>. Met
name in deze materie, waar het niet bij
een enkele hesii.-sing blijft en bt t ho: Ie
stelsel onvast en onzeker word». Met de
Veiligheidswet \vas dit al eeniqrszins zoo
maar lang niet in even groote mate. daar' het
daar op verre na niet zulk een bt !an
genstrijd betrof als over liet punt, \v;i::r ,1e
arbeidstijd zul eindiren en de rusttijd een
aanvang nemen. Het is mogelijk dut
in deze aaiizichhouderij het systeem van
zekere sociale politiek die steeds wil streven
>b;nnen de grenzen van het bereikbare'"
een zeer practisehe toepassing vindt, maar
dan rijst met nog meer recht de vraag of
dit systeem in dat geval wel het meest
wenschelijke is. Ken vraag die reeds door
haar zoo te stellen voldoende beantwoord is.
Dubbel is daarom te appreciferen wat
wel in de wet staat of om juister te
zijn : wat bij de uitzonderingen niet meer
wordt genoemd en dus, doordat het ui: i
meer in de wet staat er iirl >j>i''e.r komt te
vallen. (Men ziet dat wettelijke terinijioln^ie
riet alt.ijd zuiverheid van beeld waarborgt.!)
Maar dan, wat er nu v, el onder kon? t te
vallen is in de eerste plaats alle hui-arbeid
in indiistrieeleu zin, dan de
vla.-braakhokken en zwingdkreten terwijl ten slotte
tegen mogelijke ontduiking der wet door
banketbakkers een kleine verduidelijking
van 't desbetreffend artikel is aangebracht".
Maar hiermede houdt het dan ook eigen
lijk op. Want iie mogelijkheid die is aan
gebracht om voor «sommige bedrijven" een
korteren arbeidsduur voor te schrijven dan
van 11 uur per etmaal of 10 uur per etmaal
als raeer dan [ van die werkuren in den
nacht vallen, is weder en dat nog wel op