De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 2 juni pagina 2

2 juni 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE^A M STERDAM MER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1249 Bekend is de val van het keizerrijk en de \ereeniging in 1815 van Holland met België. Dit laatste land zond derhalve eveneens ver tegenwoordigers naar den Haag totdat in 't jaar 1821 zich tot ergernis van velen de mare verspreidde dat het kiesdistrict Namen tot afgevaardigde der 2e Kamer verkozen had: baron de Stassart, gewezen prefect van het departement der monden van de Maas"; geen wonder dat verschillende couranten zich scherp over eene dergelijke benoeming uitlieten en dat Donker Curtius aan zijn voormaligen kwelgeest een open brief" zond om hem te bewegen zooveel fijn gevoel te hebben van zelf terug; te treden; het schrijven is te breed oerig dat hier eene opname in extenso mogelijk zou zijn; daarom slechts enkele zinsneden: Waant gij dat men den prefect de Stassart vergeten heeft V dat men zich uwe schandelijke aanrandingen op de vrijheid en goederen der ingezetenen niet meer kan voor den geest brengen? en zult gij in deze stad voor u de bescherming der wetten durven inroepen, waar gij dezelve zoo menigmaal, tot verderf der ingezetenen, met voeten hebt getreden? Zal ik hen, die getoo.'.d heeft noch wet noch recht te erkennen, met stilzwijgen als verte genwoordiger der natie zien optreden, hem, wiens aanzyn mij en den mijnen de droevigste uren van mijn en hun leven voor den geest brengt en wiens verdrijving het uur mijner verlo-sing was? Al zweeg de geheele natie, ik zal, ik mag niet zwijgen. Treed dus terug, Staasarr, uw eigen bslarg, uwe eigene rust vorderen het evenzeer als wij het weuEchen; weet dat, welke houding güook moogt aannemen, men nimmtr den preffct van het departement der monden van de Maas zal vergeten. D. Donker Curtius". Stassart's verkiezirg kan beschouwd worden als een uiting van de gezindheid, die in Zu.dNederland heerschte ten opzichte van het Noor den; door verschil in geloof, in volksaard, in opvattingen ontstond voortdurend meer wrijvini', die door de houding der regeering er niet op verbeterde; welke voortreffelijke eigenschappen Wjllem I overigens mocht hebben, n gebrek had hij, n.l. te veel zijn eigen weg te gaan en daardoor vaak den verkeerden in te slaan; door de oprichting van het collegium philosophicum te Leuven, de opheffing der seminaria, de vervolgingen der dagbladen van liberale richting werden zoowel de Belgen als de liberalen van Noo-d-Nederland gedwongen zich tegen zulke maatregelen te verzetten en was Donker Curtius, als altijd, in 't voorste gelid va*n hen, die kampten voor politieke en geloofsvrijheid. Het gouvernement, en vooral de toenmalige minister van Maanen, stoorde zich aan niets, zoodat weldra de eerste teekenen der omwenteling zich te Brussel openbaarden, waar Donker Curtius juist vertoefde. Er was nog een middel de uitbarsting der revolutie te voorkomen, n.l. de opheffing van de voornaamste grieven der Belgen; daarvoor moest een per soonlijk beroep gedaan worden op den koning, en terstond bood Donker Curtius, na overleg met eenige Belgische leden der 2e Kamer, z!ch aan naar den Haag te reizen om voor Willem I het goed recht der Balgan te be pleiten. Onverwijld begaf hij zich per post wagen daarheen en, nog geheel overdekt met 't stof van de reis, laat hij terstond om een particulier onderhoud verzoeken by zijr e Maje steit Willem I, 't geen na eecige aarzeling wordt toegestaan. Sire, begon Donker Curtius, faites disparaitre les principaux griefs des Belges, je vous en tupplie, signez la pièce que voici ou donnez moi, en témoignage de vos bonnes intentions, tel autre crit de votre main, faites-Ie, et sans changer d'habits je retourne a Bruxelles et vous conservez la Belg'que." De koning bleef standvastig weigeren. Sire, la Belg'que est perdue pour vous! J'ai l'honneur de saluer Votre Majesté." Spoedig werd de voorspelling bewaarheid en was Belgiëvoor den koning verloren. Van nu af wijdde hij zich geheel aan de rechtspractijk en verwierf grooten roem zoowel door grondige kennis als door z'n buitenge wone welsprekendheid; eene welsprekendheid die het toppunt bereikte in het proces tegen den afgescheiden predikant Scholte voor het Hof in Den Haag. Eene kleine historische uit wijding tot verduidelijking. Langzamerhand waren in de Hervormde Kerk meer vrijzinnige denkbetlden doorge drongen en was het meerendeel <ifr predikanten die de; kbeelden toegedaan onder welke vooraan stond dr. H. H. Donker Curtius, Dirk's oudste broeder, predikant te Arnhem en president der Synode. Hiertegen was tot nog toe geen oppo sitie gekomen tot eindelijk da Costa en Groen van I'rinsterer met woorden en in geschriften verzet begonnen aan te teekenen tegen de moderne idéVs en aandrongen op handhaving der dogmata geformuleerd door de Dordtsche Synode in 1619. Weldra kregen zij een vrij grooten aanhang en beijverden zich vooral twee jonge predikanten, de Cock en Scholte, om aanhangers te winnen voor de ou.ie leer. Scholte leisde overal rond ea verkondigde zeifsstaa, de op een kar of tafel in de open lucht, de naar zijn overtuiging juiste dogma's, liet gouverne ment, weinig in overeenstemming met de in Holland steeds gegolden helibende geloofsvrijheid, nam maatregelen tegen deze ijveraars en liet hunne samenkomsten door de politie uiteenjagen, ja, de predikant Scholte werd zelfs aan geklaagd wegens verstoring der openbare orde. Zeker is 't dat Scholte zich schuldig gemaakt had aan opruiing door te trachten de bevolking op te hitsen tegen de moderne domino's doch 't blijft de vraag of de regeering niet veel verstar;diger gedaan zou hebben nut zich van inmenging te onthouden en niet door vervol ging juist het getal aanhangers te doen ver meerderen. Als liberaal ia den waren zin van het woord nam Dirk Donker Curtius de ver dediging van Scholte en derhalve de verdedi ging van de geloofsvrijheid op zich, ondanks het feit dat de persoon, die door zijn grooten invloed op koning Willem I dezen voortdurend had aangespoord tot strenge maatregelen te^en de afgescheidenen, juist was zijn oudste broeder, de bovengenoemde president der Synode, dr. H. II. Donker Curtius, terwijl een jongere broeder ,de latere president van den lloogen Raad, mr. Donker Curtius van Tienhoven, in de 2e Kamer steeds het noodzakelijke van ver volging had betoogd. Tot aller eer zij echter gezegd dat deze zaak nimmer eene verkoeling tusschen de broeders tengevolge heeft gehad. De moderne begrippen op godsdienstig terrein hadden gelijken tred gehouden met die op staatkundig gebied: de geldende grondwet moest noorlwendig herzien worder, hoezrer de koning daartegen ook was gekant, tot eindelijk door de afscheiding van Belgiëin 1840 de revisie plaats had; hoewel in deze constitutie niet eens het recht van amendement, noch de ministerieele verantwoordelijkheid waren opge nomen, ging zij Willem I toch reeds te ver en besloot deze derhalve afstand te doen van de troon, wat den 7 October 1840 plaats had. Natuurlijk dat thans de hoop der liberale partij op een meer uitgebreide herziening geheel gevestigd was op Willem II en dat Donker Curtius in vergaderingen en in brochures zijn machtige stem verhief om het doel te bereiken. Toch wilde de regeering zich niet op dat terrein wagen en scheen de Koning zelfs eenige wrok te koesteren tegen de voorstanders, 't geen vooral Donker Curtius moest ervaren, die, nog kort gele den benoemd tot ridder in de orde van den Ked. Leeuw en dikwijls ten paleize komende, thans officieus vernemen moest dat verdere bezoeken den koning niet aangenaam zouden zijn; men had Zijne Majesteit in 't oor geblazen dat Donker Curtius vijandig was aan de dynastie en aanstuurde op eene republikein che regeeringsvorm. Hoe hard het voor Dirk was zoo slecht begrepen te worden, ging bij niettemin met onverflauwden ijver voort op den inge slagen weg en besloot tot eene missive aan den koning ten einde dezen te bewegen tot toegeven, van welk schrijven hier enkele stukken een plaats mogen vinden. Aan den koning. Sire! Ik wenach mij te rechtvaardigen in de oogen van Uwe Majesteit; men bedriegt Uwe Majesteit; men laat haar de zaken niet zien in 't ware licht; men schaamt zich zelfs niet de leugen te baat te nemen om zich voor Uwe Majesteit te vertoonen in't licht der waarheid; men veroorlooft zich mijn pogingen tot eene grondwetsherziening te geraken te (iiialificeeren a!s een aanval gericht tegen de kroon ! Inte gendeel worde het prestige der kroon door mijn voorstellen niet verzwakt maar zeer versterkt. Raadpleegt de grootste staatslieden van Europa en Uwe Majesteit zal zien dat ik gelijk heb. Ons vaderland, Sire, is wel verdeeld in conservatieven en vooruitstrevenden, maar eene partij, die in haar vaandel voert omverwerping van het koninklijk gezag, bestaat niet. Moge ,.Uwe Majesteit zich aansluiten bij de partij der revisie en terstond zullen zeven achtsten der behoudenden onze zijde kiezen. Ziet hier, Sire, de waarheid, en tevens mijne rechtvaardiging. O, dat Uwe Majesteit haar acceptetre; ik wensch het niet voor mij persocnlijk, want, hoe getroffen overigens door de ongenade, waarin ik bij Uwe Majesteit ben gevallen, grootheid of roem zoek ik niet; slechts uit liefde voor het volk en uit liefde voor het Oranjehuis handel ik. Wat ook het resultaat van mijn schrijven moge zijn, toch zal ik mij onveranderd blijven noemen van Uwe Majesteit den zeer onderdanigen en zeer getrouwen onderdaan Diik Donker Curtius." Den Haaj, 7 Februari 1845. Hierop werd namens Willem II het volgende geantwoord: Den Haag, 12 Februari 1845. De Koning heeft uw schrijven van gisteren ontvangen en mij opgedragen U te berichten, dat Zijne Majesteit uwe zienswijze niet deelt; maar met voldoening heeft Zij vernomen dat U niet gedreven wordt door drijfveeren vijandig aan Haar Persoon en aart Hare Dynastie. De Directeur van het Kabinet des Koning*, A. G. A. van Rappard. Den Heer Donker Curtius." Hoewel de brief den Koning omtrent den psrsoon van Donker Curtius betere inzichten had doen krijgen, omtrent de zaak bleef de zienswijze onveranderd; dj regeering speelde een gevaarlijk spel daar de drang naar grond wetsherziening in den Jande voortdurend sterker werd en men slechis op eene gelegenheid wachtte de liberale idee te doen zegevieren. Die gelegenheid zou zich weldra voordoen, t )en in Frankrijk de reuaachachtige worstelstrijd begon tusschen het behoud en de vooruitgang en in 1848 Louis Philippe verdreven word en de republiek werd geproclameerd; overal in Europa, in B^den, Wurtemberg, Beieren, Hes sen, ja zelfs in Pruisen eischte men liberale hervormingen, in welk laatste land de latere keizer Wilhelm I de vlucht moest nemen. Ook in ons land begon het te gisten; de revolutionnaire journalist Van Bsvervoorde wordt in triomf rondgedragen door do straten vai den Haag; man colporteert met de nieuwstijdingen uit de Franacho republiek; de agitatie wordt algemeen. Thans begon Wiilem II den toestand helder in te zien en ontbieit uit eig'/n bewsgii.g, zonder zijn ministers te raadplegen, den toenmaügcn president der Tweede Kam;;!1. Boroel van llogelanden, ten paleizo, aan wien Zijr.c Majesteit muledeelt zicii te willen schikken naar den volkswil en de constitutie in liberalen zin te doen herzien. Met vreugde wordt deze tijding vernomen en daardoor de revolutie in hare geboorte verstikt. Reeds den 17 Maart benoemt de Koning esne commissie tot ont werping cener nieuwe grondwet, en wel Thorbecke, Dirk Donker ?Curtius, de Kernpenaer, Luzac en Storm. Een schitterende triomf voor Donker Curtius, nog geen drie jaren geleden door Wiilem II gewantrouwd en thans do ir Xijne Majesteit in de commissie benoemd terwijl bij den l!) Maart, dus twee dagen later, de portefeuille van Jus titie ontving. Eén zaak was echter jammer, nl. het nifct opnemen van Thorbecke in hetmiaisteiie, voornamelijk een gevolg van bet drijven van den toenmaligen nr.nisler-president Schirnmelpenninck. Even nadat de nieuwe ministers hunne functie aanvaard hadden verzochten en verkregen ze het ontslag van den vice-president van den Raad van State, baron van Doorn van Wcstkapeüc, den meest verstokten conservatief'. Hoe dit in zijn werk ging vol ge hier: Bij een onderhoud tusschen Willem II en Donker Curtius zeide Zijne Majesteit plotseling: Monsieur, j'ai a vous poser une ijuestion avant tent, question a Ipquelle vous dcvez immédiatement me répondre: Souhaltcz-voub la Républi<iue 't" Non, Sire, je ne la dcsire point et je vais ..pxposer ii Votre Majestépou'ijuoi je n e ia souhaite pas. Si je disais ne pas la vouio;r par attachernent a Votre Msjestéou a sa dynastie, je me croirais un tlafteur, capable de trahir dés demain l'un et l'autre, je ne la désire point mi!<[uoment par amour pour Is penple. La roysntéconstituonnelle me semble tre, dans ce pay«. la ,'ouie garantie possible contre un pouvoir oligarch'que, ennemi des libertés individueJles et polit ques, aust-i bien que contre ceux, qai s'entrchaissent par amour du ponvoir.'' Ces paroles (hernam Willem II) me plaisent plus que je ne pourrais vous Ie dire. Voici ma main. J'ai foi et contiance en vous Personne ne nous séparera plus. Etcs vous satisfait?'1 Pas encore, Sire, Votre question m'a frappe. Elle doit tre Ie fruit d'une déflance qu'un autre a de nouveau veillée en vous. Qm s'en. est rendu coupable? Il faut que je Ie sache. Les ministres déinissionna-res ne voient plus Votre Majesté. Ce doit donc tre Ie Viceprésident du conseil d'état, Ie baron van Doorn van Westkapelle ?'' Vous l'avez nommé, monsieur Donker Curtius." Ea bien, Sire, votre Majestévoudra cboisir entre lui et moi. Pour bien pouvoir aervir la cause publique, en ces moments d'anxét générale il laut qu'une personne aussi haut placée et aussi ii.fluente ne puisse pas plus longtemps miner mon crédit et me rendre suspect au sein du conseil d'Etat et a la cour. Si Votre Majesté, qui m'a appelévers elle il y a quelques jours, reclame encore messervices, il faut qu' Elle loigne Ie baron van Doorn." Zooals we boven Eagen, kreeg de vice-president terstond zijn ontslag. (Slot volyt) Het pscMetoniiig lefliscHliaraacentiscli Museum ie Amsterdam, door dr. C. E. D A s i E L s. Toen in Juli 1809 de beide Koninginnen de historisch-genee'ikundige Tentoonstelling te Arnhem, bij gelegenheid van het 50 jarig be staan der Nederlandsche Maatschappij tot Bevor dering der Geneeskunst gehouden, met een langdurig en belangstellend bezoek vereerden, zeide II. M. Koningin Emma tegen mij. dat H. M. het betreurde als aie leerdame en be langwekkende voorwerpe.i weer uit elkaar zouden gaan, dat een daaruit gevormd blijvend museum toch veel nut zou kunnen stichten. Duzejuiste opmerking bracht mij op het denkbeeld te trachten zulk een museum tot stand te brengen. Daartoe waren, zooals mij bij nader over weging bleek, drie zaken noodig: 1. De beschikking over een voldoend aantal voorwerpen. 2. Het vinden van daartos geschikte lokalen. 3. Het bijeei brengen van de noodige gelden, om de inrichting van zulk een museum te bestrijden. Ik meende dat met de voorwerpen moest worden aangevangen. Ik wendde mij daarom het eerst tot eenige inzenders ter tentoonstelling en ontvirg van deze terstond de toezegging, dat ik na het sluiten der tentoonstelling hun eigendommen kon in ontvangst nemen, om daarmede naar goedvinden te handelen. Orndat ik van oordeel wa«, dat een pharmaceutisch gedeelte aan het museum moest worden toegevoegd om er de noodige afwisse ling voor het groote, niet deskundige publiek in te kunnen aanbrengen, begaf ik mij daarop naar al de oudste apothtkers in Amsterdam, met de vraag of zij mij daartoe voor hen nuttelooze, niet meer gebruikt wordende voorwerpen wilden afstaan. Die vraa? vond bj verreweg het meerendeel niets dan de meest welwillende ontvangst, zoodat ik na eenige weken in het bszit was van een groote verzameling meer en n.in belangrijk pharmaceutische ustensili n,uiterma'e geschikt voor de inr.chting van eenoude apotheek en een oud pharmaceutisch chemisch labo'atorium, zooals dit voor pi.m. 100 jaren in Nederland in gebruik was. Maar al die schenkers wenscbten, toen zij dien ouden rommel van vlieringen en zolders en uit kelder» hadden voor den dag gehaald en schoongemaakt, nu ook zoo spoedig mogelijk daarvan ontlast te worden. Men verzocht mij dus dit alles binnen den kortst ui3gelijken tijd te doen af halt n. Maar waarheen 't Ik had daarvoor natuurlijk niet do noodige ruimte en werd dus gedwo* gen onmiddellijk daarnaar om te zien. Ik wendde mij in de eerste plaats tot den heer hootU-direcU-ur van het Rijksmuseum, om dat ik hoopte rtaar welliclit later ook een blij vende plaats voor mijn museum te zullen kun nen erlangen. Met de meeste welwillendheid werJ rnij echter door den heer v. Riemsdijk beide beslist ge weigerd, l uit gebrek aan ruimte en 2 omdat de heer v. R. van ojrdeel waj, dat een mustum, ais het door mij bedoelde, geen kunstwaarde genoeg heelt om, zeits als er plaa's was, in het Uijksmuseum te kunnen worden opgenomen. Do heer v. R ging nog verder en s'eide mij lachend voor om het Rijksmuseum te willen ontlasten van een verzameling pharmaceutische voorwerpen, door de Ne.lerlai dsche Maatschappij tot bevordering der pharmacic, voor jaren daaraan in vollen eigendom afgestaan, omdat deze Maatschappij geen kar.s zag daar mede het bij ds : ijcunbrengir.g beoogde d -el. de oprichtirg van e.n oud Hoilandsche Apo theek, ten uitvoer te brrngen. D.t denkbeeld lachte mij zeer toe, doch de uitvoering bleek bij nader inzien alleen dan misschien mogelijk te zijn, wanneer er eer. vorm kon worden gevonden, waaronder de stad geneigd zou zijn, zijn eigendom in bruikleen te geven, b.v. ter plaatsing in het Stedelijk Museum der hoofdstad. Die medcdeeling brachc mij op de gedachte derwaarts te gaan, in de hoop i'.-; j r gelukkiger te zuilen slagen in hr-t vinden van "een voorloopige en wellicht later d li- itieve plaats. De conservator van het Stedelijk MUMJUUI, de heer van Someren Brand, vond mijn plan i iet ver werpelijk en zegilo mij terstond zijn medewer king gaarne toe, omdat er in bet Stedelijk Museum nog eenige lokalen, waarover niet be paald besolukt was, ongebruikt bonden. Het gelukte mij kort dar.rna een tijdelijke bergplaats te vinden voor al die goederen welk-.? dienen moeten voor hot pharmaceutisch gedeelte van mijn plannen. En deze nanjen gestadig in hoeveelheid toe, zoodat zij thans meer dan twee zalen in het Stedelijk Museum geheel vullen. Bovendien had ik reeds eenigen tijd vroeger, door de welwillendheid van den Wethouder van P. W., dr. Blooker, de beschikking ge kregen over twee vertrekken boven do IL li. School met ."jarige cun-ns aan de Wet:ringf-chans, om d.ïar cie grootere, uit Arnhem af komstige voorwerpen, onder dak te brengen. Ik richtte daarop tot B. en W. bet verzoek om mij voor het vermelde plan do bedoelde lokalen in het Gemeen! e Museum in bruikleen te willen afstaan en daarbij tevens de beschik king te geven over verschillende gemeente-eigen dommen, dre in znlk een museum als ik be oogde heter op bun plaats zonden >ijn, dan in bun tegenwoordige verblijven b.v. de gasthuizen en het stedelij; armenhuis. Oiiicicus werd mij daarop geantwoord, dat er geen beslissing op mijn vraag kon worden ge nomen, alvorens ik bad aangetoond over "de noodige fondsen te kunnen beschikken, die voor de inrichting van zulk een museum zouden ncodig zijn. De burgemeester toch was riet geneigd daarvoor ooit gelden, boe gering ook, door de belastingschuldigen opgebracht, te bezigen. Zoo werd ik van zeif gebracht tot de nood zakelijkheid om pogingen aan te wenden de benoodigde gelden bveen te brengen. Maar hoeveel? Daaromtrent had ik mijn ge dachten nog nimmer laten gaan en toen ik dit deed merkte ik alras dat het een wanhopig pogen was, want dat dit een gebied was waarop ik mij absoluut niet te huis gevoelde. Zelfs bij benadering kon ik mij daaromtrent geen voor stelling maken. Ik wendde mij dus tot een by uitstek bevoeg deskundige, den heer architect W. Kromhout Czn., die mij terstond zijne hulp toezegde en een globale begrooting opmaakte, na kennis genomen te hebben van de lokaliteiten die ik had aangevraagd, en van de plannen die ik daarin wenschte uit te voeren. En toen ik nu die begrooting had, begon eigenlijk het werk eerst, want toen moest er getracht worden aan de eisenen daarvan te gemoet te komen. Maar er zijn in de hoofd stad gelukkig mannen bij wie men nimmer te vergeefs aa^klopr, wanneer het geldt nuttige zaken tot stand te brengen, welke kunnen dienen om Amsterdam meer en grooter aantrekkings kracht te verschaffen voor landgenoot en vreemdeling. Hun namen zijn te overbekend dan dat ik ze hier zou behoeven te noemen. En toen ik mij tot hen had begeven, hun mijn plannen met de begrooting had blootge legd, werd ik niet alleen in mijn verwachtin gen niet teleurgesteld, doch was ik al vrij spoedig in het bezit van toezeggingen tot zulk een bedrag, dat ik ook de hulp van mijn collega's durfde inroepen ter verwezenlijking van mijn plannen, die het mij vergui d werd op een vergadering van den Geneeskundigen kring uit een te zetten. Binnen enkele weken hadden deze alleen mij een som van ongeveer f 1500 toegezegd en toen daarop nog andere maecinaten toetraden en mijn plannen met woord en daad steunden, meende ik de toe dracht der zaak ook te mogen mededeelec aan Hare Majesteiten, da beide Koninginnen, met het eerbiedig verzoek ook mijn pogen tinantieel te wiilen steunen. Reeds eenige dagen later ontving ik namens de beide Koninginnen bericht dat op mijn verzoek goedgunstig was beschikt en mij twee koninklijke gü\en werden toegezegd. Daarbij werd mij echter de vraag gedaan, wie nu voortaan het bestuur van dat geprojec teerd museum in handen zou hebben''? Die vraag was voor mij een vingerwijzing om aan mijn museuinplannen het zuiver indi vidueel karakter te ontnemen, ze daardoor op een meer vaster bodera over te brengen. Na overleg met ee< ige deskundige vrienden besloot ik er een stichting van te maken, die in December 1900 order den naam van Geschiedkundig 3Leditch- l'liarmaceutisch Mu seum tot stand en onder het bestuur kwam van de II H. B. J Stokvis, W. Stoed.r, Hector Treub, A. J. Rijk, W. van Rijnberk, E. A. Lehmann en C. E. Daniels. Op de eerste bestuursvergadering hadden die heeren de welwillendheid mij het presidium van het Bestuur op te dragen, terwijl de heer oud-apotheker Rijk als secretaris en de h er Lehman als penningmeester optraden. Op die eerste vergadering in Januari 1901 bleek tevens dit de toegezegde gelden vol doende waren, om, met het oog op de ge maakte begrooting, aan uitvoering van de plan nen te gaan denken. Er werd dus besloten aan B. en W. te berichten, dat de Stichting, die nu mijne vroe gere aanvrage herhaalde, in staat was de kosten voor haar rekening te nemen, als slechts het gemeentebestuur de noodige lokaliteiten in bruikleen zou willen afstaan. Op dit verzoek is tbins gunstig beschikt. Daardoor heett de Stichting het gebruik ge kregen, van de vier kabinetten rechts van den ingang gelijkvloers, in bet Gemeente-museum. Daar zuilen nu gemaakt worden een oudIlollandsche apotheek en een oud Am-tcrdamsch laboratorium, beide met gebruikmaking van de reeds genoemde in het Rijks-museum aanwe zige voorwerpen, wanneer het Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken zal hebben behaagd deze in bruikleen af te staan; voorts een zaal voor krai;kzinnigenverpleging, naar de daarvan bestaande teekening in Nieuwen:.uys" Genees kundige plaatsbeschrijving van Amsterdam (1820) geheel alleen gemaakt uit het daarvoor uit bet Duiten-Gasthuis uitgebroken materiaal, dus vol strekt hUtor'sch juist, in a! haar afschuwlrkheid d. i. met de meest consequente toepassing van het in de If-e en bet begin der 19e ec-uw in gebruik zijnd i'cntraiitt. '/.ij droeg dan ook zeer terecht den naim van !ii}kken,'i'i.l. In het vierde ka'iinet ei.'icïelijk komt de oud holiandseiip. (1-Sj eeuw:chcj kraamkamer, naar de beroemde teokenirg van Corneüs Troost", met al baar HetV-lijks en gelukkigs, waardoor /ij tot opschrift zou kunnen (iragen Licht, Lief,Ie, Leven. Op deze wijze zullen al degenen die ever eenige maanden het Stedelijk Museum bezoeken, een kijkja kunnen nemen in het intieme Hollandsche leven, waarover men wel eens beeft liooren spreken of wat heelt gelezen, doch waarvan ongetwijfeld alle niet deskundige be zoekers een gar.seh andere voorstelling hadden, dan zij bij het verlaten van het gebouw naar huis zullen mede nemen. Het geheel is een stukje geschiedenis van Nederland in beeld, dat zeker ook de vref-mdelingeii n:et onbevredigd zal laten en voor ieder liOïteloox toc;'/<tnh/ij.\ z'tl ~/j>i, op alle uren en dagen, waarop het Stedelijk Museum voor bet publiek wordt opengesteld. ec ia/o Arbeifls- en rnsitlcn, II. (Slol.'; Kon gewijzigd ontwerp is dus ingediend, in plaats ciat de ininiftor het eerste maar stüleijes naar den prulleimiand heeft laten verhuizen, waar her. zooals ivij gezien heb ben, /.oker minder misplaatst zou geweest zijn da.ii op den toonbank van een regeer ing die volgens het uithangbord in sociale rechtvaardigheid doet. Of' die wijziging een volkomen ver betering is zullen wij nu moeten nagaan en \vij kunnen niet beter doen dan de ver wachtingen niet te hoog spannen. Immers reeds dadelijk wordt in de Memorie van Antwoord l > de volgende, bepaald curieuze, I) Evenals de vroeger gepubliceerde be scheiden is deze met het gewijzigd ontwerp in handig formaat verschenen bij van Markers Drukkerij Vennootschap te Delft. uitlating gevonden, die ons niet anders dan ongerust kan maken over de manier waarop de minister over de arbeidswetgeving denkt. »Het ontwerp" zoo lezen wii in 's ministers repliek, »zou volgens het Voorl. Verslag niet genoeg rekening houden met de eischen. der praktijk. Als voorbeeld wordt gewezen op de bepalingen omtrent den arbeid in bakkerijen, welke hoewel bestemd om den arbeid der bakkers te verlichten, door deze volstrekt niet met ingenomenheid zijn ont vangen. Dit laatste is niet te ontkenden, doch daarbij doet zich het eigenaardig geval voor, dat veelal bakkerspatroons de voorgestelde bepalingen afkeuren omriat deze te ver gaan, terwijl aan den anderen kant de werklieden over het algemeen van oordeel zijn, dat de bedoelde bepalingen veel te beperkt zijn. Als voorbeelden mogen hier worden aangehaald, dat de Bakkersvereeniging Groningen (uitsluitend uit patroons bestaande), zich met de regeling. opgenomen in het eerste lid van art. 5 (vaststelling van 10 a 11 urigen ai beid voor de arbeiders cat. A beJiahe de bakkers) vereenigt, maar het in het tweede lid (voor de arbeiders in liroodbakkerijen) op 17 be paalde aantal uren op 18 zoude wenschen te zien bepaald. D jor het hoofdbestuur van den Ned. Bakkersgezellen bond, wordt intusschen aangedrongen om het zooeven genoemde aantal uren van 17 terug te brengen op l:>". Uit het hier medegedeelde (en uit soortgelijke uitingen van de Kamers van Arbeid) blijkt dat de regeering inder daad niet geheel onbekend was met de bestaande toestanden toen zij het wetsont werp samenstelde, zoo meent de minister, aan het slot dezer geciteerde weerlegging. Wij krijgen daarvan een geheel anderen indruk : Dat de minister het aangehaalde »een eigenaardig geval" noemt is welspre kend. Immers het is niets anders dan een minister bij sociale wetgeving verwachten kan en moet, en de strekking van het verwijt moet wel juist deze zijn, dat het »geval" zich wat al te weinig «eigenaardig" heeft voorgedaan en de verontwaardiging aan de zijde der patroons niet minstens even groot is als die van de arbeiders. De wetgeving heet de laatsten te besehermen tegen de al te groote uitbuiting door de eersten en behoort dus met de/.en minder rekening te houden dan met genen. Iets wat bij dezen minister angstvallig is nage laten. Ook nu nog. \Vant wel is waar is met de erge beperktheid van het eerste ontwerp wat betreft de categorie beschermde arbei ders gebroken, maar ook nu nog zonder dat dit veel beduidt of waarborg geeft. De minister heeft gemeend wel een grooter aantal inrichtingen' dan de schadelijke aan de beperking van den arbeidsduur te moeten onderwerpen, doch niet zóó ver te moeten gaan, dat alle bedrijven aan die beperking zouden zijn < nderworpen. Behalve de arbeiders, werkzaam in brood-, koek-, beschuit- of banketbakkerijen en in de bedrijven die in art. l van het Veiligheids besluit zijn genoemd, zullen . . . tot categorie A. (ook) behooren de arbeiders die werk zaam zijn in bedrijven waardoor de verwerkt wordende stollen of door de wijze waarop, of de omstandigheden waaronder de arbeid moet worden verricht, eene beperking van den arbeidsduur noodzakelijk te aclitcn. Met die omschrijving worden de arbeiders aan gewezen, J;en aanzien van wie eene beper king van den arbeidsduur in de (crislejjhi'üs H'cnscltclijk moet worden geacht". Heel mooi, maar wat willen nu eigenlijk de door ons gecursiveerde bepalingen zeg?gen ? De tweede geeft eer bet tegendeel van inlichting omtrent de uitgestrekt))* i.} van de eerste. Met blijft zóó vaag. dat, er geen touw aan vast te knoopen is. L>at, behoeft dan ook niet, als de minister het maar weet, want die zal bij alMineene maatregel van bestuur mogen aanwijzen de bedrijven, die hij schadelijk acht, -- en hij zal de anderen naar goedvinden mogen voorbijgaan. Het was reeds een grief tegen het oude ontwerp maar het moet het ook tegen het gewijzigde blijven dat de macht aan den minister gegeven veel te groot is. Dit is van beid 3 kanten, zoowel voor patioons als voor arbeiders dus, ecu gevaar. Ken sociale wet is een rmjlstcen op den weg die er ligt, tusschen deze beide maatsphappelijke klassen, door de volksvertegenwoor diging na ampele krachtmeting neerge/et. K'i nu .geeft het geen pas aan het uordt el van den minister een der aller bi-lang'ijks;e beslissingen van zulk een wet, n:; mei ij k die omtrent de personen op wie /?!! oetijkkiug zul hebben, over te hiïen. lv?n con servatieve of een radicale bewindsman maken het eens vastgestelde onzeker voor een van beide partijen. Zeker een mi.'iishr als Millenind kan langs dezen weg wellicht heel wat tot stand brengen dat dankbaar To blijft het niet overeenkomstig de gezonde demo cratie en schuilt er voor een land aU het onze zeer zeker fen «root gevaar ;;>. Met name in deze materie, waar het niet bij een enkele hesii.-sing blijft en bt t ho: Ie stelsel onvast en onzeker word». Met de Veiligheidswet \vas dit al eeniqrszins zoo maar lang niet in even groote mate. daar' het daar op verre na niet zulk een bt !an genstrijd betrof als over liet punt, \v;i::r ,1e arbeidstijd zul eindiren en de rusttijd een aanvang nemen. Het is mogelijk dut in deze aaiizichhouderij het systeem van zekere sociale politiek die steeds wil streven >b;nnen de grenzen van het bereikbare'" een zeer practisehe toepassing vindt, maar dan rijst met nog meer recht de vraag of dit systeem in dat geval wel het meest wenschelijke is. Ken vraag die reeds door haar zoo te stellen voldoende beantwoord is. Dubbel is daarom te appreciferen wat wel in de wet staat of om juister te zijn : wat bij de uitzonderingen niet meer wordt genoemd en dus, doordat het ui: i meer in de wet staat er iirl >j>i''e.r komt te vallen. (Men ziet dat wettelijke terinijioln^ie riet alt.ijd zuiverheid van beeld waarborgt.!) Maar dan, wat er nu v, el onder kon? t te vallen is in de eerste plaats alle hui-arbeid in indiistrieeleu zin, dan de vla.-braakhokken en zwingdkreten terwijl ten slotte tegen mogelijke ontduiking der wet door banketbakkers een kleine verduidelijking van 't desbetreffend artikel is aangebracht". Maar hiermede houdt het dan ook eigen lijk op. Want iie mogelijkheid die is aan gebracht om voor «sommige bedrijven" een korteren arbeidsduur voor te schrijven dan van 11 uur per etmaal of 10 uur per etmaal als raeer dan [ van die werkuren in den nacht vallen, is weder en dat nog wel op

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl