De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 2 juni pagina 3

2 juni 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1249 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. twee manieren, onzeker. Ten eerste worden die «sommige bedrijven" dooreen algemee nen maatregel aangewezen en ten tweede staat ook de dan te bepalen werktijd nog aan 's ministers welbehagen, met deze beperking, dat de goede man maar tot n enkel of twee uren verkorten mag. Dit is das al wat er in antwoord op de tegenwerping dat een arbeidsdag van 11 uur in schadelijke bedrijven toch wel wat heel kras is, kan worden toegestaan ! Ware het niet, dat ook hier weder het zelfde euvel van de miiiiaterieele almach tigheid heel wat op losse schroeven zetten kwam, dan zou echter wat deti nachtarbeid betreft de regeling in dit nieuwe ontwerp erop zijn vooruitgegaan. Voor de broodbakkeiijen is dit het geval, daar voor deze, (weliswaar eenigszins inconsequent ala voor de andere bedrijven 'een ministerieel maat regel voldoende is), uitdrukkelijk door de wet de onafgebroken nachtarbeid verboden wordt, (art. IGj. In andere fabrieken en werkplaatsen «mogen gedurende een of meer uren die den nacht uitmaken alleen werkzaamheden worden verricht, wanneer deze noodzakelijk zijn voor den geregelden gang der pro ductie". Een algemeene maatregel wijst deze aan (art. 17), evenals het soort van den arbtid en de voorwaarden die daarbij moeten worden in acht genomen (art. 10). En dan moeten toch steeds in 14 achter eenvolgende etmalen 8 geheele nachten als rusttijden worden toegekend. Nu is afwijking van het verbod met ministerstoestemming in bijzondere om standigheden mogelijk en kan men ook zeggen dat "én of meer der uren die de nacht uitmaken" nog zoo bijster veel niet zeggen wil. Maar daarentegen is op te merken dat zells n uur stilzetten van een brood bakkerij, want daarop komt toch vooralsnog het neele ontwerp neer, het stelsel van den nachtarbeid verbreekt en deze zelfs voor veel langer tijd onmogelijk maakt. Terwijl men bedenken moet dat bij nachtarbeid gedurende langer dan 4 uur een arbeidstijd van 10 uur is voor geschreven waarvan voor de bakkerijen geen pardon is behalve op dagen vooraf gaande op Zon of feestdagen, als wanneer de gewraakte maar helaas gehandhaafde 17 uren geoorloofd zijn. Voor de bakkerijen zit er in deze wijzi ging werkelijk weleen begin van verbetering. En dat is dan gewonnen. Maar het is ook waarlijk niets meer dan een begin. Voor de overige bedrijven hangt alle ver betering nog zoozeer in de lucht, dat men ze kwalijk zoo kan noemen. Controle, toezicht en algemeene redactie van het gewijzigd ontwerp dragen ook blijk baar de sporen dat de kritiek nuttig gewerkt heeft. Maar daarmee houdt deze karige lof dan ook op. Het blijft ons voorkomen dat dit ontwerp een mislukking is, die door hier en daar wat bijlappen niet heel veel mooier wordt. Had de minister gerenonceerd op een algemeener regeling en een bakkerij wetje gemaakt uit de brokken van het oude en de wenschen der betrokken ar beiders, wel het zou misschien nog behoor lijk zijn uitgevallen. Nu echter zijn deze bepalingen nog gebonden door de algemeene strekking, die er naast te geven was, en zijn noch deze, noch gene volledig tot haar recht gekomen. De reden van dit alles blijft ook in de toelichtende woorden bij deze hernieuwde indiening niet verborgen. Maar al te zeer spreekt er de neiging uit de kool te sparen meer nog dan om de geit »in het gevlei" te komen. De teergevoeligheid waarmede de minste tegenwerpirg van de zijde der werkgevers wordt behandeld, valt op bij de lichtvaardigheid waarmede de wensciien der arbeiders worden over het hoofd gezien. Het is misschien niet overtuigend, maar c/'tnilkbn ZIJN V IJ AND, 2) Vil het 'ransch, DOOK PAUL B O UK G E T. Alfred Vincent had met de groo'.ste belang stelling naar me geluisterd. Naarmate ik sprak was zijn gelaat opgehelderd. Welnu," riep hij, een dergelijke gelijkenis heeft me bede: avond martelingen doen onder gaan . . . Ge hebt met dien Engelscainan gei-proken; die heldere oogen, scherpe trekken, het aantrekkelijke en toch eemgszins valsche in zijn openhartig optreden . . ." Ge hebt hem nauwkeurig bekeken."merkte ik op. Ik heb hem niet aangezien,''riep bij uit met heesche stem, ik heb hem herkend Het is do \ierde keer dat ik iemand van dit type ontrjoet - dit tm>e, begrijpt ge ; wanneer ge zult vernomen hebben welk leed die drie anderen me deden, dan zult ge begrijpen, dat ik voor i.iets ter wereld kennis wil maken met dezen man .. . Bijgeloovig ben ik niet en toch zweer ik u, dat ik vuel mijn noodlot tegemoet te gaan, zoo ik n;et aan mijn insti-.kt. gehoorzaam. Waarom 'l Ik w,;et het niet. Maar deze man zal, evenals de drie anderen, me iu het ongeluk storten..." Aan de oprechtheid waarmee hij dit zei, kon zelfs geeu s.'konde getwijfeld worden. Hoe vreemd dit deze volslagen athi i t zoo vurig geloofd j in dit vreemd e.i Dovennatuurlijk ver schijnsel. De eerste ontmoeting die ik met dit type vijand had, is vijftien jaar geleden. Ik was intern in een der Parij-cbe colleges. Na de Kerstvacantie was er een nieuweling gekomen, die sprekend geleek, natuurlijk was bij veel jonger, op den Engelschman van hedenavond. ik zal hem alleen bij zijn voornaam noemen, Lucien. Zelfs na zooveel jaren zou het me pijnlijk aandoen dien anderen naam uit te preken. Ja, het was diezelfde innemende persoonlykheid, dat physiek krachtige, vermengd met dat vrouwelijk teere. Ik herinner me nog hoe ik me terstond tot hem aangetrokken en afgestooten voel ie. Nog nooit had ik iets der gelijks ondervonden. Later heb ik geleerd dit gevoel te ontleden. Ik gaf toe aan de sympathie welke hij bij me opwekte; ja, ik ben overtuigd dat, zoo ik dien Engelschman slechts drie keer ontmoette, ik voor de bekoring die van zijn persoon uitgaat, zou zwichten. Welnu, Lucien werd mijn beste vriend. Toch waren onze karakters geheel verschillend. Zeer ongelijk het trof mij dat in de toelichting van een artikel, dat aan de werkgevers_ en kansje geeft tot minder strenge toepaasing der wet in een bepaald geval, gezegd wordt dat er voorschriften noodig zijn om misbruik te voorkomen van deze «gunstige bepaling". Gunstig? Neen, voor de arbeiders is ze op ziJQ minst ongunstig. Het woord kon in het zinsverband gemist, en nu het er toch staat, moet het wel duiden op een »gunstige" gezindheid van hem. die het neer schreef voor degenen, die in dit out werp eigenlijk aan het kortste eind behoorden te trekken. Ojk in zijn nieuwen vorm draagt dit ontwerp het zeer duidelijk blijk, dat onze regeering van sociale rechtvaardigheid nog niet verder in hare opvatting dier woorden gekomen is, dan dat zij meent dat zij zeg gen willen »naar rechts en naar links zorgvuldiglijk evenveel". Do arbeidersbeweging heeft haar nog niet gedwongen te zien moge zij het weldra, doen dat links een klasse staat aan wie zooveel ontnomen is, dat, voor dat het gelijk-op-deelen "?rechtvaardig" zal wezen, een geruimen tijd het nemen van rechts en geven aan links het parool moet zijn. Als men wil afbetalen kome men in werkelijkheid over de brug. Doet de mi nister het niet, dan is het te hopen dat een nieuwe volksveitegenwoordiging door duchtig amandeeren beter begrip loont. H. ST n LlT7 Naoetraclitini. De tentoonstelling van Architectura et Amicitia, die thans gesloten is. werd reeds in -dit weekblad besproken. Een korte nabetrachting, waarbij, in enkele lijnen, de belang rijkste verschijnselen die zich voordeden geteekend worden, kan haar nut hebben. In de eerste plaats is mij .1 twijfel aan de mogelijkheid van 't vinden van mooie voor werpen van moderne ambachtskunst versterkt. Van oude ambachtskunst was er veel belang rijks; dat we in staat zijn uit vroeger tijden wel mooie dingen te laten zien is echter algemeen bekend. Gaarne had ik gewild dat het publiek ook mooie nieuwe voorwerpen van gebruikskunst had kunnen bezichtigen, gemaakt door nu levende ambachtslieden. Zulke voorwerpen waren op de tentoonstel ling echter niet aanwezig, en ik had juist gehoopt ze hier aan te treffen. Gedurende 'n paar maanden had ik me er o p verheugd nu eens te zien wat de heeren Jan Kilft' en Lion Cachet voor verborgenheden onzer vaderlandsche ambachtskunst aan 't licht zouden brengen. Hit bezitten van die doelmatige, on opgesmukte gebruiksartikelen die niets doen dan precies weergeven waarvoor ze dienen moe ten en die daarom, in hunne waarheid, zoo aantrekkelyk zijn, het bezitten van die artikelen is me een bron van voortdurend genot, doch van mijn hoop om bij deze gelegen heid adressen te weten te komen waar ik dit huisraad zou kunnen koopen is niets vervuld. Eigenlijk was 't eenige mooie voorwerp van moderne ambachtskunst ter tentoonstelling aanwezig.... 'a boerenwagen, iets waar aan ik nu juist geen bizondere behoefte heb. Hebben de heeren Cachet en Kalft', die zich aan de afdeeling ambaohtskunst der tentoon stelling gewijd hebben, onvoldoende gezocht, of doet zich het betreurenswaardig verschijnsel voor dat er eigenlijk geen goede voorwerpen van ambaehtskunst meer gemaakt worden? De mogelijkheid bestaat, dat er misschien hier en daar in ons land nog wel een enkel mooi gebruiksartikel gemaakt wordt dat hier niet geëxposeerd werd, maar de tentoonstelling heeft mij toch versterkt in mijn somber ver moeden, dat, in 't groot bekeken, gezegd moet worden dat de tij len veranderd zy'?', en dat uit ons moderne leven de ambaohtskunst verdwenen is. Dit is een treurige ervaring, waarvan we de gevolgen voorloopig niet te boven zullen komen Van modern werk wil i'1: slechts dat be spreken van drie firma's, die hier huisraad, meubelen, enz. inzonden en wel: de Fabriek van Machinale houtbewerking van Wijngaarden & Co. te Waesp, de n--ma Arastelhoek te Haarlem, en de firma Gay pars en C_>. te Roermond. De firma van Wijngaarden en Co. te Weesp exposeerde afsichuwlijke meubelen. DJ vorm van deze is aangegeven door 'n architect en de versiering is van 'n schilder. Duidelijker voorbeeld dat ons modern werk ten achter staat bij oude ambachtskunst, zelfs als het werk is van 'n architect en van 'n schilder kon niet gegeven worden. De schildsr-teekenaar Ta. van H>ytema haeft op de houten paneelen der meubelen, figuren gesneden, door de omtrekken van papegaaien uilen, hanen, fUmingti's, maraboets of van bloemen vlak in te snijden in het hout, als maakte hy' een blok voor een houtsnede. Als versierir.g van een overigens niet te gebruiken stuk hout is dit snijwerk niet onaardig; doch teekeningen va i dezelfde vogels en van dezelfde bloemen met krijt op papier kunnen natuurlijk veel gevoeliger en daarom veel mooier zijn. Als meubelversiering komt het werk echter, ernstig genomen, niet in aanmerking. Het is en blijft werk van een teekenaar. Met het meubelniakersvak he«ft het niets uitstaande. j En omdat de heer Hoytema, die een zeer ver dienstelijk vogelteekenaar is, in plaats van zijn figuren op papier te leekenen, deze gaat uit snijden in houten paneeten, daarom wordt het meubel, waarin die paneelen aangebracht worden, nog niet interessant. Op den ru^ van 'n stoel, of op het paneel van 'a deur is een uitgesneden vogel een zeer modieus onding. Niemand vraagt op z'n stoel naar 'n vogel je; niemand verlangt op z'n kast naar 'n maraboet. A!s ik er nu nog bijvoeg dat de meubelen van de Weesper fi:'ma gezocht van vorm zijn en dat de kleuren de, toch al niet mooie, meubelen nog afschuwlijker maken bijvoor beeld spinazie-groene leuningen aan een stoel met een verrnicelli-gelen rug dan heb ik mijn oordeel over deze inzending toegelicht welke luidt: heel modern, heel modieus, en erg leelijk. De firma Amstelhoek, dis tegenwoordig aan dan Zijlweg te Haarlem gezocht moet worden, zond aardige zaken in. Ik heb in koperwerk gezien lampen en theelichtjes, verder inkt kokers, eetserviezen, kachels, stoelen, tafels, enz., die veel goeds bevatten. De fabriek is nog jong en moet meer beoordeeld worden naar haar streven dan naar dat wat zij reeds kan. En dat streven, is goed. Als de fabriek zoo vooruit gaat als zy bezig is te doen, kunnen er over eenige jaren voorwerpen af geleverd worden, die ons het gebrek aan ambachtskunst kunnen vergoeden. Een oordeel over al die huishoudelijke ar tikelen is niet te geven. Aardig waren die stoeltjes met mattenbiezen zittingen tegen een prijs van / J).50 Als de fabriek zulk werk levert, en tegen zulke prijzen, behoeft niemand meer in een leelijk interieur te wonen. Slechts een enkele opmerking heb ik te maken. Hetgeen hier geëxposeerd was droeg vaak het kenteeken eener slordige behandeling. Kastdeuren en tafelbladen met groote scheuren doet men beter niet te exposeeren. Taeevan humeur, was hij het ook met zijn studie. Nu eens zat hij te blokken, dan weer nam bij geen boek in handen. Ik was erg familiezwak; hij kon zijn ouders zelfs niet uitstaan. Ik kon het met al do leeraren goed vinden, terwijl hij steed.i in oorlog met hen leefde . .. Maar ter zake. Er was op hetzelfde college een veertiet jarige knaap, zoon van een actrice vari een klein theater; die vrouw had een slechten naam. De rector kreeg het verzoek den jongen. ter wille der moeder, van de school te verwij deren. Dit geschiedde. De moeder beklaagde zich. Het verhaal kwam een dagblaischrijver ter oore. l>.e,;c schroei er een artikel over. Andere bladen volgden. Lucien opperde het denkbeeld een brief op te stellen als protest, dien alle couranten zouden laten drukken, Hij vroeg mij hem te copieerei!. omdat ik een goede hand schreef. Die brief word in de studiezaal doorgegeven om de handtekeningen van alle jongens te verzamelen. Een surveillant . ontdekte het; mijn schrift werd herkend, ik werd van de school weggejaagd . . ." En haeft die vrie.ü/.icli niet als de schrijver van dat stuk b ekend gemaakt'/" vroeg ik. Neen," antwoordde Vincent, ..maar denk eens even ain den bbk eri de stem van dien Engelschman. Vrjeg of laat komt de valsche aard boven. Ik dacht dat mijn vader me naar een ander college in Parijs zou sturen, tieen oogenblik had ik zelfs aan de mogelijkheid gedacht, dat ik nog zwaarder zou grstivlt wor den. Nooit hel) ik mijn c;oe:ii)artige vader zoo b ii;en zichzelf van woed-.: gezien, als toen ik inijii ouderlijk buis betrad . . . Wel Ira vertrok ik r.aar een college op "en afgelegen p'aats, waar ik geen de minste all -idjig had. Hier voltooide ik m ;ii studie . ." Ongetwijfeld was dit een eigenaardige waar| schuwing. En weet ge zeker flat die spontane opwelling van s-ympathie en antipathie terstond kwam en niet na uw ondervinding ':" Ja zeker," antwoordde hij, ik zal nu met mijn verhaal voortgaan. ,Li-en verliepen. Ik was candidaat in de rechten en zat voor mijn doctoraal. Den geheelen Luci-'n was ik verge ten, toen ik b:j mijn rcpetitor kenr.is maakte niet een student van mijn leeftijd, het evenbeeld van Lucien. Ofschoon er eenig verschil in uiterlijk bestond (deze was iets kleiner, minder fursch), was het toch een IjiiC'Cn door houding, blik, oogopslag en stembuiging. Ik vroeg hem, of er verwantschap tusschen m ij a vroegeren studie genoot en hem bestond. Hij had den naam van Lucien zelfs nooit gehoord. Weder kreeg ik datzelfde gevoel over me van aangetrokken en afgestooten te worden door zijn persoonlijkheid. Ditmaal begreep >k deze gewaarwording, doch evenmin ab vroeger luisterde ik naar de waar schuwing. We sloten nauwe vriendschap. Hij woonde thuis bij zijn ouders, ik woonde alleen in Parijs. Eens op een dag kwam hij mo een dienst vragen. Hij wilde gaarne zekere brieven iiniiiniifiiini ontva gen, maar aangezien hij ze niet bij zich aan huis kon Ijiteu adres eeren, vroeg hij, of mijd najrn op de enveloppe moclit staan. Door een eigenaardig merk zou ik ze kunnen her kennen. Ik stem.ie toe ... la zal niet over dit banaie liefdesavontuur uitweiden. De vrouw van den broer van een mijner vrienden w.is erin betrokken. Haar echtgenoot vond een vaa die brieven, tr werd zeker geen voornaam in genoemd om de waarh -11 niet aan het licht ie brengen. Ten miï,.s;.e, hij kwam bij me biiinenvl egen buiten zich :ell van woede, beleedigde m o op de grofitu wijze . . . Ziehier hot resultaat..." Terwijl hij zijn das atiieed en zijl plastron losknoop e, liet hij een grojt li.lteeKen zien. E'i hebt ge dien valscVen vriend nooit om verantwoording gevraagd'.' ' Ik heb hein nooit teruggezien. Hij was naar I.'aliëgevlucht... lx wist dat hij me eens zuti vorrad-ii. Zelfs d'ze tweede ondervinding, was nog niet vold jende orn rae voor dit noodlottig type te bewaren, Twee jaar geleden ontmoette in. den derden. De/cltUe waarschuwing, die op nieuw ia den wind werd geslagen. Laat ik in geen bijzonderheden treden, We kwamen beiden vetl b ij een familie, waar een j'>n<,< meisje was dat ik innig liefhad. IK bracht hem in kennis met haar. Nu /ij'i ze getrouw;!. Na dien tijd bc.n ik gaan reizen . . . Maar ik weet, dat er een soort rnensehen bestaat dat me nood;ott.g word1., indien ik k nnis met ben m'iak. I::zm liever alleen de bergen van Moab doorkruisen o;> gevaar at van door roovers geplunderd te «orden, d n ce.i wandeling te maken met dien E gei.schnian van het hotel. Vandaar mijn onverwachtse!] be.sluit. Zoo ge evenee;.s u* ver trek w.lt vervroegen, zult ge m > veel genoegen j d'>en.' Hij v.ei dit laa'ste op harttMjken toon, terwijl bij me ue hand toestak. Terstond gaf ik orders aan mijl dra~oman Jozef, dat bij den volgenden m irgen te vijf uur gereed zou zij r. om den tocht te onder nemen, lij het aanbreken van de dageraad roden we t o paard den kant van Bethluhem uit ; de dragoman met zijn knecht vooraan, dan Alfred Vincent en ik, en achter ons twee Bedouinen. die als eskorte dienstdeden. Wan neer men zich door een paur vai die liedei laat vergezellen, aan wie men honderd piasters (tien gulden) per dag betaalt, dan is men voor roove.s gevrijwaard. liet geld wordt dan later | onder hen verdeeld. Als wc Europlanen tegenkwamen, zouden ze ons ongetwijfeld voor bandieten houden," riep Alired vroohjk. Inderdaad zagen we er toegetake'd uit. De liedouinen hadden een donker gekleurde doek om het hoofd gebonden er, waren in gestreepte mantels gehuld, terwijl hun paarden met sielichtjes waar het lichtje niet uit den staander te nemen is zonder met den spiritus te mor sen, zijn niet gemaakt na volledige studie van 'n vakman. Ik twijfel echter niet of Amstelhoek zal dergelijke onvolkomenheden gemakkelijk over winnen. Op dize fabriek heb ik hoop, als ik er over denk hoe we ons huisraad verbeterd krijgen. In het nummer van 21 April 1901 schreef ik over de rede gehouden door dr. Cuypers bij het openen dezer tentoonstelling en betoogde dat uit die rede bleek dat, hoewel er in 1894 sprake geweest was van het samengaan van den doctor met de j mgeren, deze laatsten in 1900 vuoryimyeM. Weinig had ik toen vermoed dat de inzen ding van de firma Cuypers & Co. te Roer mond mijn inzichten zoo volkomen zouden bewijzen. Met weemoed heb ik deze inzending be zichtigd. Dat beeldhouwwerk, die meubelen, dat gebrande glas enz., 't was alles verre van mooi. Wat hebben die menscheu eigerly'k gezocht en hoe studeeren zij ? De natuur is hen totaal vreemd. En de theorieën over 't goede,/t ware en 't schoone worden aan dit werk niet verwezenlijkt. Neem, om slechts n voorbeeld te noemen, dat onverkwikkelijk stuk beeld houwwerk, dat Maria-beeld, dat tegenover een even onverkwikkelijken kruisridder ge xposeerd was. Was hier natuurstudie gemaakt? Zat er natuur in deze vrouwsr.fi^uur, was er natuur in die slappe, onbeduidende, stopverfhanden ? Was er gestudeerd op dien mantel of aan dien hoofddoek? Waren er aandoeningen geweest bij den maker toen hij dien Maria-kop maakte ? Gaenszins. De Maria is gemaakt naar een receptje volgens hetwelk er beelden ge maakt worden voor onze katholieke kerken; die beelden hebben helaas niets met kunst te maken, omdat het receptje genomen is naar andere beelden en niet naar de natuur. Waar blijft nu de theorie van 't goede, 't ware en 't schoone, wanneer er, als uitvloeisel, 't slechte, 't onnatuurlijke, 't leelyke uit te voorschijn komt! Ooi kunstwerken te maken moet er kunst voorzitten in het hart van den maker en daar deze bij de Limburgsche finna niet voorzit, exposeerde ze dingen die- ik zonder de ontwerpen van bouwwerken, die er hingen, hiervan uit staan beneden het niveau waarop wij in Holland gaan staan, als wij ons met kunstwerken bemoeien. Een firma als Amstelhoek zou met zulk beeldhouwwerk niet vour den dag zijn gekomen. Ziehier de hoofdzaken die ik bespreken wilde. Uit daze tentoonstelling is mij gebleken: l dat de ambachtskunst vrij wel tot het verleden behoort; '2 dat we voorloopig niets te verwachten hebben van een opheffing van het meubelvak als de verbeteringen worden afhankelijk gesteld van de inzichten van schilders en architecten die voor meubelen geen gevoal hebben. .'!. dat een der oudere firma's als Gay pers en Co. te Rjerinond, wil zij niet gaan bohooren tot de erkend slechte firma's, zal moeten overgaan tot een geheele reorganisatie harer werkplaatsen en voor goed zal moeten breken met sleur en onnatuur in hare werken die bezig zijn redenen van groote ergernis te worden; 1; dal een jinge fi -ma als Amsleihoek waar schijnlijk zal gaan voldoen aan het maken van huisraad, zooals wij er nu behoefte aan hebben De eerste, thans gesloten, architectuurte:.toonstelling in deze eeuw mag om deze redenen geacht worden zeer belangrijk te zijn geweest. J. E. VAX DEIl P K K. II i 11 ego m, 27 Mei 19U1. raden waren behangen. Alfred en ik hadd;n een abbtia van witte woi omgeslagen, die ouze Europeesche kleeding geheel verborg. Li ;orges, de knech:, hal ter eere van ons een perzisch kostuum aangetrokken, blauw met zilver ge borduurd, dat hem deed lijken op een prins uit de duizend en een nacüt. Zoodra we op het open veld waren gekomen, sprong bij van zijn paard, wierp een Badouin de teugeis toe, legde zijn geweer aan, schoot nu eens op duiven, dan weer op leeuwenkken. Deen schot miste, lij .snelde naar de plek waar het slacht offer was gevallen en bracht den vogel trouw aan zijn meester, die hem in zjti woita^ch deed. U>' het wild ons zo;i voorge.jc-L worden. Ti! ?: / ili . . ." riep hij. wanneer hij meteen nieuw slaciituli'-r kwam aanrennen. Dat j>lt" ma:ikte het grootste Joel van zijn fraiiscli uit. Kook hij het spoor van een ga<:eile. da;i hieid hij in verrukking stil: ''< i <it, ij-C'd''. Msur datzelfde joh1' Kreeg een eigenaardige iiekori;ig, toen die christen met zijn kinderlijk geiool voor de grot te B jthlehein nedurknielde en sp'ftk. terwijl hij wees naar het oeeld v.in de iieii'ge Maagd: <_ a tres j 'li ... ma me 'e . . .'' l)e naam Kobert Marshall werd niet meer tusichen ons genoemd. Altred Vincent was weder de scepticus van vroege.- geworde.i. We trokken de dorre, eenzame streek doo-, welke Bethlehein van Mar-aaba scheidt. Eindelijk .stonden wa voor het middeneeuwsch klooster, waar mo'iniken met lange baarden ons in de grot rondleidden, om de tafels, bedden en altaars aan te toonen die in de rotsen zijn nifgehouw n. Voor het terras strekt zich de iMode Zee uit onder den staaiblauwen hemel, terwijl de loodrechte zonnestralen uier alles verzengen en verschroeien. Daarachter verheffen zich de violette bergen van Moab en lig; de eindelojze wo stijn. ^a drie dagen bereikten we Joricho. dat niet meer is dan enkele bouwva iige huizen, door bjomen omringd. Hoewel de avond viel, was de hitte on'ieschrijll jk. Het was ons 011inogel^k vrij te ademen. De knm-mi, de ver schroeiende wind die van uit Arabic bier komt, wierp het heete zand omhoog. Plotseling strekte de dragoman zijn hand uit om ons Li de verte bet kamp te wijzen waar we zouden overnachten. Kr zijn zes tenten in plaats van drie," riep hij uit. Zeker heeft een reiziger zich naast ons geïistalleerd." Da ontdekking van den dragoman beviel ons maar balt. Een dergelijke buurtschap is nooit aangenaam wanneer men behoefte heeft aan rust na lange en vermoeiende dagreizen. Jozef's woorden hadden echter op Alfred een geheel an iere uitwerking dan op mij Zijn vroegere angst keerde terug en zenuwachtig riep hij uit: Als die teiten eens van Robert Ma~shal De Indische tentoonstel^, Eenigen ty'd geleden maakten we reeds m'elding van deze in zoo vele opzichten hoogst belangryke en leerzame tentoonstelling, maar vonden helaas nog geen gelegenheid hier nader op terug te komen. En toch is het geloof ik niet kwaad het publiek er nog eens op te wijzen, dat het in de hoofdstad thans een tentoonstelling kan bezoeken, waaruit we onze Oost kunnen leeren kennen, niet alleen als een land van koffie, kina en suiker, maar als een land waar de kunstontwikkeling een zoo hooge graad van volmaking bereikt heeft, waar de kunst n door haar uitingen a door haar optreden zich zoo met het volk heeft vereen zelvigd dat zy door een ieder wordt begrepen niet alleen, maar dat ieder haar vanzelf in zyn omgeving een plaats tracht in te ruimen; waar versiering een. noodzakelyke behoefte is geworden, waaraan men niet direct een begrip van luxe verbindt, dat tevens het voorwerp, van zijne gewone bestemming tot een soort kunstuiting tracht te verheffen, waardoor het dan voor den gewonen mensch onbereikbaar blijft, en slechts voor hen die zich extra weelde kunnen veroorlooven bestemd is. Ziet men deze voorwerpen van Indische beschaving, dingen van dagelyks gebruik, kokers van bamboe, gevlochten matjw, gesne den plankj is, wapens en dergely'ken, dan valt het zeer duidelijk in het oog dat hier menschen met een aangeboren smaak aan het werk ge weest zijn; door het inkrassea van lijntjes, het hier en daar invullen met kleuren, door meer of minder snywerk, hebben al deze dingen een aangenaam aanzien gekregen en dragen zy een persoonlyk cachet voor den bezitter, die dikwyls zalt die veifraaingen aanbracht of ten wiens pleiziere zij door bekenden ver vaardigd werden. En naast hnn voorwerpen van huiselijk gebruik, kennen zij eveneens hunne artikelen van weelde, hebben zij hunne kleurrijke met goud doorweven sarongs, hun kostbare krissen met goud en edelgesteenten. hun fraai bewerkte paardentuigen, maar ai blijft dit ook meest voor vorsten en voor hen wier rang het dragen van dergelijke kost baarheden veroorlooft, het zijn toch alid dingen voor gebruik bestemd, zij het dan ouk slechts voor enkele feestelijke gelegenheden ; zij beant woorden aan een bepaald doel en zijn geen nuttelooze versieringen. Juist hierin ligt hetgroote verschil met veel der Etiropeesche kunstny verheids-voorwerpen ; deze toch gaau in de eerste plaats maar al te dikwijls uit van den vorm en de versiering en daarna komt pas de böstemtning in aanmerking; men ont werpt vormen op papier en ziet dan eerst waar voor ze te gebruiken zijn; vazen, waar een pendule in wordt gewrongen of indian dit niet lukt een barometer of iets van dien aard ; is het ook hier niet geschikt voor dan wordt het een inktpot of ten slotte een bloemenvaas, zonder dat men eigenlijk begon met de bepaalde eischen van gebruik na te gaan; terwijl deze zaken van ludischen oorsprong daarentegen hun vorm verkregen door het gebruik dat men er van maken moet, en hunne versiering weer afhankelijk was van den vorm, zoo dat het ten slotte n zuiver geheel is geworden, waarbij het een uit het ander voortvloeide en zich langzamerhand als het ware ontwikkelde in een combinatie van schoonheid en bruikbaarheid, waarbij het laatste toch steeds het uitgangspunt vormt. Waarlijk het bezien van voorwerpen van Indische kunstnijverheid zoo als we er hier aantreiï',1), zoo mogelyk nog aangevuld in den geesl als de tentoonstelling van de vereeniging jst en West in Den Haag, zou, evenals de afdeeling der Aiabachlskunsl vau de nu gesloten Arckitectura-tentoonsleiling, kunnen zijn, als een goede leerschool voor hen die zich aan kunstnijverheid gingen wagen; want bij al de pogingen op versienngsgebied heden ten dage, en dit zijn er reeds vele, gaan slechts weinigen uit van de grondslagen waarop alleen verbetewaren ?" Dwaasheid," antwoord Je ik schouderophal ;nd. Als liet zoo was," ging hij voort, 'ïari zou ik in staat zijn r.ug hedenavond naar J ^ruïalem lenig tu gaan . . ." De he.ige vrees waarin hij blijkbaar verkeer.ie werkte aanstekelijk op mij. O uitgebro ken zagen we naar de witte tenten d;e zich steeds dui leiijker aan ons oog vertoonden. Nu zagen we een ruiter naar ons tojkomen. Niettegenstaande zijn wijduitwaaiödo mantel, zagen we terstor.d dat lij geen Arabier was aan den geregelden galop van zijn paard, hetwiTk zoo ver.-cailt van de woeste /itut/itia der Bedouiïien. Alfred richtte zijn kijker dien kant uit. Plotseling begon zijn hand te bever, een he.ige angst verw.-vug zjn gelaatstrekken; toen keer Ie hij zich naar mij, terwijl hij zijn kyV.T lioc zakken en s-prak op heeschen. 'toon: ., 11'j i's hd." Onmogelijk,'' riep ik uit ; toch begreep ik dat mijn reisgenoot zich niet verbist ir<,d. Toen ik op mijn beurt die lichting uitzag, herkende ik het verbrand.; gelaat vaütien fjrscuen E'jgelschman. Ik schaa.u !c me nu ee i oogenblik den angst van mijn nieuwen vriend gedeeld te hebben. Kon,'' hernam ik, ge wilt toch geen tragische gevolgtrekkingen maken uit een doodgewoon toeval. Go denkt er niet aan, hoop ik, om weder naar Jeruzalem terug te koeren. Zoo_ ge nog een r.acht te paard doorbrengt', zou it ge ziek werden . . ." <.ïhebt gelijk," antwoordde Alfred Vincent na eenige aarzeling. Het zou kindorach'ig zijn. ! : zal blijven.' hlij-dmar schaamde hij zich r,u over zijn zwakheid Mister lü.bert Marshall was ons :m genalfnl; hij groette vroohjk en sprak met zijn welluidende, zangerige stem : vVeest welkom in Jerirho, mijne herren. Door uw m-jiikers wist ik dat ge heden zondt komen en vriendelijk noodig ik u uit het middagmaal met me te gebruiken. Sinds twee (lagen hen ik hier voor de jacUt en heb reeds een paar /a-//'s patrijzen geschoten, die ge slechts in de nabijheid der Dooie Zee ku.it vinden.'' Was het m'gelijk een dergelijk gul onthaal te weigeren ''. Is was dau ook geenszins ver wonderd, toen Alfrel da uitnoodiging aannam. Hij wilde klaarblijkelijk zichzelf beheerschen en begon druk met den Engelschman te pra ten. Mister Marshall vertelde alleraardigst en deed ons hartelijk lachen o/er zijn verhaal, hoe hij met zijn dragoman in de Jordaan had gebaad. Toen hij uit het water kwam, had de dragoman hem de hind geschud, terwijl hij zei: Wij broeders nu mooi bagxdtlsch" (Stol volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl