De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 2 juni pagina 5

2 juni 1901 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1249 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. v DAMEjS. De SetflemenMief GSM, Wat dat is, een Settlement-beweging? Ik zal 't u vertellen. Zooals 't woord 't reeds aanduidt is 't iets Engelscb, heeft 't tenminste in Enge land zijn oorsprong gevonden, en is 't een pendant van de Toynbee-vereeniging. Veertig jaar ge leden werd 't daar reeds op kleine schaal uit geoefend, verspreidde 't reeds rijken zegen, en toch, trots dit verblijdende resultaat, is dat sociale werk niet over Engeland's grenzen gekomen. Nu is Hamburg de eerste Duitsche stad die zich opmaakt om dieSettlement-beweging op eigen gebied te importeeren. Met J Juni wordt aldaar de goede wil in daad omgezet en zal de nieuwe Vereeniging haar werk beginnen. De eigenlijke beteekenis van Settlement? 't Is een liefdewetk, zooals dat van Toynbee. Een //nederzetting" van beschaafde en ontwikkelde mannen en vronwen in de arbeiderswijken, waar zij, in dagelijkschen omgang met de proletariërs, hun noodeu en behoeften kunnen leeren kennen, hun wantrouwen teniet doen, hun vriendschap winnen. Als stelregel reiken de leden der Settlement geen aalmoezen uit, dwingen ook niemand tot hen te komen. De deuren van haar woning zijn voor allen geopend die raad, bijstand, deelneming, en onderricht verlangen of behoeven. Bepaalde grenslijnen trekt zij niet: voor alles waarnaar behoefte bestaat opent zij oog en oor en beurs. Speeluren voor de kinderen, avondbezigheid voor de* anderen, onderwijs voor de leergierigen, disenssieavondea, concerten, uitleenen van boeken, kleine tentoonstellingen in 't kort, alles wat vreugde, verbetering en veraangenaming brengen kan in 't kleurlooze werkleven van den proletari rAls eerste Apostel van deze nobele gedachte wordt doorgaans alleen Toynbee genoemd, die jonge student, die zijn kort maar gezegend leven doorbracht te midden van 't volk en den stoot gaf tot het bouwen van die groote volkshall in Witechapel, die, later naar hem genoemd, zijn naam in blijvende herinnering van dankbaarheid deed voortleven. Toch is feitelijk een ander tem voor geweest, Eduard Dennison, die, zeven jaar vóór Toynbee zijn sociaal werk begon, in 1867 zich te midden van 't Londensche werk volk ging vestigen o. m. -. met geld uit te deelen, maar zichzelf te geven. Voor meer dan 40 jaar was 't hem reeds duidelijk dat men slechts dien in waarheid helpen kan, dien men begrijpt en kent en leert verstaan in zijn behoeften en ?wenschen. En Dennison maakte, zooals na hem zoo velen, de heerlijke ondervinding dat 't geven niet alleen een voorrecht is van rijken en ont wikkelden, die hun minder bedeelde naasten kennis en levensvreugde willen deelachtig laten worden, maai dat zij, die van hun eigen-zei f geven, daarvoor in ruil een niet genoeg te waar deeren zelf-beschaving ontvangen, een opwekkend voorbeeld, dat groote voldoening geeft. Toch is 't soms, of een zeldzaam Fatum rust op die Apostelen der menschenliefde, alsof zij hun krachten te spoedig verteeren in dat hartstochte lijk verlangen om te helpen en te dienen. Of is 't veeleer een bevestiging van 't bijbelwoord dat, God hen, die Hij lief heeft, vroeg weer tot zich roept? Toynbee stierf jong, Dennison nog jonger. Slechts twee jaar heeft hij zich kunnen wijden aan zijn ideaal levenswerk: maar 't was voldoende om niet alleen een blijvende herinnering aan weldaad achter te laten, maar tevens de plek aan te wijzen waarop verder gebouwd moest worden. Toynbee en Dennison stierven eer teleurstelling hun idealen had aangeraakt. Mis schien zijn zij alleen daarom reeds gelukkig te prijzen. Maar wanneer men den rijken oogst nagaat van hun korten werkdag, dan lijkt 't toch wreed dat 't hun niet gegeven was iets daar van te aanschouwen. Met Hamburg wedijvert Weenen in dit liefdewerk. Onder den naam van «Settlement" heeft zich daar een vereeniging gevormd, waarvan aan 't hoofd staat een jonge Weensche vrouw, die haar in Engeland bijeengegaarde ondervin ding in het duitsche Settlement wil te pas brengen. In Duitschland bestaan genoeg derge lijke inrichtingen, zooals ook hier in Berlijn, waar veel wordt gedaan voor 't volksleven. Men heeft immers volkstentoonstellingen, concer ten, publieke kinderspeelplaatsen die druk be zocht worden. Dan de vereenigingen voor sociale doeleinden, die allen van 't hoofdidee uitgaan dat helpen niet geven, maar werken is. Maar toch is dit alles nog niet 't bepaald bedoelde Settle ment-werk. Enkele uren van den dag, of enkele dagen van de week te wijden aan zorg en ver pleging van armen en den verderen tijd door te brengen in eigen kring of in 't groote gezelschapsleven, leidt niet tot het gewensclite doel. Op deze wijze is 't toch niet goed mogelijk zelfs oppervlakkige voeling te blijven houden met den werkenden stand. In Engeland gebeurt 't anders. Daar maken zich jonge vrouwen zooWel als jonge mannen, voor n of twee jaar, geheel vrij van plichten en belangen van hun eigenlijken levenskring, om uitsluitend hun krach ten te geven aan 't sociale werk. Vlak naast elkaar, kamer aan kamer, huizen deze pioniers van gelijkheid en broederschap met hun be schermelingen. Te midden van den strijd des levens vormt hun kleine kolonie een asyl van vrede, dat steeds geopend blijft voor alle be woners van de wijk. Na korten tijd .leert men de nooden en behoeften van den proletariër kennen, men ,wint zijn vriendschap en ver trouwen, vrouwen en kinderen van 't armen gezin komen graag vragen om raad en bijstand die nooit geweigerd wordt. Zoo brengt de hoofd gedachte van gelijkheid en verbroedering tot het zekere goede doel. Aan de stiefkinderen der maatschappij worden op deze wijze door de gelukkiger bedeelden licht en vreugde, kunst en kennis gegeven, hun zelfbewustzijn wordt op gewekt, hun eerzucht geprikkeld. In de Settle ment wordt niets voor niets gegeven, om de armen nooit het drukkend gevoel te geven alsof zij als bedelaars aalmoezen ontvangen, maar voor een zeer geringen prijs worden ververschingen en eetwaren uitgereikt, worden kleine tochtjes gemaakt, en, waar zulks noodig is, worden steunbehoeftigen verwezen naar de daarvoor speciaal ingerichte ^welvaart comitees" zooals men hier in Berlijn werkzaam is in bureaux van inlich tingen voor ^ethische Cultur". Een van de vele goede resultaten vaa de Settlement is de verbetering in den toestand van arme invalide kinderen. Waar vroeger deze verminkten en lijdenden in duffe kamertjes moes ten huizen, verstoken van onderricht en kinderspel in den buitenlucht, daar worden zij nu in ziekewagens naar school gebracht, om, voor zoover 't hun krachten en aanleg toelaten, iets te leerea waarmede zij later in hun levensonder houd kunnen voorzien. In cursussen voor hand werk, boekbinden, lederwerken, enz. worden de kinderen onderwezen en verder ontwikkeld. 't Is aan de beroemde Engelsche schrijfster Mrs. Humphry Ward, die aan 't hoofd van deze Settlement inrichting staat, te danken, dat er in Juni nog vier van deze scholen voor behoeftige kinderen zullen worden geopend. Maar ook in 't hartje van Berlijn bestaat er een inrichting die bijna den naam van Settle ment zou kunnen dragen, 't Is ver in 't noorden, in de Brückenstrasse, 't huis voor fabriekwerksters van dien wijk. Voor deze meisjes die meestal niets verder 'bezitten dan hun slaapsttê, is dit te-huis nfet zijn gezellig maar eenvoudig inge richte vertrekken een ware weldaad, 't Nauwe verband tusschen »dakloos" en «demoralisatie" is genoeg bekend; de werksters zonder thuis zijn gedwongen haar vrije uren op straat of in de herberg door te brengen. Nu staat daar dat Thuis, dat zijn deuren wijd opent voor allen die willen binnentreden, en allen welkom toe roept. Men vraagt niet naar naam of aard, naar verleden of naar godsdienst. Muziek, boeken, gezellig verkeer, onderhoud, 't wordt na de vermoeiende werkuren als verpoozing hier aan geboden. Voor 20?30 Pfennia; is een krachtig middagmaal te krijgen, voor 10?15 Pfennigeen goed avondeten. De meisjes voelen zich hier tehuis, dankbaar voor het verkregene en hebben niet 't gevoel alsof zij hier alleen uit medelijden worden binnen gelaten. Dit onderlinge meeleven van beschermvrouwen met beschermelingen, is dit niet reeds eene der voorwaarden vervuld van de Settlement? L. Enpnie ?an FrantrijL Engénie de Téba en Montijo, ex-keizerin van Frankryk, gebannen uit het land, waar zij als schoone, invloedrijke vrouw schitterde, is den oden Mei j.l. vyf-en-zeventig jaar ge worden. Wie, beter dan deze vrouw kan ge tuigen van de wisselvalligheden des levans? Niet uit een vorstelijk geslacht stammend, werd zy verheven tot de hoogste waardigheid, die een vrouw kan bereiken. Eugénie's moeder, gravin de Téba en Montijo, Schotsehe van geboorte, eene Kirk Patrick of Closeburn, was bevriend met den Franschen schryver Prosper Mérimée. Toen deze eens te Pary's door de rue de la Paix slenterde, met een beeldig mooi kindje, een snoezig, vroolyk en aanvallig meisje van vijf jaar, aan-de- hand, hield een zyner vrienden hem staande en vroeg wie dat mooie kindje was. Mérimée antwoordde : »Zy is een Spaansche, een dochtertje van gravin de Téba. Ik ben juist op weg naar den confiseur, om de kleine meid taartjes te laten eten". De Fransche novellist stapte by een banket bakker binnen en had plezier in bet gretig mondje en de stralende oogjes van zyn vrien dinnetje, dat met kinderijke graagte haar melkwitte tandjes in de aangeboden lekkernijen boorde. Toen Eugénie vyftien jaar was logeerde zy weer met baar moeder en oudere zuster, te Parijs. Gravin de Téba bracht met haar dochters een bezoek aan mevrouw Delessert, echtgenoote van den prefect van Parijs. Deze dame troffen de bezoeksters in zeer zenuwachtige opgewondenheid aan. Louis Philippe Ie roi bourgeois zwaaide in dien ty'd zy'n scepter misschien wel zy'n groene para plu over Frankryk. Louis Napoléon werd de prefectuur binnengeleid, om vandaar naar Ilamm vervoerd te worden, waar hy vestingstraf moest ondergaan. Mevrouw Delessert geleidde gravin Téba en haar dochters naar een venster, waaruit zij den jongen prins, bleek en somber, door een officier geëscorteerd, zagen voorby'gaan. Dat was de eerste maal, dat Eugénie's ver schrikte oogen haar toekomstigen echtgenoot en keizer met belangstellende deernis natuurden. Tien jaar later, maakte Louis Napoléon kennis met de verblindend schoone en thans by na zes-en-twintigjarige Eugénie. De ontmoeting had plaats op een bal ia het Elysée, waar de prins in zy'n kwaliteit van president der Fransche Republiek, recipieerde. Napoléon was getroffen door Eugénies imposante verschy'ning, schoonheid en gratie. Hier was »love at first sight". Hij draalde niet lang en vroeg haar ten huwely'k. Eugénie de Téba volkomen op de hoogte van de politieke Fransche troe belen der laatste jaren, stemde toe zyn vrouw te worden, wat de toekomst hun ook mocht brengen. »Zoo wy niet bestemd zijn gelukkig te wor den, in uw schoone Frankrijk, kom dan naar myn vaderland; daar zal ik op u wachten, Louis, daar kunnen wy vreedzaam als vergeten burgers leven, ons groot en machtig voelen, door onze liefde." Zy' keerde naar Spanje terug en wachtte ... tot haar prins kwam. Hy verscheen. Tóch had hij tydens hun scheiding pogingen aangewend by verschilende Europeesche hoven een prinses van den bloede tot vrouw te krrjgen. Zy'n pogingen waren mislukt. Mevrouw Carette, een hofdame van keizerin Eugénie, geeft van haar meesteres de volgende beschrijving: »De gestalte der keizerin was boven de middelmaat; zy behoorde eer tot de groote vrouwen. Haar trekken waren regelmatig, de buitengewoon zuivere en zachte ly'n van haar profil had de volmaaktheid eener antieke medalje ; haar profil was onbeschrijfelyk schoon; zy werd gekenmerkt door een geheel persoonly'ke, hoewel eenigsints vreemde gratie, waar door het onmogelyk werd haar bij eenige andere vrouw te vergelyken. Haar hoog en recht voorhoofd liep smal by de slapen uit; haar lange en fijn geteekende wenkbrauwen over welfden een paar donkerblauwe oogen waarin gevoel, energie en zachtheid glansden. De fijne neus, volmaakt in proportie met het gelaat, verried de afstamming uit een aristocratisch ras. Haar lange, slanke hals was volmaakt; boezem, schouders en armen waren van klas sieke schoonheid. De kin had een zachte ron ding ; het gezicht was ovaal zonder mager te zy'n ; haar gelaatskleur was een mengeling van melkwit en zacht rose: de huid was zoo fijn, dat de blauwe adertjes er zacht doorschemer den; de handen waren fijn en slank; de voeten klein als van een twaalfjarig kind. Aan haar was alles adel en gratie; zij bezat een aange boren voornaamheid. Haar gang was licht en zwevend. De harmonie tusschen schoonheid en lieftalligheid was oorzaak, dat iedereen onder haar bekoring geraakte." Aan deze schoonheid paarden zich. zeldzame gaven van geest en gemoed en doortastende karaktertrekken, van grooten invloed op Louis Napoléon, die na zyn coup d'état van den 2den December 1851, behoefte had aan vertrouwen en steun in zijn onmiddelijke omgeving, te meer omdat hy' het algemeen vertrouwen zoo gevoelig geschokt had. Om de recepties op het Elysée, de feesten en vermakelijkheden gedurende den jachttijd te Compiègne, luister by-te-zetten, was Eugénie als geknipt. Zij hield van weelde en uiterlyk vertoon. Op het gebied van modes, was zij toongeefster; de oogen der Franschen, die zoo gaarne hun bewondering in n persoon concentreeren, waren met welgevallen gericht op hun schoone en lieftallige Souvereine. Eugénie had behoefte aan overdaad. Met de overlading in haar salons werd door Mérimée dikwys een loopje genomen. Hy beweerde: »het eigenaardige van de particuliere vertrekken der keizerin, is dit, dat je er onmogelijk een voet in kunt verzetten." Prosper Mérimée is zijn geheele leven een trouwe, vaderlyke vriend voor Frankrijk's keizerin gebleven. Hy was het niet altijd eens met haar en Napoléon's inzichten en veel te trotsch en te weinig hoveling om zijn per soonlijke opvatting alleronderdanigst w g-temoffelen. ?Gekroonde hoofden, menschen op wie zulk een huiveringwekkende verantwoordelijkheid rust, zei de schryver dikwijls aan zy'n vrienden moeten de waarheid hooren. Door waarheid zijn zy gebaat, niet door leugen." Mérimée was door zijn zwakke gezondheid hy was borstly'der en had dikwijls py'nlijke aanvallen van asthma genoodzaakt de kou van Parij's te ontvluchten. Jaren achtereen bracht hy' eenige wintermaanden in Cannes door. Maar in Pary's of in't Zuiden vertoevend zy'n gedachten waren vervuld met betwel-enwee van het keizerlijk echtpaar en hun nigen zoon Louis. Allerlei bizonderheden over het huiselyk leven van Napoléon en Eugénie zy'n te vinden in de twee lijvige bundels brieven, door Prosper Mérimée geschreven aan zy'n boezemvriend Panizzi, van Italiaansche afkomst en van eminente bekwaamheden, die in Londen direc teur was van het Britscbe Museum. Door Mérimée werd Panizzi by den keizer en keizerin gsïntrodueeerd ; zy stelden hoogen prijs op zijn omgang. Herhaaldelijk werd hij met Mérimée uitgenoodigd, hen in Compiègne, Saint-Cloud en Biarritz gezelschap te komen houden. De feesten te Compiègne, werden op verzoek van Eugénie, hoofdzakelijk door Mérimée ge leid. Hij voldeed de bonne grAee aan haar verlangen, maar het drukke komedie-spelen en schikken van tableaux-vivants was niet geheel naar zijn gading. Dan schreef by aan Panizzi: »De boel ia weer in vollen gang, hoor! Ik ben alles te gelijk : theater-directeur, schry'ver en tooneelspeler." Een der trouwe deelneemsters aan de ver makelijkheden te Compiègne, was de origineele, levenslustige, goedhartige, excentrieke prinses Pauline de Metternich. Wat Pauline zich een maal in 't hoofd had gezet was er goednoch kwaadschiks uit te kry'gen. Bij het stellen van levende beelden, ontstond eens een heftige kibbelpartij tusschen la Met ternich en de hertogin van Persigny. Verschil van meening over een stand. Beide wonden zich op, maar noch de een noch de ander was geneigd toe te geven. De bemidde ling der keizerin werd ingeroepen. Deze liet Pauline de Metternich by zich komen en zei: »0ch lieve prinses, wees toch een beetje voor zichtig met de hertogin van Persigny. Doe mij genoegen en geef haar toe, vergeet niet dat de moeder van onze arme de Persigny krankzinnig is. »Wel! wel! luidde Pauline's antwoord, mijn vader is ook krankzinnig ; meer dan ooit, houd ik voet bij stuk. Zy zal mijn zin doen." De opvoeding, die aan den prince impérial werd gegeven, vond Mérimée niet onbe rispelijk. Men behandelde den knaap als een volwassene. Hij mocht zijn werk verzuimen, maakte allerlei pretjes mee, at te veel tijne gerechten, bleef 's avonds lang in de dampige atmosfeer van warme salons en in gezelschap van kruiperige hovelingen. Dit stuitte den eerly'ken, werkzamen Mérimée tegen de borst en zonder er doekjes om te winden, kon hij daaromtrent zijn meening uitspreken, aan de moeder. Eugénie voelde en waardeerde de trouwhartige bedoeling en ergerde zich niet over zijn bitse uitvallen. Op zekeren dag, toen Mérimée met het keizerlijk paar déjeuneerde, zei Napoléon : »Ik zal Louis even laten halen, meneer Mérimée. Hij moet u eens komen begroeten, dan kan u zelf oordeelen, hoe hy' er uit ziet." De kamerdienaar kwam terug met bericht van generaal Frossard, toen belast met de opvoedig van den prins, dat de prins over een half uur zou komen, dat bij nu aan 't werk was en niet gestoord mocht worden. De keizer keek een beetje op zijn neus; Prosper Mérimée glom van inwendig plezier en dacht: Ziezoo ! eindelijk is er een man met de opvoeding van den knaap belast, die begrijpt dat werken vóór alles gaat en die den moed heeft met zijn opvatting voor-den-dag.te-komen. Eens had keizerin Eugénie het nog al heel erg aan den stok met haar vaderlijken vriend Mérimée. Zy wilde absoluut een ty'd lang naar Spanje. Ty'd en omstandigheden leken Mérimée ongunstig. »U rnoet niet gaan, mevrouw." »Ik ga wel !" >U moet het niet doen." »Ik doe het zeker! Ik ben keizerin en heb het recht, precies te doen wat ik wil." »Juist omdat u keizerin ia, mist u het recht te doen wat u wil." »Neen, maar"! ... «Natuurlyk. Ik heb stelselmatig voor alle onderscheidingen bedankt, luidde Mérimée's repliek rustig en onverzettelyk. Ik wilde vóór alle dingen vry' blyven. Ik mag doen en laten wat ik wil, u mag dat niet." Een donkere blos purperde Eugénie's mooi en bezield gelaat Zy zweeg eenige oogenblikken. Toen reikte zy haar vriend en raadgever de hand en zei met trillende stem: »Ik zal niet gaan." Het zijn sterke beenen die de weelde dragen. Dat keizerin Eugénie in het zenith van macht, weelde en schoonheid wel eens dingen gedaan heeft, die de toets eener strenge kritiek niet kunnen doorstaac, wie zal 't ontkennen ? Haar leven behoort nog niet tot de histoire ancienue. Wij staan er nog te dicht bij. Welke vrouw is echter niet ontwapend, door de rampen, die dit fiere keizerinnenhoofd troffen ? Wie wy'dt geen weemoedige, mee lijdende gedachte aan de weduwe van Napoléon III, aan de arme bannelinge, maar vooral aan de deerniswaardige moeder ? Haar eenig kind, haar afgod, blies op drie-en-twintigjarigen leeftyd den laatsten adem uit, toen zy'n krachtig, mooi, jong lichaam op gruwelijke wy'ze verminkt was door een troep Zoeloes... De arme moeder is naar Afrika gegaan, om te weenen op het graf van haar lieveling. Nu woont zij sedert lange jaren in Engeland, het land, waar haar zooveel hartelykheid werd betoond door koningin Victoria, dia een ver standige vriendin was van keizerin Eugénie en lieve troosteres bleef voor de zwaar beproefde vrouw. Vierdaagsche logeerpartytjes te Osborne, bij koningin Victoria, rekende keizeriii Eugénie tot haar genoegelykste uitstapjes. Eugénie had een gevoelig hart; zy wist wél, dat zij, de Spaansche gravendochter, zonder invloed en zonder fortuin, door Europa's vorsten en vorstinnen »en eousine" bejegend werd. door het voorbeeld van Albion's heerscheres. Thans leeft zij in groote afzondering enstillen eenvoud. Als streng geloovige en ijverige katholieke wy'dt zij vele uren aan gebed en weldadigheid. Haar eenige onttpanning is lezen en schilderen met waterverf, waarvoor zij eenig talent bezat. Haar geheugen is trouw; nooit vergeet zy haar vrienden, die zy niet angstvallig zoekt onder de groote en machtigen der aarde. Toewijding beloonde zy' met hechte gene genheid ; voor vriendschap ontsloot zich haar ontvankelyk hart met de innigheid eigen aan fijn besnaarde wezens. Moge Spaansche prik kelbaarheid, die spoedig de lont stak in haar ontvlambaar gemoed, haar tot daden hebben geleid door het koele verstand van het Noorden gewraakt, moge zy'hebben toegegeven --willig werktuig in heerschzuchtige handen aan politieke inblazingen, wy' wenschen jhier niet te richten over deze ten grave neigende vrouw. Waar onbezonnenheden, en roekelooze daden getuchtigd worden zooals in deze schitter figuur, die jammerlijk neerplofte in het duister en de eenzaamheid der smart, voegt zwy'gen en gehoor geven aan een verzoenend medely'den. De ex-keizerin Eugénie is gelouterd door de striemende slagen van het lot. Niet morrend, biddend en weldoend verwacht zy' het uur, waarop haar moe-gestreden lichaam de rust en de vergetelheid van den dood zal deelachtig worden. PAEVLS. Einüie Wohryzek. Modes. De »nieuwe man". Jwbella Morra. Grete Jialdau/. Mevrouw Emilie Wohryzek is de bekwame directrice der «Eenigste Vakschool in Nederland voor opleiding van dames als costumières, coupeuses, directrices en leeraressen in het costuumvak". Deze vakschool is gevestigd te Amsterdam. Wanneer wy' den catalogus der »Mode-Akademie" van Emilie Wohryzek doorbladeren, zijn wij verbaasd over het feit, hoe deze dame bij uitnemendheid de kunst verstaat, geheel oningewijden grondig op de hoogte te brengen van het zeer moeilijk costuumnaaien. Tal van getuigschriften door ouders, voogden en leerlingen volledig met naam en woonplaats onderteekend, zijn zoovele uitingen van dank baarheid tegenover de directrice, die in de de bekende groote mode-steden Parijs, Weenen en Londen de iinesses van bet vak en der coupe bestudeerde. Emilie Wohryzek verdeelt haar onderwijs in twee cursussen: Cursus I. Opleiding tot costumière. Duur 4?G weken. Deze cursas omvat: I. Maatnemen. II. Patroonteekenen. III. Knippen: coupe tailleuse en kleermakers coupe. IV. Afwerken naar de modeplaat. V. Maken van Dames-costumes. VI. » j Kinderkleederen. VII. » » Jaequettes. ledere dame kan voor zich zelf of voor 1 anderen costumes vervaardigen in dezen cursus. i Prijs van den geheelen cursus / 35 in twee j keeren te betalen. Eerste helft bij den aanvang, j tweede helft na 14 dagen. j Cursus II. Opleiding tot 1ste coupeuse, directrice en leerares. Deze cursus omvat: Paryzer, Weener, Engelsche, Duitsche, Naaister-coupe. Paryzer, \ Enselsche i Kleermakers-co Duitsche, J Kleermakers-coupe voor jongens. Het knippen van linnengoed. Het maken van dames- costutnea, kinderkleederen, mantels, jacquettes, meisjes-confectie, jongens-confectie. Prys van dezen cursus / 150 in twee keeren te betalen. Eerste helft by den aanvang, tweede helft na drie weken. * * * Nu de warme zomerdagen in aantocht zyn, zal een aardig modetje, van Engelsche vinding wel algemeen in den smaak vallen. Warmte maakt een mensen mak en mat; men transigeert dan allicht makkelyker met zyn beginselen dan gedurende een opwekkende, pittige koude. Wy' zetten onze Engelsche antipathie ter zy'de en accepteeren het bekoorlyk modegrilletje, dat ons uitnoodigt bet volgende te dragen: Blouse van zeer dunne, doorachynende kant, of ragfijn neteldoek op een gekleurde sous taille. De sous-taille met lange mouwen en hoog aan den hals moet onberispely'k getailleerd zy'n en. wordt gemaakt van liberty silk. Rug en voorpanden der transparente blouse mogen niet krap genomen worden. In losse, natuurlyke plooien moet het wazige goed zich over het gekleurde corsage spannen. By n blouse, kan men natuurlijk naar verkiezing twee of drie gekleurde sous-tailles gebruiken. * * * In een feuilleton van de Nette Freie Presse, heeft Pdcarda Huch onlangs een satyrischen aanval tegen den «Nieuwen Man" gedaan, zooals die zich in 't bijzonder op littérair en kunstgebied vertoont. »Wij zwemmen bij de moderne marmen-literatuur in een weelderigen stroom van aandoeninkjes, die men met nuanceeringen, arabesken, fragmenten, vonken, stralen en bliksemschichten kan aanduiden. Eer gelooft men zich door hun literatuur in een gepar fumeerd dames-boudoir met allerlei snuiste rijen waar het clair-obscur een zwoele stemming wekt, dan het degelijk, luchtig, in streng ge meubeld arbeidsvertrek van een Hinken man. Van vernuft in die werkAi geen spoor, daarentegen veel ziel, veel visie, veel gevoelens van allerlei tint: schemerende, donkere, demonische, zoete, gruwzame, perverse... als kwamen die regel recht uit het omsluierd sfinxachtige vrouwen hart. Zooals steeds de man in zy'n wedstrijd met de vrouw zelfs als kok en bleeker ofschoon deze beroepen haar eigenly'k gebied zy'n grooter is dan zij, op dezelfde manier heeft hij het ook verder gebracht dan zij, in de feministische poëzy". De ook ten onzent welbekende Angelo de Gubernatis beeft in de Rivista d'Italia het gruwlyk levenslot van een zestiende eeuwsche dichteres Isabella Morra meegedeeld. Op het eenzaam, somber burchtslot haars vaders verkwijnend, werd haar leven door poëzy dragelyk gemaakt, tot zij eindelijk door haar eigen broeders werd vermoord. * * * Van de gewezen kellnerin Grete Baldauf is weer een nieuwe bundel gedichten verschenen: »Neue Lieder eines Miidchens ausdem Volke". (E. Pierson's Verlag Dresden). Zooals wy reeds vroeger vermeld hebben is Grete Baldauf geen kellnerin meer. Zij wil onderwijzeres worden en werkt nu voor haar examen of heeft het waarschijnly'k reeds ge daan, want dicht- en examenwerk... bien tonnés de se trouver ensemble. CAPRICE. Kalf slappen in witten wijn gestoofd. Ingre diënten 500 gram kalfsoesters of lappen, 70 gram boter, l dL. bouillon, 4 dL. witte wijn, zout, peper, pieterselie, 2 sjalotterj, \i busje champignons, een weinig knoflook. Bereiding: Wentel het kalfsvleesch na het gezouten en gepeperd te hebben in bloem ; braad het even bruin in de 70 gram boter; doe de lapjes in een stoofpan; voeg den bouillon toe en de zeer fijn gehakte kruiden ; laat ze een J/i uur stoven, voeg dan den wijn toe en stoof de lappen verder tot ze gaar zy'n. Roer even voor het opdoen de champig nons er door of gameer den schotel met groote champignons. IIIIIIIIIIIMIIIIIIMIIlllMIIIIIIIIIIMIIItllllllllMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIHIIIIlllll: INGEZONDEN. \Vaarde Dames! Wederom heeft het bestuur van den Ned. Schaakbond de welwillendheid gehad, oen, gelijktydig met den grooten internationalen wedstry'd voor heeren, die op 21 Juli te Haar lem gehouden zal worden, een dames-schaak wedstrijd te doen plaats hebben. U hiertoe uit te noodigeu is het doel van mijn schrijven. Laat u toch niet weerhouden door het denkbeeld »ik schaak daarvoor niet sterk genoeg". Waarlyk, zulke samenkomsten zyn zoo nuttig ter bereiking van het doel: de kennis van het heerlyke schaakspel tot op zekere hoogte te brengen, omdat men dan telkens met andere krachten speelt, leert men veel meer dan alty'd in hetzelfde kringetje te spelen. Daar het bestuur my de leiding er van beeft opgedragen, verzoek ik u beleefd, indien nadere inlichtingen gewenscht worden, zoowel als de toezegging tot deelneming aan mij te willen richten. Dames niet-leden van den Bond kunnen tegen een irileggeld van / l ook mededingen. Zutfen. Wed. L. T. A. Mm.usi

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl