Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1250
God tot de persoonlijke conscientie in aanmer
king. Daargelaten nu no?, dat het liberalisme
ons den eed niet gebracht heeft, maar dien
vond, en hem almeer verwijdert.
We blijven dan ook onverkort en
onverzwakt onze stelling handhaven, dit het libera
lisme, evenals elke staatkundige richting, die
uit het beginsel van 1789 leeft, Gtd in het
staatsrecht verzaak'.
Vat men, hoe eene jammerlijke uitvlucht
werdt gebezigd, ten einde den wanhopig
hollen klank der beschuldiging den steun
eener ijdele, zinledige phrase te verschaffen?
In geschil zou zijn: »of het Liberalisme
»de Souvereiniteit van den levenden God
zelven »als bron van alle gezag in den
Staat «erkent.''
Wat beteekent dit woordengekletter ?
Welken draaglijker),toonbaren zin heeft het?
Bijaldien u de, bewijzen worden voorge
legd, dat in zijn practisch Staatsbeleid, in
dat beleid, hetwelk in de wet zich ver
werkelijkt, het liberalisme den godsdienst
eert en huldigt, en gij dit niet ontkennen
kunt, dus, zij het noode, en door de evi
dentie gedwongen, beaamt, wat wilt gij
dan meer ? Eene Staatskerk ? Een Calvi
nisme naar den trant der Friesche «broe
deren" ? Waarop anders, komt het bij u
aan, dan dat, naar uw eigen, u titans
ontwrongen getuigschrift, het liberalisme
tden godsdienst op prijs stelt?"
Verlangt gij gewetensdtraw/, in dit land
van gewetensvrijheid ? zoo zeg het, en
wij zullen u verstaan.
Wenschen in die richting spreekt men
niet uit, althans tot dusverre niet. Men
omlijnt de aanklacht steeds algemeener.
Immers, zóó gaat dr. Kuyper voort
(De Standaard 3 Juni j.l.):
Veel ernstiger karakter nog neemt dat
verwken van Gid in het Staatsrecht aan,
,zoo wij hen, naar ons goed en deugdelijk
recht, beoordeelen van het standpui.t, waarop
de Christenheid sinds eeuwen stond, en nog
^onveranderlijk staal".
En dus, zóó concludeert hij ook hier:
»dat wie, als wij, van heeler harte in de
Heilige Schrift gelooft, schuldig voor God
«?en voor zijn volk zou staan, indien hij niet
óók ia hut Staatsbeleid aan het gezag van
de Schrift volle recht deed wedervaren."
Mijn antwoord is eene waarschuwing.
Hier is verplaatsing van het punt in ge
schil, waartegen met alle kracht behoort te
worden gewaakt.
»Naar ons goed en deugdelijk recht".
Wie, van de liberale idee doordrongen,
heeft ooit bestaans-recW of bestaans reden
der, door dr. Kuyper omschreven, opvat
ting betwist? Wien, van onze richting,
is het ooit ingevallen, het zwijgen op te
leggen aan hen, die meenen, dat de Heilige
Schrift, voor ons Staatsbestel, leiddraad
zou kunnen zijn ?
Maar scherp en wel ter dege houde
men in het oog: dit is ganschelijk, hier
en nu, de vraag niet.
Had dr. Kuyper, in zijn Openingswoord,
in stede van de bekende beschuldiging
uit te brengen, het weer/.ijdsch verschil
aldus geteekend : In aller liberalen politiek
is eeniglijk en alleen de rede, maats-taf
aan de onze daarentegen ligt onmiddellijk
ten grondslag, de uitspraak der Heilige
Schrift. Kiest; hij zou waarheid gespro
ken hebben.
Maar dit deed hij in geenen deele. Hij
sprak van »den God in het Staatsrecht
»verzakenden geest, die in aller liberalen
«politiek zich belichaamt."
!Niet slechts had hij daartoe niet het
recht, maar hij wist of kon weten, dat in
der liberalen politiek huist een beleid, dat,
uit eerbied voor het, religieus gevoel, van
partijkiezen zich onthoudt.
Hij wist of kon weten, dat, in den mond
des volks, van taalkundige haarkloverijen
onkundig en afkeerig, zijne uiting, titans
omzichtiglijk omwonden en omwoeld, in de
grove beschuldiging: de liberalen zijn
Godloochenaars, zou worden omgezet.
Hij wist of kon weten, dat religieuse
hartstochten slechts een luttele vonk be
hoeven, om in lichte laaie te ontvlammen.
Hij wist of kon weten, dat onedel bedrijf,
verdachtmaking van bedoelingen, uitingen
met tweeërlei bodem, en zinsneden met
tweeërlei handvat, den eenvoudige of
onbeholpene minder, den rnan van weten
schap en discernetnent strengelijk worden
aangerekend.
Aangerekend in dien zin, dat, in eigen
conscientie, aan zelfvoldoening inboet de
winste, die met zoo smadelijke middelen
mocht worden behaald.
Aangerekend in dien zin tevens, dat
hoog, ontzettend hoog spel speelt, wie, niet
volle hand, zonder grond, zonder reden.
zonder noodzaak, in ontvankelijke gemoe
deren de kiem van den geloofshaat strooit.
Thans wij vernamen het zooeven
»verstaat" dr. Kuyper de tegenwerping.
Zal hij er ook naar handelen ?
A m s t., 5 Juni 1901. J. A. LEVY.
Rechtstoestand van
Ambtenaren.
(Slot.)
In het begin van dit artikel wees ik er
op, dat men zich minder bezorgd over
een menschenleven maakte, dan wel over
eenige brieven of wat geld. Hieronder
eenige staaltjes ten einde deze op een
paradox lijkende bewering te bewijzen.
Het meest sprekende voorbeeld had te
Vlissingen plaats. Bij het uitladen van
de Engelsche post, viel een der sjouwerlui
van de Mij. Nederland met een
brievenzak in 't watsr. Natuurlijk waren spoedig
rappe handen tegenwoordig, die eerst de
zak opvischte en daarna.... den man.
Commentaar overbodig.
Mijzelf is het overkomen, dat ik, dienst
doende bij de ambulante post, na ver
schillende avonturen van een
deraillement te hebben meegemaakt, 's nachts om
ruim 12 uur, in plaats van 8 uur, op mijn
standplaats aankwam. Ik was dien morgen
om 5 uur vertrokken en had dus een
aardigen dag achter den rug. De directeur
wachtte mij op, en nadat ZE<1. vernomen
had, dat de post zijn bestemming had
bereikt, zei hij: »Als ge nu morgenochtend
om 5 uur op reis moet, moogt ge wel
gauw naar huis gaan, anders krijgt u een
korten nacht." Natuurlijk nam ik dien
goeden raad ter harte en gebruikte de 4
uur rust mij gegund om ... uit te slapen
van de vermoeienissen van mijn avon
tuurlijken tocht. Maar niettegenstaande
deze flinke {?. ?) rust, was ik den volgenden
morgen alles behalve geschikt om een dito
reisje te maken. In dergelijke gevallen
moet een directeur zorgen, dat het personeel
het vol kan houden. Maar, helaas er zijn
genoeg van die titularissen, die er zich al
bitter weinig om bekommeren.
Ten slotte kan ik nog mededeelen, dat
er verscheiden kantoren zijn, waar toe
standen voorkomen, die alles behalve
rozengeur en maneschijn zijn.
Tot voor korten tijd was het mogelijk,
dat op de groote telegraaf kantoren de
ambtenaren hun dienst geheel of gedeeltelijk
afkochten. Men behoefde slechts naar een
makelaar te gaan en hem mede te deelen,
dat ge a raison de... van zooveel uren
dienst ontheven wilde zijn en de zaak kwam
in orde. Commiezen eerste kla*, die/'2200
traktement genoten en daarvan wel een
paar honderd gulden konden missen, ge
bruikten die om zich dagelijks van eenige
diensturen vrij te koopen, welke door
klerken, met een ? 500 a /'OOO, werden
verricht, terwijl de heeren een lui leventje
leden, 't Herinnert aan de Stadhouderlijke
regeering, waarbij men z'n mannetjes had,
die het zaakje opknapten, terwijl men zelf
de verdienste opstreek. Gelukkig worden
dergelijke dingen eenigszins tegengegaan,
maar verdwenen zijn ze nog lang niet.
't Kan ook voorkomen, dat de directeur
op een zoodanige autocratische manier
tegenover zijn personeel optreedt, dat het
leven op een kantoor vrijwel een hel
gelijk is, en dan is het voorgekomen,
dat zelfmoord daarvan het gevolg was.
Eenige feiten ter opheldering :
Nog niet zoo heel lang geleden werd het
directeurschap van een post- en
telegraafkantoor waargenomen door een levenslustig
jong commies. Bij het overnemen van
het kantoor door den benoemden direc
teur vonden onaangenaamheden tusschen
hen beiden plaats. De directeur trad daarbij
zoo gestreng op, dat de commies zich in
z'n wanhoop door vergift van het leven
beroofde.
Eenige jaren geleden stond aan het hoofd
van het postkantoor in een onzer provincie
steden een directeur, du> bekend was om z'n
autocratie. Verschillende ambtenaren wer
den verplaatst, omdat zij het met den
directeur ii'et konden vinden. Zoo ge
beurde het, dat een jong ambtenaar het
na een scène met den directeur te be
nauwd kreeg en vluchtte. De familie wist
den jongen man te bewegen terug te
keeren. Maar op z'n terugreis op de boot
werd het hem in een vlaag van wanhoop
te machtig en sprong hij overboord.
Eens ging de haat van een directeur
zoo ver, dat hij de bestellers verbood hun
chef de laatste eer te bewijzen. De familie
telegrafeerde toen naar den
directeurgeneraal, die hen verwees naar den
inspecteur, en deze stuurde hen op zijn
beurt met een kluilje in 't riet.
Onlangs nog pleegde een 02 jarige
commies der telegrafie zelfmoord. Sommige
bladen meldden, dat genoemde ambtenaar
bijzonder goedhartig van aard was,'t, geen
hem meermalen onaangenaamheden be
zorgde in zijn werkkring. Den volgenden
dag waren de journalisten beter ingelicht;
zij wisten te vertellen, dat de ongelukkige
erfelijk belast was, en de nieuwsgierigheid
was bevredigd.
Somtijds geeft het autocratisch optreden
van superieuren aanleiding tot velerlei
bitterheid en verdriet, ja zelfs tot zelfmoord ;
doch ook volkomen anarchie kan hiervan
oorzaak zijn.
Zoo stond aan het hoofd van een
postkantoor indertijd een directeur, die
geheel en al ongeschikt was voor z'n be
trekking. De eenvoudigste dingen wist de
man niet en z'n werk kon hij niet naar
behooren verrichten. De oudste ambtenaar
deed alles en overigens was het er een
ware Augiasstal; nu gebeurde het, dat, een
jong adsistent op dit kantoor verzeild raakte
en zoodanig met te veel ingewikkelde ad
ministratieve werkzaamheden werd belast,
dat het hem duizelde. Op een morgen
werd het hem te machtig, en schoot, hij
zich in de gang van het kantoor voor 't
hoofd.
Xu zou men denken, dat, waar zulke
drama's worden afgespeeld, het hoofdbe
stuur een onderzoek in zou stellen. Tot
mijn spijt moet ik mededeelen nooit daar
van iets gehoord te hebben. De couranten
vermelden de bijzonderheden om de
nieuwsgierigen te bevredigen, en daar mee
is de zaak afgeloopen; want het geldt
slechts een 's menschen geluk of een 's
menschen leven en menschen zijn er nog
genoeg. 1)
En toch is het zoo hoog noodig, dat
een enquête eens licht bracht in deze toe
standen. Kr zijn nog kantoren genoeg die
door autocraten en onkundigen worden
beheerd. Zoo ken ik een postkantoor, dat
1) Uit het onlangs gevoerde proces tusschen den
hoofdcommissaris van Schermbeek en den Burge
meester vau &'Gravenhage is het voldoende ge
bleken, dat, al beeft de chef ook ongelijk, l em
door de regeering de hand boven hit hoofd
wordt gehouden, en de ondergeschikte onder
een of ander voorwendsel uit den dienst wordt
verwijderd of verp!aatst.
beheerd wordtdooreen directeur,diede
allergewoonste dingen niet weet. ZEd. wordt
door zijn dochter bijgestaan, ja vervangen,
welke dame geheel buiten het vak staat
en door het publiek wordt aangeduid
als »de directrice". Door den inspecteur
? schijnt deze verkeerde toestand nog in
bescherming genomen te worden. Ook
zou ik nog eenige anecdoten kunnen mede
deelen omtrent een directeur van een onzer
provinciale hoofdsteden, betises, die u
i verstomd zouden doen staan, maar uw
geduld is al op een te lange proef gesteld.
Ik hoop voldoende te hebben aange
toond dat ook de toestand der post- en
l telegraaf-ambtenaren verre van goed
gei regeld is, en dat het tijd wordt, dat
daar! aan een eind komt, ten einde
menschenI levens te sparen. Daarvoor is het noodig,
dat de handen ineengeslagen worden, want
slechts eendracht maakt macht. De arbeid
zal niet gering zijn; veel tijd en geld zul
len noodig blijken; steeds zal men op het
zelfde aanbeeld moeten hameren, want
ook hier geldt: frappez, mais frappez
toujours. Dit moet evenwel niet ontmoe
digen, want, «Per aspera ad astra".
HERMAN VAX DEVENTER.
Mr. Dirl Bonte Cartias Staatsman
door
MR. JOOST EB GRAAPP, te Haar'em,
(Slot).
Reeds een maand na hare benoeming was de
commissie met een ontwerp gereed en was het
thans de zaak der ministers dit te verdedigen
voor de leden der Staten-Generaal; natuurlijk
dat eene eerste vereischte voor succes was
homogeniteit vau 't ministerie; toch bestond
deze niet; mr. Schimmelpennis.ck was n.l. ge
kant tegen de voorgestelde organisatie der
Eerste Kamer, zijn ideaal was het Engelsche
Hoogerhuis met rrfelrjke leden. De koning
moest derhalve eene beslissing nemen en ont
sloeg Schimm^Iprnninck den 13 Mei op welken
zelfden dag Doiiker Curtius aan de Tweede
Kamer het ministerieel program blootlegde;
verscheidene stemmen verhieven zicb, zoowel
binnen als buiten het Parlement tegen de
voorgestelde hervormingen, die naar veler oor
deel van te ingri;penden aard waren; ook de
bekende romanschrijver Jscob van Lennep, een
der intimi \ai Doiker Curtius, publiceerde
eene brochure: Aanmerkingen van J. van
Lenncp op bet ontwerp van gewijzigde grond
wet van het koningrijk der Nederlanden." Hierin
kwamen werkelijk bebartigenswaarde opmer
kingen voor, zoodat Donker Curtius aan zijn
vriend het ontwerp toezond met verzoek dit
nauwkeurig na te f,aan, waarvan deze zich op
eminente wijze kweet en de iaatste hand aan
de grondwet van 1848 dus gelegd is door
Jacob van Lenmp.
Een fout van Donker Curtius was het niet
opnemen van Thorbecke in het ministerie;
hierdoor was eenige wrevel ontstaan onder
verschillende liberale kamerleden, die dezen
openlijk toonden door het afstemmen van twee
wetsontwerpen betreffende de at'schaf'h'ig van
de geeaeling c 11 het brandmerk. Dirk was erg
teleurgesteld door dezen nederlaag reeds bij
den aanvang van zijn ministerschap en besloot
na eenige dagen beraad zijr.e portefeuille ter
beschikking te stillen Dit dee.i hij in een
j uitvoerig bchriivcn aan Willem II gedateerd
den .'il Ju i 1818. Het bericht van zijn ver
zocht on slag verwikte bij v. icn in den lande
een pijnlijken indruk, niet het minst bij den
koning zelven, die in een eiger har.dig schrijven
het ontslag weigerde. De brief van Zijne
Majesteit luidde aldus:
A monsieur D. Donker Curtius, ministre
de la Justice par interim.
Nous avons pris connaUsar.se de votre
rapport en dato du .'!t Juillet dernier, a Nous
présenté, et renfermant la deinande de vous
dccharg. r des fonctions de ministre de
lajustice par interim.
iv>-:iand nous considerans q'i'en rétablissant
la trai qiiillitéau mois de mars dernier eten
conservant la trarq'iillitéet l'ordre dans Ie
j pays jtifqu'ii ce jour, aussi bien que par votre
aetive iritervention dans ie travau de révision
de la constilution, vous avez rendu de grar.ds
services a Nous et :i, la patric; consiciérant
i|ti'on ne peut pas encore se passer de vos
bons services, mais qu'ils sont exigés pour
rachèiremer.t de cc qui a c'ébien ccmmencé,
Nous Nous voyons obligéde vous faire conn&itre
que la démissioi) sollicitée par vous ne peut
pas encore trc acc.ndée et qu'il Nous sera
agréable de vous voir continuer dar s la mOme
voie juïqii'a cc qn'il soit statuésur Ie sort
des lois actuellemcnt en ditcussion en vuc de
la róvision de la constitution, jirqu'au jour
(ii Nouscroirons poiivoir attendrc du patriotisme
l de nos bien aimés siijets que Ie
gouverneI ment rencontre u n anpui unanimo dans
j ces moment s eritiqucs et au milieu des
l (ll'orts que Ni'iis iaisor.s pour aniver a la
j rniorme des institutions de l'Etat.
! la Have, le-laoni 1818. Guillaume."
j een wonder dat Donker Curtius na oen
dergelijk welwillend schrijven van den Kor ing
zeil zijn ontslagaanvrage introk tot vreugde
j van velen; een aantal gelukaenschen eri betui
gingen van instemming werden hem gezonden
terwijl ook er.kelen in dichtvorm bun gevoelens
uitdrukten. Ook de nestor dor toenmalige
diplomatie, onze gezant te Weenen, baron
van Heeckeren van Eeverwaard, zond een be
wonderend schrijven.
Weenen, 11 Augustus 1848.
(looggeachfe vriend.'
Hij uwe benoeming tot minister van Justitie
heb ik mij van alle felicitatie onthouden, wijl
ik in den regel geen aanbidder van opgaande
zonnen ben en het in strijd met mijne
beginselen is, mij bij een oud vriend niet
gelukwenschingen op te dringen. In
tegenoverstellirg echter van mijn stilzwijgen jegens u,
draagt mijne correspondentie met het
ilepartement van buitenlandsche zaken de
met.igvul[ dige blijken, hoezeer ik reeds van den aanvang
j at mij in die benoeming verheugd heb. Thans,
' r.u wij op het punt waren u eene betrekking
te zien nederleggen, welke de natie met
zooveel vertrouwen in uwe handen ziet, kan
ik niet langer r.alaten, mijn stem bij die van
zoovelen te v< egen om u toe te roepen om
toch geen verder gevolg te geven aan uw
voornemen, waarvan de uitvoering volgens
mijne innige overtuiging niets dan onheil over
ons land brergen kan.
Ik herhaal het, hooggeachte vriend, ik wensen
mij zelven en het vaderland geluk met de
afwyzende beschikking, door den Koning op
,uw verzoek gegeven, en hoop van harte, dat
wij u vooralsnog met de leiding van 's lands
zaken zullen belast zien blijven.
Uw toegenegen vrierd,
Van Heeckeren."
Den 3en November 1848 trad de nieuwe
Grondwet in werking en werd Donker Curtius
benoemd tot commandeur in de Orde van den
Neder!andschen Leeuw en veertien dagen later
tot Ridder Groot kruis.
Tijdens het zittingjaar '48?'49 werd de titrjjd
tusschen Donker Curtius en Thorl ecke voort
durend scherper totdat in Juni 1849 door het
aannemen van een amendement op een door
Dirk voorgestelde wet op de ininisterieele
verantwoordeli?kheid, deze genoodzaakt was het
wetsontwerp in te trekken en aan Willem III
zyn ontslag te vragen, hetwelk verleend werd.
Na lang aarzelen dro<"g de Konirg toch aan
Thorbecke op de formatie van een nieuw
Kabinet, juist daar oo aangespoord door Donker
Curtius, die aantoonde dat aan geen ander die
opdracht gegeven kon worden. Overbekend is
de werkzaamheid van dit ministerie evenals de
April-beweging, die Thorbecke z\jn ministerieel
leven kostte en Donker Curtius wederom het
depar<ement van Justitie deed verkrijgen tot
in 1856 de clericalen de overhand kregen en
het ministerie- Van der Brugghen optrad. Wei
nige dagen voor zijn aftreden ontving Donker
Curtius een eigenhandig schrijven van den Koning
vanWurtemberp, den vader van Koningin Sophie,
ten einde hem in de meest vleiende bewoor
dingen de versierselen aan te bifden van
Ridder-Grootkruis der Frederik-orde. Ook
Willem III bleef niet, achter en. benoemde hem
tot Mii ister van Staat.
Sedert trok Donker Curtius zich uit het
openbare leven terug en bewoonde 's zomers
zijn landgoed < lingendaal mj den Haag ea des
winters de fraaie woning in het Voorhout.
Tegen 1863 begonnen zijne krachten sterk te
verminderen en wilde hij genezing zoeken te
Spa, waarheen hij den 17 Juli van dat jaar
vertrok om er den avond van zijn aankomen
te sterven. Op het protestantsche gedeelte van
het kerkhof te Spa werd zijn stoffelijk over
schot in den grootsten eenvoud bijgezet. Een
steen met geen andere inscriptie dan zijn naam
wijst z'n laatste rustplaats aan.
We eindigen met de woorden waarmede wij
begonnen zijn: Zijn naam en hetgeen
Nederla- d aan hem heeft te danken mag niit in
vergetelheid geraken."
Haarlem, 26 April 1901.
Sccia U aaiiqzIeqznfitbcn.
<j <-'
4IIIMMI1MI1IIIMIIIII
Sociaal-politiële wetgeving.
De Internationale Vereer i gin g voor wette
lijke bescherming van arbeiders heeft op l
Mei 1.1. met hare werkzaamheden een begin
gemaakt, in zoover dat op dien datum het
inten ationale arbeidsbureau te Basel onder
leiding van prof dr. S. liauer geopend is. Al
zal de ccn titueerendc vergadering eerst in
September gehouden worden en al zal cnder
nu er eerst dan vastgesteld worden, <p welke
wij.ie de dror dit liciiaam uit te geven ge
schriften zullen worden verspreid, toch schijnt
thans reeds vast te staan, dat door middel
van dat bureau de gelegenheid zal werden
geboden, zich op de uoi-gte stellen van den
stand en de ontwikkeling der sociaal-politieke
wetgeving in bet algemeen en tevens inlich
tingen te bekomen over alle aangelegenheden,
die op het arbeidersvraagstuk in den ruimsten
zin genomen, betrekking hebben. Bestaat er
dus zeker aanleiding zich te verheugen, .dat
de oprichting eener nationale afdeeling hier te
lande het ook voor Nederlanders gemakkelijk
maakt, van de diensten dezor instelling te
protkeeren. toch zou bet ongetwijfeld teleur
stelling bami, wanneer die eerste er zich in
hoofdtaak toe bepaalde, bet aanknoopingspunt
tusschen bare leden er, de internationale ver
eeniging te vormen. Naast verspreiding van
kennis omtrent den inhoud en vooral ook
omtrent de resultaten der bestaande arbeids
wetgeving beoogde men met de oprichting van
bet internationaal virbond toch nog iets anders,
namelijk uitbreiling dier wetgeving vooral in
die lam'en, waar men tot dusver nog ten
achter was gebleven, met het einddoel voor
oogen, een uniforme regeling zooveel mogelijk
te naderen en daarmede den weg te banen
voor eene reeds op het Berlijnscbe congres ter
tprakc gekomen interiaiionale overeenkomst
op dit gebied. Uit den aard der zaak zal die
taak in hoofdzaak aan de nationale afdeelingen
opgedragen moeten worden en waar in ver
schillende Europeesc.be staten zich dan ook
vereenigingen gevestigd hebben, die reeds begonnen
zijn met een krachtige werkzaamheid op dit
gebied te ontwikkelen, dai r zullen velen
ongetv.'ijt'. IJ met belangstelling uitzien naar «enig
bericht onzer nationale atdteling, waaruit kan
blijken, dat ook hier te lande dit doel niet
uit het oog verloren wordt. Volgens art. 2
der statuten tracht de JS'cd. Vereeniging baar
foei te bereiken, door deel te nemen aan de
bemoc'ï'igen dor Association Internationale,
d' or zoo raoguiijk een Nedeilandtche vertaling
uit te geven, van de van dat lichaam uitgaande
geschriften en door ook op andere w ij'.e in
Nederland kennis te verspreiden omtrent den
inhoud en i c toepassing der arbeidswetgeving
in andere landen. Hoewel dus het maken vai
propaganda voor bescherming der arbeiders in
het algemeen daar niet bepaaldelijk in wordt
vermeld, zoo zal bet toch wel niet gewaagd
ziju te veronderstellen, dat zoowel zij, dw tot
de oprichting het initiatief hebben genomen,
als wie door toetreding het tot stand komen
der afdeeling mogelijk hebben gemaakt, zich
hebben voorgesteld in dien geest werkzaam te
zijn. Moge er ook in den laatsten tijd op dit
gebied onmiskenbaar vooruitgang zijn te be
speuren, toch valt er geen ontkennen aan het
!eit, dat wij eensdeels in dit opzicht bij de
ons omringende landen nog over het algemeen
ten achter zijn en dat anderdeels de openbare
meening, althans de inzichten van tal van in
vloedrijke personen, aan een snelle uitbreiding
der boven bedoelde maatregelen niet gunstig zijn.
Zoo ergens, dan bestaat hier dus ongetwijfeld
behoefte aan een krachtige en onvermoeide
actie, aan een onophoudelijk ijveren in woord
en geschrift om andere gegrippen op dit punt
ingang te doen vinden. Dat een vereeniging
als deze Xederlandsche afdeeling, die over zulk
een rijken schat van gegevens zal kunnen be
schikken, daarvoor aangewezen is, schijnt mij
onbetwistbaar en de persoonlijkheid van hen,
die de leiding in handen hebben, schijnt dan
cok voldoende waarborg, dat spoedig op dit
gebied daden zullen worden verricht. De tijd,
sedert de oprichting verloopen, is nog te kort
dan dat men reeds met eenig recht z\jn onge
duld zou mogen toonen, dat tot dusver daarvan
nog niets gebleken is. Allerminst wordt dan
ook eeLig verwijt bedoeld, wanneer ik in de
volgende regelen eens de aandacht wensch te
vestigen, op de werkzaamheden der Duiteche
afdeeling, zooals die bekend zijn gemaakt in
versi hillecde nummers van Soc. Praxis, welk
blad eenigszins als haar orgaan schynt te zullen
optreden. Doch wel aarzel ik niet de hoop uit te
spreken, dat het daar gegeven voorbeeld tot navol
ging zal prikkelen, waarbij niet uit het oog mag
werden verloren, dat waar een dergelijke krach
tige organisatie noodig wordt geoordeeld in
een land, dat zich op sociaal gebied waarlijk
de vergelijking met anderen niet behoeft te
schromen, deze in landen, waar men in dit
opzicht in minder gunstige omstandigheden
verkeert, nog veel minder kan worden gemist.
De Gesellschaft liir Soziale Reform, als hoe
danig zich de Duitsche sectie der Int. Ver
eeniging heeft geconstitueerd, is den 6 Januari
gesticht in eene te Berly'n gehouden goed be
zochte bijeenkomst, waaraan personen van zeer
uiteeuloopende staatkundige richting en maat
schappelijke positie deel hebben genomen. Uit
de openingsrede, door Freiherr v. Berlepsch
gehouden, valt reeds dadelijk af te leiden, dat
men nog iets meer beoogde, dan eenvoudig
een afdeeling te stichten, van een internatio
nalen bond. Trouwens ook de gekozen naam
duidt op een zelfstandige werkzaamheid in het
eigen land, welke eenigermate gekenschetst
wordt door de volgende ui spraak, aan de
openingsrede ontleend: Daaroai is hier sprake
van da stichting dezer vereeniging, wier werk
kring door de openbaar gemaakte opro'ping
nader wordt omschreven. Zg wil het optreden
van den Staat ten gunste der loonarbeiders
bevorderen en zij wil de eigen pog ngen van
dezen stand ondersteunen. Z|j wil voor alles
het behoud en de uitbreiding van het
vereenigingsrecht, dat voornaamste recht der arbeiders.
Daartoe vereenigen zich manren van de meest
verschillecde staatkundige richtingen en van
alle beroepen, voor wie de vereeniging een
band in bet eigen vaderland zijn zal, zooals
de interr.atio. ale vereeniging er een vormt voor
de sociale hervormers der verschillende landen."
Gaat men nu na dat bovengenoemde oproeping
als meest voor de hand lipgenden arbeid
aangaf, uitbreiding der arbeidsbescherming en
der arbeidsinspectie; bevordering van arbeids
beurzen; oprichting van instellingen tot voor
koming en beslechting van arbeidsgeschillen;
uitbreiding der arbeidsverzekering in den ruim
sten zin ; alsmede het verleenen van steun aan
de pogingen van werklieden, om door middel
van vakbeweging en et operatie hun toestand
te verbeteren, dan blijkt zeker voldoende, dat
men de bemoeiingen der vereeniging niet binnen
enge grenzen beperken wil. Op welke wijze men
denkt te werken wordt eenigszins weergegeven
door de volgende ter vergadering gemaakte
opmerking van prof. Sombart. De vereeniging
heeft haar middelpunt in het algemeen en
het dagelijksch bestuur, haar basis in de
correspondenten, de plaatselijke at'deelingen
en de algemeer.e vergadering. De correspon
denten zijn als het »are de zendboJen, de
plaatselijke afdeelingen vormen de
ve:eenigingspunten der lokale organisatie, waartoe zich
allen wenden kunnen, die in een bepaalde
plaats in sociale hervorming belang s1 ellen.
De wijze van werken dezer afdeelingen wordt
door Len zelve vastgesteld. Zij zenden afge
vaardigden naar bet algemeen bestuur en
brengen il^ar nieuwe onderwerpen ter sprake.
De algemeene vergadering versterkt dit initia
tief', /ij geeft een heel l der strooming van den
dag en der plaatselijke uieeningsuidngen ; door
de keuze van het bestuur br.-ngt zij steeds ver.sch
bloed in dat lichaam, dat op zijn beurt ge
roepen is in een vaste richting te sturen en
het doel der vereeniging, los van toevallig
heden, in het oog te houden.
Een brecde organisatie duf, over het geheele
land verspreid, en overal bestemd de leden.
tot actieve medewerking te nopen, ziedaar op
welke wijze men in Du bchland zijn doel zal
trachten te bereiken. Ten einde toetnding
zoo gemakkelijk mogelijk te nia^en is de
co:,t.riuutie zeer laag gesteld, namelijk o;> drie
mark voor persor.en en tien mark voor
vereenigingen. Vermoedelijk niet lr=t minst daar
door kan men zich dan ook reeds in een
groo'e deelname verheugen, hetgeen overtui
gend blijkt uit het aantal reeds tot stand
gekomen plaatselijke afdeelingen hetwelk, en
korten tijd, sedert de opr'chting verloopen, in
aanmerking genomen, alleszins bevredigen kan
worden genoemd. Als zoodanig kunnen ge
noemd worden Iiarlijn. Leipzig. Dresder, lircslan,
Hamburg, Keulen, Müchen, Frankfort a M,
waar reeds afdeelingen zijn opgericht of althans
de oprichting verzekerd schijnr. Een der eerste
steden, waar zulk een afdeeling tot stand
gekomen is, was Breslau waar reeds in het
begin van Maart de constitueerendc vergade
ring gehouden werd. Hoewel de p'aatseüjke
afdeelingen geheel vrij blijven in de inrichting
barer huishoudelijke aangelegenheden en dus
geen zekerheid bestaat, dat allo het daar
gegeven voorbeeld zullen volgen, zoo fchijnt
toch de vermoedelijk in o.crleg met het
hoofdbestuur ontworpe.i regeling, welke aan
de Hreslaus-che afdeciing ton grondslag Ii';t,
tot model te moeten dienen, waarnaar anderen
z'ch Jesverkecrcnde richten kunnen, om welke
reilen dan ook de sta uten dier afdeeling door
het Imvergenoemde orgaan dfr vereenigiiig
worden gepubliceerd. Daaruit blijkt ilat men
beoogt maandelijksche ledenvergaderingen te
bouiian, waar door het bestuur aan de orde
te stollen onderwerpen behandeld worder.
Wanneer minstens drie vierden der aan
wezigen het verlangen, kan ook over niet
op de agenda voorkomende onderwerpen
beraadslaagd worden. Of dit de t enige weg
is langs welken door de leden eenijen
invloed op de werkzaamheden uifgeoe'er.d kan
worden en of met name hun het recht niet
toekomt, onderwerpen bij het bestuur aanhangig
te maken, blijkt niet uit de statuten. Mocht
dit zoo zijn, da>i schijnt het mij een niet
navolgenswaardig voorbeeld toe. Overigers
kan het denkbeeld van geregelde bijeen
komsten, waar over onderwerpen, op het
deel der vereeniging betrekking hebbende, van
gedachten gewisseld wordt, niet anders dan
toegejuicht worden, daar op die wijze veel
meer dan alleen door het verspreiden van ge
schriften de belangstelling levendig gehouden
wordt, ook van hen, die van dergelijke onder
werpen geen bepaalde studie hebben gemaakt.
Vetl zal daarbij zeker aankomen op de leiding
vooral ook in verband met de inleiding tot
het debat. Slaagt men er echter in hiervoor
altijd geschikte personen te vinden, dan kunnen
dergelijke bijeenkomsten ongetwijfeld een krach
tig middel worden, om twijfelaars te overtuigen
en lauwe voorstanders op te wekken, met het
oog op de groote bekoring, die nu eenmaal