Historisch Archief 1877-1940
F. 1251
DE AMSTERDAMMER
A°. 1901.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/z
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 16 Juni.
Advertentiën van l?5 regels /' 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk ea Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma KUDOLF MOSSB te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
I W H O II D.
VAN VEEKE EN YAN NABIJ: Een beginsel
ter zijde gesteld. Het woningvraagstuk in de
hoofdstad, door J. H. G. Godsdienstbelasting
en Godsdienstdwang, door J. A. Helper
SesbrnggerEen contra-slag op het aanbeeld:
Handelsonderwys, door J. de Hoop Scheffer. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Arbeid van gehuwde
vrouwen in fabrieken, I, door S. KUNST EN
LETTEREN: Een Chardin in het Mauritshuis, door
Ph. Z. Tentoonstelling St. Lueas. duor B W.
P. Jr. Leven en werken van Gerrit Dou, door
W. Steenhoff. Een oprecht imsterdamsch"
boekhandelaar en uitgever, door J. H E. Boek
en Tijdschrift, door G. van Hulzen. Een belang
rijk boek, door J. H. C. FEUILLETON : Do
kleine dief. Naar het Engelsen, van Ouida.
RECLAMES. VOOR DAMES : Engelsche vrou
wen in gemeentebetrekkingen, door E. K. H.
Kinderbescherming, door "Vera. Allerlei, door
Caprice. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE
KBONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES: De
buurvrouw. Naar het Daitsch, van Eduard Hesz.
INGEZONDEN. PEN- EN
POTLOODKRAS8EN. ADVEBTENTIEN.
Een beginsel ter zijde gesteld.
De Vereenigde Staten ondervinden al
de moeilijkheden van den nieuwen koers,
dien zij onder de leiding van president
Mac Kinley hebben ingeslagen.
Sedert de imperialisten den boventoon
voeren wordt een der eerste beginselen
van de Grondwet kalmweg verloochend.
Of liever, deze Grondwet wordt op het
nieuwste gebied der Vereenigde Staten
slechts voor een k'.ein deel van toepassing
verklaard. Porto-Rico, Cuba, de Philippijnen
zullen als wingewesten worden behandeld.
Men zal voortaan twee soorten van
Amerikaansche burgers hebben, eene eerste en
en een tweede qualiteit.
Het assimilatie-vermogen van de Unie
is in de honderd-en-twintig jaren, gedu
rende welke hare bevolking van 3| millioen
zielen is gestegen tot 75 millioen, onge
looflijk groot gebleken. Niettegenstaande
den nimmer afgebroken stroom van land
verhuizers, die telkens vreemde elementen
aanbracht, is de bevolking van de groote
Republiek door en door Amerikaansch
gebleven. Alleen werd voor enkele deelen
van het grondgebied, de jongste natuurlijk,
door de Grondwet een overgangstoestand
noodig geacht; zij bleven terntories en
genoten niet de volle rechten der Staten,
zoolang zij niet door een besluit van het
Congres als het ware meerderjarig ver
klaard, d. i. tot den rang van Staten toe
gelaten werden.
Na den oorlog deed zich echter een
geheel andere toestand voor. Porto-Rico,
Cuba, de Philippijnen, werden geannexeerd,
min of meer tegen den wil der bevolking,
welke men vertroostte met het heerlijk
vooruitzicht, vrije en welvarende burgers
van de groote Republiek te zullen worden.
Dat vooruitzicht is gebleken een hersen
schim te zijn. Het Hoog-Gerechtshof van
de Vereenigde Staten, van welks beslis
singen geen beroep mogelijk ia en dat de
bevoegdheid heeft, bij verschil van mee
ningen de Grondwet te interpreteeren,
heeft de vraag te beantwoorden gehad, of
de Grondwet uit eigen kracht rechtsgel
digheid had in elk onder de Amerikaansche
vlag staand gebied. En die hoogst belang
rijke vraag heeft het Hof, met eene meer
derheid van slechts ne stem (5 tegen 4)
zeer beslist in ontkennenden zin beantwoord.
Spoedig of gemakkelijk is het
HoogGerechtshof tot deze beslissing niet geko
men. Het heeft een halfjaar geduurd eer
het zijne uitspraak kon geven in het
douane-proces »Downes tegen de Veree
nigde Staten'', dat het uitgangspunt van
de langdurige discussiën is geweest.
Had het Hof zich geplaatst op het
standpunt der Constitutie, zooals dit door
eene traditie van meer dan eene eeuw is
bevestigd, dan zouden de Vereenigde
Staten, indien zij hunne veroveringen niet
wilden opgeven, in hun organisch verband
groote complexen hebben moeten opnemen
van gansch anders ras en gansch andere
beschaving.
Dat was de groote quaestie van het
imperialisme. Veroveren is geen kunst,
als men in het bezit is van een overwel
digende overmacht en als de slachtoffers
in dezen ongelijken strijd niet worden
gesteund door dien kloeken en
onverzettelijken moed, door dat vastklampen aan
vrijheid en onafhankelijkheid als het
hoogste goed, die de Boeren tegenover het
machtige Engeland staande houden. Maar
als de veroveringen gemaakt zijn - wat
zullen ze er mee doen?
De Europeesche mogendheden hebben
eene koloniale politiek, die zich in den
loop der eeuwen vervormd heeft, maar
toch, behoudens zeldzame uitzonderingen,
van een stelsel van meedoogenlooze ex
ploitatie gekomen is tot een van hoog
hartige voogdijschap, niet altijd heel nauw
gezet uitgeoefend, over den jongeren gelen,
bruinen of zwarten «broeder." De toepas
sing van zulk een stelsel past allerminst
in de door en door democratische traditiën
der Vereenigde Staten.
Eene koloniale politiek, niet al te veel,
althans niet principieel verschillend van
die der Europeesche staten, werd klaar
blijkelijk door den heer Mac Kinley eu
zijne raadslieden voorgestaan en gewenscht.
De meerderheid van het Hoog-Gerechtshof
sloot zich daarbij aan. Hare argumenten
waren minder van principieelen, dan van
praktisch politieken aard. Op den voorgrond
werd gesteld, dat de Vereenigde Staten,
evenals elke andere mogendheid, het recht
moesten hebben om haar grondgebied uit
te breiden. Indien zij echter aan elk
vreemd land, dat in hun bezit kwam,
dadelijk dezelfde rechten wilden toekennen
als aan de oude staten, dan zou men aan
eene geheel vreemde, politiek-onrijpe be
volking een invloed op het lot van Amerika
toestaan, die zeker niet heilzaam voor het
land zou zijn.
Terecht antwoordde hierop een van de
leden der minderheid, de rechter Harlan,
dat men zulke bedenkingen had moeten
overwegen vóór men tot veroveringscam
pagnes en annexatie overging, inplaats van
later te beproeven, de grondwet met het
gebeurde in overeenstemming te brengen,
hetgeen zonder verkrachting niet mogelijk
zou zijn.
De meerderheid van het Hoog-Gerechts
hof heeft het bedenkelijke van haar besluit
zelve zeer goed gevoeld, maar zich verde
digd door er op te wijzen, dat de volks
vertegenwoordiging werd geleid door «An
gelsaksische" grondbeginselen en van hare
onbeperkte macht zeker geen misbruik zou
maken.
De Evening Post antwoord vrij scherp
op deze nog al goedkoope bewering: »Wij
kunnen zulk een onzin haast niet met
geduld en zelf beheersching aanhooren. Men
zal geen gevaar loopen, ter verantwoording
te worden geroepen wegens gebrek aan
eerbied voor het Hoog Gerechtshof, wan
neer men de aandacht vestigt op de
schreeuwende ongerijmdheid en de bespot
ting der geschiedenis, die in de woorden
liggen van rechter Brown (den rapporteur
der meerderheid), want zijn eigen collega's
laten zich (in het rapport der minderheid)
onverholen in dien geest uit. De eenige
strooming in het leven der Angelsaksen,
welke zich gedurende den loop der eeuwen
laat volgen, is de krachtdadige bestrijding
van elke onbeperkte macht, om het even
of een koning, een president, een parlement
of een congres daarop aanspraak maakt.
Den burger zijne vrijheid te verzekeren,
den plaatselijken besturen hunne onafhan
kelijkheid tegenover aanvallen van buiten,
en dat door nauwkeurige opsomming en
vaststelling van hunne rechten, ziedaar
de alpha en de omega van alle Angel
saksische staatkunde. En nu zou men willen
beweren, dat vreemden voor onze regeering
gevaarlijk kunnen worden! Wij zelven zijn
het, die de grootste gevaren doen ontstaan,
en wel op het oogenblik, waarop wij alle
kracht ontnemen aan de in onze constitutie
vervatte wijze voorschriften tegen de stroo
mingen van het oogenblik, de eerzucht van
enkelen, of het misbruik, dat volksver
tegenwoordigingen van hare macht kunnen
maken."
Het besluit van het Hoog Gerechtshof
heeft eene officieele sanctie gegeven aan het
streven van de voorstanders der expansie
politiek. Wij, bewoners der Oude Wereld,
die in deze richting veel en zwaar gezon
digd hebben, kunnen ons allerminst het
recht toekennen, den Amerikaanschen
staatslieden van dit besluit een verwijt te
maken. Wij constateeren slechts, dat het
een nieuw tijdperk opent in de
constitutioneele geschiedenis der Vereenigde Staten.
Het groote democratische beginsel, dat de
Grondwet de vlag volgt, dat de Republiek
nergens over een duimbreed gronds gezag
kan uitoefenen zonder daar tegelijk alle
rechten en vrijheden van den Amerikaan
schen burger in te voeren, is door het
besluit van het Hoog-Gerechtshof ver
loochend en krachteloos gemaakt. En daar
aan valt niets te doen, tenzij het Hof zelf,
vroeger of later, op zijn besluit terugkomt.
Onmogelijk is dit niet, daar de minderheid
reeds nu bestaat uit den president en drie
van de meest gezaghebbende leden.
l
Het woning-vraagstuk in de
hoofdstad.
Krotten en Sloppen, door L. M. HEEMAXS,
met teekeningen van Ai-n.P. HAHN.
Amsterdam, S. L. van L o o y.
Ten einde te kunnen voldoen aan een
bepaling der Statuten, stelde het bestuur
van den Amsterdamsellen Bestuurdersbond
in een yergadering.gehouden den 2en Januari
van dit jaar, voor, dat er van zijnentwege
een onderzoek zou geschieden naar den
plaatselijken woningtoestand en de econo
mische positie van de krot- en slopbewoners.
Met algemeene stemmen werd dit voorstel
aangenomen en de leiding opgedragen aan
den secretaris van genoemden Bond, den
heer L. M. Hermans, een in de arbeiders
beweging welbekende persoonlijkheid. De
vruchten van zijn onderzoek heeft de heer
Hermans neergelegd in een boekje, dat in
Maart jl. bij den uitgever van Looy is versche
nen. Het is versierd met plaatjes naar
teekeningen van de heer Hahn, die zeker het
effect dat dit boekje beoogt, een aan
schouwelijke voorstelling hoe nog honderden
menschen in Amsterdam wonen zeer
verhoogen.
De schrijver heeft zijn onderwerp in twee
gedeelten behandeld; het eerste bevat een
onderzoek naar den woningtoestand te Am
sterdam, alsmede naar het leven en bedrijf
van enkele bewoners van sloppen, stegen
en krotten, het tweede geeft een overzicht
van de pogingen, welke tot verbetering
van den woningtoestand in de hoofdstad
zijn aangewend.
Laten we op den voorgrond mededeelen
wij rneenen daarover eenigszins een oor
deel te kunnen vellen dat de schrijver
zijn taak zeer ernstig heeft opgevat. Wat
er vuils ligt in het hartje van de stad,
rondom den Nieuwendijk en in de buurt
der burgwallen, heeft hij bezocht; de
Jordaan heeft op het punt van slechte
woningtoestauden voor hem geen geheimen en wat
hij jans van den Jodenhoek en omgeving laat
zien, toont aan dat hij voor het walgelijkste
niet terugdeinsde, om dingen aan het licht te
brengen, waarvan men ook eenige staaltjes
in otficieelen stijl kan vinden in de ge
meenteverslagen der drie laatste jaren.
We hebhen eenmaal 't is jaren ge
leden Multatuii op een internationaal
congres voor sociale wetenschappen, dat
in het koninklijk paleis op den Dam werd
gehouden, de ellende hooren beschrijven
van den Javaan. Hij gaf een statistiek van
gestolen buffels en pac, zijn aanhoudend
»encore un buifle" prikkelde hij tot
opwihdings toe de gemoederen van zijn hoorders.
Het lezen van dit boekje heeft eenigszins
hetzelfde effect; wie medelijden gevoelt met
»den goddelrjken stumperd, dien men mensch
noemt'' trilt van verontwaardiging, wanneer
hij leest, nog eens leest en aanschouwelijk
ziet voorgesteld, hoe menschen als padde
stoelen onzer maatschappij daar m die
krotten wonen of liever niet wonen, 't Gaat
maar altijd door van het begin tot het einde.
Te veel menschen in n hok, geen licht,
overal duisternis en vuil, geen doorloopend
privaat, soms duinwater, soms niet. De
verschillende woningen, waarin die krotten
verdeeld zijn, doen nog van ? 1.50 tot
/ 1.?huur. Er zijn eigenaars die van 10
tot, 15 percent rente maken !
In den regel bepaalt de schrijver er zich
toe om in niet opgesmukte taal weer te
geven wat hij zag, terwijl hij ook vooral
de koele cijfers der statistiek laat spreken.
Reeds vroeger in den jaargang 1898
1899 van het tijdschrift De jonge Gids had
de heer Hermans «Tehuizen van
Amsterdamsche proletariërs" beschreven. Van een
slop in de Joden Houttuinen.dat den naam
draagt van «Wijde Gang'', deelde hij toen
het volgende aiede. dat we in zijn boekje
weer terugvinden:
kunnen er slapen, al krabben /.ij ook liet vuile vleeseh
tot bloedens toe in Inm slaap. Hei zijn niet alleen
de wandluizen, die de bewoners kunnen kwellen, ook
de ratten, groote, leelijkc bec-ten, doen hetzelfde.
Een vrouw, een klein, bedeesd inenschje, met ontstoken
«ogen eu een vriendelijke.» trek «m de» mond klaagde
mij er over :
Jk mot alles wegbergen - och got- - och got
ze vreten alles op u'Lstercn mioht een sluk vet,
meneer -- een kostelijk sluk vet - - bij jiiijn's kinde
ren gezond - een Kostelijk stuk vet, Hen ik daar
gelegen in bed en heb ik daar wel leven gehoord
och got och got d'er zijn d'er hier zooveel
ik stond 's morgens op eu beu ik gegaan naar de
kast - alles "weg -?alles weg /oo'n kostelijk
stuk vet " en zoo bleef de arme ziel
voortjammcren, blijde dat zij iemand gevonden had, die zij kou
vertellen, hoe zij rouwde over liet gemi.s vau een
stuk vet.
Het onderzoek, dat tot het schrijven van
bovenstaande regelen aanleiding gaf', had
reeds eenige jaren vroeger plaats, maar bij
zijn bezoek in het begin van dit jaar vond
de schrijver den toestand in de «Wijde
Gang'1 nog juist hetzelfde; alleen twee
perceelen waren afgekeurd, maar het huis
waar hij bij zijn eerste bezoek was geweest,
waar wandgedierte en ratten den baas
speelden, was nog bewoond en .. .juistden
dag te voren opnieuw betrokken.
?XDe schrijver, die, wij moeten het mede
deelen voor hen die het niet weten, sociaal
democraat is en dit dan ook wel laat door
schemeren, heeft zeker het onderwerp door
aanschouwing grondig bestudeerd en daarom
heeft het ons zeer verbaasd, dat hij geen
melding heeft gemaakt van het onderzoek
naar den toestand der arbeiderswoningen
in Nederland, als uitvloeisel van een besluit
ter algemeene vergadering van den Volks
bond in 1892 genomen. Het bestuur van
de Amsterdamsche afdeeling van den Bond
benoemde in den aanvang van 1893 een
commissie, die de oude wijken der stad in
negen districten verdeelde, elk te onder
zoeken door twee commissieleden.
Vier gedeelten van Amsterdam kwamen
bij dat onderzoek op den voorgrond: lo. de
eilanden Kattenburg, Wittenburg en Oos
tenburg, 2o. de Jodenbuurt, 3o. de Jordaan,
4o. het centrum der oude stad (buurt
Nieuwendijk, Nieuwe Zijds-Voorburgwal,
Warmoesstraat) en in het vijftig pagina's
groote rapport dezer commissie vindt men
dezelfde toestanden terug als door den
heer Hermans worden geschilderd, maar
ook tevens de middelen aangegeven, die,
onder de bestaande wetgeving, het mogelijk
zullen kunnen maken eenige beterschap
aan te brengen. Zooals vaak met rapporten
gaat, werd ook dit rapport spoedig vergeten,
maar wij gelooven wel dat het indertijd
niet zonder invloed is geweest op den
toenmaligen Gemeenteraad de brochure van
mr. D. Josephus Jitta, »Iets over de ver
betering der volkshuisvesting in verband
met werkverschaffing" was toen ook juist
verschenen en dat hetgeen later ge
schiedde, grootendeels het gevolg was van
het onderzoek, door den Volksbond ingesteld.
In de Raadszitting van 23 September
189C werd toch art. l der «verordening
regelende den Gemeentelijken gezondheids
dienst" in dier voege gewijzigd, dat daar
aan werd toegevoegd, »het onderzoek van
bebouwde erven, die een vermoeden van
voor de gezondheid schadelijke toestanden
opleveren". Later, den 15den November van
dat jaar, werd een hoofdopzichter voor het
woningtoezicht door B. en W. benoemd.
De commissie van den Volksbond had voor
gesteld een uitgebreid college aan te stellen,
naar stadswijken in districten verdeeld,
maar op voorstel der gezondheidscommissie
besloot de raad een vast bureau in het
leven te roepen, een onderdeel varmende
van den Gemeentelijken Gezondheidsdienst
en beschikkende over vaste ambtenaren.
Het eerste rapport van dit bureau kan
men onder het hoofd: »Het systematisch
onderzoek van woningen" in het Gemeente
verslag van het jaar 1897 lezen en daarmee
is men elk jaar voortgegaan. Ook de heer
Hermans heeft, waar hij cijfers noemt, uit
die verslagen geput.
»Wat doet nu het Gemeentebestuur,"
vraagt de schrijver, »na kennisneming, met
die cijfers."
«Zoo goed als niets, er worden een paar
krotten, die te walgelijk en te slecht zijn
om zelfs door honden bewoond te worden,
onbewoonbaar verklaard, en een of twee
huisjesmelkers worden een weinig achterna
gereden, overigens blijft de toestand precies
dezelfde."
Het komt mij voor, dat hier de
sociaaldemocratische neigingen van den schrijver
hem eenigszins parten spelen. Een gemeente
bestuur kan alleen afgaan op officieele
gegevens en cijfers, die met zorg en nauw
keurigheid verzameld worden, en nu wijzen
wij er toch op hoe in den loop der laatste
twee jaren in verschillende raadszittingen
tal van perceelen in de gewraakte buurten
voor bewoning ongeschikt zijn verklaard
en hoe dat in de laatste raadszitting, den
22,-ten Mei gehouden, het geval is geweest
met 27 geheele perceelen, 8 kelderwoningen,
8 henedenwoningen en 2 bovenwoningen.
Welke waren nu de motieven, die B. en
W. e.r toe voerden, den raad voor te dragen
die 27 geheele perceelen af'te keuren? Wij
lezen deze o. m. in de voordracht no. 4fl7
strekkende om de perceelen 54, 50 en 58
in de Laurierstraat tot bewoning onge
schikt te verklaren.
Wij vinden daar: 1. onvoldoende
luchtverversching ; 2. gemis van een inrichting
tot afvoer van huishoudvuil ; 3. het niet
aanwezig zijn van een inrichting tot afvoer
van faecaliën ; 4. een vochtigheidstoestand
van dien aard, dat deze schadelijk was
voor de gezondheid ; 5. de zekerheid dat
in genoemde perce,elen geen afdoende ver
beteringen waren in te brengen.
Er is dus nog al wat noodig, aleer een
perceel onbewoonbaar wordt verklaard.
Wij hebben echter veel verwachting voor
de toekomst. Aan liet hoofd van het bouw
en woningtoezicht staat thans de heer
Teilegen, de vroegere directeur van publieke
werken te Arnhem, die als lid van het
vorige bestuur der Liberale Unie en als lid
der centrale commissie van advies betref
fende het woningvraagstuk blijken heeft
gegeven, dat hij ook de middelen weet te
vinden om met energie op te treden. Hij
toonde dit in Gelderland's hoofdstad als
bestuurslid der woningvereeniging
»0penbaar Belang" en hij zal dit, nu hij, tot zoo
gewichtig een betrekking is geroepen, zeker
in Amsterdam ook doen.
* *
*
In het tweede gedeelte van zijn boekje
verlangt de heer Hermans, dat de gemeente
niet alleen de krotten en slop woningen
onbewoonbaar verklaren, maar ze ook zal
albreken en nieuwe, goede gezonde wonin
gen zal bouwen, die verkrijgbaar zullen
zijn voor huurprijzen, als thans betaald
worden door het proletariaat, dat in den
regel in zulke afgekeurde perceelen ver
blijf' houdt.
Wat geschiedt er nu toch f Is zulk een
perceel onbewoonbaar verklaard, dan trek
ken de bewoners naar een ander, dat precies
op het vorige gelijkt, maar tot nu toe aan
het .voningtoezich't is ontsnapt. Door het
afkeuren der perceelen, wordt dus de woning
nood hooger en wordt de opliooping van
personen in n perceel en zelfs in n
woning in de hand gewerkt. Er zijn in
de Jodenbuurt nkamerwoningen, woningen
zooals de heer Hermans in de Nieuwe
Gids beschreef, die door 10 a 12 personen
zijn betrokken. Zoo vinden we in het
officieel verslag van het systematisch onder
zoek, door de gemeente in de Valkenburger
straat ingesteld:
28 nkamerwoningen met 5 bewoners.
34 6
OQ 7
'--^ n » ' »»
21 8
17 9
8 10
' n ii 11 »
2 12
Wanneer men nu nagaat dat een eisch
van 15 M3, luchtruimte voor woon- of
slaapvertrek per volwassen persoon matig
is en dat er nkamerwoningen zijn, welke
slechts een inhoud hebben van 29 a 30
kubieken meter, waarin des nachts tien per
sonen verblijf houden,dan kan men begrijpen
in welk een atmospheer deze menschen ver
blijven.
Op het derde Nederlandsche congres voor
openbare Gezondheidsregeling, in 1898 te
Utrecht gehouden, werden de volgende
eischen vastgesteld:
De overheid Ijclioort zorg te dragen, dat voor de
bewoners, die door haar maatregelen uit hun woningen
verdveveu worden, goede 'woningen beschikbaar zijn
?;egen een huurprijs, die niet veel hooger is dan die,
welken zij voorheen betaalden. Indien hierin niet op
andere wijze wordt voor/ien, /al de overheid den bouw
van woningen zelf ter hand nemen.
De onniiddelijke werkzaamheid der overheid bepale
zich verder tot opruiming vau beslaande sleehle toe
standen en het daarstellen vau woninseu, inderdaad
voor de maatschappelijk zwakken verkrijgbaar, voor
zoover daarin niet door het partikulier init atief,
betwelk van overheidswege krachtig gesteund behoort te
worden, wordt voorzien.
Nu erkent de schrijver dat het particulier
initiatief, «vooral in ons vaderland bijzon
der aangebeden," wel iets in Amsterdam
gedaan heeft om verbetering te brengen in
de woningtoestanden; dat de gemeente
soms daarbij haar hulp heeft verleend,
maar dat de huurprijzen der nieuwe
woningen in den regel te hoog zijn
voor de menschen, die in de perceelen
woonden, welke onbewoonbaar zijn ver
klaard. De goedkoopste zijn zeker die van
»Het aangroeiend fonds tot verbeterisg der
Volkshuisvesting He Amsterdam", waarvan
de huurprijs zal zijn van ? l 20 tot ? 1.50,
maar terecht wijst de schrijver er op, dat
het minimum van ? 1.20 per week reeds
het maximum is, dat een »krot- of slop
bewoner'' kan betalen; en wanneer ik nu
het aantal bewoners der in de raadszitting
van Woensdag 24 Mei afgekeurde perceelen
op tien per perceel vaststel met het oog
op de gegeven statistiek veel te weinig
dan zijn er door deze daad 270 menschen
gedwongen naar een nieuwe woning om
te zien, die, daar zij geen hooger huurprijs
kunnen betalen, misschien nog ellendiger
zal zijn, dan de woning, welke zij verlaten
hebben.
Het oogenblik moet eenmaal aanbreken,
dat er voor deze menschen geen woning
meer te vinden zal zijn en dan ?...
Terecht heeft dr. J. W. Jenny
Weyerman in zijn academisch proefschrift ter
verkrijging van den graad van Doctor irt
de Staatswetenschappen, gewijd aan het
«Woningtoezicht", er op gewezen (pag. 27)
dat de onbewoonbaarverklaring, bovenal
ook een tweesnijdend wapen is, «dat niet
alleen den eigenaar der woning treft, maar
dikwijls veel meer nog den huurder,"
Maar, zal men mij toevoegen, de woning
wet is in de Tweede Kamer aangenomen
ert het is dus spoedig te verwachten, dat
de gemeente óf het particulier initiatief
krachtig kan bevorderen, óf zelf, met al
de energie, die thans bij haar bij het be
handelen van sociale vraagstukken voorzit,
de hand aan den ploeg zal slaan. Keurt
zij dus reeds bij voorbaat de meest
afzichtelijke perceelen en woningen voor
bewoning af, dan is er reeds een goed
stuk arbeid verricht, om daarop later voort
te bouwen.
Laat ik er op wijzen, dat de wet nog niet
in het Staatsblad staat en, wat meer is,
wa.nneer men het voorloopig verslag der
Commissie van Rapporteurs in de Eerste
Kamer met aandacht leest, zal men zien
dat de wet in de afdeelingen niet zoo gun
stig is ontvangen als zij verdiende en er
zelfs leden zijn geweest die meenden, «dat
het beginsel, in deze wet neergelegd, de
bestaande Staatsinstelling op losse schroe
ven plaatste." Het kan dus zeer goed ge
beuren, dat de woningwet het lot van de
eerste ongevallenwet zal ondergaan.
En nu achten wij het een gelukkig feit,
dat het boekje van den heer Hermans is
verschenen. De daarin geschilderde toe
standen, de teekeningen, maar vooral ook
de heele logica der cijfers en der statistieke
opgaven spreken tot het gemoed.
Zoo'n lompenproletariër kan het niet
beoordeelen of de zorg voor de volkshuisvesting
een rijkszaak ot een gemeentezaak is; of
de wet al dan niet doodend zal zijn voor
het particulier initiatief; of er feitelijk inge
grepen wordt in de vrijheid van het individu;
hij weet alleen maar, dat hij allerellendigst
woont en soms bezit hij door de gewoonte
die wetenschap niet eens meer. Daar dreigt
het gevaar!
Nu zou ik gaarne dit boekje wenschen
in handen van alle leden der Eerste Kamer.
Laat liet hen, de hoogstaangeslagenen,
niet afschrikken, dat aan het slot een klein
preekje wordt gehouden voor het program
van de sociaal-democratische arbeiderspartij.
Eerlijk moet ik bekennen, hoe liet in wijlen