Historisch Archief 1877-1940
No. 1251
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ook hy hinkt nog op twee gedachten, maar
is dunkt me nog het beste in zyn wel wat
fcevüd sn Heywood Summer-achtige lithografie.
Zijn boekbanden zy'n beslist slecht, een groote
band met koorden en zegels eraan, geeft een
natuurgedachte, half naturalistisch, half deco
ratief we«r, tarwyl de letters hier, die het uit
gangspunt van een titel en band moeten vormen,
verwrongen zijn in de vakjes die open bleven.
Het gebatik op leer is zeer jammer hiervoor
geweest, daar het blank misschien prachtig
was en indien hierop versiering noodig is,
het met stempelijes of lynen of n enkele
kleur, oneindig beter ware geworden.
Ik geloof dat eveneens van genoemden heer
het aifiche voor de Indische tentoonstelling
stamt, wat m\j telkens een ergernis ia, daar het
mist alle piëteit voor de kunst van dit volk, een
kunst die te hoog staat om op eer. dergelijke
w^jze nagebootst te worden, dit grenst aan
bespotting, al is hot dan ook onbewust.
Veel. degelijker werk is dat van den heer
Neuhuis, die vooral waar bij zich tot blad
motieven bepaald, zeer gelukkige omlystingen
ontwierp. By de geheele collectie voor de firma
Van Leer. springen enkelen er wel wat uit
en de lynkruisingen geven wel eens wat
onrustigs en verwards, maar toch zit in dit werk
een goede fond, waarop indien hij zich niet
te veel herhaalt, goede resultaten voortge
bouwd kunnen worden.
Eveneens weer een decoratieve escapade
van een schilder is het kussen door den heer
G arm s ontworpen en door mevr. Garms ge
borduurd. Het ontwerp leidt aan te groote
verbrokkeling van motief, waardoor patroon
zelf en de verdeeling geheel verloren gaat;
de wy'ze van werken is aardig en hiermede
zijn by juister begrip van versiering, betere
dingen te maken, maar dit vereischt evenveel
studie als iedere andere kunstuiting. Een zeer
mooi specimen van toch hoogst eenvoudig bor
duurwerk -zagen we dezen week bij de firma
van Wisselingh, in een met wit, geel en paars
op bruinen fond geborduurd kussen van de
? hand van mevrouw Dysselhoi. Hier vormen de
kleine steekjes en de herhaling ervan, het
ornament; dit is zuiver kanstnaaldwerk en uit
het werk zelf, zijn de versieringen ontstaan.
Anders is het ook met het scherm van mej
J. Koster; dit is een schilderijtje eenigzins
omgewerkt tot een decoratief geval en toen
met lange steken geborduurd. Uit principe
is dit een volslagen half beid, maar er gaat
en een kleuren tintelende bekoring van uit die
het verwant doet zyn aan een gobelin. Dat
hier echter weer een schilder en geen
kunstnyveraar aan het werk geweest is blijkt wel
uit het houten omtimmerte, dat aan het bor
duurwerk lang niet ten goede komt. 0/nlyst,
direct bij de teekening, niet eens het gewelkte
randje nog, en dan zoo eenvoudig als mogelijk
is, zou het er veel op winnen, in aspect, niet
in opvatting natuurlijk. Als los schilderij lijken
mij ook de tegels van Nienhuis niet op hun
plaats. Tegels zyn geen dingen om in een lijst
op te hangen, hun bestemming is om in den
muur gemetseld te zitten, of desnoods als
haardplaat of deel van een waschtafel in hout
gevat te worden. Hoe geestig en verdienstelijk
de vogels en visschen ook zyn, ly'ken my de
ontwerpen voor muren en lambrikeeringen veel
beter toe, meer in verband met de
natuurbestemmir.g van het materiaal, en zyn zij ten
minste naar de ontwerpen te oordeelen veel
aangenamer dan wat de Distel by'v. ons als
muurversieringen reeds hier en daar gegeven
heeft; daar zit te veel toevalligs in.
Het beeldhouwwerk van den heer C. Stroo
zou eenige jaren geleden waarschynlijk zeer
mooi gevonden zyn, de algemeene inzichten
te dien opzichte zy'n echter geheel gewyzigd en
nu zou by de technische vaardigheid waarover
genoemde heer beschikt, de wy'ze van ver
siering en behandeling naar zuiverder grond
beginselen verandert moeten worden, om een
goed resultaat tot stand te brengen.
Ten slotte resten ons de meubelen van den
heer Mol. Dit is de eecige meubelmaker in
deze bent en als zoodanig is diens werk niet
aan concurrentie of vergelyking onderhevig.
Wat bij een dergelyke expositie van meubelen
onaangenaam aandoet, is het verschillen der
dingen onderling, waardoor rnen zich niet een
geheele kamer direct denken kan, en het eene
meubel, den indruk van het andere eigenlijk be
derft. Nu staan er eenige dingen bij elkaar, die
ten slotte niets met elkaar te maken hebben, voor
verschillende doeleinden besjemd zijn, en
elkaar afbreuk doen. Eenvoudig van vorm en
constructie en op zich zelf mooi teer van mate
riaal is een kaptafel met stoel, van licht hout.
zoogenaamd pitch-pine. Zoo iets is als ge
schapen voor damesvertrekken waarbij men
zich licht blauw behang en soepele zijden
gordy'nen denkt, maar geplaatst naast de zware
massieve leunstoelen, toont het wat goedkoop,
wat arm. Een even voornamen indruk als dit
kaptafelije, maakt een damesschrijfiafel van
licht geel satijnhout. Oak dit meubel draagt
direct de kenmerken van voor een dame be
stemd te zijn en is ook min oi meer daarom
imiitiiimtiiniHM
lllllllMMlIlllllllllllMIlllllllIIMIIIIIIIIIIItllltllllllIllllllllllllHIIMIIIIIIIIIIII
DE KLEINE DIEF,
Naar het Engeltclt,
VAN
O U I D A.
Het was een warme avond in Februari; de
geur van narcissen en violen verspreidde zich
door de lucht, en de zilveren glai s van het
licht der volle maan viel over de Arno, die
voortstroomde door de gewelven der Poiite
Vecchio.
Een klein jongetje leunde over den steenen
muur en staarde in het water op een lij l, dat
hij eigenlijk al iang in bed moest liggen. Maar
zijn bed bestond slechts uit een stroozak, met
wat droge maïsbladeren er onder, en hij hield
meer van het heldere maanlicht en de frissche,
klare, opstijvende nacht lucht. Het was een
uur na middernacht; behalve een paar rijtuigen,
was er weinig drukte op de kade, waar hij
stond te droomen en te verlangen, vaag en
onbewust; hij was een kind, dat eens gelukkig
was geweest. Die tijd scheen ver achter hem
te liggen.
Zijn vader was van een oud geslacht en had
een mooien naam gedragen; hij heette slechts
Lillino. Zyn ouders waren dood; hij had
alleen maar een overgrootmoeder, die in de
eenige kamer in Oltrarno, die zij bewoonden,
aan haar bed gekluisterd was. Hij onderhield
haar en zichzelf door het verkoopen van luci
fers; hij was zeit zoo dun als een luciter,
maar hy was een mooie jongen met groote
aan een bepaalde omgeving gebonden. Er is
niets overbodigs of overtolligs aan. en de ver
siering door donker gekleurde pennen en enkele
ingegroefde lijntjes is ook juist geschikt om
er een achevéaan te geven.
De leuningstoelen die we al terloops even
bespraken, maken een zeer soliden indruk,
voor menigeen wellicht wat al te massief, maar
het gebruik kan eerst leeren of ze aan hun
doel beantwoorden, en waar men in vroeger
tijd, al leunende zijn hoofd dikwyls Het rusten
op gesneden krullaria, daar steunt men nu
tegen een gry's rips dat wel zoo aangenaam is.
Ze vallen zeer mee in het gebruik, zouden we
kunnen zeggen aan hen die door den eersten
indruk afgeschrikt waren. Van een tweetal
kastjes komt mij het hoogste voor, het mooist
van verhouding te zyn. De houtsoort is even
eens mooi en ook weer door inleggen met
donkerder gedeelte wat verlevendigd. Het
kleinste kastje is hierdoor misschien wat te
druk en onrustig geworden, wat mogelijk door
den tijd als het donkerder en meer gelijk
wordt, opknapt O per bet geheel echter maakt
die inzending van den heer Mol een zeer
gunstigen indruk, die zoo we reeds zeiden,
zou winnen, indien hy ons alles van n kleur
hout by'v. of by elkaar behoorende had laten
zien. Daar het meeste .werk echter eigendom
is en men moeilyk van de eigenaars kar. vergen
dat zy ter wille eener expositie hun gansche
kamer zouden onttakelen, zal dit steeds een
nog op te lossen vraag blijven en alleen
mogely'k, indien men alvorens een dergelyk inte
rieur af te leveren, het hier of daar, al is het
dan niet in de zalen van St. Lucas, als geheel
liet zien. Ik hoop dat de heer Mol ons een vol
gende keer hiertoe eens in de gelegenheid stelt.
Hiermede geloof ik een ieder die zich op het
gebied der toegepaste, aanverwante,
gebruiksof hoe men ze noemen moge kunst, op deze
expositie vertegenwoordigd heeft, het zyne ge
geven te hebben, naar de mate van wat hij
inzond of men er van verwachten kan. Een
groot terrein ligt voor hen open maar het ver
eischt bearbeid te worden door ernstige wer
kers, die hunne taak nauwgezet opvatten, en
er niet zich uit tydpasseering in gaan ver
meien, en zich tegely'k met andere dingen
bezig honden.
R. W. T. Jr.
1) Het leven en de werken van Gsrrit Dou
beschouwd in verband met het schildtrsleven
van zijn tijd door dr. W. Martin, onder-direc
teur van het Koninklijk kabinet van schil
derijen te VGravenhage. Uitg. S. C. van
Doesburgh, Leiden l'.'Ol.
tlllllMIIIIIMIItllllII
bruine oogen en neerhangende
kastarjebruine krullen, en zulk een drosvi^en, smee
kenden glimlach, dat bijna geen mei-je of
vrouw hem voorbij ging zonder te koopen, en
geen hond zonder vriendelijk met de toi g te
likken.
Hij leek niets op den stads-monello, die
handel drijft en drukte maakt, en bedelt, en
plaagt, en huppelt en schreeuwt door de
straten van Italii'. Hij was altijd stil en ver
legen, en schrikte terug vAor zijn luidruchtige
medeverkoopers; nooit sprak hij een woord
tot degenen, die van hem kochten, ir aar
hief slechts even zijn zware oogleden met ds
lang 5 oogharen op, en als de blik, dien hij
opving, vriendelijk was, dan glimlachte hij.
Zijn drukke kameraden lachten hem uit,
en maakten gekheid ovtr hem, en gaven hem
den bijnaan van den Signorino", maar toch
waren zij nooit ruw tegen hem. Er was iets
in den jongen dat hun tongen in bedwang
hield, en hen de handen bind. een kleine af
scheiding, die hun ruwe naturen eerbied
inboezemde. Een van hen noemde hem II
bimbo Gesu".
Zijn moeder was liij zijn geboorte gestorven
en zijn vader hal zich doodgeschoten, nadat
hij alles wat hij bezat aan de speeltafel
vcri loren had; het kind had zijn bestaan te dan
ken aan een geheime liefdes-intrigue, en bleef
aan de zorg toevertrouwd vau zijn zoogmceder,
i een goede vrouw, die een kleine boerderij had
j op de heuvels boven Val d' Etna.
] Zij er. haar man zorgden zeven jaar voor
j hem, toen verliet haar man haar om in den
vreemde te gaan. en een jaar later werd zij
: gedood door de stoomtram bij de Gelsomino,
en alleen de oude moeder bleef over, dat
oude schepsel, dat hij Nonna noemde.
Zij werd uit de kleine boerderij gezet", en
Leven en wetten m Gerrit Don.l)
Voor men tot de beoordaeling van een boek
overgaat, is 't vereischend (en behoorlyk) het
eerst geheel uit te lezen. Nu laat het eene
boek zich gauwer uitlezen dan het andere;
dat hangt op de eerste plaats af van het aantai
bladzijden die het bevat, maar ook wel van
de stof, die behandeld wordt eu op welke
wijze die verwerkt werd. Dit boek is niet zoo
dik, (de schry'ver spreekt herhaaldelyk be
scheiden van boekje) maar toch heb ik er
lang over gedaan het uit te lezen. En, nu ik
eindelijk de laatste bUdzijde bereikt heb, lijkt
het me nog een ongedaan werk, dat ik deed.
Er valt zoo weinig van dit boek te zeggen
van dit boek, waarin de schrvver alles zegt.
In het openbaar het af te keuran oftepryzen
(waartoe we werden uitgenoodigd) houdt in,
het ter lezing aanbavelen of' afraden. Af te
keuren is het niet, en te prijzen evenmin,
althans niet voor een kring van lezers in een
gewoon weekblad. Ik kan me echter uit
de moeielijkheid redden door het maar sterk
ter lezing aan te bevelen; ik weet dan, dat
het boek voor het grootste gedeelte
onopengesneden in een kasthoek der lezers beland
zal raken. Toch kan de schrijver met dit boek
in zekere omgeving zyn nut stichter", valt zijn
arbeid dus te waardeeren al is 't ook
betrekkely'k. Voor hen echter, die wel belangstellen
in onze oude hollandsche meesters om hunne
onvergankelijke werken, maar zich niet geroe
pen achten in de kennis van documenteele aan
gelegenheden geschoold te worden, moet het
boek als ongenietbaar worden aargeduid.
Nu wat de stof betreft, die behandeld wordt:
Ik acht het een ongelukkige keus van een
debuteerend jong kunbtgeleerde, uit debreede
schaar van Holland's vroegere meesters, juist
dengene tot voorwerp van studie te nemen,
die, bij al de perfectie van zijn techniek, toch
een kunstenaar zonder temperament moet ge
noemd worden, en waarby dan tevens al die
ziellooze en zooveel zwakkere navolgers, de
afkijkers van zijn methode, ten tooneele wor
den gevoerd. By een uit die school,
Brekelenkam, had de schrijver wel wat sterker
onderscheidend, commentaar rnog-en maken.
DJU heeft ruimschoots zijn roem gevonden ;
bij is meer dan volprezen. Ilaeds bij zijn leven,
toen de veel meer waarachtige artiest Jan van
Goyen uit armoede Leiden verlaten moest,
klom Dou in die plaats steeds hooger in aan
zien en nam hy toe in welvaart. Hij liep in
kostbare kleeren statig rond en werd zoo een
groote heer, dat hy het ordinair klinkende
»Gerrit" voor Gerard verwisselde. Men sprak
van hem steeds als «Monsieur Dou".
Maar ook na zyn dood, in de 18e en het
begin der 193 eeuw gold Dou als een der
alleruitnemendsten uit de hollandsche school.
De pryzen voor zyn werken werden uteeds
hooger opgevoerd; en de beste gevolgtrekking
kunnen wij maken uit het feit dat Rernbrandts
schilderyen voor de markt veel laser geschat
werden dan die van den gevierden n1 j nscb.il der,
terwijl werken van Ruysdael, Van der Neer,
Van G;>yen, den Delfischen Vermeer als 't
ware voor een appel en een ei te verkrygen
waren. Mij dunkt een ander van die lang
mikkende meesters had nu wel eens aan de
beurt hunnen komen.
Toch zouden er in verband met die zoolang
buitensporig geroemde kunst van meesters, die
by' al hun vaardigheid, van een schildersnatuur
waren zonder zenuwgeste', dieper beschouwin
gen zyn te maken geweest over de opvattingen
van kunst en schilderijen, zoowel bij de letken
als bij de vakmannen uit dien tijd. De schiy ver
beloofde in zyn voorrede wel iets dergelijks,
maar is niet verder gekomen dan tot gewone
mededeelingen Ook zou de groote trek naar
de kunst van Dou en anderen als v. d. Werff,
v. Mieris, de g' 'aliiiniseerde landschapschil
ders, in de tyden van het kunttirerval wel
verder tot overweging hebben kunnen brengen
de geestelyke verdooving vaa een geslacht.
De schryver zegt aan heleind: «Thans zyn,
voor velen althans', de tijden veranderd en honden
wij natuurlijk onzen smaak, die Dou nauwelijks
in Reoibrandts schaduw kan laten staan, voor
den besten. Maar daarom moeten wij niet ver
geten, dat er ook andere tyden met andere
opvattingen zyn gewnest, tyden waarin de
werken van derigene, aan wiens leven dit boekje
gewijd is tot da beroemdste eu meest gezochte
voortbrengselen der schilderkunst behoorden."
Dat klinkt nu wel een beetje voorzichtig,
als de meenirg van een, die zich uiten moet,
maar nog wat weifelend is in zy'n overtuiging.
Naen, niet «natuurlyk houden we onzeu
smaak voor den besten", maar we weten zeker
dat ors inzicht (dat Dou heelcmaal niet in
Rembrandts schaduw kan staan} het onfeilbaar
oordeel is, na een eeuwlange verblindheid van
tamme kunstliefhebbers, die wel bly'ken de
schilderyen niet alleen bezien te hebben met
de oogen, maar ze ook wenschten te bevoelen,
te beaaien met de vingers. Die andere tyden
zy'n voorbij, gelukkig; maar geen ernstig kunst
historicus zal daarom de opvattingen van toen
negeeren. Latere geslachten zullen wellicht
oordeelen, dat wi/j weer naar andere zijden
overdreven, (eigenschap van bruising). Maar
toch zal altijd getuigd worden, dat onze op
vattingen aan zooveel waarachtiger levens
aspiratie ontsproten zijn, dan die van de
generatie achter ons.
Er is misschien wel een reden te vinder,
dat de schrijver met zijn eerste boek een niet
zeer gelukkige greep deed; en tevens doet het
ons bedenken dat daaruit nog niet bepaald
mag worden wat hij werkelijk in zyn mars
heeft.
Het boek is een academisch proefschrift.
Het onderwerp leek zeer geschikt om uit te
putten, en eigenaardig ook om het plaatselijk
tooneel, ter verkrijging van den doctorsgraad
aan de hoogeschool te Leiden Vóór alles
moesten de geleerde heeran voldaan worden,
en op al wat hun in dit boek over (J3rrit
Dou wordt opgedischt, over den juisten ge
boorte-datum, over zijn al of met verblijf
houden in Engeland, over het tydstip waarop
hy begon kaarslicht te schilderen, kastjes om
zijn schilderyen te maken, over het
omzwerven van sommige schilderijen, over nog zeer
veel meer , zullen zij wel niet veel bemer
kingen hebben kunnen maken. Het is geen
kleinigheid dat alles te controleeren.
Toch had een opponent het den candidaat op
enkele punten wel even lastig kunnen maken.
Bv. op verschillende plaatsen wordt Dou's arbeid
gequalifiseevd als een peuterig schilderen, of
is hij ons vertoond als een vlijtig en vaardig
maar koud regelmatig schilderij voortbren
ger ; elders dan vinden we hem it.eens weer ge
noemd 'geniaal'1 ; ook wordt beweerd dat de
Avondschool «een eerste plaats blijft innemen
onder de werken onzergruote meesters": toen had
men hem onze groote meesters eens moeten laten
opnoemen. Ook had nader verklaring kunnen
gevraagd worden over de omstandigheid dat een
schilderij zwak van uitvoering is en vele der
goede hoedanigheden van een ander besproken
stuk werk mist, met de vvonderlijke toavoeging :
>.-Maar de hoofdzaak, de gelijkenis, is er."
Dat de heer Martin zich tot het schrijven
van dit boek zette, alleen met het oogmerk om
er te komen, zou men ook kunnen ; Heiden
uit den eersten zin van de inleiding, waarbij hij
bekent, voor den schilder, die hij tot onderwerp
van zijn studie koos, dezelfde koude belang
stelling te koesteren als Joshua Reynolds:
»With admiration on the lips, but indifference
in the heart'.
Wat hy verder aankondigd van zyn arbeid
«dat die niet zal bestaan in aesthetische be
schouwingen, daar hy zyn onderwerp van een
zuiver historisch standpunt heeft opgevat," ...
dat het leven van Gerrit Dou, die het type
was van een tydens zyn leven gevierd
hollandsch kunstenaar, juist valt in den ty'd van
hoogsten bloei der hollandsche kunst, en (daar
om) een uiterst geschikt uitgangspunt voor het
beschouwen van het hollandsche schildersleven
der zeventiende eeuw, - dan wil allemaal
niet anders zeggen dan : ik zal eens uitpakken
al wat ik met veel y'ver en moeite heb weten
te verzamelen over het onderwerp; Garrit Dou
en omgeving, eu zy, die mochten twijfelen of
het werk wel nauwkeurig genoeg geschied is,
kunnen het navorschen in zoovele werken, ais
bronnen gebezigd en hierby openhartig aan
geduid.
Dit boek is degelijk en onschuldig : niemand
zal na lezing ervan zich sterk voor Dou ge
porteerd gaan voelen.
't Is eigenlyk een registratie-werk, blijkbaar
met (al was het alleen maar om het samen
stellen der nagenoeg volledige lijst, van Dou's
werker;) veel nauwkeurigheid en volharding
verricht. Dat is een verdienste. Maar toch, in
geen ander opzicht valt de verschoning van
dit boek te waardeeren, dan dat het zy'n nut
kan stichten in het afgelegen kringetje van
kunstgeschiedenisbeoefenaars, die het bij ver
schillende gelegenheden als een vrij wel be
trouwbaar handboek raadplegen kunnen.
W. STEENIIOFF.
Artis.
De tuinen van het Genootschap zullen bin
nenkort met eenige nieuwe plantenkassen
worden voorzien. ID de plaats van den ouden
wintertuin, welke alreeds 13 afgebroken, zal
een nieuwe wintertuin met bijbehoorende
trek-, warme- en gematigde plantenkassen
alle van geheel ijzeren constructie verryzen,
waarvan de bouw aan de firma Th. A. de
Koster alhier is opgedragen.
iiuiiiiiMiiiiiitiiiHimiiiiiiiimtiiiiiiiiMiuiiiumiifiitiifti
Een oprecht teterdamsclT boekWelaar
en antipar.
Een oud huis. een oude zaak in de
Warmoesstraat is voor goed gesloten het huis
van den boekhandelaar en antiquaar R. W. P.
de Vries.
Dat huis zal nu dienen tot vergrooting van
het Bijbel hotel, dat almede zijne geschiedenis
doet samengaan met die va i Amsterdam.
DJ oude boekhandel van R. W. P. de Vries
werd gedreven in cea huis, dat, toen Vondel
in de Warmoesstraat, zijne woning had, ? be
woond werd door Isalic van Gerven ofGerwen,
wijnkooper. Het deed / 680 van huur, ? 30
meer dan Vondel voor het zijne betaalde.
laaiic van Gerven had twee m ;oie dochters.
Vondel heeft beiden tot beelden van meisjes
zien opgroeien, en de eene zoowel als de andere
bij beur huwelijk met weelderige bruiloftsverzen
vereerd. De eene, Duifje, trouwde met den zoon
van den Schrpjn en Kaad, Harmen Gijsberts
v. d. Poll ; de andere, Ida met, Pieter van
Bueren, Votdel's naasten buurman, die een
acht ;i tien huizen verder woonde dan Isaii';
van Gerven. Vondel, die toen Ida in 1631
ging trouwen, nog niet het schoone tafereel
van het buurtleven der kinderen in de War
moesstraat geschilderd had, vergat in het
bruiloftsdicht de oude buurt, de Warmoesstraat
niet. 1) Hij riep al de speelnootjes, de buur
meisjes bij elkaar om haar op te wekken,
naar oud gebruik, de straat te bestrooien :
Kom, bt^irooi de \V;innoe^slraat,
iiiimiiiiiimitH
steunend op het kind en het kind op haar,
waren zij naar de stad gegaan om hun brood
te verdienen; zij maasde zijden en wollen
kousen en hij verkocht lucifers.
Maar dit laaltte jaar, hij was nu tien jaar,
waren de aderen vaa haar beenen zoo ge
zwollen, dat zij het bed moest houder ; zij
kon ook niet goed meer zien, en zoo worden
de lucifers hun eenig middel van bestaan.
! Eén voor n werden a! de kleine voorwerpen,
die zijn Nonna mee naar de stad had gebracht,
verkochr, en bleef er niets ovi r dan de
have1 cze k.eederen, die hen bedekten en een
paar schamelu, onmisbare voorwerpen. Zij
zou Ifii van honger en koude gestorven zijn
zonder de hulp van hen, die het niet veel
beter hadden dan zij zelf, en zo/ider de
aalmoezen, die l>ngs de straten wandelende
dames nu en dan, getroffen door de weemoe
dige schoonheid van Lillino's gelaat, in zijn
kleine magere hand lieten glijden. Dit wa
geen bedelen, want iedereen nam een doosje
lucifers; men wist, dat hij anders in aanraking
zou komen met de po'itie, want in theorie
is beJelen verboden. Lillino's lichaam was in
de straten, maar zijn ziel in de velden. Het
was nu drie jaar, sinds hij ze het laatst gr/ien
had, maar hij had nooit opgehouden aan ze
te denken.
Laat ons teruggaan, Nonna. Laat ons
teruggaan," zeide hij telkens. Maar de arme
oude bediegerige vrouw kon slechts zachtjes
schreien, terwijl zij antwoordde:
O mijn lieveling, hoe zouden wij er komen ?
En wie zou ons onderhouden ? Wij zijn nu
eenmaal hier en hier moeten wij blijven.
Misschien als de heiligen mij wilden laten
sterven, zou er iemand zijn, die vriendelijker
voor je was en je meenam uit deze nare
wreede stad niets dan steenen, en leven
en geratel, en volop eten en drinken voor hen,
die al meer dan «eroeg hebbi'ii, en geen stul-j';
of geen droppel ij s voo hen, die hanst omkomen'1.
Ga niet dood, Nonr.a,'1 zeide Lilii .o, zyn
armen om haar h-en s^a>i;ide. Ga toch. uict
dood en ga toch niet weg, diep in de aarde.
O, ik smeek u doe het niet. Ik heb niemand
dan u "
irm klein ventje, wat heb je aan mij V'
p-eveldc zij, terwijl zy haar ha-,d zegenend op zijn
hoofdje legde. Een oud stuk hout, niet eens
goed gt'.'.o g om op te branden, waut de sap
pen zijn er uit. Helaas! helaas!"
Maar zij was du eenigs oru wie hij gaf. die
bundel lompen, die daar la,; onder de versie'.en
deken. En hij had ha.ar zijn geheele leven
gekend ; ze was altijd zoo goed voor hem en
toen was ze, hoewel oud, een sterke go
'dhartige vrouw gewe.st. liet eersty wat iiij zich
herinneren kon, was dat hij vroolyk naast
haar liep, haar rok vasthoudend met zijn
handje, om waterkers te plukken in iie sloo'.en,
de eenden naar het rivierj:! te drijven,
olijven, kastaijas, lramjn en boschaardbeien
te zoeken, of een van die lichte wi-rijes te
verrichten, waar oude ment-ehcn en kinderen
zich in velden en bosschen mee bez g hoeden,
en die maken, dat men mi'.tig kan zijn van
zijn derde tot zijn negentigste jaar toe.
En nu kon Nor.na niets moer ui:voeren, en
deed LUlino ai zijn best om voor twee te
werken, il ij twijfelde nooif, of hij tigenlijk
wel bij haar hoorde, of liever hij dacht er
nooit over; hij had haar altijd om hern heen
gezien en hij had moeder Rosa, die m3u hem ge
leerd had als zijn moeder te beschouwer, steeds
grootmoeder tegen haar hooren zeggen.Niemand
had hem ooit verteld dat hij patricisch bloed
in zijn aderen had. Moeder Rosa had hem
de geschiedenis van zijn geboorte willen
verZonder tegenfpraak, kan men zeggen, dat
Vondel als goede buur, vaak in het huis van
Issue van Gerven, het voormalig huis van
R. W. P. de Vries verkeerd heeft.
1) J. v. d. Vondel heeft in het overschoone
gedicht op den dood van zijn dochtertje Sara,
het kinderl ven in de Warmoesstraat
meesfe.rlijk geteekend. Sara v. d. Vondel, de vreugde
van al de speelnootj>s in de
Warmoesstraatbuurt stierf in 1613. Weinig jaren later over
leed haar moeder. Vondel heeft op den dood
zijner vrouw geen gedicht gemaakt. Waar
schijnlijk was hij stom van smart. Wat zijne
vrouw voor hem geweest is, getuigt de zin in
Giji-lircght, kort daarna gedicht: Waar werd
opreghter trou", enz. het schoonste gedicht,
ooit op huwelijkstrouw gemaakt. De regel:
Van een boom breekt nimmer tak, zonder krack,
herinnert aan: Myn moed heeft sedert: den
dood van mijn Silige huisvrouw een krach ge
kregen" zooals hij -'l jaar na haar dood (i6b'5)
aan llugo de Groot tcürecf: Ik ben aan de
treurspelen vervallen."
' Het huis heette in Vondels's dagen 't Roode
Kruys". Later werd het bekend als het huis,
?waar de twee Rochgens uithangen'1. Nog later
in 1755 noemde men 't huis, waar De dry
Boter-tonnen in den achtergevel staan." Die
gevelsteen zal aangebracht zyn door den
toenmaligen bewoner, den deftigen doopsgezinden
handelaar in ham, gerookt vleesch, spek en
boter: Abraham de Vries, een voorvader van
mr. A. L), de Vries, den bekenden
Amsterdamschen historiekenner en Vondelvereerder, den
stichter van het wetenschappelijk tydschrift:
Oud-Hollandt, tot aan zyn dood onder-directeur
van 'sRy\s Prentenkabine'.
Het huis de dry Botertonnen" heeft in deze
eeuw gestrekt tot woning en handelshuis der
boekhandelaars Ten Brink en de Vries, en een
reeks der laatste jaren tot een verkonplokaal
van oude en nieuwe boeken ea woonstede van
den zoon van den tweeden firmant, van R. W. P.
de Vries.
Deze, R. W. P de Vries, paste in zulk een
huis, gelijk de zaak paste in de Warmoesstraat.
Sedert de 16 ie eeuw toch hebben de
boekverkoopers gelijk de apothekers voornamelijk ge
woond in die buurt en aangrenzende straatjes,
als: de St. Anuastraat en de Pijlsteeg, waar
ook de eerste courantier zyn courante nou
velles" of nieuwsmaren deed verschynen.
In dat oude historische huis b; acht R. W. P.
de Vries den oude-boekhandel. Daar, in dat
huis, wa*r Vondel verkeerd zal hebben, heeft hy
vaak de werken vaa Vondel verkocht, en heeft
hy met den grooten Vondelkecner Meyer en
met mr. A. D. de Vries, wiens vo&rvader
gelijk gezegd werd ook daar gewoond
heeft over Vondel en zeldzame
Vondeluitgaven gesproken en medegeholpen aan het
totstandkomen van den Vondel-catalogus, een
eenig werk van mr. A D. de Vries.
Dit historische huis staat thans ledig en
verlaten, gereed om tot puin in 't ei,d" ge
morteld ie worden.
R. W. P. de Vries, is thans, geheel in den
geest der Amsterdümsche historie, als oprecht
Warmoesstrater, getrokken naar een der hoofd
grachten, naar de Coninxgraft", al spoedig
als Cingel bekend geworden en gebleven. De
Van Lenneppen en de Neufvilles en vele ande
ren uit vroegerj eeuw hadden, verhuizende
uit de Warmoesstraat naar een der
hoofdgrachten, dit voorbeeld gegeven. En nu wil
het geval dat a historie n Vondel R W. P.
de Vries ook daar, op den Cingel, in de buurt
waar dr. hamuel Coster's me'.sje woonde, niet
verlaten, maar er hem omgeven en omzwerven.
Want ook het nieuwe huis is een historisch
huis, waar de lucht .an verzamelen hangt, en
waar de eersto groote boekverkoopipg door
R. VV. P. de Vries te houden, zal zijn eene
Vondelïerkooping. De kostbare en eenige ver
zameling vau Vondei's werken, en van al wat
op het leven en den tijd vai Vondel betrekking
heef, de Vondelverzameling van Hartkamp,
zal daar verkocht worden tenzij Amerika
de geheele verzameling opkoopt, \ óór het tot
verkoopen komt.
Het nieuwe huis, het boekenpaleis op den
Cingel 146, had in 1631 tot bewoner dr. Pieter
Cloeck In 1693 werd hst verkocht &an Dirk
Boet.dermaker, een bekenden verzamelaar van
schilderijen en prei.ten. In 1767 woonde er de
weduwe van Burgemeester Jan
Huydecoper van Maarseveen, in deze eeuw professor
G. Voorhelm Scheevoogt, terwijl het in de
laatste jaren gestrikt heeft tot gaarkeuken voor
meerveriuogenden*. In het huis er onmiddelijk
»an grerzende woonde in de 17de eeuw Frans
Banning Cock, de hoofdfiguur op Rembrandt's
Nachtwacht".
Kan een verzamelaar van werken over
Amsterdamsche kunst en historie op een meer
historische plek wonen!
* *
liet is der moeite waard dit deftige en
weidoortimmerde" ou !e huis aan den Cingel te
zien, een voorbeeld van indeeling en
geriefelijkheid. Groote zalen bevaten in kasten er, op
tafels kostbare oude en nieuwe bleken en
plaatwerken. Daar geniet men bij het aan
schouwen van incunabelen, van miniaturen;
van oude liedboeken, mopsjens; van oude
kinderprenten; van oude kermisprenten; van
oude kinderboeken; van zeer oude hijbels; van
den eersten druk der Psalmen van Marnix;
van boeken proza en poëzie van Nederlandsche
dichters uit alle eeuwen, van kaarten en atlas
sen, van de oudste kaarten van Amsterdam:
van boeken over Nieuw-Amsterdam en meerdere
over Amerika; van reisbsschijvingen, waaronder
zeer zeldzame, door Zweden en Moscovië; van
boekeu over heraldiek; van een even rijke als
zeldzame verzameling emblemata, enz. enz. De
waarde van dergelijke verzamelingen neemt toe,
naar mate Engeland en Amerika, groote som
men veil hebben voor oude Hollandsche ver
luchte werken.
e kostbaarste werken zijn bijeengebracht in
een zaal of ruime kamer, gelijk beschreven
wordt in van Lennep'sroman: Ferdinand Iluyck.
Het heilige der heilige is een soort torentje",
ingericht tot privaat-boekencel voor R. W. P. de
IIIIUIIII9IIUIIIIIIIIIIIIII1
tellen a's hij ouder werd, maar de dood was
i:óó plotseling gekomen, dat zij, zooals zoo
velen, geen order op haar zaken had gesteld,
zoolang er nou; tijd was.
Eu al had bij zyn geboorte gekend, het
zou vour he:n, hulpeloos kind, toch weini;; ver
schil hebben gemaakt; hij zou er niet minder
arm, minder hongerig, minder eenzaam door
geweest zijn, en een zekere trots en manne
lijkheid, die verscholen lagen achter zijn on
wetendheid en zijn onvermogen zouden hem
?weerhouden hebben om hulp te zoeken bij
liep, die hem niet erkenden, en hem verlieten.
Dit arme oude schepsel, ternauwernood nog
levend, behal ve in haar warme liefde en door de
pijn in haar ledematen, was alles wat hij op
aarde bezat, en hij had zich aan haar gehecht
met de trouw vaa een teere, bedeesde natuur.
Zyn eer.ig denkbeeld wa«, dat, als hij Nonna
raaar terug Ion brengen naar hun dorpje, zij weer
gezond en sterk zou worden en zou kunnen
wandelen langs de groene velden en de beekjes,
die zij, noch hij hadden kunnen vergeten.
Ik weet zeker dat zij beter zou worden,"
dacht hij, terwijl hij leunde over den steenen
muur en staarde naar de rivier voortstrooroend
in het maanlicht.
Maar hoe zou hij haar daar brengen ? Zij
was als eeri blok, zooals zij zelf zeide, met
ledematen, die zij niet gebruiken kon; de
lippen slechts kon zij bewegen en voor ieder
stukje brood, of elk slokje water was zij af
hankelijk van haar buren. Alleen een wonder
kon haar herstellen, maar Lillino geloofde in
wonderen, of beter gezegd, wonderen waren
aatuurlijk voor hem; een deel van het
dagelijksch leven.
(Slot volgt.)