De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 16 juni pagina 3

16 juni 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1251 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ook hy hinkt nog op twee gedachten, maar is dunkt me nog het beste in zyn wel wat fcevüd sn Heywood Summer-achtige lithografie. Zijn boekbanden zy'n beslist slecht, een groote band met koorden en zegels eraan, geeft een natuurgedachte, half naturalistisch, half deco ratief we«r, tarwyl de letters hier, die het uit gangspunt van een titel en band moeten vormen, verwrongen zijn in de vakjes die open bleven. Het gebatik op leer is zeer jammer hiervoor geweest, daar het blank misschien prachtig was en indien hierop versiering noodig is, het met stempelijes of lynen of n enkele kleur, oneindig beter ware geworden. Ik geloof dat eveneens van genoemden heer het aifiche voor de Indische tentoonstelling stamt, wat m\j telkens een ergernis ia, daar het mist alle piëteit voor de kunst van dit volk, een kunst die te hoog staat om op eer. dergelijke w^jze nagebootst te worden, dit grenst aan bespotting, al is hot dan ook onbewust. Veel. degelijker werk is dat van den heer Neuhuis, die vooral waar bij zich tot blad motieven bepaald, zeer gelukkige omlystingen ontwierp. By de geheele collectie voor de firma Van Leer. springen enkelen er wel wat uit en de lynkruisingen geven wel eens wat onrustigs en verwards, maar toch zit in dit werk een goede fond, waarop indien hij zich niet te veel herhaalt, goede resultaten voortge bouwd kunnen worden. Eveneens weer een decoratieve escapade van een schilder is het kussen door den heer G arm s ontworpen en door mevr. Garms ge borduurd. Het ontwerp leidt aan te groote verbrokkeling van motief, waardoor patroon zelf en de verdeeling geheel verloren gaat; de wy'ze van werken is aardig en hiermede zijn by juister begrip van versiering, betere dingen te maken, maar dit vereischt evenveel studie als iedere andere kunstuiting. Een zeer mooi specimen van toch hoogst eenvoudig bor duurwerk -zagen we dezen week bij de firma van Wisselingh, in een met wit, geel en paars op bruinen fond geborduurd kussen van de ? hand van mevrouw Dysselhoi. Hier vormen de kleine steekjes en de herhaling ervan, het ornament; dit is zuiver kanstnaaldwerk en uit het werk zelf, zijn de versieringen ontstaan. Anders is het ook met het scherm van mej J. Koster; dit is een schilderijtje eenigzins omgewerkt tot een decoratief geval en toen met lange steken geborduurd. Uit principe is dit een volslagen half beid, maar er gaat en een kleuren tintelende bekoring van uit die het verwant doet zyn aan een gobelin. Dat hier echter weer een schilder en geen kunstnyveraar aan het werk geweest is blijkt wel uit het houten omtimmerte, dat aan het bor duurwerk lang niet ten goede komt. 0/nlyst, direct bij de teekening, niet eens het gewelkte randje nog, en dan zoo eenvoudig als mogelijk is, zou het er veel op winnen, in aspect, niet in opvatting natuurlijk. Als los schilderij lijken mij ook de tegels van Nienhuis niet op hun plaats. Tegels zyn geen dingen om in een lijst op te hangen, hun bestemming is om in den muur gemetseld te zitten, of desnoods als haardplaat of deel van een waschtafel in hout gevat te worden. Hoe geestig en verdienstelijk de vogels en visschen ook zyn, ly'ken my de ontwerpen voor muren en lambrikeeringen veel beter toe, meer in verband met de natuurbestemmir.g van het materiaal, en zyn zij ten minste naar de ontwerpen te oordeelen veel aangenamer dan wat de Distel by'v. ons als muurversieringen reeds hier en daar gegeven heeft; daar zit te veel toevalligs in. Het beeldhouwwerk van den heer C. Stroo zou eenige jaren geleden waarschynlijk zeer mooi gevonden zyn, de algemeene inzichten te dien opzichte zy'n echter geheel gewyzigd en nu zou by de technische vaardigheid waarover genoemde heer beschikt, de wy'ze van ver siering en behandeling naar zuiverder grond beginselen verandert moeten worden, om een goed resultaat tot stand te brengen. Ten slotte resten ons de meubelen van den heer Mol. Dit is de eecige meubelmaker in deze bent en als zoodanig is diens werk niet aan concurrentie of vergelyking onderhevig. Wat bij een dergelyke expositie van meubelen onaangenaam aandoet, is het verschillen der dingen onderling, waardoor rnen zich niet een geheele kamer direct denken kan, en het eene meubel, den indruk van het andere eigenlijk be derft. Nu staan er eenige dingen bij elkaar, die ten slotte niets met elkaar te maken hebben, voor verschillende doeleinden besjemd zijn, en elkaar afbreuk doen. Eenvoudig van vorm en constructie en op zich zelf mooi teer van mate riaal is een kaptafel met stoel, van licht hout. zoogenaamd pitch-pine. Zoo iets is als ge schapen voor damesvertrekken waarbij men zich licht blauw behang en soepele zijden gordy'nen denkt, maar geplaatst naast de zware massieve leunstoelen, toont het wat goedkoop, wat arm. Een even voornamen indruk als dit kaptafelije, maakt een damesschrijfiafel van licht geel satijnhout. Oak dit meubel draagt direct de kenmerken van voor een dame be stemd te zijn en is ook min oi meer daarom imiitiiimtiiniHM lllllllMMlIlllllllllllMIlllllllIIMIIIIIIIIIIItllltllllllIllllllllllllHIIMIIIIIIIIIIII DE KLEINE DIEF, Naar het Engeltclt, VAN O U I D A. Het was een warme avond in Februari; de geur van narcissen en violen verspreidde zich door de lucht, en de zilveren glai s van het licht der volle maan viel over de Arno, die voortstroomde door de gewelven der Poiite Vecchio. Een klein jongetje leunde over den steenen muur en staarde in het water op een lij l, dat hij eigenlijk al iang in bed moest liggen. Maar zijn bed bestond slechts uit een stroozak, met wat droge maïsbladeren er onder, en hij hield meer van het heldere maanlicht en de frissche, klare, opstijvende nacht lucht. Het was een uur na middernacht; behalve een paar rijtuigen, was er weinig drukte op de kade, waar hij stond te droomen en te verlangen, vaag en onbewust; hij was een kind, dat eens gelukkig was geweest. Die tijd scheen ver achter hem te liggen. Zijn vader was van een oud geslacht en had een mooien naam gedragen; hij heette slechts Lillino. Zyn ouders waren dood; hij had alleen maar een overgrootmoeder, die in de eenige kamer in Oltrarno, die zij bewoonden, aan haar bed gekluisterd was. Hij onderhield haar en zichzelf door het verkoopen van luci fers; hij was zeit zoo dun als een luciter, maar hy was een mooie jongen met groote aan een bepaalde omgeving gebonden. Er is niets overbodigs of overtolligs aan. en de ver siering door donker gekleurde pennen en enkele ingegroefde lijntjes is ook juist geschikt om er een achevéaan te geven. De leuningstoelen die we al terloops even bespraken, maken een zeer soliden indruk, voor menigeen wellicht wat al te massief, maar het gebruik kan eerst leeren of ze aan hun doel beantwoorden, en waar men in vroeger tijd, al leunende zijn hoofd dikwyls Het rusten op gesneden krullaria, daar steunt men nu tegen een gry's rips dat wel zoo aangenaam is. Ze vallen zeer mee in het gebruik, zouden we kunnen zeggen aan hen die door den eersten indruk afgeschrikt waren. Van een tweetal kastjes komt mij het hoogste voor, het mooist van verhouding te zyn. De houtsoort is even eens mooi en ook weer door inleggen met donkerder gedeelte wat verlevendigd. Het kleinste kastje is hierdoor misschien wat te druk en onrustig geworden, wat mogelijk door den tijd als het donkerder en meer gelijk wordt, opknapt O per bet geheel echter maakt die inzending van den heer Mol een zeer gunstigen indruk, die zoo we reeds zeiden, zou winnen, indien hy ons alles van n kleur hout by'v. of by elkaar behoorende had laten zien. Daar het meeste .werk echter eigendom is en men moeilyk van de eigenaars kar. vergen dat zy ter wille eener expositie hun gansche kamer zouden onttakelen, zal dit steeds een nog op te lossen vraag blijven en alleen mogely'k, indien men alvorens een dergelyk inte rieur af te leveren, het hier of daar, al is het dan niet in de zalen van St. Lucas, als geheel liet zien. Ik hoop dat de heer Mol ons een vol gende keer hiertoe eens in de gelegenheid stelt. Hiermede geloof ik een ieder die zich op het gebied der toegepaste, aanverwante, gebruiksof hoe men ze noemen moge kunst, op deze expositie vertegenwoordigd heeft, het zyne ge geven te hebben, naar de mate van wat hij inzond of men er van verwachten kan. Een groot terrein ligt voor hen open maar het ver eischt bearbeid te worden door ernstige wer kers, die hunne taak nauwgezet opvatten, en er niet zich uit tydpasseering in gaan ver meien, en zich tegely'k met andere dingen bezig honden. R. W. T. Jr. 1) Het leven en de werken van Gsrrit Dou beschouwd in verband met het schildtrsleven van zijn tijd door dr. W. Martin, onder-direc teur van het Koninklijk kabinet van schil derijen te VGravenhage. Uitg. S. C. van Doesburgh, Leiden l'.'Ol. tlllllMIIIIIMIItllllII bruine oogen en neerhangende kastarjebruine krullen, en zulk een drosvi^en, smee kenden glimlach, dat bijna geen mei-je of vrouw hem voorbij ging zonder te koopen, en geen hond zonder vriendelijk met de toi g te likken. Hij leek niets op den stads-monello, die handel drijft en drukte maakt, en bedelt, en plaagt, en huppelt en schreeuwt door de straten van Italii'. Hij was altijd stil en ver legen, en schrikte terug vAor zijn luidruchtige medeverkoopers; nooit sprak hij een woord tot degenen, die van hem kochten, ir aar hief slechts even zijn zware oogleden met ds lang 5 oogharen op, en als de blik, dien hij opving, vriendelijk was, dan glimlachte hij. Zijn drukke kameraden lachten hem uit, en maakten gekheid ovtr hem, en gaven hem den bijnaan van den Signorino", maar toch waren zij nooit ruw tegen hem. Er was iets in den jongen dat hun tongen in bedwang hield, en hen de handen bind. een kleine af scheiding, die hun ruwe naturen eerbied inboezemde. Een van hen noemde hem II bimbo Gesu". Zijn moeder was liij zijn geboorte gestorven en zijn vader hal zich doodgeschoten, nadat hij alles wat hij bezat aan de speeltafel vcri loren had; het kind had zijn bestaan te dan ken aan een geheime liefdes-intrigue, en bleef aan de zorg toevertrouwd vau zijn zoogmceder, i een goede vrouw, die een kleine boerderij had j op de heuvels boven Val d' Etna. ] Zij er. haar man zorgden zeven jaar voor j hem, toen verliet haar man haar om in den vreemde te gaan. en een jaar later werd zij : gedood door de stoomtram bij de Gelsomino, en alleen de oude moeder bleef over, dat oude schepsel, dat hij Nonna noemde. Zij werd uit de kleine boerderij gezet", en Leven en wetten m Gerrit Don.l) Voor men tot de beoordaeling van een boek overgaat, is 't vereischend (en behoorlyk) het eerst geheel uit te lezen. Nu laat het eene boek zich gauwer uitlezen dan het andere; dat hangt op de eerste plaats af van het aantai bladzijden die het bevat, maar ook wel van de stof, die behandeld wordt eu op welke wijze die verwerkt werd. Dit boek is niet zoo dik, (de schry'ver spreekt herhaaldelyk be scheiden van boekje) maar toch heb ik er lang over gedaan het uit te lezen. En, nu ik eindelijk de laatste bUdzijde bereikt heb, lijkt het me nog een ongedaan werk, dat ik deed. Er valt zoo weinig van dit boek te zeggen van dit boek, waarin de schrvver alles zegt. In het openbaar het af te keuran oftepryzen (waartoe we werden uitgenoodigd) houdt in, het ter lezing aanbavelen of' afraden. Af te keuren is het niet, en te prijzen evenmin, althans niet voor een kring van lezers in een gewoon weekblad. Ik kan me echter uit de moeielijkheid redden door het maar sterk ter lezing aan te bevelen; ik weet dan, dat het boek voor het grootste gedeelte onopengesneden in een kasthoek der lezers beland zal raken. Toch kan de schrijver met dit boek in zekere omgeving zyn nut stichter", valt zijn arbeid dus te waardeeren al is 't ook betrekkely'k. Voor hen echter, die wel belangstellen in onze oude hollandsche meesters om hunne onvergankelijke werken, maar zich niet geroe pen achten in de kennis van documenteele aan gelegenheden geschoold te worden, moet het boek als ongenietbaar worden aargeduid. Nu wat de stof betreft, die behandeld wordt: Ik acht het een ongelukkige keus van een debuteerend jong kunbtgeleerde, uit debreede schaar van Holland's vroegere meesters, juist dengene tot voorwerp van studie te nemen, die, bij al de perfectie van zijn techniek, toch een kunstenaar zonder temperament moet ge noemd worden, en waarby dan tevens al die ziellooze en zooveel zwakkere navolgers, de afkijkers van zijn methode, ten tooneele wor den gevoerd. By een uit die school, Brekelenkam, had de schrijver wel wat sterker onderscheidend, commentaar rnog-en maken. DJU heeft ruimschoots zijn roem gevonden ; bij is meer dan volprezen. Ilaeds bij zijn leven, toen de veel meer waarachtige artiest Jan van Goyen uit armoede Leiden verlaten moest, klom Dou in die plaats steeds hooger in aan zien en nam hy toe in welvaart. Hij liep in kostbare kleeren statig rond en werd zoo een groote heer, dat hy het ordinair klinkende »Gerrit" voor Gerard verwisselde. Men sprak van hem steeds als «Monsieur Dou". Maar ook na zyn dood, in de 18e en het begin der 193 eeuw gold Dou als een der alleruitnemendsten uit de hollandsche school. De pryzen voor zyn werken werden uteeds hooger opgevoerd; en de beste gevolgtrekking kunnen wij maken uit het feit dat Rernbrandts schilderyen voor de markt veel laser geschat werden dan die van den gevierden n1 j nscb.il der, terwijl werken van Ruysdael, Van der Neer, Van G;>yen, den Delfischen Vermeer als 't ware voor een appel en een ei te verkrygen waren. Mij dunkt een ander van die lang mikkende meesters had nu wel eens aan de beurt hunnen komen. Toch zouden er in verband met die zoolang buitensporig geroemde kunst van meesters, die by' al hun vaardigheid, van een schildersnatuur waren zonder zenuwgeste', dieper beschouwin gen zyn te maken geweest over de opvattingen van kunst en schilderijen, zoowel bij de letken als bij de vakmannen uit dien tijd. De schiy ver beloofde in zyn voorrede wel iets dergelijks, maar is niet verder gekomen dan tot gewone mededeelingen Ook zou de groote trek naar de kunst van Dou en anderen als v. d. Werff, v. Mieris, de g' 'aliiiniseerde landschapschil ders, in de tyden van het kunttirerval wel verder tot overweging hebben kunnen brengen de geestelyke verdooving vaa een geslacht. De schryver zegt aan heleind: «Thans zyn, voor velen althans', de tijden veranderd en honden wij natuurlijk onzen smaak, die Dou nauwelijks in Reoibrandts schaduw kan laten staan, voor den besten. Maar daarom moeten wij niet ver geten, dat er ook andere tyden met andere opvattingen zyn gewnest, tyden waarin de werken van derigene, aan wiens leven dit boekje gewijd is tot da beroemdste eu meest gezochte voortbrengselen der schilderkunst behoorden." Dat klinkt nu wel een beetje voorzichtig, als de meenirg van een, die zich uiten moet, maar nog wat weifelend is in zy'n overtuiging. Naen, niet «natuurlyk houden we onzeu smaak voor den besten", maar we weten zeker dat ors inzicht (dat Dou heelcmaal niet in Rembrandts schaduw kan staan} het onfeilbaar oordeel is, na een eeuwlange verblindheid van tamme kunstliefhebbers, die wel bly'ken de schilderyen niet alleen bezien te hebben met de oogen, maar ze ook wenschten te bevoelen, te beaaien met de vingers. Die andere tyden zy'n voorbij, gelukkig; maar geen ernstig kunst historicus zal daarom de opvattingen van toen negeeren. Latere geslachten zullen wellicht oordeelen, dat wi/j weer naar andere zijden overdreven, (eigenschap van bruising). Maar toch zal altijd getuigd worden, dat onze op vattingen aan zooveel waarachtiger levens aspiratie ontsproten zijn, dan die van de generatie achter ons. Er is misschien wel een reden te vinder, dat de schrijver met zijn eerste boek een niet zeer gelukkige greep deed; en tevens doet het ons bedenken dat daaruit nog niet bepaald mag worden wat hij werkelijk in zyn mars heeft. Het boek is een academisch proefschrift. Het onderwerp leek zeer geschikt om uit te putten, en eigenaardig ook om het plaatselijk tooneel, ter verkrijging van den doctorsgraad aan de hoogeschool te Leiden Vóór alles moesten de geleerde heeran voldaan worden, en op al wat hun in dit boek over (J3rrit Dou wordt opgedischt, over den juisten ge boorte-datum, over zijn al of met verblijf houden in Engeland, over het tydstip waarop hy begon kaarslicht te schilderen, kastjes om zijn schilderyen te maken, over het omzwerven van sommige schilderijen, over nog zeer veel meer , zullen zij wel niet veel bemer kingen hebben kunnen maken. Het is geen kleinigheid dat alles te controleeren. Toch had een opponent het den candidaat op enkele punten wel even lastig kunnen maken. Bv. op verschillende plaatsen wordt Dou's arbeid gequalifiseevd als een peuterig schilderen, of is hij ons vertoond als een vlijtig en vaardig maar koud regelmatig schilderij voortbren ger ; elders dan vinden we hem it.eens weer ge noemd 'geniaal'1 ; ook wordt beweerd dat de Avondschool «een eerste plaats blijft innemen onder de werken onzergruote meesters": toen had men hem onze groote meesters eens moeten laten opnoemen. Ook had nader verklaring kunnen gevraagd worden over de omstandigheid dat een schilderij zwak van uitvoering is en vele der goede hoedanigheden van een ander besproken stuk werk mist, met de vvonderlijke toavoeging : >.-Maar de hoofdzaak, de gelijkenis, is er." Dat de heer Martin zich tot het schrijven van dit boek zette, alleen met het oogmerk om er te komen, zou men ook kunnen ; Heiden uit den eersten zin van de inleiding, waarbij hij bekent, voor den schilder, die hij tot onderwerp van zijn studie koos, dezelfde koude belang stelling te koesteren als Joshua Reynolds: »With admiration on the lips, but indifference in the heart'. Wat hy verder aankondigd van zyn arbeid «dat die niet zal bestaan in aesthetische be schouwingen, daar hy zyn onderwerp van een zuiver historisch standpunt heeft opgevat," ... dat het leven van Gerrit Dou, die het type was van een tydens zyn leven gevierd hollandsch kunstenaar, juist valt in den ty'd van hoogsten bloei der hollandsche kunst, en (daar om) een uiterst geschikt uitgangspunt voor het beschouwen van het hollandsche schildersleven der zeventiende eeuw, - dan wil allemaal niet anders zeggen dan : ik zal eens uitpakken al wat ik met veel y'ver en moeite heb weten te verzamelen over het onderwerp; Garrit Dou en omgeving, eu zy, die mochten twijfelen of het werk wel nauwkeurig genoeg geschied is, kunnen het navorschen in zoovele werken, ais bronnen gebezigd en hierby openhartig aan geduid. Dit boek is degelijk en onschuldig : niemand zal na lezing ervan zich sterk voor Dou ge porteerd gaan voelen. 't Is eigenlyk een registratie-werk, blijkbaar met (al was het alleen maar om het samen stellen der nagenoeg volledige lijst, van Dou's werker;) veel nauwkeurigheid en volharding verricht. Dat is een verdienste. Maar toch, in geen ander opzicht valt de verschoning van dit boek te waardeeren, dan dat het zy'n nut kan stichten in het afgelegen kringetje van kunstgeschiedenisbeoefenaars, die het bij ver schillende gelegenheden als een vrij wel be trouwbaar handboek raadplegen kunnen. W. STEENIIOFF. Artis. De tuinen van het Genootschap zullen bin nenkort met eenige nieuwe plantenkassen worden voorzien. ID de plaats van den ouden wintertuin, welke alreeds 13 afgebroken, zal een nieuwe wintertuin met bijbehoorende trek-, warme- en gematigde plantenkassen alle van geheel ijzeren constructie verryzen, waarvan de bouw aan de firma Th. A. de Koster alhier is opgedragen. iiuiiiiiMiiiiiitiiiHimiiiiiiiimtiiiiiiiiMiuiiiumiifiitiifti Een oprecht teterdamsclT boekWelaar en antipar. Een oud huis. een oude zaak in de Warmoesstraat is voor goed gesloten het huis van den boekhandelaar en antiquaar R. W. P. de Vries. Dat huis zal nu dienen tot vergrooting van het Bijbel hotel, dat almede zijne geschiedenis doet samengaan met die va i Amsterdam. DJ oude boekhandel van R. W. P. de Vries werd gedreven in cea huis, dat, toen Vondel in de Warmoesstraat, zijne woning had, ? be woond werd door Isalic van Gerven ofGerwen, wijnkooper. Het deed / 680 van huur, ? 30 meer dan Vondel voor het zijne betaalde. laaiic van Gerven had twee m ;oie dochters. Vondel heeft beiden tot beelden van meisjes zien opgroeien, en de eene zoowel als de andere bij beur huwelijk met weelderige bruiloftsverzen vereerd. De eene, Duifje, trouwde met den zoon van den Schrpjn en Kaad, Harmen Gijsberts v. d. Poll ; de andere, Ida met, Pieter van Bueren, Votdel's naasten buurman, die een acht ;i tien huizen verder woonde dan Isaii'; van Gerven. Vondel, die toen Ida in 1631 ging trouwen, nog niet het schoone tafereel van het buurtleven der kinderen in de War moesstraat geschilderd had, vergat in het bruiloftsdicht de oude buurt, de Warmoesstraat niet. 1) Hij riep al de speelnootjes, de buur meisjes bij elkaar om haar op te wekken, naar oud gebruik, de straat te bestrooien : Kom, bt^irooi de \V;innoe^slraat, iiiimiiiiiimitH steunend op het kind en het kind op haar, waren zij naar de stad gegaan om hun brood te verdienen; zij maasde zijden en wollen kousen en hij verkocht lucifers. Maar dit laaltte jaar, hij was nu tien jaar, waren de aderen vaa haar beenen zoo ge zwollen, dat zij het bed moest houder ; zij kon ook niet goed meer zien, en zoo worden de lucifers hun eenig middel van bestaan. ! Eén voor n werden a! de kleine voorwerpen, die zijn Nonna mee naar de stad had gebracht, verkochr, en bleef er niets ovi r dan de have1 cze k.eederen, die hen bedekten en een paar schamelu, onmisbare voorwerpen. Zij zou Ifii van honger en koude gestorven zijn zonder de hulp van hen, die het niet veel beter hadden dan zij zelf, en zo/ider de aalmoezen, die l>ngs de straten wandelende dames nu en dan, getroffen door de weemoe dige schoonheid van Lillino's gelaat, in zijn kleine magere hand lieten glijden. Dit wa geen bedelen, want iedereen nam een doosje lucifers; men wist, dat hij anders in aanraking zou komen met de po'itie, want in theorie is beJelen verboden. Lillino's lichaam was in de straten, maar zijn ziel in de velden. Het was nu drie jaar, sinds hij ze het laatst gr/ien had, maar hij had nooit opgehouden aan ze te denken. Laat ons teruggaan, Nonna. Laat ons teruggaan," zeide hij telkens. Maar de arme oude bediegerige vrouw kon slechts zachtjes schreien, terwijl zij antwoordde: O mijn lieveling, hoe zouden wij er komen ? En wie zou ons onderhouden ? Wij zijn nu eenmaal hier en hier moeten wij blijven. Misschien als de heiligen mij wilden laten sterven, zou er iemand zijn, die vriendelijker voor je was en je meenam uit deze nare wreede stad niets dan steenen, en leven en geratel, en volop eten en drinken voor hen, die al meer dan «eroeg hebbi'ii, en geen stul-j'; of geen droppel ij s voo hen, die hanst omkomen'1. Ga niet dood, Nonr.a,'1 zeide Lilii .o, zyn armen om haar h-en s^a>i;ide. Ga toch. uict dood en ga toch niet weg, diep in de aarde. O, ik smeek u doe het niet. Ik heb niemand dan u " irm klein ventje, wat heb je aan mij V' p-eveldc zij, terwijl zy haar ha-,d zegenend op zijn hoofdje legde. Een oud stuk hout, niet eens goed gt'.'.o g om op te branden, waut de sap pen zijn er uit. Helaas! helaas!" Maar zij was du eenigs oru wie hij gaf. die bundel lompen, die daar la,; onder de versie'.en deken. En hij had ha.ar zijn geheele leven gekend ; ze was altijd zoo goed voor hem en toen was ze, hoewel oud, een sterke go 'dhartige vrouw gewe.st. liet eersty wat iiij zich herinneren kon, was dat hij vroolyk naast haar liep, haar rok vasthoudend met zijn handje, om waterkers te plukken in iie sloo'.en, de eenden naar het rivierj:! te drijven, olijven, kastaijas, lramjn en boschaardbeien te zoeken, of een van die lichte wi-rijes te verrichten, waar oude ment-ehcn en kinderen zich in velden en bosschen mee bez g hoeden, en die maken, dat men mi'.tig kan zijn van zijn derde tot zijn negentigste jaar toe. En nu kon Nor.na niets moer ui:voeren, en deed LUlino ai zijn best om voor twee te werken, il ij twijfelde nooif, of hij tigenlijk wel bij haar hoorde, of liever hij dacht er nooit over; hij had haar altijd om hern heen gezien en hij had moeder Rosa, die m3u hem ge leerd had als zijn moeder te beschouwer, steeds grootmoeder tegen haar hooren zeggen.Niemand had hem ooit verteld dat hij patricisch bloed in zijn aderen had. Moeder Rosa had hem de geschiedenis van zijn geboorte willen verZonder tegenfpraak, kan men zeggen, dat Vondel als goede buur, vaak in het huis van Issue van Gerven, het voormalig huis van R. W. P. de Vries verkeerd heeft. 1) J. v. d. Vondel heeft in het overschoone gedicht op den dood van zijn dochtertje Sara, het kinderl ven in de Warmoesstraat meesfe.rlijk geteekend. Sara v. d. Vondel, de vreugde van al de speelnootj>s in de Warmoesstraatbuurt stierf in 1613. Weinig jaren later over leed haar moeder. Vondel heeft op den dood zijner vrouw geen gedicht gemaakt. Waar schijnlijk was hij stom van smart. Wat zijne vrouw voor hem geweest is, getuigt de zin in Giji-lircght, kort daarna gedicht: Waar werd opreghter trou", enz. het schoonste gedicht, ooit op huwelijkstrouw gemaakt. De regel: Van een boom breekt nimmer tak, zonder krack, herinnert aan: Myn moed heeft sedert: den dood van mijn Silige huisvrouw een krach ge kregen" zooals hij -'l jaar na haar dood (i6b'5) aan llugo de Groot tcürecf: Ik ben aan de treurspelen vervallen." ' Het huis heette in Vondels's dagen 't Roode Kruys". Later werd het bekend als het huis, ?waar de twee Rochgens uithangen'1. Nog later in 1755 noemde men 't huis, waar De dry Boter-tonnen in den achtergevel staan." Die gevelsteen zal aangebracht zyn door den toenmaligen bewoner, den deftigen doopsgezinden handelaar in ham, gerookt vleesch, spek en boter: Abraham de Vries, een voorvader van mr. A. L), de Vries, den bekenden Amsterdamschen historiekenner en Vondelvereerder, den stichter van het wetenschappelijk tydschrift: Oud-Hollandt, tot aan zyn dood onder-directeur van 'sRy\s Prentenkabine'. Het huis de dry Botertonnen" heeft in deze eeuw gestrekt tot woning en handelshuis der boekhandelaars Ten Brink en de Vries, en een reeks der laatste jaren tot een verkonplokaal van oude en nieuwe boeken ea woonstede van den zoon van den tweeden firmant, van R. W. P. de Vries. Deze, R. W. P de Vries, paste in zulk een huis, gelijk de zaak paste in de Warmoesstraat. Sedert de 16 ie eeuw toch hebben de boekverkoopers gelijk de apothekers voornamelijk ge woond in die buurt en aangrenzende straatjes, als: de St. Anuastraat en de Pijlsteeg, waar ook de eerste courantier zyn courante nou velles" of nieuwsmaren deed verschynen. In dat oude historische huis b; acht R. W. P. de Vries den oude-boekhandel. Daar, in dat huis, wa*r Vondel verkeerd zal hebben, heeft hy vaak de werken vaa Vondel verkocht, en heeft hy met den grooten Vondelkecner Meyer en met mr. A. D. de Vries, wiens vo&rvader gelijk gezegd werd ook daar gewoond heeft over Vondel en zeldzame Vondeluitgaven gesproken en medegeholpen aan het totstandkomen van den Vondel-catalogus, een eenig werk van mr. A D. de Vries. Dit historische huis staat thans ledig en verlaten, gereed om tot puin in 't ei,d" ge morteld ie worden. R. W. P. de Vries, is thans, geheel in den geest der Amsterdümsche historie, als oprecht Warmoesstrater, getrokken naar een der hoofd grachten, naar de Coninxgraft", al spoedig als Cingel bekend geworden en gebleven. De Van Lenneppen en de Neufvilles en vele ande ren uit vroegerj eeuw hadden, verhuizende uit de Warmoesstraat naar een der hoofdgrachten, dit voorbeeld gegeven. En nu wil het geval dat a historie n Vondel R W. P. de Vries ook daar, op den Cingel, in de buurt waar dr. hamuel Coster's me'.sje woonde, niet verlaten, maar er hem omgeven en omzwerven. Want ook het nieuwe huis is een historisch huis, waar de lucht .an verzamelen hangt, en waar de eersto groote boekverkoopipg door R. VV. P. de Vries te houden, zal zijn eene Vondelïerkooping. De kostbare en eenige ver zameling vau Vondei's werken, en van al wat op het leven en den tijd vai Vondel betrekking heef, de Vondelverzameling van Hartkamp, zal daar verkocht worden tenzij Amerika de geheele verzameling opkoopt, \ óór het tot verkoopen komt. Het nieuwe huis, het boekenpaleis op den Cingel 146, had in 1631 tot bewoner dr. Pieter Cloeck In 1693 werd hst verkocht &an Dirk Boet.dermaker, een bekenden verzamelaar van schilderijen en prei.ten. In 1767 woonde er de weduwe van Burgemeester Jan Huydecoper van Maarseveen, in deze eeuw professor G. Voorhelm Scheevoogt, terwijl het in de laatste jaren gestrikt heeft tot gaarkeuken voor meerveriuogenden*. In het huis er onmiddelijk »an grerzende woonde in de 17de eeuw Frans Banning Cock, de hoofdfiguur op Rembrandt's Nachtwacht". Kan een verzamelaar van werken over Amsterdamsche kunst en historie op een meer historische plek wonen! * * liet is der moeite waard dit deftige en weidoortimmerde" ou !e huis aan den Cingel te zien, een voorbeeld van indeeling en geriefelijkheid. Groote zalen bevaten in kasten er, op tafels kostbare oude en nieuwe bleken en plaatwerken. Daar geniet men bij het aan schouwen van incunabelen, van miniaturen; van oude liedboeken, mopsjens; van oude kinderprenten; van oude kermisprenten; van oude kinderboeken; van zeer oude hijbels; van den eersten druk der Psalmen van Marnix; van boeken proza en poëzie van Nederlandsche dichters uit alle eeuwen, van kaarten en atlas sen, van de oudste kaarten van Amsterdam: van boeken over Nieuw-Amsterdam en meerdere over Amerika; van reisbsschijvingen, waaronder zeer zeldzame, door Zweden en Moscovië; van boekeu over heraldiek; van een even rijke als zeldzame verzameling emblemata, enz. enz. De waarde van dergelijke verzamelingen neemt toe, naar mate Engeland en Amerika, groote som men veil hebben voor oude Hollandsche ver luchte werken. e kostbaarste werken zijn bijeengebracht in een zaal of ruime kamer, gelijk beschreven wordt in van Lennep'sroman: Ferdinand Iluyck. Het heilige der heilige is een soort torentje", ingericht tot privaat-boekencel voor R. W. P. de IIIIUIIII9IIUIIIIIIIIIIIIII1 tellen a's hij ouder werd, maar de dood was i:óó plotseling gekomen, dat zij, zooals zoo velen, geen order op haar zaken had gesteld, zoolang er nou; tijd was. Eu al had bij zyn geboorte gekend, het zou vour he:n, hulpeloos kind, toch weini;; ver schil hebben gemaakt; hij zou er niet minder arm, minder hongerig, minder eenzaam door geweest zijn, en een zekere trots en manne lijkheid, die verscholen lagen achter zijn on wetendheid en zijn onvermogen zouden hem ?weerhouden hebben om hulp te zoeken bij liep, die hem niet erkenden, en hem verlieten. Dit arme oude schepsel, ternauwernood nog levend, behal ve in haar warme liefde en door de pijn in haar ledematen, was alles wat hij op aarde bezat, en hij had zich aan haar gehecht met de trouw vaa een teere, bedeesde natuur. Zyn eer.ig denkbeeld wa«, dat, als hij Nonna raaar terug Ion brengen naar hun dorpje, zij weer gezond en sterk zou worden en zou kunnen wandelen langs de groene velden en de beekjes, die zij, noch hij hadden kunnen vergeten. Ik weet zeker dat zij beter zou worden," dacht hij, terwijl hij leunde over den steenen muur en staarde naar de rivier voortstrooroend in het maanlicht. Maar hoe zou hij haar daar brengen ? Zij was als eeri blok, zooals zij zelf zeide, met ledematen, die zij niet gebruiken kon; de lippen slechts kon zij bewegen en voor ieder stukje brood, of elk slokje water was zij af hankelijk van haar buren. Alleen een wonder kon haar herstellen, maar Lillino geloofde in wonderen, of beter gezegd, wonderen waren aatuurlijk voor hem; een deel van het dagelijksch leven. (Slot volgt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl