Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERD A.'MME.R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1251
Indien alle afschryvingen, die by beide
maatschappijen over 1900 hebben plaats gehad,
te zatnen worden gevoegd, wordt een bedrag
verkregen van / 1,278,855, tegen ? 837,117
in 1899.
Amerikaansche sporen verdienen ditmaal
geen koers vergelyking of byzonderen be
spreking.
De obl. Z. A. S. M. gingen wat vooruit. Er
is reden voor. Hun goed recht zal door
Engeland's regeering erkend worden. Dat waste
wachten. De Groene heeft reeds, vóór eenige
weken, gewezen op den eerbied voor het
privaatrecht, al wordt het publiek- en volken
recht schandely'k beleedigd. Ook de aandeel
houders kunnen goeden moed houden.
A'd a m, j 13 Juni 1901 D STIOTER
B uss u m, j
aillUJIUIIIUlimiUMlUUIMlIllimimilMIIIIIIIIUIIUUIIIIIUIIIIHIIIUIIIIIM
HLTSJES
De
Naar het Duitsch, van EBVJABD HESZ.
Toen ik eenjarig-vrijwilliger was, bewoonde
ik met myn broeder twee kamers in een kleine
straat naast de kazerne. Mijn broeder, die op
school ging, was nog vry jong, waarom mijn
ouders het wenschelijk vonden, dat hy onder
myn hoede bleef, temeer daar deze wyze van
wonen goedkooper was, dan wanneer wij ieder
afzonderlek woonden.
Ik had de kamers niet zelf uitgezocht, maar
eigenlijk geërfd." Daar het regiment over de
oude en de nieuwe kazerne, die zeer ver van
elkander lagen, was verdeeld, en ik wegens
m\jn twijfelachtige lengte van te voren niet
zeker wist, by welke compagnie ik zou geplaatst
worden, kon ik natuurlijk ook niet van te
voren een kamer huren; ik zou dan gevaar
geloopen hebben, dat mijn kamer vlak bij de
nieuwe kazerne was, terwijl mijn compagnie in
de oude lag of omgekeerd, zoodat ik eiken
dag dien langen afstand had moeten afleggen.
Ik wachtte daarom, totdat wij waren inge
deeld. Toen de sergeant-majoor 's middags
eindelijk zoover met ons klaar was dat wij
konden gaan eten, maakte hij ons het zoeken
naar kamers gemakkelijk door te zeggen:
Wanneer de heeren", dit woord was hem
onwillekeurig ontsnapt, daar wij a'.len in meer
cf minder elegante burgerkleeding voor hem
stonden en het eenige stuk van ons uniform,
dat wij dadelijk moesten dragen, de kwartier
muts, in het bureau in de hand hielden; hij
verbeterde zich onmiddellijk: wanneer de
njarigen soms nog geen woonplaatsen mochten
hebben, dan is hier de lijst der kamers van de
pas vertrokken njarigen. U kunt dus uit
zoeken."
Ik vond op de lijst een woning met twee
kamers, waar vroeger twee eenjarigen huisden.
Dat was juist, wat ik noodig had; ik zeide
onmiddellijk: die neem ik."
Zij lag nog geen drie minuten van de kazerne
ai en toch zoo, dat men gerust vandaar in
politiek kon uitgaan; zy was voor mij dus een
ideaal.
De hospita, een oude, kleine, ronde, dikke,
trippelende, vriendelijke sergeant-msjoorsweduwe
behandelde mij nog beleefder, toen ik de beide
kamers huurde. Dat moest wel een rijke mijn
heer zyn! De vriendelijkheid en de
beleeidheid verminderden ook niet, toen vier weken
later mijn broeder bij mij kwam wonen.
Gedurende de eerste zes weken moesten de
njarigen in de kazerne slepen, zoodat ik in
den regel alleen 's morgens vroeg na de reveille
thuis kwam, om, als ik tijd genoeg had, nog
een uurlje te slaper, toilet te maken en koffb
te drinken, 's Middags en 's avonds kwam ik
meestal maar eventjes zien, of er ook brieven
voor mij waren. Toen die zes weken voorbij
waren, werd ik huiselijker. Na het middageten,
dat ik gebruikte in een restaurant in de buurt,
ging ik een uurïje op de canapéliggen, totdat
de dienst weer begon, en 's avonds, als de dienst
geëindigd was, deed ik hetzelfde tot aan het
avondeten, dat ik meestal met myn broer samen
gebruikte, die hiervoor de noodige
toebereidselen maakte. Daarna ging ik doorgaans uit
om een paar potjes bier te drinken; wanneer
ik thuisbleef, ging ik met stal slapen. Een goed
soldaat kan altijd slapsn en doet het ook al
tijd in zijn vrijen tij i, wanneer hij tenminste
niet een afspraak met een meiys heeft of in
de kroeg zit.
Mijn broer had het 's avonds riet zoo goed
als ik, hij moest werken; maar hij hoefde z!ch
over dag dan ook niet zoo uit te sloven. Het
duurde verscheiden weken, eer ik het merkte;
mijn broeder hal het reeds eerder bemerkt,
maar niets gezegd. In de kamer naast onze
zitkamer namelijk steunde en jammerde dik
wijls iemand; het was een vrouw. Soms wee
klaagde zij luid op een onaangenamen toon,
dien men krijschend zou kunnen noemen, wan
neer hij niet zoo zwak en hol was geweest.
Soms hoorde men er een man diep en krachtig
door heen praten of vrouwen met hooge stem
men er tusschen schreeuwen.
De j ffrouw vertelde ons, dat de zieke een
weduwe was, die daar met haar zoon woonde.
Deze laatste, die den heelen dag van 's morgens
vroeg af werkte, kwam gewoonlijk thuis, als
het donker werd. Overdag kekeu de verschil
lende bewoonsters van net huis zoo nu en dan
eens naar de zieke. Onze nachtrust werd ge
lukkig nooit door de patiëat gestoord. Wanneer
wij de deur van onze slaapkamer hadden ge
sloten, hoorden wij het steunen slechts zelden.
Bovendien sliepen wij vast.
Wij sliepen echter niet altijd even spoedig
in. Doch de oorzaak hiervan kwam van de
andere zijde. De sergant-majoors-weduwe had
een dochter, -die moJiste was in een grooten
winkel in de stad Juffrouw Babette", dat
zeide de moeder altijd, wanneer zij over haar
dochter sprak, liep tegen de dertig, was klein,
een weinig gezet, bleek en zwart, trachtte
deftig Duitsch te spreken en zich als een
dame voor te doen. Zij was dan. ook zonder
twijfel het meest beschaaf Ie vrouwelijk weze:i
in huis. Tegenover ons gedroeg zij zich steeds
heel netjes; wij bemoeiden ons > order niet mtt
haar. Behalve ons had de weduwe rog een
comnifi.saal, die geen eigen kamer had, maar in de
familie" leefde; hij sliep in de gemeenschappelijke
huiskamer, terwijl moeder en doch'er de eenige
overgebleven kamer als slaapkamer gebruikten.
Deze derde huurder was een bloedverwant,
een neef of zoo iets, en zat in de derde kiasse
van het gymnasium, ofschoon hij al vrij oud
was Wij kwamen nooit met hem in aanrakirg.
Dikwijls kreeg hij bezoek van zijn kameraden.
Hij bracit ze mee of zij kwamen bij hem
onder het voorwendsel, samen te willen werken.
In werkelijkheid was het hun echter er om te
doen, juffrouw Babette het hof te maken, zich
in de kunst der galanterie te oefenen. Juffrouw
Babette liet zich de vereering en de hulde van
deze jongens welgevallen en regeerde ze, zooals
alleen een in den omgang met het deftige
publiek geschoolde winkeljuffrouw dat kan. Dik
wijls als ik 's avonds om half tien, vermoeid
door den dienst, in mijn bed kroop, hoorde ik
hen lachen en pret maken. Het gebeurde wel
eens, dat ik, als ik byna was ingeslapen, plot
seling werd opgeschrikt door het luidruchtig
gelach van de gymnasiasten of door de heldere,
gebiedende stem vaa juffrouw Babstte.
Dit leven maken duurde nooit langer dan
tot hoogstens tien uur, zoodat ik er nooit iets
over zeide tegen de juffrouw, die alty'd st,
st!" riep, wanneer het te rumoerig werd. Waarom
zou ik het pleizier van die jongens bederven ?
De zieke buurvrouw werd niet beter, zy
jammerde en steunde hoe langer hoe harder.
Het is niet prettig, zoo iets steeds aan te
hooren. Bovendien hin,derde het mijn broeder
by' lijn werk. Eens op een avond vertel ik
hem een aardigheid, die myn sergant vandaag
gedebiteerd had. Mijn broeder begint hard te
lachen, ik ook. Terwyl wij de grootste pret
hebben, wordt er tegen den muur geklopt.
Die arme, zieke buurvrouw. Oas gelach hindert
haar. Wij zwijgen oogenblikkelijk. Dan zetten
wij ons gesprek op gedempten toon voort, alsof
er niets was gebeurd. Een paar dagen later
loop ik, in gedachten verzonken, fluitend, met
den zwareu stap van iemand, die door een
langen marsch vermoeid is, op myn kamer
heen «n weer.
Er wordt tegen den muur geklopt. Mijn
gefluit, myn gestamp, het hindert de arme,
zieke buurvrouw. Ik ga op de canapézitten
en fluit niet meer. Een anderen keer ga ik
een liedje zingen er wordt geklopt. En zoo
wordt er nu altijd geklopt, of door de arme,
zieke vrouw zelf met zwakke hand, of door
haar zoon met krachtige vuisr( o t door een
van de vrouwen.
Wy kunnen niet meer luid spreken en lachen.
Aan fluiten of zingen valt niet te denken. Wij
moeten op de teenen loopen. Wij moeten op
passen als wij een kast openen o t dicht doen,
een stoel verplaatsen, kolfis zetten of de borden
op tafel zetten, dat wij geen leven maken.
Wanneer we dit alles een oogenblik vergeten
men fluit of lacht toch wel eens onwillekeurig,
onmiddellijk hooren we: klop, klop! En als ik
na een vroolijken avond laat in de n acht thuis
kom en in het donker tegen de tafel of tegen
een stoel stoot dadelyk weerklinkt het een
tonige geluid.
Zoo gaat het voort, weken en weken lang.
Aan den eenen kant vroolijke scherts, aan
den anderen kant droevig gesteun, in het
midden pynlijk zwijgen, st.l luisteren.
Maar het zwijgen wordt langzamerhand
onverdragelijk.
Wij zyn twee jonge menschen mijn broeder
is bijna nog een kind en wij mogen niet
luid spreken, niet lachen, niet zingen, ons niet
verroeren, niet bewegen.
En dat op onze eigen kamer, waarvoor wij
geld betalen. Lang houden wij het uit, stom,
zonder wrok, zonder klacht Wanneer een van
ons lui! spreekt, zegt de ander zelfs al: Stil,
denk om de zieke. Zij zal dadelyk kloppen."
De zieke, altyd de zieke.
Na vier weken overleggen wij, wat wij zullen
doen. Het eenvoudigste is, ons nie; aan de
zieke te storen. Maar aan zoo iets denken wij
natuurlijk niet.
Maar waarom wordt zij dan niet naar een
hospitaal gebracht ?
Ja, dat weten wy niet. Zullen wij het
eens voorstellen? Neen, dat kan niet. Wij
mogen ons niet met de zaken van anieren
bemoeien.
Als wy rust of liever, als wij onrust
willen hebben, blijft ons niets anders over, dan
verhuizen. Dat is ook wat moois, midden in
het kwartaal. Zullen wij weer t*ee goede
kamers vinden? En wel vlak bij de kazerne,
want ver weg kan ik na'uurlijk niet gaan. Wij
zoeken overal in de buurt, nergens hangt een
bordje met: Gemeubileerde kamers te huur!
En wanneer wy een geschikte woning vonden,
dan zouden wij onze tegenwoordige kamers een
maand van te voren moeten opzeggen.
Wanneer nu in die maand nu ja, eens
moet er toch een einde aankomen ! Wanneer
nu in die maand de arme, zieke vrouw sterft,
dan is het toch jammer, als wij de huur hebben
opgezegd en moeten verhuizen, wai.t op zich
zelf bevalt onze wojrplaats ons ui:stekend.
Wij zegden de huur niet op, wij wachten.
Waarop? O, wij wens-chen niemand den dood
toe. Wij f preken ook geen wo;,rd over het
wachten. Wij vii den geen andere kamers, en
daarom blijven wij. Maar al zeggen wij het
niet, al denken wij hit nauwelijks, toch wachten
wij, toch verwachti,fi wij
De arme, zieke vrouw wordt steeds
juikkelbaarder en nerveuser. Zij kan st>o-vi!g niets
nv;er verdragen Steeds klop, klo;: .... wij
sluipen nog slechts in onze kamer romi, wij
verleeren het lachen het zingen, hel tluiten. . .
klop, klop.... de zieke klopt ;:eiK dikwijls,
als wij volkomen stil zijn, als om o: .1 te doen
hooren dat zij nog leeft. Maar dai merken
wij niet aliei n aan haar kloppe; , maar nog
mér aan haar steunen en klagen. !'<..t wordt
zoo luid, dat men hit ook in de slaapkamer
boort. Dik wij s vereenigen iich dr ver.
chillende uitingen die van djn d, , i 1:11 die
van het leven h^t klagen van d..' lijdende
zieke en het lachen van de vroolijke j-'iigd
tot een vreeselyken wanklank. Aa1.. ;ii: eene
zijde hoort men juffrouw Babette M L-I- den
bijval der overigen tot een van haai i.vrlingen
zeggen: Ik zal j j genadig beloonen ! Vanavond
mag je driemaal mijn hand kus.-.en !" i'
tusschen hoort men aan de andcu- .-.
heilige Moeder Gods, o heilige Jo/'.-t
bij in mijn lijden!"
SJHIS, misschien eens of tweemaal }
houdt het doktersrijtuig voor het lui .^
dokter brengt een kort bezo.k aa.i
dat nauwelijks vijf minuten duin t.
het begin, heb ik aan de juffrouw t
of de zieke g.-en murphiiai kreeg .:
twee keer per dag inspnitingon, 's ,.ui
's avonds, die echter bijna geen :;
haddon.
Kei s kom ik op de trap een gee.- u-,.,
die de zieke de vertroostingen van ?
brengt. Xa een k, rte tusschenj ooi ij.
weeklagen op- i'-uw.
Weken verloopun, het is winter.
Met Kerstmis gaui *ij voor acht .:,:?,M r.aar
huis. Ik heb verlof, mijn broedar w.'.vitie.
Ik keer terug, kom in de karnci- ,, stamp
de sneeuw van mijn voeten daai klinkt ht-t
weer: klop, kl p."
Zij leeft nog ....
Drie weken later kom ik 'smidda-;.- mn halt'
drie :huis, moe en koud; wij hebbi::i een zvvare
velddienstoefening gehouden. De kaïuer ia lek
ker warm. Mijn broer, die dien middag vrij
'/.:
iinder-..u;: O,
, *ta mij
>> " week,
.si il. De
.Ie zieke,
K', ns, in
;;? vraagt!.
?'.:., kreet;
if.;i ns 0,1
t-A..:iking
,,, te-er,
f.; bij Del
.-?uut het
heeft, zit aan de tafel te schrijven. Ik ga
dadelijk op de canapéliggen, een dutje te
doen. Na een half uur roept mijn broer nvj:
Ik heb koffie gezet. Wil je ook wat?"
Ik wry'f mijn oogen en gaap. Natuurlijk,
warme koffie, zooveel als er maar is."
Ik rek mij uit, ga aan de tafel zitten en
begin voorzichtig de warme koffie te drinken.
Myn broer loopt een paar maal door de kamer,
ik stoot by ongeluk tegen de tafel, zoodat alles
rammelt hé, wat is dat ? Ik mis iets. Wat
mis ik?....
Juist.... er wordt niet geklopt, neen, er
wordt niet geklopt. Nu stoot ik met opzet
tegen de tafel neen, er wordt weer riet
geklopt. Ik zit een oogenbük als versteend.
Wat is er gebeurd?
Mijn broer heeft myi verwondering bemerkt
en myn gedachten geraden. Hij zegt met een
kalme, eenigszins treurige stem: Onze buur
vrouw echijnt gestorven te zijn. Zij klopt niet
meer."
Zoo, sedert wanneer?"
Gisteren avond heeft haar zoon nog gespro
ken. Van ochtend"
Ik heb niets gemerkt, ik ben al om half
zes naar de kazerne gegaan."
Toen ik om ze?en uur opstond, was alles
stil. En toen ik om halt een thuis kwam, heb
ik ook niets gehoord.
Terwyl wy spreken, houdt er een lijkwagen
voor het huis stil; naast ons wordt het levendig.
Het duurt slechts kort. Mannen en vrouwen
stemmen door elkaar. Nu wordt de kist naar
beneden gedragen en in den wagen gezet, die
wegrijdt naar het kerkhof....
Wy drinken zwijgend onze koffie op.
Nu," zeg ik eindelijk. Nu kan je weer
lachen."
En jij fluiten."
Als we dat nog niet verleerd hebben!"
Zullen wy het eens probeeren'r....
Wy glimlachen zachtjes, anders niets.
Maar wij zouden nu toch mogen lachen,
wanneer wij wilden.
Het duurt lang, voor wij weer aan onze vrij
heid gewend zijn.
En meer dan eens gaan wij onwillekeurig
zachter praten of houden wij midden in het
lachen of fluiten op, om te hooren of het ,klop,
klop" niet klinkt.
Maar er wordt nooit meer geklopt.
HIIIIIIIIHIlHIlUllIllllllllmiMM
iiiiiiiiiniitiiiiiiniittiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiii
Klacht en efls.
Voortdurend lees ik in de couranten oproe- i
pingen voor meetings ten gunste der Boeren,
idem voor het inzamelen van gelden en
goederen voor Baerengevangenen, hunne
achtergelaten vrouwen en kinderen, weduwen
en weezen. Zoo ook, nu onlangs zelfs, een
bede om hulp voor de Boerengevangenen te
Ahmednagar. i
Ik misgun den Boeren, die sympathie, die
gaven niet, maar ik wensch de aandacht van
goedgeefsche Nederlanders te vestigen op de
ellende, die in onze Indien geleden wordt.
Ge ziet me ongeloovig aan, ge schudt met
een gebaar van minachting uw hoofd en mom- ;
pelt: »Man, wat praat ja toch van ellende in
den Oost! Wat ze ja daarvan vertellen is toch
maar half geloofwaardig.''
Ja juist, uw eigen landgenooten en dienaren
gelooft ge niet als dia u zeggen, dat daar
ginder, in onze schoone overzeesche provinciën, '
ook geleden wordt, veel geleden! i
Daar heerscht op vele plaatsen op Java
rijstnood, Nederlanders; weet ge wat dat zegt? ,
Denkelijk niet. Ryst is UUT UOOI'DVOKKSKI. van j
den Oosterling en geen toespijs zooals hier. ,
Of kan 't u niet schelen dat da Javaan j
hongerlijdt? Misschien hebt ge nooit goed j
gevoeld wat hongerlijden if», of zelt's gebrek
gehad aan voedsel. 01' komt 't er voor zoo'n
bruine onderdaan niet opaan of hij lijdt? Och,
het meerendeel der Nederlanders weet niet dat
't bruine, in hunne oogen heidensche, mede
burgers heeft. P>ifin, die 't niet wisten, weten
't nu ! Maar schande voor hen die 't wél
wisten, en die zijn er toch ook, niet waar, rijke
en meer ontwikkelde Nederlanders, en die
met die kennis niet beter woekerden.
Miar waarom zouden we nu zooveel aan
die menschen gever, die hebben toch zoo
weinig noodig om te leven ; daarbij is er geen
eer mee te behalen, immers ?
Maar weet ge, in die weinige
behrirftinkitnnen reien mt nag niet eens roorziett'.
Weet ge wel wat er bij te verliezen is, bij
zoo'n onverschillige handelwijze ten opzichte
van den Javaan en van den Indo, die ook lijdt?
Dat beseft ge niet; neen! ge zult 't te laat
besttl'an wellicht, dat uwe menschenliei'de, die
duizenden uitgeeft, voor ons niet direct be
staanden fop enkele uitzonderingen na)?denk
eens alleen ?7500 in Den Haag voor den
AniJ'jabadag, en niet e o n s een gulden over
heeft voor uwe eigen landgenooten weer
een schakel zal wegnemen van de keten, die
Nederland aan zijne Koloniën bindt ; aan
dis Koloniën die ge niet waard zijt, die ge
misschien ook zelfs niet kunt beschermen als
't er op aan komt.
Waarom worden ter wille der Hoeren, zij
vergeten, die wij onze onderdanen noemen,
die, omdat ze zelf niet luide klagen in de
couranten, zooals dat voor de Boeren wordt
gedaan, ook hunne nooden niet wereldkundig
maken en dus geheel afhangen van de wel
willendheid van hen. waarmee ze in directe
aanraking komen. Chineesche hoofden hebben
reeds wat geliotpen, zij maken ons beschaamd.
Wel springt ds Ird. Uegeering bij, doch dat
is niet voldoende. Fvenzoo bleef een bede om
hulp, Januari jl. geplaatst in lid Vwlerlntid,
door de presidente der Vereeniging Oost en
West 1) zoo goed als onverhoord, niettegen
staande de meeste dagbladen er mee in kennis
gesteld waren. Goedgezind, schoof men 't niet
{ivoren dier bede op de toen drukke dagen
voor de h u wel ij k.-feesten der Koningin. Maar
die zijn nu voorbij, doch wat niet voorbij is,
l) De eerste alinea van het hoofddoel der
Vereeniging luidt: »Het verspreiden van
populaire kennis omtrent onze Indien onder
ganscb het volk en het bevorderen der welvaart
in die gewesten, om zoodoende en ook door
het verleenen van onderlinge hulp ware be
langstelling en liefde te kweeken tusschen
Nederland, hier en ginds."
"2) Het bureau der Vereeniging O. en W. is
Ileerengracht 4, 's-llage.
dat is de hongersnood op Java; dit als een
logisch gevolg van de wet dat lijden langer
nagevoeld wordt dan de herinnering aan ge
noten vreugde.
En nu kom ik tot u, Nederlanders en vooral
tot hen die de advertentie voor de
Boerengevangenen te Ahmedoagar plaatsten, om nu
ook eens in dien geest voor de Inlanders op
Java een bede om hulp te doen hooren.
Vormt nu ook eens, voor den noodlydenden
Javaan, comité's en sub-dito's. Gy zult dan in
de couranten wel geen dank van hen hooren,
maar dat behoeft immers niet?
Gij zult niet alleen den Javaan maar den
Indo onder wien het paupsrisme zoo
toefleemt kunnen helpen.
Wacht niet tot 't te lait is, totdat verwaar
loosden in arrenmoede de hand aan de kris
slaan, en ge de rust door stroomen bloeds zult
moeten herstellen.
Gy zult veel kunnen uitrichten wat later
Nederland en zy'ne kolonisten ten bate komt.
En wanneer ge dan voort wilt gaan goed te
doen in dien geest, sluit u dan aan bij de
vereeniging Oost en West 2) die, het is bescha
mend te zeggen, overschaduwd wordt door een
dergelijke in Duitschland, wier doel ook is in
't moederland kennis en liefde voor de Koloniën
aan te kweeken. En wat zijn die Duitsche Kolo
niën in vergelyking met de onze l
Deze oproep richt ik ook tot allen die in
Indiëzy'n geweest, daar de beste jaren huns
levens hebben geleefd, dan wel er nog
verblijfhouden. Dommelt niet in gij allen die van
Indiëhebt geprofiteerd en nog profiteert! Wekt
belangstelling op voor die gewesten zoowel
in Oost als in West en toon die belang
stelling ook door u aan te sluiten bij de
Vereeniging Oost en West, waarmee ge een
goed werk doet.
Ook gy, geestelijken van iedere richtirg, gy
die op den kansel toch geen onderscheid maakt
tussehen blank en bruin, gedenkt onze bruine
landgenooten en wekt uw volgelingen op een
kleinigheid te offeren voor den Javaan.
Utrecht, Juni 1901. D. F. UOJOIN,
Gep. kui>t. .-I.-L.
Mariuestaf,
Onder bovenstaand opschrift verscheen in
de laatste Groene een artikel uit de pen van
den sinds eenigen tijd als marinespecialiteit
optredenden oud-kapitein der mariniers
Koentze. Aangezien uit 't eenigszins verwarde
zinnencomplex niet gemakkelijk is op te ma
ken of dat artikel zijn ontstaan te danken
heeft aan 't ongenoegen, dat de marinestaf
en de marke blijkbaar bij den heer K. heb
ben opgewekt, of wel meer beschouwd moet
worden als een uiting van zekere animo om
't »Plein" en de zeeofn'eieren met een regen
van niet heel welwillende bewoordingen te
overstelpen, of mogelijk ook een bestaansreden
heeft die de heer K. in zijn tallooze stukken
nooit gezegd, maar vaak verraden heelt, zoo
is 't vrijwel ondoenlijk het nu genoemde
artikel goed te beoordeelen.
Alleen is het misschien niet overdreven
eenige bevreemding uit te spreken over de
eigenaardige manier, waarop zoo zonder een
zweem van bewijs, zonder eenige nadere aan
duiding een niet onbelangrijk aantal inerischen
van verregaande onkunde beticht worden en
ook over het vernietigende oordeel over een
marinestaf, omtrent wier werkkring en
ir.richting absoluut niets gezegd wordt, waarschijnlijk
omdat zij den schrijver niet bekend waren.
Met recht zou men tenmii-ste eenige motiveering
van de diverse beschuldigingen mogen ver
wachten. Voor menigeen zou 't verder niet
onaardig wezen een naderen blik te slaan op
het bijzondere karaktervan des heeren Kobiitze's
vriend, den minister, die ondanks E! zijn
degelijkheid er niet tegen opzag; een betrekking,
die hij sii.éaure achtte, gemoedelijk en wel te
vervullen en er de bijbehoorende /li'OÜJ voor
op te steken, omdat anders toch maar een
ander het zou doen.
Z.
Een kalm en ernstig woord aan
de leden der broederschap
van Candidaat-Notarissen.
l" moet bekend Z:JT dat op S Juli aanstaarde
onze Broederschap haar ."VJ-jarig bestaan zal
herdenken.
Aai velen uwer zal het tevens hekend
zijn dat er kans bestaat, dat wauklanken en
dissonanten de gosda harmonie bij die gebeur
tenis komen verstoren. Wanneer men As* vrij
algemeen verspreide geruchten ma/ gelooven
bestaat de intentie om de grieven en onder
werpen die de laatste j ire ; onze Broederschap
tot etM kampplaats maakten, daar wedar ter
sprake te brengen, minder in directöii dan wel
in indirecten vorm, o. a. door toost«11 op
minder gewilde persoi.eri en toestaiulei , door
de festiviteiten te M.uistricht en te l.'ireclit ter
gelegenheid van het ?!!?< en -l!) jarig bestaan
hoog ie verheffen en tiour zijdelings eenigen
twijfel te laten doorschemeren aan de waar
heid van de verklaringen van den Voorzitter te
Utrecht wegens de verzending van de bekende
Weekbladen enz.
liet is duidelijk dat zulk een toeleg zér
gevaarlijk kan zijn. Onuitgesproken beschul
digingen en aanklachten prikkelen hoi meest
tot tegenspraak, het eene woord lokt diii
vooral het andere uit; hoe zal het gaan indien
jeugdige gemoederen, opgewonden door wijn
en feestvreugde, verschillende twistappels ais
terloops zien ter sprake brengen Uour een
aantal personen, die mogelijk niets liever zou
den willen, dan de deur uitgeworpen te
worden V
Jammer is het daarom dat het programma
der aanstaande feestviering een teleurstelling
is; dat het sedert ruim twee jaren zoo breed
opgezette feest, dut de geheele wereld zou doen
wéten dat de broedersctiap 5(1 jaren had bestaan,
na ai de verbittering diegezaaidisminder belooft
dan het Itvste en het -l'Jote jaarfeest gat, zelfs niet
eens het gewone diner voor rekening der kas.
Zeer te betreuren is het dat daarmede een
wapen is gegeven, terwijl anderen te recht
ontevreden zuilen zijn.
Laten wij echter het gevaar tlink onder de
oogen zien en voorkomen dat het immer
smeulende vuur der tweedracht op ons feest
tot uitbarsting geraakt.
Aan het Hoofdbestuur en aan de Feestcom
missie zij daarom met ernstigen aandrang in
overweging gegeven te waken tegen plotse
linge overrompeling, door streng een ieder die
zich niet vóór 4 Juli heeft aangemeld te weren.
Aan ieder der aanwezigen wil ik met
ernst aanraden vooral niet in den strik te
loopen dien men misschien zal voorhouden.
Worden onderwerpen onder het zand weg
gehaald: gaat er niet op in, wanneer niemand
debatteert is het vuurtje spoedig gebluscht.
Vooral wanneer aan tafel getoost wordt op een
wijze die u niet aanstaat: bedwingt u al kost
het moeite. Bedenkt dat er twee partijen moeten
zijn om te vechten, zorg dat de andere partij
ontbreekt.
Lsten wij allen kalm en bezadigd zijn en
voor n dag onze grieven en veeten vergeten,
wij zy'n dit verplicht aan onszelven, aan de
Broederschap, aan de gasten.
Wat zou de buitenwereld zeggen wanneer
het gelukte ons 50 jarig bestaan te vieren met
een algemeen gevecht ? Laten wij elkander op
handslag beloven al het mogelijke aan te wen
den om dat te voorkomen, vooral onszelven
te beheerschen.
Wij kunnen toch wel voor n enkelen dag
onze strijdbijl begraven. Dat zal ons gemak
kelijk vallen wanneer wy bedenken dat onze
houding dikwijls zeer incorrect jvas en velen
rechtmatige grieven hebben wegens het in de
laatste twee jaren voorgevallene, zoodat veel
moet worden vergeven.
Een gexoon lii der S roeder schap.
Amsr., 8 Juni 1901.
Giachte Redaiti;,
Z^udt u mij eene kleine plaatsruimte wil
len afstaan om een paar opmerkingen door
uwen muzikalen medewerker gemaakt te beant
woorden.
De heer Ant. Averkamp valt naar aanleiding
van de jongste uitvoeringen der Oratorium
Vereeniging my aan en wtl 1. op het principe
van het in de Hollandsche taal zingen, 2. op
mijne bewerking van dit werk en 3. op taai
en stijl van de inleiding.
Wat l betreft: De Oratorium-Vereeniging
is van meening dat dan eerst de toehoorders
een recht begrip kunnen krijgen van hetgeen
gezongen wordt als zij de woorden, die ge
zongen worden voor zich zien. Ondergeiegde
interlineaire hollandsche vertalingen zijn
onbegrypeiijke woordaaneenscbakelingen. Slechte
door de zintuigen harmonisch te laten werken
maakt men het den toehoorders mogelijk te
begrypen wat gezongen wordt.
Ad 2 kan ik alleen zeggen, dat hierby"
alleen persoonlyke meening spreekt. De heer
Averkamp vindt de vertaling niet geslaagd,
een ander mer.sch wel. Echter verzuimt
deheer Averkamp aan te toonen: dat ik mi/i
weinig om den zin van het origineel bekreunde.
Zulke dingen kan men gemakkelijk zeggen.
Ik heb mij er r.og al mee gevleid, dat ik
hoewel vrij bewerkende »den zin van het ori
gineel" bewaard heb; zelfs heb ik my beijverd
dien zin nogal getrouw op den voet te volgen.
Alleen heb ik het platte van de serenade maar
weggelaten. Ik wil niet vooronderstellen dat
juist dit platte den heer Averkamp zoo voor
net origineel inneemt, dat bij daarop zyne
beschuldiging gegrond heeft.
Ad 3. Taal- en stijlfouten werden er uit
gelicht. Ja, de Hollaiidsehe taal is moeilijk.
Dat ondervindt zelfs de heer Averkamp. Het
mannenkoor scheen hem (Averkamp) belargrijk
versterkt.* Dit kwam aan den klank van hti
gtheel zeer ten goede, want over het algemeen
werd er voortrtfl'elyk gezongen, liet koor.
loaaibi/j de soldaten en studenten hunr.e lie
deren dooreenvlechten. Het werk heeft op my
niet meer dan indruk gemaakt, dien ik er
vroeger b j/j ondenonden heb. Waarbij ?
De hellende eerste deelen (aen, twee, drie,
vier, vijf) zijn heerlijk.
Aan het einde echter begint het werk reeds
te verbleeken en kost het moeite de belang
stelling gaande te houden. Wat kost moeite.
of wieii kost het moeite V
Zoo zou ik kunnen doorgaan, maar boven
staand resuméis voldoende. Met den heer
Averkamp zeg ik : /%, die met goed gevoltj
eene lagere se/Mol doorloopen liebljen, moeten
gtc/t ocer zulk knoeiwerk ergeren.
J. A. \AX i.'.N BiïOECKE.
»\Yo berg' ich mich, wo fiind' ich Fassung
wieder?'' De heer J. A. v. d Broecke komt
mij met den machtigen vloed zijner gespierde
woorden op mijn plaats zetten ! Ware het niet
dat de redactie mij uitnoodigt een kleit.e
repliek te geven op bovenstaand stukje dan
zou ik er de voorkeur aan gegeven hebber.
het zonder commentaar ut' te doen drukken.
Het t-preekt voor zich zelf.
Ad 1. Als dd Oratoriumvereeniging (leep
de heer v. d. Broecke) »de zintuigen harer
(zijner) toehoorders harmonisch wil laten
werken" . . . nu, mijnentwege, dan zal ik maar
geen aanmerkirg meer maken op vertalingen.
Voor de harmonische werking der zintuigen van
de toehoorders der Oratoriumvereeriigings-con
certen moet me.i wat over hebben !
Ad '1. Als de heer v. d. Bi-oeck ' vla
Darnnation de Faust." vertaalt met »ae Ondergang
van Faust'' dan meen ik reden te hebben tot
de bewering dat de heer v. d. Broecke zich
?weinig bekreunt om den ;in rait het origineel.
leder die het fransche en hit hollandsche
tekstboek met elkaar vergelijkt, zal zien dat
de heer v. d. B. niet alleen met den titeL
doch met den geheelen tekst zóó is te
werk gegaan, liet gaat nu eenmaal i.iet aan
in deze kolommen beide tekstboeken af te
drukken ! Dat >een ander mensch" (in casu
b.v. de heer v. d. Broecke) bewuste vertaling
nu wél geslaagd voorkomt is wel vleiend voor
den heer v. d. l! Gaarne geef ik hem de
verzekering dat ik niet bet oog had op het
»platte" van het origineel.
Wal r.u het derde punt aangaat wie ge
meend mocht hebben dat mijne bemerkingen
over de verzorging der inleiding zouden
weerlegd worden, komt bedrogen uit. In stede
daarvan vindt men een paar opmerkingen en
vragen van den heer v. d. B., welke den lezer
vermoedelijk er aan zullen dot.n twijfelen of
de heer v. d. Broecke wel lezen kan.
En fcindelijkde gecursiveerde slotwoorden'
Wel, wel, dat is een vreeselijk handige zet! Een
kostelijke inval is daar uw brein ontsproten,
waarde heer v. d. Broecke! Geluk daarmede '.
(Ik meen met den inval).
AST. AVERKAMP.