De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 23 juni pagina 4

23 juni 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1252 met photographiën en afbeeldingan, ten einde een duidelijk beeld te geven van de omgeving, waar die schatten gevonden werden. llltlllllllllllllllHIIIIIIHIIIIIItllllllimillllllllUllllllMlllllllllllMIHUIIIIIIII Kritiek en Gansene. Men is zoo vriendelijk en vrijgevig, mij J. Van den Oude's beide bundels «Literarische Interludiën" ter kennisname aan te bieden, en wel omdat de lezing van mijn artikel over De be teekenis der hedendaagsche Letterkundige Kri tiek," in het laatste nummer van De Arbeid, den gever tot het vermoeden heeft gebracht, dat deze Interludiëa //aan mijn aandacht ontsnapt" zoudeu zijn. Ik grijp de gelegenheid, mij hierdoor geschon ken, gaarne aan om nog nader toe te lichten wat in bovengenoemd artikel blijkbaar niet dui delijk genoeg omschreven is geworden, te meer, omdat de welwillende gever, naar het mij voor komt, de vermelding der luterladtëa uit een billijkheidsoogpunt wenschelijk gevonden zou hebben. Laat ik vooropstellen, dat mijn artikel geens zins beoogde, het werk van alle krit.iekschrijvers aan een beoordeeling te onderwerpen; om ver volgens op te merken dat Van den Oude's Interludiëu al dadelijk buiten het kader van dat artikel vallen, daar zij geen technische bespre kingen, geen eigenlijke kritieken m den door mij bedoelden zin vormen (eu dit ook blijkbaar niet willen zijn), doch causerieên naar aanleiding van het gelezene. Als zoodanig zijn zij tam-humorislische konkurrenten van Wolfgang's boekbeschouwingen in De Spectator maar minder geestig en minder gedistingeerd. De //Interludiëu" bemoeien zich in de meeste gevallen met de in het besproken boek neerge legde geduchte, zoodat in die gevallen de vraag open blijft: en de letterkundige waarde van het boek? zegt de iaterludeereude daar niets van? hoe is dat boek volgens hem geschreven? (Zie bijvoorbeeld Ie Bundel: Brandt van Doorne, Twijfel'; 2d Bundel: Kaulbach, Het rijke Leven; Piore della Neve, OperetteUoed; Kaulbach, Levens doel; Emauts, Op Zee). In verband met de bedoelirg van mijn Arbeid"-opstel zouden de Interludiëu dus verder onbesproken kunnen blijven, ware het niet, dat Van den Oude zich, als cau-seur, in sommige opzichten i-éus verklaart met een methode van beoordeelen, die ik in anderen, als knt c', heb meenen te moeten afkeuren. Daarom zij nog liet volgende opgemerkt. Van den Oude stuit zich ten aanzien van sommige letterkundige beginselen partij met een onverzettelijkheid, die te roemen zou zijn, wan neer zij niet aan een basis van onvergefelijke onwetendheid ware vastgelegd hetgeen de betrouwbaarheid van dezen kromkeur ook in andere opzichten een gevoeligen stoot toebrengt. Bescüouwen wij bijvoorbeeld zijn standpunt in zake de Vereenvoudigde Spelling. Er bestaat in ons land een Vereeniging ter . Vereenvoudiging van onze Schrijftaal," welke vereeuiging niet, zooals Van den Oude schijnt te meeuen door een paar kwajongens ia net leven is geroepen, maar door ernstige, weten schappelijk gevormde mannen, bij wie Van den Oude zouder blozen in de leer mag gaan. De vereenvoudigde spelling vindt bovendien aan hangers onder talrijke onderwijsautoriteiten, hoogleeraren en letterkundi?en van beteekenis. Genoeg om te vragen: is V. d. O. er af, met het streven dezer Vereeniging zonder vorm van proces tot de //literaire fratsen" te rekenen ? Gaf hij bewijzen, dit streven onderzocht en nagevoeld te hebben met dien ernst ea die toewij ding, welke elk oprecht en konsciencieus pogen verdient men zou zijn vonnis moeten eer biedigen. Hij toont echter integendeel niet het alletnauwst begrip van het program der vereenvoudigers te bezitten, zonder er nochtans een been in te zien dat program ongelezen naar den papiermand te verwijzen. Volgens Bundel I blz. 13 willen de vereenvoudigprs het Hollandsen geschreven zien, zooals een Rotterdanssche siga renmaker of een Utrechtsche diender het spreekt wat nooit door bovengenoemde *? Vereeniging" beweerd is; op blz. S i wordt de spelling van Brandt van Doorne's //Twijfel" phonelisch ge noemd wat zij in de verste verte niet is (V. d. O. kou bovendien weten dat het schrijven van een fonetische spelling praktisch volkomen onmogelijk is); //deugen onze oude ooren niet?" vraagt V. d. O. op blz. 219 en wij moeten grif: //ja, ze deugen niet" er op antwoorden, want de verwarring tusschen taal en spelling, taalregels en spelregels is op die bladzijde jam merlijk ; op blz. 78 van Bundel II moet Emants' spelling weer met alle geweld //phonetisch" zijn wat ze niet is noch zijn wil. Van den Oude zit hier op een stokpaardje, dat 't met glans aflegt tegen dea volbloed der Vereenvoudigcrs. Op mér punten is de Interludent tiranniek. Op blz. G6 van Bundel I moet de meesmuilende jeugd," als ze ten minste //welopgevoed" is, tegenover een boek het zwijgen bewaren uit ontzag voor het grijze hoofd" van den ver vaardiger ! ! Deze ontboezeming is kostelijk. V. d. O. moet me ten goede houden, dat ik zoo ouwelopgevoed ben om er over te raeesmuilen; zijn grijze haren zullen me imponeeren, zoodra een brochure van zijn hand over Het Verband tusachen Grijze Haren en Kunst-kritiek" mij dat verband duidelijk heeft gemaakt. Op blz. 123 wordt van Coenen's »Een Zwakke" gezegd, dat de waarheid des levens" er niet in is, noch een spoor van kunst" (je moet maar durven) want de heer Coenen is feitenblind, ziet slechts de modderige en kwalijk riekende hoekjes van het leven, evenals hij die zag aan een door hem beschreven brouwerij, inplaats van het daar ge brouwen kostelijke bier! Het is duidelijk, dat V. d. O. feitenblind is, waar hij immers niet ziet, dat Coenen evenzeer kostelijk bier lust als hij maar nu eenmaal, als artiest, voor zijn boek niet het bier maar het stinkende hoekje noodig had. Coenen zegt niet: zóó zijn de menschen, zóó is het leven precies en alleen als ik het beschreven heb!"; hij zegt ,zóo zijn de menschen en zóó is het leven van de menschen, die ik in mijn boek wenschte te beschrijven." Op blz. 128 moet Falkland (in ?wien V. d. O's literaire neus ganschelijk niet den man speurde, die eenmaal »Kamertjeszonde" en Op hoop van Zegen" zou schrijven) omgang zoeken met Amsterdammers die een behoorlijk soort van Hollandsch spreken. Waarom toch in 's hemels naam? Falkland had als artiest Amsterdammers noodig die onbehoorlijk Hol landsch spreken! Waar blijft de vrijheid van den artiest op die manier, waar de vrijheid van de kunst? Nu ja, zegt V. d. O. op blz. 287, kunst-uiting die kan me minder schelen in een boek. Nog meer tirannie: Op blz. 10 van Bundel II heeft V. d. O. het in zijn onberekenbaar hoofd gezet, dat Cyriel Buysse nu eens een menschenvriend moet zijn. Of Buysse nu al tegenspartelt, en volhoudt dat hij alleen maar artiest wil wezen ? je zult van heden af men schenvriend zijn, heeft V. d. O. gezegd, en zoo zal 't blijven. Natuurlijk komt het onderzoek naar Buysse's vriendelijkheid op blz. 12 falie kant uit, en roept V. de O. in wanhoop: Wij vragen: ia het een menschenvriend, die aldus enz." Het gaat met de interluderij een mooien kant uit op die manier. Morgeu komt er een boekbeschouwer, die zegt: nu ja, of ge nu al artiest zijt, gij schrijvers ? dat doet er weinig toe; ik wil uit uw werk nu eens zien of ge het apothekersvak goed verstaat. Dat is voor mij het kriterium vau letterkunde." V. d. O. zelf eaat trouwens hard die richting uit: op blz. 65 moet Coenen harten warmen, goedheid, verblijdenis en moed aankweeken, en ik weet ciet wat al toeren verrichten die met zijn ar tistieke organisatie in strijd zijn. Het is duide lijk dat V. d. O. hi'-r schrijver's-roeping aan dokters's-roeping getoetst heeft, zonder die kleine vergissing te bemerken. Op blz. 91 wordt die arme heer Buysse weer uit zijn rust opgeschrikt; ditmaal moet de man tegen wil en dank als volksvriend gekostumeerd worden. Eu of hij al protesteert, niet den minsten aanspraak, op dien titel te maken je zult vandaag volks vriend zijn", heeft V. d. O. gezegd; en als ook deze nieuwe rol Buysse wat onhandig afgaa*, schopt de lastigf, humeurige oude man hem in een hoek. Eu zoo is Buysse de gele genheid benomen zich op bh. 90 te verde digen tegen de beschuldiging; alleen kwaad van zijn landslieden verteld te hebben hij die het goede ditmaal als artiest niet noodig had voor z'ii boek, die juist over het kwade'n romau wou schrijven! Maar Buysse ligt in den hoek, het betreurend dat z'n vader hem niet tot histonkus van den volksaard opl"idde ! Nog meer tirannie: Op blz. l IS moet tegen woordig een behoorlijke roman een wijsgeerige strekking of richting hebben. V. d. O. moet 't maar bestellen zooals ie 't aetibea wil! Op dezelfde blz. wordt het woord men mooi, en het woord je in-leelijk genoemd. Waarom je zoo leelijk is, blijft me een raadsel. Bewijzen ontbreken er trouwens voor. Raadsel ook, waarom een schrijver, die den heer V. d. O. hoort zeggen: waarvoor leef je eigenlijk?" schrijven moet : waarvoor leeft gij eigenlijk ':" De doorhollerij op blz. 51 en 52 is ver makelijk. Jeanne Reyneke van Stuwe heeft het noodig geoordeeld, in Hartstocht," de ge sprekken harer personen met letterteekens juist zoo af te beelden, als zij die gesprekken iu naar omgeving gehoord heeft. Van den Oude vindt het nu noodig patetisch de beslisssing der Hollandsche Natie in te roepen, of deze in de toekomst haar litteratuur in J. R. v. Stuwe's taal geachrevea weuscht te zien. De voorstelling is inderdaad vermakelijk, de Hollandsche Natie opeens als =m man te hooren roepen: zóó moeten voortaan alle boeken geschreven worden alleen al, omdat een artieste het in dit enkele geval voor haar werk noodig vond zoo 1e schrijven!" Vermakelijk ook moet het zijn deu heer V. d. O. de ch van menxfh te hooren uitspreken, en de ij van belachelijk, en hem te hooren zeggen : zeidet gij niet, dat gij het met mijne kunst-opvatting eens waart ?" Op blz. 43 krijgt Augusta de Wit een duw, omdat ze het woord schooit in deu ban heeft gedaan. ,In een waardig Hollandsch, in het Hollandsch vau Augusta <le Wit," zoo predikt domiuéV. d. O., spreekt men niet vau het mooi, maar van het schoon der kunst." Wel zoo. Maar zou dominéook willen zeggen, wnuroui *mooi" in den ban moet ? Op blz. 169 schijnt 't weer niet goed te zijn, dat Couperus zijn aandacht niet schenkt ook aan personen buiten de wereld der haute volés. Hij verwaardigt zich niet daartoe of hij vermag 'l, niet, zoo maakt V. d. O. uit. Maar als Couperus 't nu eens niet wilde, 't voor zijn kunst niet noodig hitd'i Is dat geval niet denk baar ? Op blz. 171 eu 175 wordt dienzelfden schrijver gebrek aan achting tegenover een (ijner georga niseerd publiek verweten. Zoolang een schrijver nog niet op bestelling van het publiek, vertegen woordigd door J. v. d. O., werkt, zullen we nog maar aannemen dat hem hoogstens gebrek aan achting tegenover de kunst kan verweten ?wordeu. En zoo 't gechoqueerde publiek -- zie blz. 175 den heer V. d. O- angstig om een kamertje vraagt, waar 't veilig is tegen literaire beleedigingen laat hij het kamertje, waar geen beleedigende romans geschreven worden ter beschikking stellen : dat is bomvrij! Niemand wordt tot lezen gedwongen. Behalve op de tirannie van dezen literairen paus, zij nog gewezen op zijn onbillijkheid, zoo niet oneerlijkheid, speciaal in het Interludium over Van Deijssel, Bundel II blz. 103. V. d. O. hoort tot die ... laat ik zeggen : tot diegenen, die den leeuw durven trappen als hij oud ge worden is. Nu de tijd gekomen is, dat Vau Deijssel niet langer met bliksems werpt, waagt V. d. O. zich buiten, evenah het tegenwoordig gebruikelijk is Xola af te maken op enkele zwak heden uit l'écondité" en T avail", waarbij, schijnt het, de gausche kracht-cyklus RouuouMacquart" in 't niet zinkt. Het opstel over Van Deijs^el is oneerlijk, omdat de kritieken in diens 5eu Bundel behendiglijk worden uitgelicht natuurlijk, hoe zou die Bundel af te maken zijn, als bijvoorbeeld die twee kritieken over Heijermans en E. S. niet vooraf onschadelijk waren gemaakt? V. d. O. plukt een pereboum leeg, verstopt de vruchten, en scheldt dan op den leelijken boom, die alleen maar takken en blaren heeft. Ik meen voldoende aangewezen te hebben in hoeverre de gebreken dezer causerieên parallel loopen aan die der in ,De Arbeid" genoemde kritieken. Als de heer V. d. O., die (Bundel II) op blz. 17 en 13 z;jn cirkel-redeueenng met den kop in den staart doet bijten ; die op blz. 10 al op regel 11 uit bronnen heeft gedronken die eerst in regel 13 ontspringen; die op blz. 14 en 45 vergeet, dat de ontwikkelingsgang van het aienschdom ju st is het totaal van de door hem zoo gering geachte simpatie-toezeggingen; die op blz. 50 iemand met z'n toonen aan de deur doet kloppen in plaats van met z'n handen; die op blz. 5S spreekt van een arbeid van 's heeren Coenen's hand, ontsproten uit 's heeren Coenen's verbeeldingskracht"; die op blz. 03 moraal met kunst verwart, op blz. 77 den schrijver met diens personen; als de heer V. d. O. (zoo zeide ik dan, aangedaan met des heereu V. d. O's goedhartigen stijl) op blz. 200 van Bundel I vraagt: //Wat is nu Hollandsen de taal van Beets, van Geel, van Busken Huet of de taal van den heer Ary Prins en consorten ?" dan antwoorden wij met ver trouwen : de uwe is het, waarde heer, de uwe. Maar de onze óók." Gouda 4, Juni 1901. J. TERSTEEG. Boel en Tlschrift. Elzevier. Elzevier nu begonnen met een beschrijving stukjes over Neerlands eigen mooi, van velen nog miskend, door te weinigen nog in deugd gekend. Het is de heer G. A. N. Scheltema, die ons leidt naar den Elterberg, over den Hulzenberg, naar de hellingen van Monferland, heusche bergen van een honderd meter hoog in het kleine hoekje tusschen 's Heerenberg en Zevenaar. De heer Scheltfima, onze gids, kwijt zich goed van dezen taak, maar voor waardebepaling van het tijdschrift mag zijn wijze .van beschrij ving wel gesteld worden tot een peil waar onder moeielijk te dalen is. Mij dunkt, er zijn jonge Jitteratoren in ons landje genoeg, die een opdracht van Elzevier, om een brokje natuur-mooi in artistieke visie te beschrijven, gaarne en in groote liefde zouden aanvaarden. Niet, zooals de natuur door een beschaafd, maar overigens gewoon mensch gezien kan worden, mag hier het doel zijn, maar wel om ons mooi Nederland, in gloeiend, stijgend, zwellend, of naar gelang temperament en visie van den auteur, in zangerig, kweelend rhytme voor oogen te brengen, om daardoor het eigen land in al zijn schoonheid te laten kennen aan duizende anderen! Een historisch-beschryvend opstel over 't 't Buitengasthuis (het vroegere pesthuis) te Amsterdam, is hier aanwezig van de hand des heeren D. A. Zoethout, terwijl Max Rooses zijn beschrijving voortzet over de Vlaamsche meesters in de Ermitage te Petersburg. Dit keer geldt de bespreking Frans Snijders, waarbij een groote reproductie is gevoegd van zijn vogelenconcert". Schilder van de maand is P. Dupont, wordt hier sympathiek besproken door den Vader land-correspondent te Parijs, den heer C. Snabilié. Een portret van Dupont, naar een zwartkrijtteekening van Steinlen, gaat vooraf en geeft ons den Parijschen Hollander karakteristiek terug. Het opstel is verluchtigd met een groot aantal prentafdrukken naar Dupont's zeer bijzondere etsen, pastels, kopergravuren en krijtteekeningen, meest paarden langs de Seine en Marne. Het zijn ongetwijfeld prachtige getuigenissen van het kunnen van dezen kloeken Hollandschen werker op franschen bodem. Litterair werk is er in deze aflevering, vooral vergeleken tegenover het algemeen be schrijvende deel, maar zeer weinig, eigenlijk te weinig. Alleen een mooi sprookje voor groote menschen door Marie Marx?Koning en ten gedichtje in proza door G. van Hulzen, waarbij dan aansluit het Eendje'' van Tn. J. Thijssen. Van Evangile" een mooi liefdegedicht. Vermakelijk, zoowel wat teekening als tekst betreft, is de karikatuur Het verboden Boek", door den Rotterdammer J. H. Speenhoff en in de boekbeoordeelingen wordt nader de aandacht gevestigd op een ander teekenaar, die ons doet lachen, op Doncker in breeden kring al bekend geworden door zijn bij Van Loi y verschenen Avonturen van dokter Mol". Doncker heeft nu een nieuwe uitgave van de Schoolmeester'' op dolle en tegelijk kostelijk voorname wijze geïllustreerd. De Arbeid. Afl 8 van De Arbeid" draagt vooraan een opstel over de beteekenis der hedendaagsche letterkundige kritiek, door J. Tersteeg. Van Karel v. d. O^ver is een mooi gedicht van Stille Dingen" genaamd, herinnerend aan 't werk van een onzer liefste dichters. Hier zijn de beginstrofen : e-.i 'l reiulhk xin^e i van (.Til uuik'U Ijoolll ; u 'i is vugel iu lente en een <mbri:'iV|H'n \\ij> ' en ai'iue lieden, \PJUJII en grij^; Veel moois is er ook in Het Bloedend Har van Daneëlken", door Victtr de Meyere. Van Adolf Hurckenrath een sonnet Avond wandeling". Met Lode Baekelmans gaan we weer terug in de Rhetorica, moderne Rhetorica wel te verstaan, een zwijmei van liefde, in hoogdra vende bewoordingen behandelend, het wegloopsn van een meisje, Jlarieken van Nijmegen, wat de auteur waarschijnlijk als zeer voornaam en gedegen proza zal aanzien, maar wat in zijn gedragenheid, ook al loopen de zinnen goed, lynrecht tegen het onderwerp in vlucht. Er komt nog een vervolgstuk tot sluiting van deze, overigens goede aflevering, een litterairmooie, goedverzorgde schets van A. Rohm, over een meisje, dat na haar ziekte, zich voelt herstellen. Het zal de auteur misschien bevreemden, als ik deze schets een weinig te litterair be handeld vind, om ons in echten zin aan te doen. Dit lijkt me wel 't moeilijkste in de woord kunst om de wszensziel zelt tot ons te laten spreken, zóó dat elk begrip van een poëet, die ons het mooie en teere en gevoelige vóórzegt en tot woorden brengt, daarbij wegvalt, waardoor we in juisten eenvoud meeleven, meevoelen het geschrevene. Zoolang we onder de woorden het kunstige der woordkunst nog zien, het opzettelijke, van mooie dingen schrijven, wordt die aandoening slechts ten deele geboren en dit is wat ik als te litterair hier aanduid. Europa. Europa" heeft een schets van mevrouw A. M. Hirschman. Dan, een uit het fransch vertaalde brok artiestenleven naar Henri Murger, en een ver taalde schets van George Garnir, waarbij aansluiten de boekbeoordeelingen van Cenatos. De Levende Natuur. Een enthousiast opstel van Christiaan H. J. Raad over de Akeleien opent deze aflevering. Het is niet het proza van een wetenschap pelijk man, maar van een die de natuur ingaat om het genot zelf van in die natuur te verwijlen en dit is dan ook doel en strekking van het tijdschrift. Ik heb ze lief, de akeleien, die stijlvolle planten", schrijft de heer Raad. Ik heb ze lief, die bladeren van teeder fluweelachtig groen, als sierlyk uitgeknipt door de rozenvingeren eener schoone fee, zwevend tusschen de stammen van 't bosch. Ik heb ze lief, die heerlijke, rijke klokken van paars en rose, soms wit, als deuchtenddauw, juist optrekkend, uit den diepen da'kom, er een afscheidstraan van rein kwikzilver op achterlaat, die heel zacht klaterend neervalt door 't schokkend gebons van den driftigen, eersten bezoeker, een boschhommel, die ze liefheeft als ik. Ik heb ze lief, die slanke voorjaarsplant met de teere, sierlijke naar omlaag gebogen knoppen, als schuchter hun fraaiheid verbergend; 'k heb ze lief de schoonen, uitgedost in een gewaad van de heerlijkste kleur, den fijnsten snit, den vlugsten vorm." Ik heb dit stuk overgeschreven om ongeveer te laten zien, hoe redactie en medewerkers in dit tydschrift hun taak opvatten. Dus geen dor en saai relaas over botanie, maar huppelende, dansende woorden, alles springlevend, ter op wekking ? en onderlinge aansporing, ter aan moediging van anderen ook, om eveneens de natuur in te gaan, de dingen in haar werkelijk leven te bewonderen. In deze afl. is dan nog een opstel over kerkuilen door B. J. v. Wagenveld. Het verslag over een excursie naar Fettel, door H. R. Hoogenraad en D. de Vries Smits. Verder: Een vervolgstuk over het Insectarium in Artis, door R. A. Polak; Een kraaie -drama in 't Muiderplantsoen te Amsterdam, door M. A. Koekoek ; De vogelen wereld der Atkeveensche plassen. Wandelingen in Arnhem's omstreken. Een dito reisje om Amersfoort enz. enz. G. VAN HULZEN. BOEKAANKONDIGING La chronique de la conférence delalLaye 1S'J'> Accompagnéuu texte des conventio s par WILLIAM T. STEAD avec 80 portraits par M. BF.NVUE. Paris. La Have, Martinus Nijhotf, 1901. De bekende engelschman heeft het geschreven en twee dames hebben het vertaald, n.l. mevr. Caudarie, de l'arijsche uitgave en mevr. Léra de hollandsche, welke thans voor ons ligt in een kloek deel met vele portretten en photografische groepjes, vervaardigd naar clichés van den heer Bengue, welke een ofricieele opdracht van den Czaar schijnt te hebben gehad tot het portretteeren van de conferentieleden. Het boek geeft een goed overzicht van het ontstaan der vredesopwellingen in het brein van lord Salisburry wiens nota van 1891 zoo wonderwel past bij de hedendaagsche toestanden in Chii:a en Zuid-Afrika! en in liet hoofd van den Czaar, orn dan in breede trekken den loop der beraadslagingen te schetsen en ten slotte de povere resultaten vervat in fraaie kanselarij contracten compleet weer te geven. Ook het vreedzaamste stuk van de geheele conferentie ontbreekt niet: Garte de menu du lunch au Huis ten Jljscli. E. Polderkaart van de landen tusschen Maas en IJ, door W. II. HOKKWATKK, onder wijzer te Amsterdam. Amsterdam, C. A. J. Dishoeck. 1901. Een fraaie kaart met een zeer helder gestelde toelichting, een uitstekend hulpmiddel by het onderwijs in de aardrijkskunde en een niet te versmaden gids voor gemeente- en polderbesturen, voor militaire bureels enz. Misschien zal iemand die pluizen wil, hier of daar een getal aantreffen dat eenigszins verschilt van dat in andere bronnen; misschien ook zaleen ander opmerken, dat de waterstanden In de Zuiderzee ontbreken, en dat ook van de groote wegen en kaden de peilen wetenswaardig zijn, terwijl een derdo de grootte der polders enz. ongaarne mist. Dit alles betreft echter kleinere details, de hoofdzaak is dat de heer Hoekwater ons heeft gegeven een kaart van ons polder terrein even fraai als juist en bruikbaar. De heer Dishoeck beleve veel pleizier van deze kostbare uitgave, die echter valt binnen het bereik van hen, voor wie zij bestemd is. 'A. N. J. F. NIEUWE UITGAVEN. In liet Vondeljiark, door E. HI-MJIAMS en JAC. l'. Tin.issii met l!9 illustraties en twee platte gronden. Amsterdam, W. Versluys. Jtobert l'ruin's ren/ircide geschriften, afl. 21. Den Haag, Martinus Nijhoff. Jhjyienische Hinden, No. O, populair maand schrift voor praktische en toegepaste gezond heidsleer, onder redactie van dr. G. W. S. LINGT.KEK en dr. Pu. KOOPKUIIEIU; te 's Gravenhage. F. van Rossen, Amsterdam. (ttïtlustreerd Weekblad voor Fotografie. Laurens Hansma. Apeldoorn. «Geneeskundige kring." (Afdeeling Amster dam der Nederlandsche Maatschappij tot Be vordering der Geneeskunst) l{ui>\iort over den Gemeentelijken Geneeskundigen Diensten uittreksel uit he.t verslag der Kringvergadering van O Mei 19U1. Haarlem, De Erven F. Bohn. Hubel, door Lons Coi-ri-uis. Amsterdam, L. J. Veen. Vierde jnarceralnc/ der ]\ladoera Stoomtram 3Ltiat$clu>L>iiij, gevestigd te Amsterdam, 1900. liet J''coHvmixclie standpunt der VrijzinniffDemocruten. Rede, uitgesproken te Utrecht in de openbare vergadering, uitgeschreven door de Kiesvereeniging »Algemeen Belang", op Dinsdag den 4den Juni 1901, door Mr. M. W. F. TiiEfü. Amsterdam, Scheltema & Holkema's Boekhandel. Een en ander oter de Nederlandsche, 7<eemacht, de gedachtengang van een Nederlandsch Burger. Amsterdam, L. J. Veen. G. II. PIUEJI, Meta en andere gedicliten. Amsterdam, C. L G. Veldt. De laatste incarnatie, door HENRI BOREL. Amsterdam, L. J. Veen. E i't; EN v o .v ENXIIERI;. Afrikanischer Totentam. Nach den rinnerungen eines deutschen Oftiziers vom Stabe des General Joubert. II Teil. Ladysmith?Bloemfontein. Sensationelle Enthüllungen aus dem Burenlager. Berlin W. Fuszingers Buchhandlung. De Vrouw, eene schets op het gebied der Volkenkunde. (Voordracht) door C. J. LEENDEUTX. Leiden, E. J. Brill. FRITZ FLIEDNER. | Uit mijn Leven. Herinne ringen en ervaringen, Ie afl. Rotterdam, J. M. Bredée. MARIE CORELLI, De ware Christen, afl. 43. Amsterdam, L. J. Veen. Verslag van het Protestantsche Weeshuis, te Semarang over het jaar 1900. Batavia, Landsdrukkery. De zeilde loem van de Jleide, naar het Schotsch van S. R. CROCKETT, door J. P. WESSELINK?VAN ROSSUM. Utrecht, W. de Haan. MultatuK en officieele bescheiden, door M. DOUWES DEKKER?HASIMINCK SCIIEPEL. Amster dam, W. VEKSLUYS. Ziekenverpleging in Jiet Huisgezin, door P. H. VAN EDEN, geneesheer-directeur van het Stads ziekenhuis te Leeuwarden, met 47 af beeldingen. in den tekst en alphabetisch register. Groningen, J. B. Wolters. Inhoud van Tijdschriften. Eigen Haard, No. 24 : Nieuw Leven, door Ed. Thorn Prikker, II. Langs Borneo's Oostkust, door W. D., met afb. (Slot). Prof. dr. A. H. G. P. van den Es, door dr. P. H. Ritter, met portret. Van 't oude en 't nieuwe Oosterbeek, door S. Kalff, met afb. (Slot). Voor onze Amateur-fotografen, door dr. J. E. Rombouts, met afb. Verscheiden heid. Feuilleton. ?iiiiiiiiiimiminiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiimiiiiiiiiiHiniMiiuiimiiiiiiiB In 't belang der uit Indi komende schooljeugd, Onze Indische ambtenaren van eenige betee kenis op de maatschappelijke ladder hebben over hun levenslot zeker niet te klagen. De bezoldi gingen, die hun door het Gouvernement worden toegelegd, zijn Ixng niet onvoldoende; en de plaats, die ze erlangen in de Indische maat schappij, is eervol en niet zelden hoog genoeg om aan redelijke eerzucht voldoening te schenken. Feitelijk is dan ook het Europeesche element in Indië, hoofd voor hoofd genomen, en in den dienst van het Gouvernement zijn plicht doende, wellicht in gunstiger omstandigheid dan het zijn zou, indien het in 't Moederland eenige gelijkvormige ambtenaarslcopbaan had gekozen. Uitzonderingen, die te allen tijde den regel beves'igen, blijven o ik hier buiten rekening. Maar het is eene uitgemaakte zaak, dat de ambtenaarsstand in Nederlandsch-Indiëin goe den doen verkeert, en veel reden lieeft om den dag van het ui'komen" een geluk te noemen. Niettemin is er o. a. een zeer ernstig bezwaar verbonden aau de ambtenaarsloopbaan op Java, en vooral op die in de Buitenbezittingen. Dit bezwaar geldt tJe opvoeding der kinderen, als deze op den leeftijd zijn gekomen van 12, 13 jaar; als de jongens Laar de hoogere burgerschool of het gymnasium wenschen te gaan, en er ook voor de meisjes naar een beetje middelbaar onderwijs wordt omgezien. Want dan moeten de ouders afstand doen van hunne kinderen; dan moeten de kinderen buiten het ouderlijke huis, en voor veje jaren, om aan de tafel van vrienden een plaitsje te gaan innemen. Het is waar, dat er op Java een drietal hoogere bur gerscholen voor jongens en iie middelbare school voor meisjes bestaat; maar deze komeu eigenlijk alleen ten bate aan de bevolking der drie Javasche hoofdsteden Batavia, Soerabaia eu Semarang. Vaders, die elders wonen, op Java, en ztker die ter Buitenbezittingen, moeten voor hunne kinderen van 12, 13 jaren een goed heenkomen zoeken, of bij familie en vrienden in ne der genoemde steden, of bij dito dito in NederlaLd. Velen beslissen dan maar, dat de kindtren in Holland zullen opgevoed worden. Zij vernemen, dat het middelbaar onderwijs op Java nog wel wat te wenschen overlaat, en konden herhaaldelijk in De Indische Gids de klacht lezen, dat aan de hoogere burgerscholen, zoowel te Batavia als te Soerabaia en te Sema 40 cents per regel. TRADEMARK Dit beroemde mort is verkrijg baar bij alle Wyaliandelaars en bij de vertegenwoordigers i«lE>O§»E2A:!ÏS «Sr BI&L'XtflER, Wjjnhandelaars te Amsterdam. in af ? 2 J per KAMSTRA's Matrassen-, Bedden- en Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek. BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan tie. Leverde sedert 1806 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Pryjscourattt gratis. Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H. EAHR, te Utrecht. Opgericht IS.'!,!. Telcphoon No. 443. Amerikaansclie, Duitsche en Fransche PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in: HUU»PIA!¥0'S. Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigste uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in en buiten abonnement. HUM-, (tel- en Mizietatel MEIROOS <fe KALSHOVEIT, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. Au Ctapan i'Or, 100?102 Kalverstr. tïeeren (Hoeden specialiteit.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl