Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1252
met photographiën en afbeeldingan, ten einde
een duidelijk beeld te geven van de omgeving,
waar die schatten gevonden werden.
llltlllllllllllllllHIIIIIIHIIIIIItllllllimillllllllUllllllMlllllllllllMIHUIIIIIIII
Kritiek en Gansene.
Men is zoo vriendelijk en vrijgevig, mij J.
Van den Oude's beide bundels «Literarische
Interludiën" ter kennisname aan te bieden, en wel
omdat de lezing van mijn artikel over De be
teekenis der hedendaagsche Letterkundige Kri
tiek," in het laatste nummer van De Arbeid,
den gever tot het vermoeden heeft gebracht, dat
deze Interludiëa //aan mijn aandacht ontsnapt"
zoudeu zijn.
Ik grijp de gelegenheid, mij hierdoor geschon
ken, gaarne aan om nog nader toe te lichten
wat in bovengenoemd artikel blijkbaar niet dui
delijk genoeg omschreven is geworden, te meer,
omdat de welwillende gever, naar het mij voor
komt, de vermelding der luterladtëa uit een
billijkheidsoogpunt wenschelijk gevonden zou
hebben.
Laat ik vooropstellen, dat mijn artikel geens
zins beoogde, het werk van alle krit.iekschrijvers
aan een beoordeeling te onderwerpen; om ver
volgens op te merken dat Van den Oude's
Interludiëu al dadelijk buiten het kader van dat
artikel vallen, daar zij geen technische bespre
kingen, geen eigenlijke kritieken m den door mij
bedoelden zin vormen (eu dit ook blijkbaar niet
willen zijn), doch causerieên naar aanleiding van
het gelezene. Als zoodanig zijn zij
tam-humorislische konkurrenten van Wolfgang's
boekbeschouwingen in De Spectator maar minder
geestig en minder gedistingeerd.
De //Interludiëu" bemoeien zich in de meeste
gevallen met de in het besproken boek neerge
legde geduchte, zoodat in die gevallen de vraag
open blijft: en de letterkundige waarde van het
boek? zegt de iaterludeereude daar niets van?
hoe is dat boek volgens hem geschreven? (Zie
bijvoorbeeld Ie Bundel: Brandt van Doorne,
Twijfel'; 2d Bundel: Kaulbach, Het rijke Leven;
Piore della Neve, OperetteUoed; Kaulbach, Levens
doel; Emauts, Op Zee).
In verband met de bedoelirg van mijn
Arbeid"-opstel zouden de Interludiëu dus verder
onbesproken kunnen blijven, ware het niet, dat
Van den Oude zich, als cau-seur, in sommige
opzichten i-éus verklaart met een methode van
beoordeelen, die ik in anderen, als knt c', heb
meenen te moeten afkeuren. Daarom zij nog liet
volgende opgemerkt.
Van den Oude stuit zich ten aanzien van
sommige letterkundige beginselen partij met een
onverzettelijkheid, die te roemen zou zijn, wan
neer zij niet aan een basis van onvergefelijke
onwetendheid ware vastgelegd hetgeen de
betrouwbaarheid van dezen kromkeur ook in
andere opzichten een gevoeligen stoot toebrengt.
Bescüouwen wij bijvoorbeeld zijn standpunt in
zake de Vereenvoudigde Spelling.
Er bestaat in ons land een Vereeniging ter
. Vereenvoudiging van onze Schrijftaal," welke
vereeuiging niet, zooals Van den Oude schijnt
te meeuen door een paar kwajongens ia net
leven is geroepen, maar door ernstige, weten
schappelijk gevormde mannen, bij wie Van den
Oude zouder blozen in de leer mag gaan. De
vereenvoudigde spelling vindt bovendien aan
hangers onder talrijke onderwijsautoriteiten,
hoogleeraren en letterkundi?en van beteekenis.
Genoeg om te vragen: is V. d. O. er af, met
het streven dezer Vereeniging zonder vorm van
proces tot de //literaire fratsen" te rekenen ?
Gaf hij bewijzen, dit streven onderzocht en
nagevoeld te hebben met dien ernst ea die toewij
ding, welke elk oprecht en konsciencieus pogen
verdient men zou zijn vonnis moeten eer
biedigen. Hij toont echter integendeel niet het
alletnauwst begrip van het program der
vereenvoudigers te bezitten, zonder er nochtans een
been in te zien dat program ongelezen naar den
papiermand te verwijzen. Volgens Bundel I blz.
13 willen de vereenvoudigprs het Hollandsen
geschreven zien, zooals een Rotterdanssche siga
renmaker of een Utrechtsche diender het spreekt
wat nooit door bovengenoemde *? Vereeniging"
beweerd is; op blz. S i wordt de spelling van
Brandt van Doorne's //Twijfel" phonelisch ge
noemd wat zij in de verste verte niet is
(V. d. O. kou bovendien weten dat het schrijven
van een fonetische spelling praktisch volkomen
onmogelijk is); //deugen onze oude ooren niet?"
vraagt V. d. O. op blz. 219 en wij moeten
grif: //ja, ze deugen niet" er op antwoorden,
want de verwarring tusschen taal en spelling,
taalregels en spelregels is op die bladzijde jam
merlijk ; op blz. 78 van Bundel II moet Emants'
spelling weer met alle geweld //phonetisch" zijn
wat ze niet is noch zijn wil. Van den Oude
zit hier op een stokpaardje, dat 't met glans
aflegt tegen dea volbloed der Vereenvoudigcrs.
Op mér punten is de Interludent tiranniek.
Op blz. G6 van Bundel I moet de
meesmuilende jeugd," als ze ten minste //welopgevoed"
is, tegenover een boek het zwijgen bewaren uit
ontzag voor het grijze hoofd" van den ver
vaardiger ! ! Deze ontboezeming is kostelijk. V.
d. O. moet me ten goede houden, dat ik zoo
ouwelopgevoed ben om er over te raeesmuilen;
zijn grijze haren zullen me imponeeren, zoodra
een brochure van zijn hand over Het Verband
tusachen Grijze Haren en Kunst-kritiek" mij
dat verband duidelijk heeft gemaakt. Op blz.
123 wordt van Coenen's »Een Zwakke" gezegd,
dat de waarheid des levens" er niet in is, noch
een spoor van kunst" (je moet maar durven)
want de heer Coenen is feitenblind, ziet slechts
de modderige en kwalijk riekende hoekjes van
het leven, evenals hij die zag aan een door hem
beschreven brouwerij, inplaats van het daar ge
brouwen kostelijke bier! Het is duidelijk, dat
V. d. O. feitenblind is, waar hij immers niet
ziet, dat Coenen evenzeer kostelijk bier lust
als hij maar nu eenmaal, als artiest, voor
zijn boek niet het bier maar het stinkende
hoekje noodig had. Coenen zegt niet: zóó
zijn de menschen, zóó is het leven precies
en alleen als ik het beschreven heb!"; hij zegt
,zóo zijn de menschen en zóó is het leven van
de menschen, die ik in mijn boek wenschte te
beschrijven." Op blz. 128 moet Falkland (in
?wien V. d. O's literaire neus ganschelijk niet
den man speurde, die eenmaal »Kamertjeszonde"
en Op hoop van Zegen" zou schrijven) omgang
zoeken met Amsterdammers die een behoorlijk
soort van Hollandsch spreken. Waarom toch
in 's hemels naam? Falkland had als artiest
Amsterdammers noodig die onbehoorlijk Hol
landsch spreken! Waar blijft de vrijheid van
den artiest op die manier, waar de vrijheid van
de kunst? Nu ja, zegt V. d. O. op blz. 287,
kunst-uiting die kan me minder schelen in
een boek.
Nog meer tirannie: Op blz. 10 van Bundel
II heeft V. d. O. het in zijn onberekenbaar
hoofd gezet, dat Cyriel Buysse nu eens een
menschenvriend moet zijn. Of Buysse nu al
tegenspartelt, en volhoudt dat hij alleen maar
artiest wil wezen ? je zult van heden af men
schenvriend zijn, heeft V. d. O. gezegd, en zoo
zal 't blijven. Natuurlijk komt het onderzoek
naar Buysse's vriendelijkheid op blz. 12 falie
kant uit, en roept V. de O. in wanhoop: Wij
vragen: ia het een menschenvriend, die aldus
enz." Het gaat met de interluderij een mooien
kant uit op die manier. Morgeu komt er een
boekbeschouwer, die zegt: nu ja, of ge nu al
artiest zijt, gij schrijvers ? dat doet er weinig
toe; ik wil uit uw werk nu eens zien of ge
het apothekersvak goed verstaat. Dat is voor
mij het kriterium vau letterkunde." V. d. O.
zelf eaat trouwens hard die richting uit: op
blz. 65 moet Coenen harten warmen, goedheid,
verblijdenis en moed aankweeken, en ik weet
ciet wat al toeren verrichten die met zijn ar
tistieke organisatie in strijd zijn. Het is duide
lijk dat V. d. O. hi'-r schrijver's-roeping aan
dokters's-roeping getoetst heeft, zonder die kleine
vergissing te bemerken. Op blz. 91 wordt die
arme heer Buysse weer uit zijn rust opgeschrikt;
ditmaal moet de man tegen wil en dank als
volksvriend gekostumeerd worden. Eu of hij
al protesteert, niet den minsten aanspraak, op
dien titel te maken je zult vandaag volks
vriend zijn", heeft V. d. O. gezegd; en als ook
deze nieuwe rol Buysse wat onhandig afgaa*,
schopt de lastigf, humeurige oude man hem
in een hoek. Eu zoo is Buysse de gele
genheid benomen zich op bh. 90 te verde
digen tegen de beschuldiging; alleen kwaad
van zijn landslieden verteld te hebben hij die
het goede ditmaal als artiest niet noodig had
voor z'ii boek, die juist over het kwade'n romau
wou schrijven! Maar Buysse ligt in den hoek,
het betreurend dat z'n vader hem niet tot
histonkus van den volksaard opl"idde !
Nog meer tirannie: Op blz. l IS moet tegen
woordig een behoorlijke roman een wijsgeerige
strekking of richting hebben. V. d. O. moet 't
maar bestellen zooals ie 't aetibea wil! Op
dezelfde blz. wordt het woord men mooi, en
het woord je in-leelijk genoemd. Waarom je
zoo leelijk is, blijft me een raadsel. Bewijzen
ontbreken er trouwens voor. Raadsel ook,
waarom een schrijver, die den heer V. d. O.
hoort zeggen: waarvoor leef je eigenlijk?"
schrijven moet : waarvoor leeft gij eigenlijk ':"
De doorhollerij op blz. 51 en 52 is ver
makelijk. Jeanne Reyneke van Stuwe heeft
het noodig geoordeeld, in Hartstocht," de ge
sprekken harer personen met letterteekens juist
zoo af te beelden, als zij die gesprekken iu naar
omgeving gehoord heeft. Van den Oude vindt
het nu noodig patetisch de beslisssing der
Hollandsche Natie in te roepen, of deze in de
toekomst haar litteratuur in J. R. v. Stuwe's
taal geachrevea weuscht te zien. De voorstelling
is inderdaad vermakelijk, de Hollandsche Natie
opeens als =m man te hooren roepen: zóó
moeten voortaan alle boeken geschreven worden
alleen al, omdat een artieste het in dit
enkele geval voor haar werk noodig vond zoo
1e schrijven!" Vermakelijk ook moet het zijn
deu heer V. d. O. de ch van menxfh te hooren
uitspreken, en de ij van belachelijk, en hem te
hooren zeggen : zeidet gij niet, dat gij het met
mijne kunst-opvatting eens waart ?"
Op blz. 43 krijgt Augusta de Wit een duw,
omdat ze het woord schooit in deu ban heeft
gedaan. ,In een waardig Hollandsch, in het
Hollandsch vau Augusta <le Wit," zoo predikt
domiuéV. d. O., spreekt men niet vau het
mooi, maar van het schoon der kunst." Wel zoo.
Maar zou dominéook willen zeggen, wnuroui
*mooi" in den ban moet ?
Op blz. 169 schijnt 't weer niet goed te zijn,
dat Couperus zijn aandacht niet schenkt ook
aan personen buiten de wereld der haute volés.
Hij verwaardigt zich niet daartoe of hij vermag
'l, niet, zoo maakt V. d. O. uit. Maar als
Couperus 't nu eens niet wilde, 't voor zijn
kunst niet noodig hitd'i Is dat geval niet denk
baar ?
Op blz. 171 eu 175 wordt dienzelfden schrijver
gebrek aan achting tegenover een (ijner georga
niseerd publiek verweten. Zoolang een schrijver
nog niet op bestelling van het publiek, vertegen
woordigd door J. v. d. O., werkt, zullen we
nog maar aannemen dat hem hoogstens gebrek
aan achting tegenover de kunst kan verweten
?wordeu. En zoo 't gechoqueerde publiek -- zie
blz. 175 den heer V. d. O- angstig om een
kamertje vraagt, waar 't veilig is tegen literaire
beleedigingen laat hij het kamertje, waar
geen beleedigende romans geschreven worden
ter beschikking stellen : dat is bomvrij! Niemand
wordt tot lezen gedwongen.
Behalve op de tirannie van dezen literairen
paus, zij nog gewezen op zijn onbillijkheid, zoo
niet oneerlijkheid, speciaal in het Interludium
over Van Deijssel, Bundel II blz. 103. V. d. O.
hoort tot die ... laat ik zeggen : tot diegenen,
die den leeuw durven trappen als hij oud ge
worden is. Nu de tijd gekomen is, dat Vau
Deijssel niet langer met bliksems werpt, waagt
V. d. O. zich buiten, evenah het tegenwoordig
gebruikelijk is Xola af te maken op enkele zwak
heden uit l'écondité" en T avail", waarbij,
schijnt het, de gausche kracht-cyklus
RouuouMacquart" in 't niet zinkt. Het opstel over Van
Deijs^el is oneerlijk, omdat de kritieken in diens
5eu Bundel behendiglijk worden uitgelicht
natuurlijk, hoe zou die Bundel af te maken zijn,
als bijvoorbeeld die twee kritieken over
Heijermans en E. S. niet vooraf onschadelijk waren
gemaakt? V. d. O. plukt een pereboum leeg,
verstopt de vruchten, en scheldt dan op den
leelijken boom, die alleen maar takken en blaren
heeft.
Ik meen voldoende aangewezen te hebben in
hoeverre de gebreken dezer causerieên parallel
loopen aan die der in ,De Arbeid" genoemde
kritieken. Als de heer V. d. O., die (Bundel II)
op blz. 17 en 13 z;jn cirkel-redeueenng met den
kop in den staart doet bijten ; die op blz. 10
al op regel 11 uit bronnen heeft gedronken die
eerst in regel 13 ontspringen; die op blz. 14
en 45 vergeet, dat de ontwikkelingsgang van
het aienschdom ju st is het totaal van de door
hem zoo gering geachte simpatie-toezeggingen;
die op blz. 50 iemand met z'n toonen aan de
deur doet kloppen in plaats van met z'n handen;
die op blz. 5S spreekt van een arbeid van
's heeren Coenen's hand, ontsproten uit 's heeren
Coenen's verbeeldingskracht"; die op blz. 03
moraal met kunst verwart, op blz. 77 den schrijver
met diens personen; als de heer V. d. O.
(zoo zeide ik dan, aangedaan met des heereu
V. d. O's goedhartigen stijl) op blz. 200
van Bundel I vraagt: //Wat is nu Hollandsen
de taal van Beets, van Geel, van Busken
Huet of de taal van den heer Ary Prins
en consorten ?" dan antwoorden wij met ver
trouwen : de uwe is het, waarde heer, de uwe.
Maar de onze óók."
Gouda 4, Juni 1901. J. TERSTEEG.
Boel en Tlschrift.
Elzevier.
Elzevier nu begonnen met een beschrijving
stukjes over Neerlands eigen mooi, van velen
nog miskend, door te weinigen nog in deugd
gekend.
Het is de heer G. A. N. Scheltema, die ons
leidt naar den Elterberg, over den Hulzenberg,
naar de hellingen van Monferland, heusche
bergen van een honderd meter hoog in het
kleine hoekje tusschen 's Heerenberg en Zevenaar.
De heer Scheltfima, onze gids, kwijt zich
goed van dezen taak, maar voor waardebepaling
van het tijdschrift mag zijn wijze .van beschrij
ving wel gesteld worden tot een peil waar
onder moeielijk te dalen is. Mij dunkt, er zijn
jonge Jitteratoren in ons landje genoeg, die
een opdracht van Elzevier, om een brokje
natuur-mooi in artistieke visie te beschrijven,
gaarne en in groote liefde zouden aanvaarden.
Niet, zooals de natuur door een beschaafd,
maar overigens gewoon mensch gezien kan
worden, mag hier het doel zijn, maar wel om
ons mooi Nederland, in gloeiend, stijgend,
zwellend, of naar gelang temperament en visie
van den auteur, in zangerig, kweelend rhytme
voor oogen te brengen, om daardoor het eigen
land in al zijn schoonheid te laten kennen aan
duizende anderen!
Een historisch-beschryvend opstel over 't
't Buitengasthuis (het vroegere pesthuis) te
Amsterdam, is hier aanwezig van de hand des
heeren D. A. Zoethout, terwijl Max Rooses zijn
beschrijving voortzet over de Vlaamsche meesters
in de Ermitage te Petersburg.
Dit keer geldt de bespreking Frans Snijders,
waarbij een groote reproductie is gevoegd van
zijn vogelenconcert".
Schilder van de maand is P. Dupont, wordt
hier sympathiek besproken door den Vader
land-correspondent te Parijs, den heer C.
Snabilié.
Een portret van Dupont, naar een
zwartkrijtteekening van Steinlen, gaat vooraf en geeft
ons den Parijschen Hollander karakteristiek
terug.
Het opstel is verluchtigd met een groot
aantal prentafdrukken naar Dupont's zeer
bijzondere etsen, pastels, kopergravuren en
krijtteekeningen, meest paarden langs de Seine
en Marne.
Het zijn ongetwijfeld prachtige getuigenissen
van het kunnen van dezen kloeken
Hollandschen werker op franschen bodem.
Litterair werk is er in deze aflevering,
vooral vergeleken tegenover het algemeen be
schrijvende deel, maar zeer weinig, eigenlijk
te weinig. Alleen een mooi sprookje voor groote
menschen door Marie Marx?Koning en
ten gedichtje in proza door G. van Hulzen,
waarbij dan aansluit het Eendje'' van Tn. J.
Thijssen.
Van Evangile" een mooi liefdegedicht.
Vermakelijk, zoowel wat teekening als tekst
betreft, is de karikatuur Het verboden Boek",
door den Rotterdammer J. H. Speenhoff en
in de boekbeoordeelingen wordt nader de
aandacht gevestigd op een ander teekenaar,
die ons doet lachen, op Doncker in breeden
kring al bekend geworden door zijn bij Van
Loi y verschenen Avonturen van dokter Mol".
Doncker heeft nu een nieuwe uitgave van de
Schoolmeester'' op dolle en tegelijk kostelijk
voorname wijze geïllustreerd.
De Arbeid.
Afl 8 van De Arbeid" draagt vooraan een
opstel over de beteekenis der hedendaagsche
letterkundige kritiek, door J. Tersteeg.
Van Karel v. d. O^ver is een mooi gedicht
van Stille Dingen" genaamd, herinnerend aan
't werk van een onzer liefste dichters.
Hier zijn de beginstrofen :
e-.i 'l reiulhk xin^e i van
(.Til uuik'U Ijoolll ; u 'i is
vugel iu
lente en een <mbri:'iV|H'n \\ij>
' en ai'iue lieden, \PJUJII en grij^;
Veel moois is er ook in Het Bloedend Har
van Daneëlken", door Victtr de Meyere.
Van Adolf Hurckenrath een sonnet Avond
wandeling".
Met Lode Baekelmans gaan we weer terug
in de Rhetorica, moderne Rhetorica wel te
verstaan, een zwijmei van liefde, in hoogdra
vende bewoordingen behandelend, het
wegloopsn van een meisje, Jlarieken van Nijmegen,
wat de auteur waarschijnlijk als zeer voornaam
en gedegen proza zal aanzien, maar wat in
zijn gedragenheid, ook al loopen de zinnen
goed, lynrecht tegen het onderwerp in vlucht.
Er komt nog een vervolgstuk tot sluiting van
deze, overigens goede aflevering, een
litterairmooie, goedverzorgde schets van A. Rohm,
over een meisje, dat na haar ziekte, zich
voelt herstellen.
Het zal de auteur misschien bevreemden,
als ik deze schets een weinig te litterair be
handeld vind, om ons in echten zin aan te
doen.
Dit lijkt me wel 't moeilijkste in de woord
kunst om de wszensziel zelt tot ons te laten
spreken, zóó dat elk begrip van een poëet,
die ons het mooie en teere en gevoelige
vóórzegt en tot woorden brengt, daarbij wegvalt,
waardoor we in juisten eenvoud meeleven,
meevoelen het geschrevene.
Zoolang we onder de woorden het kunstige
der woordkunst nog zien, het opzettelijke, van
mooie dingen schrijven, wordt die aandoening
slechts ten deele geboren en dit is wat ik
als te litterair hier aanduid.
Europa.
Europa" heeft een schets van mevrouw A.
M. Hirschman.
Dan, een uit het fransch vertaalde brok
artiestenleven naar Henri Murger, en een ver
taalde schets van George Garnir, waarbij
aansluiten de boekbeoordeelingen van Cenatos.
De Levende Natuur.
Een enthousiast opstel van Christiaan H. J.
Raad over de Akeleien opent deze aflevering.
Het is niet het proza van een wetenschap
pelijk man, maar van een die de natuur ingaat
om het genot zelf van in die natuur te verwijlen
en dit is dan ook doel en strekking van het
tijdschrift.
Ik heb ze lief, de akeleien, die stijlvolle
planten", schrijft de heer Raad. Ik heb ze
lief, die bladeren van teeder fluweelachtig
groen, als sierlyk uitgeknipt door de
rozenvingeren eener schoone fee, zwevend tusschen
de stammen van 't bosch. Ik heb ze lief, die
heerlijke, rijke klokken van paars en rose,
soms wit, als deuchtenddauw, juist optrekkend,
uit den diepen da'kom, er een afscheidstraan
van rein kwikzilver op achterlaat, die heel
zacht klaterend neervalt door 't schokkend
gebons van den driftigen, eersten bezoeker, een
boschhommel, die ze liefheeft als ik.
Ik heb ze lief, die slanke voorjaarsplant met
de teere, sierlijke naar omlaag gebogen knoppen,
als schuchter hun fraaiheid verbergend; 'k heb
ze lief de schoonen, uitgedost in een gewaad
van de heerlijkste kleur, den fijnsten snit, den
vlugsten vorm."
Ik heb dit stuk overgeschreven om ongeveer
te laten zien, hoe redactie en medewerkers in
dit tydschrift hun taak opvatten. Dus geen
dor en saai relaas over botanie, maar huppelende,
dansende woorden, alles springlevend, ter op
wekking ? en onderlinge aansporing, ter aan
moediging van anderen ook, om eveneens de
natuur in te gaan, de dingen in haar werkelijk
leven te bewonderen.
In deze afl. is dan nog een opstel over
kerkuilen door B. J. v. Wagenveld.
Het verslag over een excursie naar Fettel,
door H. R. Hoogenraad en D. de Vries Smits.
Verder: Een vervolgstuk over het
Insectarium in Artis, door R. A. Polak;
Een kraaie -drama in 't Muiderplantsoen te
Amsterdam, door M. A. Koekoek ;
De vogelen wereld der Atkeveensche plassen.
Wandelingen in Arnhem's omstreken. Een dito
reisje om Amersfoort enz. enz.
G. VAN HULZEN.
BOEKAANKONDIGING
La chronique de la conférence delalLaye
1S'J'> Accompagnéuu texte des
conventio s par WILLIAM T. STEAD avec
80 portraits par M. BF.NVUE. Paris.
La Have, Martinus Nijhotf, 1901.
De bekende engelschman heeft het geschreven
en twee dames hebben het vertaald, n.l. mevr.
Caudarie, de l'arijsche uitgave en mevr. Léra
de hollandsche, welke thans voor ons ligt in
een kloek deel met vele portretten en
photografische groepjes, vervaardigd naar clichés
van den heer Bengue, welke een ofricieele
opdracht van den Czaar schijnt te hebben
gehad tot het portretteeren van de
conferentieleden.
Het boek geeft een goed overzicht van het
ontstaan der vredesopwellingen in het brein
van lord Salisburry wiens nota van 1891
zoo wonderwel past bij de hedendaagsche
toestanden in Chii:a en Zuid-Afrika! en in
liet hoofd van den Czaar, orn dan in breede
trekken den loop der beraadslagingen te
schetsen en ten slotte de povere resultaten
vervat in fraaie kanselarij contracten compleet
weer te geven. Ook het vreedzaamste stuk van
de geheele conferentie ontbreekt niet: Garte
de menu du lunch au Huis ten Jljscli.
E.
Polderkaart van de landen tusschen Maas
en IJ, door W. II. HOKKWATKK, onder
wijzer te Amsterdam. Amsterdam, C. A.
J. Dishoeck. 1901.
Een fraaie kaart met een zeer helder gestelde
toelichting, een uitstekend hulpmiddel by het
onderwijs in de aardrijkskunde en een niet
te versmaden gids voor gemeente- en
polderbesturen, voor militaire bureels enz. Misschien
zal iemand die pluizen wil, hier of daar een
getal aantreffen dat eenigszins verschilt van
dat in andere bronnen; misschien ook zaleen
ander opmerken, dat de waterstanden In de
Zuiderzee ontbreken, en dat ook van de groote
wegen en kaden de peilen wetenswaardig zijn,
terwijl een derdo de grootte der polders enz.
ongaarne mist. Dit alles betreft echter kleinere
details, de hoofdzaak is dat de heer Hoekwater
ons heeft gegeven een kaart van ons polder
terrein even fraai als juist en bruikbaar.
De heer Dishoeck beleve veel pleizier van
deze kostbare uitgave, die echter valt binnen
het bereik van hen, voor wie zij bestemd is.
'A. N. J. F.
NIEUWE UITGAVEN.
In liet Vondeljiark, door E. HI-MJIAMS en
JAC. l'. Tin.issii met l!9 illustraties en twee
platte gronden. Amsterdam, W. Versluys.
Jtobert l'ruin's ren/ircide geschriften, afl. 21.
Den Haag, Martinus Nijhoff.
Jhjyienische Hinden, No. O, populair maand
schrift voor praktische en toegepaste gezond
heidsleer, onder redactie van dr. G. W. S.
LINGT.KEK en dr. Pu. KOOPKUIIEIU; te 's
Gravenhage. F. van Rossen, Amsterdam.
(ttïtlustreerd Weekblad voor Fotografie.
Laurens Hansma. Apeldoorn.
«Geneeskundige kring." (Afdeeling Amster
dam der Nederlandsche Maatschappij tot Be
vordering der Geneeskunst) l{ui>\iort over
den Gemeentelijken Geneeskundigen Diensten
uittreksel uit he.t verslag der Kringvergadering
van O Mei 19U1. Haarlem, De Erven F. Bohn.
Hubel, door Lons Coi-ri-uis. Amsterdam,
L. J. Veen.
Vierde jnarceralnc/ der ]\ladoera Stoomtram
3Ltiat$clu>L>iiij, gevestigd te Amsterdam, 1900.
liet J''coHvmixclie standpunt der
VrijzinniffDemocruten. Rede, uitgesproken te Utrecht
in de openbare vergadering, uitgeschreven
door de Kiesvereeniging »Algemeen Belang",
op Dinsdag den 4den Juni 1901, door Mr.
M. W. F. TiiEfü. Amsterdam, Scheltema &
Holkema's Boekhandel.
Een en ander oter de Nederlandsche,
7<eemacht, de gedachtengang van een Nederlandsch
Burger. Amsterdam, L. J. Veen.
G. II. PIUEJI, Meta en andere gedicliten.
Amsterdam, C. L G. Veldt.
De laatste incarnatie, door HENRI BOREL.
Amsterdam, L. J. Veen.
E i't; EN v o .v ENXIIERI;. Afrikanischer
Totentam. Nach den rinnerungen eines deutschen
Oftiziers vom Stabe des General Joubert.
II Teil. Ladysmith?Bloemfontein.
Sensationelle Enthüllungen aus dem Burenlager.
Berlin W. Fuszingers Buchhandlung.
De Vrouw, eene schets op het gebied der
Volkenkunde. (Voordracht) door C. J.
LEENDEUTX. Leiden, E. J. Brill.
FRITZ FLIEDNER. | Uit mijn Leven. Herinne
ringen en ervaringen, Ie afl. Rotterdam, J. M.
Bredée.
MARIE CORELLI, De ware Christen, afl. 43.
Amsterdam, L. J. Veen.
Verslag van het Protestantsche Weeshuis, te
Semarang over het jaar 1900. Batavia,
Landsdrukkery.
De zeilde loem van de Jleide, naar het
Schotsch van S. R. CROCKETT, door J. P.
WESSELINK?VAN ROSSUM. Utrecht, W. de Haan.
MultatuK en officieele bescheiden, door M.
DOUWES DEKKER?HASIMINCK SCIIEPEL. Amster
dam, W. VEKSLUYS.
Ziekenverpleging in Jiet Huisgezin, door P. H.
VAN EDEN, geneesheer-directeur van het Stads
ziekenhuis te Leeuwarden, met 47 af beeldingen.
in den tekst en alphabetisch register. Groningen,
J. B. Wolters.
Inhoud van Tijdschriften.
Eigen Haard, No. 24 : Nieuw Leven, door
Ed. Thorn Prikker, II. Langs Borneo's
Oostkust, door W. D., met afb. (Slot).
Prof. dr. A. H. G. P. van den Es, door dr.
P. H. Ritter, met portret. Van 't oude en 't
nieuwe Oosterbeek, door S. Kalff, met afb.
(Slot). Voor onze Amateur-fotografen, door
dr. J. E. Rombouts, met afb. Verscheiden
heid. Feuilleton.
?iiiiiiiiiimiminiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiniiiiiimiiiiiiiiiHiniMiiuiimiiiiiiiB
In 't belang der uit Indi
komende schooljeugd,
Onze Indische ambtenaren van eenige betee
kenis op de maatschappelijke ladder hebben over
hun levenslot zeker niet te klagen. De bezoldi
gingen, die hun door het Gouvernement worden
toegelegd, zijn Ixng niet onvoldoende; en de
plaats, die ze erlangen in de Indische maat
schappij, is eervol en niet zelden hoog genoeg
om aan redelijke eerzucht voldoening te schenken.
Feitelijk is dan ook het Europeesche element in
Indië, hoofd voor hoofd genomen, en in den
dienst van het Gouvernement zijn plicht doende,
wellicht in gunstiger omstandigheid dan het
zijn zou, indien het in 't Moederland eenige
gelijkvormige ambtenaarslcopbaan had gekozen.
Uitzonderingen, die te allen tijde den regel
beves'igen, blijven o ik hier buiten rekening.
Maar het is eene uitgemaakte zaak, dat de
ambtenaarsstand in Nederlandsch-Indiëin goe
den doen verkeert, en veel reden lieeft om den
dag van het ui'komen" een geluk te noemen.
Niettemin is er o. a. een zeer ernstig bezwaar
verbonden aau de ambtenaarsloopbaan op Java,
en vooral op die in de Buitenbezittingen. Dit
bezwaar geldt tJe opvoeding der kinderen, als deze
op den leeftijd zijn gekomen van 12, 13 jaar;
als de jongens Laar de hoogere burgerschool of
het gymnasium wenschen te gaan, en er ook
voor de meisjes naar een beetje middelbaar
onderwijs wordt omgezien. Want dan moeten
de ouders afstand doen van hunne kinderen;
dan moeten de kinderen buiten het ouderlijke
huis, en voor veje jaren, om aan de tafel van
vrienden een plaitsje te gaan innemen. Het is
waar, dat er op Java een drietal hoogere bur
gerscholen voor jongens en iie middelbare
school voor meisjes bestaat; maar deze komeu
eigenlijk alleen ten bate aan de bevolking der
drie Javasche hoofdsteden Batavia, Soerabaia
eu Semarang. Vaders, die elders wonen, op
Java, en ztker die ter Buitenbezittingen, moeten
voor hunne kinderen van 12, 13 jaren een goed
heenkomen zoeken, of bij familie en vrienden
in ne der genoemde steden, of bij dito dito
in NederlaLd. Velen beslissen dan maar, dat
de kindtren in Holland zullen opgevoed worden.
Zij vernemen, dat het middelbaar onderwijs op
Java nog wel wat te wenschen overlaat, en
konden herhaaldelijk in De Indische Gids de
klacht lezen, dat aan de hoogere burgerscholen,
zoowel te Batavia als te Soerabaia en te
Sema
40 cents per regel.
TRADEMARK
Dit beroemde mort is verkrijg
baar bij alle Wyaliandelaars en
bij de vertegenwoordigers
i«lE>O§»E2A:!ÏS «Sr BI&L'XtflER,
Wjjnhandelaars te Amsterdam.
in af ? 2 J per
KAMSTRA's Matrassen-, Bedden- en
Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek.
BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan
tie. Leverde sedert 1806 pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Pryjscourattt gratis.
Honderden bewijzen van tevredenheid.
Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H. EAHR, te Utrecht.
Opgericht IS.'!,!. Telcphoon No. 443.
Amerikaansclie, Duitsche en
Fransche
PIANINO'S en ORGELS.
Groote keuze in:
HUU»PIA!¥0'S.
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigste
uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in en
buiten abonnement.
HUM-, (tel- en Mizietatel
MEIROOS <fe KALSHOVEIT,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.
Au Ctapan i'Or,
100?102 Kalverstr.
tïeeren (Hoeden
specialiteit.