De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 30 juni pagina 1

30 juni 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 1253 DB AMSTERDAMMER A°. 1901. WEEKBLAD VOOK NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65 Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12*/2 Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café', te Parijs. Zondag 30 Juni. Advertentiën van 1 5 regels ? 1.10, elke regel meer . . . . . Reclames per regel Annonces uit Diiitsclilaiul, Oostenrijk en flwitscrlaad worden uitsluitend aangenoi de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. ?0.50 0.40 neu door I K H O F D. VAN VEBRE EN VAN NABIJ: Oranje en de Verkiezingen. John Bnll op zijn teenen getrapt. ? SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een goed be gin, door H. KUNST EN LETTEREN: Tentoon stelling Sint Lncas", door Vf. 8. De eUmografische collectie van den heer E. S. Ali-Cohen, door B. \V. P. Jr. Italiaansche kunst, door E. Het ge moedsmonopolie te Delft, door Th. van der Waerdeu en antwoord van J. E. T. d. Pek. BcaUsme op het tooneel, door E. Een zeldzame brutali teit, door J. A. N. Knuttel. ? Brieven uit Utrecht, door Jan van 't Sticht. Automobiel-tocht, door Nederland, door Dikkie Darracq. We komen al strijdende vesder!, door J.B. Schepers. FEUIL LETON: Studentenclara. Naar het Duitsch van Arnold \Vellmer, I. RECLAMES. VOOB DAMES : De vredes-idee en hare aanhangers, door E. Kunst-Heyneman. Allerlei, door Caprice. De talenten van juffrouw Xandi. Een leerzame geschiedenis. Naar het Duitsch van Geo Hildeck. SCHAAKSPEL. FINANOIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Uit de Scheldestad, door P. ALLERLEI. - INGE ZONDEN. PEN- EN POTLOODKRAS3EN. ADTEETENTIEN. IHlltlilllliiilllliiimiiiiiittiiiimiiiilMliiniiMMHiittiiiiiiiiiiiiiiitliiiiiiMR Oranje en de Verkiezingen. Er deed zich bij de nu gehouden ver kiezingen een verschijnsel voor, dat alles zins een ernstige overweging waard is. Van meer dan ne zijde werd «Oranje" tot verkiezingsleus verlaagd of verheven. Wij vonden haar wel het sterkst uit gedrukt in een vergadering van liberalen, bijeengeroepen door het bestuur van Voor uitgang, district V, tot welke ook waren uitgenoodigd de kiezers, leden van Grond wet en die van Middenklasse Buurt Y. Y. Daar toch sprak, volgens het Handels blad, de heer van Waalwijk: r Men acht het zeker geen ideaal-toestand met de antirevolutionairen en katholieken ter stembus te gaan, maar die partijen weten, dat de liberale partij met haar op n punt het althans eens is, en dat ''s in haar onwankelbare liefde voor de Koningin (levendig applaus.) De heer Ketelaar heeft in den hoek gedrongen door den heer Altena, moeten verklaren: //Welnu ik ben Repu blikein". ,Wij hebben in ons land geen republiek noodig, zeide spreker." De Christelijk Historische Kiezersbond heeft deze uitnoodiging oin een Oranjecandidaat tegenover een republilceinschen candidaat te stellen, in haar advertentiën tot aanbeveling van den heer Deen aller eenvoudigst opgevolgd, door te schrijven: kiest een *warm voorstander van liet Oranjehuis." De antirevolutionairen (Ned. en Oranje) onthielden zich van navolging in deze. Zij vroegen stemmen voor Deen «vooral ook om te bestrijden den belager van ons Chris telijk Onderwijs." En de Standaard schreef: »Wat deze districten (III en V) betreft zijn daarom Polak of Den Hertog, Deen of Ketelaar ons lood om oud ijzer. De Benige*) reden, dat we desniettemin aan rieden in V op Deen te gaan, is dan ook, dat Deen een koloniale specialiteit is, en Ketelaar een man van de school." De Katholieke Kiesvereeniging, District V, verwierp Ketelaar, omdat hij «Vrijzinnig Democraat, in de Tweede Kamer meestal de zijde der Socialisten koos." De voor zitter van de R. K. kiesvereeniging V echter heeft in een ingezonden stuk aan de dagbladen de republikeinsche gezind heid van den heer Ketelaar, in een toe lichting tot het besluit dier vereeniging, vermeld; en de Vrije Anti-Revolutionaire Nederlander verklaarde in 't algemeen, dat de herstemming moest gehouden wor den in het teeken van Oranje. Zoo waren het dus in de eerste plaats de Liberalen en de Christelijk Historischen, die te samen Oranje in den verkiezingsstrijd meenden te mogen mengen en de Oranjeleus hebben aangeheven, zóó luid, dat ze niet gemak kelijk weer vergeten zal worden. Den heer Van Waalwijk komt de eer toe in Nederland, in de hoofdstad, openlijk de politieke verkiezingen gestempeld te hebben als mede een strijd over de vraag: » Wilhelmina of de Republiek ?" * * * Was dit noodig ? Oordeelde men den heer Deen van te weinig beteekenis, een te min begeerlijken candidaat, zoodat hij bepaald een bijzon dere aanbeveling als Oranjeklant behoefde, om Ketelaar te verslaan ? Of had men van Ketelaar een republi keinsche actie in onze Tweede Kamer te duchten; een actie, die tot eenig gevaar voor de monarchie zou kunnen leiden? Men weet beter; ook de heer v. Waalwijk wist beter. Niemand, bij onzen *) Wij cursiveeren. politieken strijd, denkt aan Monarchie of Republiek. De kwestie werd tot dusver, tenzij dan waar men genoopt was zijn theoretische belijdenis af te leggen, nooit gesteld. Ketelaar had zich aldus uitgedrukt: »Moge ik in theorie voorstander van een republiek zijn, ik stel er prijs op te verklaren, dat ik de toestanden in ons land tegenwoordig zoo vind, dat ik allerminst thans zou wensehen, dat de republiek werd uitgeroepen. De quaestie, of Nederland een republiek zou moeten zijn, komt in de eerste vijftig of zestig jaar zeker niet aan de orde en kunnen wij dus bij het kiezen van een Kamerlid voor het eerstvolgend vierjarig tijdperk gerust buiten beschouwing laten." * * * Ook de vrijzinnige-democraten hebben bij monde van Treub verklaard, den constitutioneelen regeeringsvorm te willen ont wikkelen in democratischen geest. Ieder gevoelt wel, dat ten onzent het koningschap geen schade doet aan 's volks rechten en vrijheden, indien zich de Vorst of Vorstin binnen de gestelde perken be weegt, d. i. zich politiek houdt buiten en boven de partyen. Almede wordt niet voorbij gezien, dat er van datzelfde koningschap, verpersoonlijkt in een vrouw, als de laatste telg uit den tak der Friso's, gesierd met den Oranjenaam, en dientengevolge als de draagster van Neerlands grootsche tra dities uit het heldentijdvak een niet te versmaden kracht ten goede kan uit gaan, waar het zich wijdt aan de bevor dering van datgene, wat de beteekenis onzer natie, anders dan op militaristische wijs, moet verhoogen. En alleen van deze kracht mag er, volgens het Liberale stel sel zelf, sprake zijn. Maar wat doet nu de liberale partij ? De partij, die het koningschap als regeerinstituut eenvoudig tot een vertooning heeft gemaakt; de partij, die van Houten gaarne verkozen zou zien, ofschoon hij de kroon niet meer dan een ornament acht; ter wijl Cort v. d. Linden, Borgesius, en Lely's confrater, haar liever als vliegwiel wenscht te zien afgebeeld; zij roept tot een gemeenschappelijke actie de geloovigen op, om het Huis van Oranje te helpen redden, als ware hare aan alle kanten besnoeide menschelijke instelling van het koningschap, ook in haar eigen oog, een pand der goddelijke liefde, waarvoor zij zelf nooit anders had gevoeld of zou kunnen ge voelen, dan als een rechtzinnige, die zijn geloofsartikel belijdt. .. Ach, die verkiezingen! Daar bestond een kansje, want Ketelaar had de kerkelijken geërgerd, al was dat dan ook alles behalve anti-liberaal. En nu, eenvoudig om aan het geslagen libe ralisme althans de winst van een kamer zetel te bezorgen, tot heden door een vrij zinnig democraat bezet, werden Roomschen, Anti-Revolutionairen, Christelijk historischen,doorde liberalen opgetrommeld. Het gevolg is geweest, dat Oranje het verloren heeft met een tekort van 133 stemmen. Om met Vooruitgang te spreken Republikeinen! in n district v sterdam I 3939 van AmNoodig voor het Koningschap was dus bij deze gelegenheid de Oranjeleus aller minst. En nuttig '?? 't Hangt er maar van af wat men als nuttig beschouwt. Primo : Kan de heer v. Waalwijk met de stembuscijfers voor zich, nu optellen, hoeveel republikeinen (ALS KETELAAR) er onder het met kiesrecht bedeelde volk voorkomen ; en hij zal Hare Majesteit mogen rapporteeren, dat er thans reeds minstens vijftigduizend van dit aller slechtste merk van burgerschap te ver denken zijn. Secundo: Daar bij algemeen stemrecht men lette slechts op Frankrijk, Duitschland en Belgiëhet aantal republikei nen van de?.e soort steeds op in het oog loopende wijze toeneemt, zal de regelrechte consequentie van de Oranjeleus zijn, de kiesrechthervorming te weren als een antimonarchaal beginsel. »In naam van Oranje gesloten de poort!" Tertio: Bij deze scheiding van de Nederlandsche natie, naar Oranjegezindheid en theoretisch republikeinsch inzicht, op een zoo rumoerig gebied als dat der politiek, loopt Oranje, als de verpersoonlijking van het conservatisme, gevaar, bij een zeer groot deel des volks het theoretisch repu blikeinsch inzicht tot een feitelijk repu blikeinsch bedoelen te ontwikkelen, zoodat er dan inderdaad een anti-oranjepartij zou ontstaan, met al haar droeve gevolgen voor land en koningshuis. * * * Dat de heer v. Waalwijk, zoo nu en dan eens in de politiek stappende, als journalist zijn mede-journalist, bij gebrek aan iets beters, aanbeveelt met de deugd der koningsgezindheid, behoeft nog niet zoo bijzonder ons te verwonderen; wel echter het feit, dat dit in het Amsterdamsche Vooruitgang is geschied, zonder een protest uit te lokken n van den candidaat zelf, n van de vergadering, waarin ook een zeer ontwikkeld man, als de heer mr. Mouthaan, oud secretaris van de Kamer van Koophandel, het woord voerde. Is men dan ziende blind? mag men vragen. Doch meer dan iemand anders verzuimt, naar onze meening, de pers van verschillende partijen en vooral de liberale, haar plicht, bij een zoo ernstig euvel. De liberale partij schijnt, bij al haar roemen op den ouden naam van vrijzin nigheid, nog het beste deel van haar wezen ingeboet te hebben, nu zij in haar na dagen gedwongen werd zich op nieuw uittegeven voor een hervormingspartij. Als uit vrees voor haar eigen afgedwongen re formatorische daden gebruikt zij de Oranje leus tot verlevendiging harer ontzielde politiek. Want beiden, zoowel de hervormingsge zindheid als de oranjelief'de, de laatste als politiek wapen zijn in strijd met haar oorspronkelijk wezen; met haar ge moed en intellect. Hoever is ze in deze reeds reactionair geworden ? Verleden Zondag, zoo vermeldde de N. Arnh. Cl,, dankte dominéHattink te Apeldoorn, predikende voor de koningin, voor de zege door de kerkelijken bij de stembus behaald. Men ziet, zelfs de kerk wordt gebruikt om H. M. een politieke, belijdenis op de lippen te leggen. En wat hebben de liberalen, die dat bericht ook moesten lezen, hiervan gezegd ? De koningin, in biddende houding, voor het aangezicht harer onderdanen, gemaakt tot een anti-liberale, anti-radicale, antisocialistische figuur; de koningin, in plaats van boven de partijen te staan zelve partij. De groote liberale bladen hebben ge zwegen ; als ware er niets geschied; als ging hun deze manifestatie niet aan. Men denke zich eens het liberalisme, toen het zich nog van zijne constitutioneele beginselen bewust was, tijdens het koning schap van Willem III, bij een dergelijk geval. Hoe sterk en algemeen zou de afkeuring zijn te kennen gegeven, niet over Zr. Ms. aanwezigheid bij zulk een godsdienstoefe ning, maar, over de brutale schending van den geest der grondwet door den prediker, die den koning gedwongen had den schijn op zich te laden, als behoorde deze tot dominé's politieke partij. En toch, wat is dit nog in vergelijking met het bedrijf der liberalen en christe lijk historischen, die den verkiezingsstrijd maken tot een stormloopen tegen, of een stutten van den troon ? Waar blijven hierbij de vrijzinnigen van allerlei slag? Het Handelsblad, al zou het dan ook tot het inzicht kunnen komen, dat het verkeerd heeft gehandeld, kan moeielijk hier de spreker zijn; zelf riep het 't eerst bij de herstemming tot bondgenoot tegen de socialisten en tegen mannen als Ketelaar de kroon te hulp de anderen zijn slechts gevolgd. En de overige bladen... ? Al wat hun partij deed om een paar zetels te winnen, al werd daar dan ook de afschuwelijkste partijschap gewekt, die ons land zou kunnen verdeelen en verscheuren het was hun immers goed. Moet dan zoo het liberalisme eindigen ? Telt en kweekt het ganschelijk geen mannen meer van beginsel, bij uitnemendheid van hoofd en hart ? En dat spreekt dan nog vau kerkelijken die reactionnair zijn !.. . De schim van Thorbecke vergeve het hun! Wie het vaderland lief heeft en der Kroon welgezind is, zij gewaarschuwd. Nog een paar stappen in deze richting gezet, en een verdeeldheid zal zich openbaren, die aan den politieken strijd een nog veel venijniger karakter verleent. En waarom zouden die stappen uitblijven ? De liberale partij, zich niet in staat ge voelende principieel haar tegenstanders te weerstaan, verzwakt en ontredderd als zij is, wat schiet haar anders over dan tegenover radicalen en socialisten de Kroon als wapen te gebruiken? Deze lijdende ont troonde waagt er desnoods Oranje aan. Zouden dan de kerkelijken misschien wier liefde voor Oranje, daar zij tot grond slag heeft hun geloof in God en Christus, en dus van een geheel anderen aard is dan de «onwankelbare Oranjeliefde" van de heeren van Vooruitgang en van het Handels blad niet bij nadere overweging tot het inzicht kunnen komen, dat er iets beters valt te doen, dan, mede ten believe van het kwijnend liberalisme, den strijd tusschen Koningin en Volk, tusschen Monarchie en Republiek te doen ontbranden? Wij hopen het inderdaad. John Buil op zyn teenen getrapt. De Londensche Standard acht zich ge roepen ons Nederlanders een lesje uit te deelen. De eerbiedige hulde, welke de autoriteiten en de bevolking van Rotter dam aan president Krüger bij diens bezoek hebben gebracht, prikkelt op pijnlijke wijze het overgevoelige gemoed van de Engelsche Jingoes, welke door den Standard op zoo waardige wijze worden vertegenwoordigd. Het Londensche blad is zoo goedertieren, deze Rotterdamsche pro Boerdemonstratie als eene ongevaarlijke te beschouwen, en ons als kinderen te behandelen door ons met een zeker vertoon van schalksheid »naughty Dutchmen" te noemen. Maar die ondeugende kinderen, wier oneerbiedigheid volgens den Standard tevens getuigt van gebrek aan goeden smaak, hebben handels belangen, verdienen veel geld aan de Engelsche touristen (die zich verwaardigen hun kikkerland te bezoeken; en ... kunnen hunne onafhankelijkheid niet bewaren zonder Engeland's hulp! Zoo zijn wij dus gewaarschuwd. Niet langs diplomatieken weg; dat zou weinig baten. Ongetwijfeld zouden de vertoogen van de Engelsche regeering in den Haag een allerwelwillendst, althans allerbeleefdst gehoor vinden, »maar de Nederlandsche Regeering heeft weinig macht over de bevolking", zooals de Standard met treffende juistheid opmerkt. Eerlijk gezegd verbaast ons deze uitval wel een beetje, al erkennen wij tegelijk, dat de Standard reden te over heeft om zich te beklagen over de... laat ons maar zeggen uiterst onsympathieke wijze, waarop de houding der Engelsche Regee ring tegenover de Zuid-Afrikaausche Re publieken en hare bevolking mannen, vrouwen en kinderen wordt beoordeeld. Maar in welk land der niet-Engelsche wereld is het oordeel der openbare meening, voor zoover die niet gemuilband werd, ook maar eenigszins minder ongunstig geweest? De Engelsche regeering en hare getrouwe perstrawanten moesten, naar het ons voor komt, al lang volkomen ongevoelig zijn geworden voor speldeprikkeu als een Rot terdamsche demonstratie. John Buil houdt zich, op zijn manier, werkelijk kranig, want hij murmureert niet, wanneer de regeering hem in zijn gevoeligste plek, zijn beurs, tast om hem de kosten van den oorlog in Zuid-Afrika te laten betalen. Sinds jaar en dag, welhaast twee jaar, offert hij zijn vijftien a achttien millioen per week, om het handjevol Boeren er onder te krijgen, en hij is nog even ver van het doel als bij het begin van den oorlog, misschien zelfs nog verder. Wie zoo'n greep in zijn zakken een dage lijks herhaalde greep met lankmoedig heid verdraagt, den tegenspoed trotseert en er nog ad major cm imperii gloriam Rudyard Kipling's Jingo-hymnen bij zingt, moest zich boven zulke kleinigheden als het al of niet gunstig oordeel van benighted foreifjners verheven gevoelen. Waartoe zou hem anders de rhinoceros-huid van het imperialistisch zelfbewustzijn dienen? De wereldwijze dichter der oudheid heeft reeds opgemerkt, dat het voor ongelukkigen een troost is, deelgenooten te hebben in hun rampen. De ongelukkigen zijn in dit geval al degenen, die Engeland's poli tiek tegenover de Boeren-Republieken af keuren ; de rampen zijn de min of meer bedekte in ons geval nog al heel duide lijke bedreigingen der Jingo-pers. Nu, van deze laatsten hebben ook anderen hun deel gehad, Frankrijk en Duitschland niet het minst, toen de bevolking daar het waagde, hare sympathie voor president Krüger en de zaak die hij vertegenwoor digt, luide uit te spreken. Natuurlijk kon John Buil Frankrijk of Duitschland niet bedreigen met het verlies van hun onaf hankelijkheid. Zulk een uitval veroorlooft hij, die een wijs man in zijn tijd is, zich alleen tegen klein goedje. Maar onvriende lijk was hij, onhebbelijk zelfs, op 't kantje af. En toch... blijven wij allen goede maatjes. Want onze sympathieën voor de Boerenzaak, laat ons het maar eerlijk erken nen, zijn erg platonisch. Wij hebben onze broeders in Zuid-Afrika lief, o ja, maar wij vragen ons tegelijk af, niet onbeschaamd zooals de eerste broedermoordenaar, maar zedig, bedeesd en fatsoenlijk: »ben ik mijns broeders hoeder?" Van interventie hoort men zoo nu en dan eens gewagen. Bescheidenlijk natuur lijk, want overdreven ijver schaadt. Nu onlangs nog door den Londenschen cor respondent van het Ijerliner Tageblatt. De goede man betoogde zoo ongeveer, dat het met het geweten van een niet-Engelschman wellicht bestaanbaar was, lij delijk toe te zien bij dezen strijd tusschen den reus en den dwerg, maar dat het toch haast niet meer aanging te zwijgen, nu de Engelschen, om de mannen tot onder werping te dwingen, de vrouwen en kin deren opsloten in kampen, waar het zelfs aan het allernoodigste ontbrak. Het is zeker opmerkelijk, dit betoog in het Berlijnsche blad te lezen, maar ver wachtingen mag men aan zulke uitlatin gen niet vastknoopen. De keizer en zijne omgeving volgen tot dusver eene besliste anti-Boer-politiek en wat misschien nog meer afdoet in industrieele en handels kringen ziet men niet ongaarne de voort during van den oorlog, welks economische gevolgen zich zelfs in het rijke en kapi taalkrachtige Engeland doen gevoelen. De een kan niet, de ander wil niet, en zoo moeten de Boeren alleen rekenen op hun eigen krachten. Zij hebben nu sedert bijna twee jaren getoond, dat zij niet alleen aan een reusachtige overmacht het hoofd kunnen bieden, maar die zelfs kunnen uit putten en verlammen. Telkens opnieuw brengen zij den oorlog over in 's vijands land, van waar zij versterkt terugkeeren, niet slechts door het buitmaken van paarden, transport- en levensmiddelen, kleeren en ammunitie, maar ook en bovenal door de toetreding van Engelsche onderdanen tot hunne gelederen. Dat zijn feiten, welker beteekenis men in Engeland langzamerhand begint te ge voelen. Wellicht is de tijd niet meer zoo ver, waarop men in Engeland eene vriend schappelijke bemiddeling interventie klinkt wat al te autoritair niet onwel kom zal vinden. Als de pil toch moet worden geslikt, doet men den patiënt geen ondienst door haar eerst te vergulden. 't Is mogelijk, dat John Buil ook dan op zijn teenen getrapt zal zijn. Maar als hij volkomen eerlijk is, zal hij den be middelaar, gelijk de zalige in Heine's fantasie-hemel, kunnen toevoegen: »Dein Trut, Bruder, schmerzt mich nicht, sondern er erhöht nur meine himmlische Seligkeit!" Scciak, aangi'kqmfiab&n. HtiiiiiiiiiiMMMMMiniiMiMMiniimmMiiiiimiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH Een goed begin, Toen wij in dit blad (14 Oct. 1900) het eerste jaarverslag bespraken van het Cen traal Bureau voor Sociale Adviezen en met dankbaarheid konden vermelden dat het bewezen had werkelijk recht van bestaan te hebben waar het betreft het geven van adviezen van socialen aard, spraken wij tevens den wensch uit, dat het niet al te lang zou behoeven te duren voordat het Bureau uitvoering zou kunnen geven aan de tweede doelomschrijving van zijn statuten: »Het verzamelen en verspreiden van ge gevens omtrent instellingen en regelingen, welke beoogen de maatschappelijke positie der arbeiders en van hen die naar het oordeel van het Bestuur, ten aanzien van hunne economische positie, met dezen gelijk te stellen zijn, op eenigerlei wijze te ver beteren.1' Want waarlijk, aan eene systematische verzameling en uitgave van wat er op het gebied van socialen arbeid binnen het bereik van ieder belangstellende wezen moet, ontbreekt het in ons land maar al te zeer en reeds veel te lang. Bij de was sende belangstelling en bij de toenemende behoefte aan feitenkennis, die zich ook sterk onder de arbeidersklasse gevoelen doet, kunnen wij met de Duitsche, Fransche en Engelsche periodieken niet meer volstaan en geeft het Sociaal Weekblad nog volstrekt niet genoeg. Maar daaraan is ook het bureau nog bij lange na niet toe. Het moet het eerst nog probeeren met materiaalverzamelingen met betrekking tot enkele der belangrijkste onderwerpen, en het wil ons voorkomen dat het met de keuze van dat voor zijn eersten bundel heel gelukkig is geweest. Voor ons ligt nml.: een Rapport over geschiedenis, inhoud en werking van be palingen betreffende minimum loon en maximum arbeidsduur in bestekken voor bouwwerken", bewerkt wat betreft inhoud en werking dier bepalingen in Nederland door prof. M. W. F. Treub, en wat het overige aangaat onder diens toezicht door den ambtenaar aan het Bureau G. W. Sannes. Gelukkig noemden wij de keuze wel daarom, omdat het onderwerp tot de meest actueele behoort. Het is van het Bureau bijzonder te waardeeren dat het met iets practisch voor den dag komt. Zoo blijft het niet buiten staan, maar doet het zijn werk midden in het leven dat eraan zoodoende bij voortduring meer be hoefte zal hebben. Dit voelt het zelf. »Wij hebben ons", zoo zeggen de bewerkers hoofdzakelijk beziggehouden met de be stekken van bouwwerken. In het stadium waarin het vraagstuk hier te lande verkeert is dat belangrijke onderdeel van verreweg het meeste gewicht". En de bedoeling was: dat het rapport »als handleiding kan dienst doen voor openbare lichamen en particu lieren die bepalingen over min. loon en max. arbeidsduur in hunne bestekken voor bouwwerken willen opnemen en daarbij te rade willen gaan met de door anderen verkregen ervaring." Het Rapport vervalt in twee hoofdstuk ken : a. wat in het buitenland op te merken is omtrent het vraagstuk en b. wat in Neder

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl