Historisch Archief 1877-1940
N'. 1253
DB AMSTERDAMMER
A°. 1901.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12*/2
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café', te Parijs.
Zondag
30
Juni.
Advertentiën van 1 5 regels ? 1.10, elke regel meer . . . . .
Reclames per regel
Annonces uit Diiitsclilaiul, Oostenrijk en flwitscrlaad worden uitsluitend aangenoi
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
?0.50
0.40
neu door
I K H O F D.
VAN VEBRE EN VAN NABIJ: Oranje en de
Verkiezingen. John Bnll op zijn teenen getrapt. ?
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Een goed be
gin, door H. KUNST EN LETTEREN: Tentoon
stelling Sint Lncas", door Vf. 8. De
eUmografische collectie van den heer E. S. Ali-Cohen, door
B. \V. P. Jr. Italiaansche kunst, door E. Het ge
moedsmonopolie te Delft, door Th. van der Waerdeu
en antwoord van J. E. T. d. Pek. BcaUsme
op het tooneel, door E. Een zeldzame brutali
teit, door J. A. N. Knuttel. ? Brieven uit Utrecht,
door Jan van 't Sticht. Automobiel-tocht, door
Nederland, door Dikkie Darracq. We komen al
strijdende vesder!, door J.B. Schepers. FEUIL
LETON: Studentenclara. Naar het Duitsch van
Arnold \Vellmer, I. RECLAMES. VOOB
DAMES : De vredes-idee en hare aanhangers, door
E. Kunst-Heyneman. Allerlei, door Caprice.
De talenten van juffrouw Xandi. Een leerzame
geschiedenis. Naar het Duitsch van Geo Hildeck.
SCHAAKSPEL. FINANOIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. Uit de
Scheldestad, door P. ALLERLEI. - INGE
ZONDEN. PEN- EN POTLOODKRAS3EN.
ADTEETENTIEN.
IHlltlilllliiilllliiimiiiiiittiiiimiiiilMliiniiMMHiittiiiiiiiiiiiiiiitliiiiiiMR
Oranje en de Verkiezingen.
Er deed zich bij de nu gehouden ver
kiezingen een verschijnsel voor, dat alles
zins een ernstige overweging waard is.
Van meer dan ne zijde werd «Oranje"
tot verkiezingsleus verlaagd of verheven.
Wij vonden haar wel het sterkst uit
gedrukt in een vergadering van liberalen,
bijeengeroepen door het bestuur van Voor
uitgang, district V, tot welke ook waren
uitgenoodigd de kiezers, leden van Grond
wet en die van Middenklasse Buurt Y. Y.
Daar toch sprak, volgens het Handels
blad, de heer van Waalwijk:
r Men acht het zeker geen ideaal-toestand met
de antirevolutionairen en katholieken ter stembus
te gaan, maar die partijen weten, dat de liberale
partij met haar op n punt het althans eens is,
en dat ''s in haar onwankelbare liefde voor de
Koningin (levendig applaus.) De heer Ketelaar
heeft in den hoek gedrongen door den heer
Altena, moeten verklaren: //Welnu ik ben Repu
blikein".
,Wij hebben in ons land geen republiek noodig,
zeide spreker."
De Christelijk Historische Kiezersbond
heeft deze uitnoodiging oin een
Oranjecandidaat tegenover een republilceinschen
candidaat te stellen, in haar advertentiën
tot aanbeveling van den heer Deen aller
eenvoudigst opgevolgd, door te schrijven:
kiest een *warm voorstander van liet
Oranjehuis."
De antirevolutionairen (Ned. en Oranje)
onthielden zich van navolging in deze. Zij
vroegen stemmen voor Deen «vooral ook
om te bestrijden den belager van ons Chris
telijk Onderwijs."
En de Standaard schreef:
»Wat deze districten (III en V) betreft
zijn daarom Polak of Den Hertog, Deen
of Ketelaar ons lood om oud ijzer. De
Benige*) reden, dat we desniettemin aan
rieden in V op Deen te gaan, is dan ook,
dat Deen een koloniale specialiteit is, en
Ketelaar een man van de school."
De Katholieke Kiesvereeniging, District
V, verwierp Ketelaar, omdat hij «Vrijzinnig
Democraat, in de Tweede Kamer meestal
de zijde der Socialisten koos." De voor
zitter van de R. K. kiesvereeniging V
echter heeft in een ingezonden stuk aan
de dagbladen de republikeinsche gezind
heid van den heer Ketelaar, in een toe
lichting tot het besluit dier vereeniging,
vermeld; en de Vrije Anti-Revolutionaire
Nederlander verklaarde in 't algemeen,
dat de herstemming moest gehouden wor
den in het teeken van Oranje. Zoo waren
het dus in de eerste plaats de Liberalen en
de Christelijk Historischen, die te samen
Oranje in den verkiezingsstrijd meenden te
mogen mengen en de Oranjeleus hebben
aangeheven, zóó luid, dat ze niet gemak
kelijk weer vergeten zal worden.
Den heer Van Waalwijk komt de eer
toe in Nederland, in de hoofdstad, openlijk
de politieke verkiezingen gestempeld te
hebben als mede een strijd over de vraag:
» Wilhelmina of de Republiek ?"
* *
*
Was dit noodig ?
Oordeelde men den heer Deen van te
weinig beteekenis, een te min begeerlijken
candidaat, zoodat hij bepaald een bijzon
dere aanbeveling als Oranjeklant behoefde,
om Ketelaar te verslaan ?
Of had men van Ketelaar een republi
keinsche actie in onze Tweede Kamer te
duchten; een actie, die tot eenig gevaar
voor de monarchie zou kunnen leiden?
Men weet beter; ook de heer v.
Waalwijk wist beter. Niemand, bij onzen
*) Wij cursiveeren.
politieken strijd, denkt aan Monarchie of
Republiek. De kwestie werd tot dusver,
tenzij dan waar men genoopt was zijn
theoretische belijdenis af te leggen, nooit
gesteld.
Ketelaar had zich aldus uitgedrukt:
»Moge ik in theorie voorstander van een
republiek zijn, ik stel er prijs op te verklaren,
dat ik de toestanden in ons land tegenwoordig
zoo vind, dat ik allerminst thans zou wensehen,
dat de republiek werd uitgeroepen. De quaestie,
of Nederland een republiek zou moeten zijn,
komt in de eerste vijftig of zestig jaar zeker
niet aan de orde en kunnen wij dus bij het
kiezen van een Kamerlid voor het eerstvolgend
vierjarig tijdperk gerust buiten beschouwing
laten."
* *
*
Ook de vrijzinnige-democraten hebben
bij monde van Treub verklaard, den
constitutioneelen regeeringsvorm te willen ont
wikkelen in democratischen geest.
Ieder gevoelt wel, dat ten onzent het
koningschap geen schade doet aan 's volks
rechten en vrijheden, indien zich de Vorst
of Vorstin binnen de gestelde perken be
weegt, d. i. zich politiek houdt buiten en
boven de partyen. Almede wordt niet voorbij
gezien, dat er van datzelfde koningschap,
verpersoonlijkt in een vrouw, als de laatste
telg uit den tak der Friso's, gesierd met
den Oranjenaam, en dientengevolge als de
draagster van Neerlands grootsche tra
dities uit het heldentijdvak een niet
te versmaden kracht ten goede kan uit
gaan, waar het zich wijdt aan de bevor
dering van datgene, wat de beteekenis
onzer natie, anders dan op militaristische
wijs, moet verhoogen. En alleen van deze
kracht mag er, volgens het Liberale stel
sel zelf, sprake zijn.
Maar wat doet nu de liberale partij ? De
partij, die het koningschap als
regeerinstituut eenvoudig tot een vertooning heeft
gemaakt; de partij, die van Houten gaarne
verkozen zou zien, ofschoon hij de kroon
niet meer dan een ornament acht; ter
wijl Cort v. d. Linden, Borgesius, en Lely's
confrater, haar liever als vliegwiel wenscht
te zien afgebeeld; zij roept tot een
gemeenschappelijke actie de geloovigen
op, om het Huis van Oranje te helpen
redden, als ware hare aan alle kanten
besnoeide menschelijke instelling van het
koningschap, ook in haar eigen oog, een pand
der goddelijke liefde, waarvoor zij zelf nooit
anders had gevoeld of zou kunnen ge
voelen, dan als een rechtzinnige, die zijn
geloofsartikel belijdt. ..
Ach, die verkiezingen!
Daar bestond een kansje, want Ketelaar
had de kerkelijken geërgerd, al was dat
dan ook alles behalve anti-liberaal. En
nu, eenvoudig om aan het geslagen libe
ralisme althans de winst van een kamer
zetel te bezorgen, tot heden door een vrij
zinnig democraat bezet, werden
Roomschen, Anti-Revolutionairen, Christelijk
historischen,doorde liberalen opgetrommeld.
Het gevolg is geweest, dat Oranje het
verloren heeft met een tekort van 133
stemmen.
Om met Vooruitgang te spreken
Republikeinen! in n district v
sterdam I
3939
van
AmNoodig voor het Koningschap was dus
bij deze gelegenheid de Oranjeleus aller
minst.
En nuttig '??
't Hangt er maar van af wat men als
nuttig beschouwt.
Primo : Kan de heer v. Waalwijk met
de stembuscijfers voor zich, nu optellen,
hoeveel republikeinen (ALS KETELAAR) er
onder het met kiesrecht bedeelde volk
voorkomen ; en hij zal Hare Majesteit
mogen rapporteeren, dat er thans reeds
minstens vijftigduizend van dit aller
slechtste merk van burgerschap te ver
denken zijn.
Secundo: Daar bij algemeen stemrecht
men lette slechts op Frankrijk,
Duitschland en Belgiëhet aantal republikei
nen van de?.e soort steeds op in het oog
loopende wijze toeneemt, zal de regelrechte
consequentie van de Oranjeleus zijn, de
kiesrechthervorming te weren als een
antimonarchaal beginsel. »In naam van Oranje
gesloten de poort!"
Tertio: Bij deze scheiding van de
Nederlandsche natie, naar Oranjegezindheid en
theoretisch republikeinsch inzicht, op een
zoo rumoerig gebied als dat der politiek,
loopt Oranje, als de verpersoonlijking van
het conservatisme, gevaar, bij een zeer
groot deel des volks het theoretisch repu
blikeinsch inzicht tot een feitelijk repu
blikeinsch bedoelen te ontwikkelen, zoodat
er dan inderdaad een anti-oranjepartij zou
ontstaan, met al haar droeve gevolgen
voor land en koningshuis.
* *
*
Dat de heer v. Waalwijk, zoo nu en
dan eens in de politiek stappende, als
journalist zijn mede-journalist, bij gebrek
aan iets beters, aanbeveelt met de deugd
der koningsgezindheid, behoeft nog niet
zoo bijzonder ons te verwonderen; wel
echter het feit, dat dit in het
Amsterdamsche Vooruitgang is geschied, zonder een
protest uit te lokken n van den candidaat
zelf, n van de vergadering, waarin ook
een zeer ontwikkeld man, als de heer mr.
Mouthaan, oud secretaris van de Kamer
van Koophandel, het woord voerde.
Is men dan ziende blind? mag men
vragen. Doch meer dan iemand anders
verzuimt, naar onze meening, de pers van
verschillende partijen en vooral de liberale,
haar plicht, bij een zoo ernstig euvel.
De liberale partij schijnt, bij al haar
roemen op den ouden naam van vrijzin
nigheid, nog het beste deel van haar wezen
ingeboet te hebben, nu zij in haar na
dagen gedwongen werd zich op nieuw
uittegeven voor een hervormingspartij. Als
uit vrees voor haar eigen afgedwongen re
formatorische daden gebruikt zij de Oranje
leus tot verlevendiging harer ontzielde
politiek.
Want beiden, zoowel de hervormingsge
zindheid als de oranjelief'de, de laatste
als politiek wapen zijn in strijd met
haar oorspronkelijk wezen; met haar ge
moed en intellect.
Hoever is ze in deze reeds reactionair
geworden ?
Verleden Zondag, zoo vermeldde de
N. Arnh. Cl,, dankte dominéHattink te
Apeldoorn, predikende voor de koningin,
voor de zege door de kerkelijken bij de
stembus behaald. Men ziet, zelfs de kerk
wordt gebruikt om H. M. een politieke,
belijdenis op de lippen te leggen.
En wat hebben de liberalen, die dat
bericht ook moesten lezen, hiervan gezegd ?
De koningin, in biddende houding, voor
het aangezicht harer onderdanen, gemaakt
tot een anti-liberale, anti-radicale,
antisocialistische figuur; de koningin, in
plaats van boven de partijen te staan
zelve partij.
De groote liberale bladen hebben ge
zwegen ; als ware er niets geschied; als
ging hun deze manifestatie niet aan.
Men denke zich eens het liberalisme,
toen het zich nog van zijne constitutioneele
beginselen bewust was, tijdens het koning
schap van Willem III, bij een dergelijk
geval.
Hoe sterk en algemeen zou de afkeuring
zijn te kennen gegeven, niet over Zr. Ms.
aanwezigheid bij zulk een godsdienstoefe
ning, maar, over de brutale schending van
den geest der grondwet door den prediker,
die den koning gedwongen had den schijn
op zich te laden, als behoorde deze tot
dominé's politieke partij.
En toch, wat is dit nog in vergelijking
met het bedrijf der liberalen en christe
lijk historischen, die den verkiezingsstrijd
maken tot een stormloopen tegen, of een
stutten van den troon ? Waar blijven hierbij
de vrijzinnigen van allerlei slag?
Het Handelsblad, al zou het dan ook
tot het inzicht kunnen komen, dat het
verkeerd heeft gehandeld, kan moeielijk
hier de spreker zijn; zelf riep het 't
eerst bij de herstemming tot bondgenoot
tegen de socialisten en tegen mannen als
Ketelaar de kroon te hulp de anderen
zijn slechts gevolgd.
En de overige bladen... ? Al wat hun
partij deed om een paar zetels te winnen,
al werd daar dan ook de afschuwelijkste
partijschap gewekt, die ons land zou kunnen
verdeelen en verscheuren het was hun
immers goed.
Moet dan zoo het liberalisme eindigen ?
Telt en kweekt het ganschelijk geen mannen
meer van beginsel, bij uitnemendheid van
hoofd en hart ?
En dat spreekt dan nog vau kerkelijken
die reactionnair zijn !.. .
De schim van Thorbecke vergeve het
hun!
Wie het vaderland lief heeft en der
Kroon welgezind is, zij gewaarschuwd. Nog
een paar stappen in deze richting gezet,
en een verdeeldheid zal zich openbaren,
die aan den politieken strijd een nog veel
venijniger karakter verleent.
En waarom zouden die stappen uitblijven ?
De liberale partij, zich niet in staat ge
voelende principieel haar tegenstanders te
weerstaan, verzwakt en ontredderd als zij
is, wat schiet haar anders over dan
tegenover radicalen en socialisten de Kroon
als wapen te gebruiken? Deze lijdende ont
troonde waagt er desnoods Oranje aan.
Zouden dan de kerkelijken misschien
wier liefde voor Oranje, daar zij tot grond
slag heeft hun geloof in God en Christus,
en dus van een geheel anderen aard is dan
de «onwankelbare Oranjeliefde" van de
heeren van Vooruitgang en van het Handels
blad niet bij nadere overweging tot het
inzicht kunnen komen, dat er iets beters
valt te doen, dan, mede ten believe van
het kwijnend liberalisme, den strijd tusschen
Koningin en Volk, tusschen Monarchie
en Republiek te doen ontbranden?
Wij hopen het inderdaad.
John Buil op zyn teenen
getrapt.
De Londensche Standard acht zich ge
roepen ons Nederlanders een lesje uit te
deelen. De eerbiedige hulde, welke de
autoriteiten en de bevolking van Rotter
dam aan president Krüger bij diens bezoek
hebben gebracht, prikkelt op pijnlijke wijze
het overgevoelige gemoed van de Engelsche
Jingoes, welke door den Standard op zoo
waardige wijze worden vertegenwoordigd.
Het Londensche blad is zoo goedertieren,
deze Rotterdamsche pro Boerdemonstratie
als eene ongevaarlijke te beschouwen, en
ons als kinderen te behandelen door ons
met een zeker vertoon van schalksheid
»naughty Dutchmen" te noemen. Maar die
ondeugende kinderen, wier oneerbiedigheid
volgens den Standard tevens getuigt van
gebrek aan goeden smaak, hebben handels
belangen, verdienen veel geld aan de
Engelsche touristen (die zich verwaardigen
hun kikkerland te bezoeken; en ... kunnen
hunne onafhankelijkheid niet bewaren
zonder Engeland's hulp!
Zoo zijn wij dus gewaarschuwd. Niet
langs diplomatieken weg; dat zou weinig
baten. Ongetwijfeld zouden de vertoogen
van de Engelsche regeering in den Haag
een allerwelwillendst, althans
allerbeleefdst gehoor vinden, »maar de
Nederlandsche Regeering heeft weinig macht
over de bevolking", zooals de Standard
met treffende juistheid opmerkt.
Eerlijk gezegd verbaast ons deze uitval
wel een beetje, al erkennen wij tegelijk,
dat de Standard reden te over heeft om
zich te beklagen over de... laat ons
maar zeggen uiterst onsympathieke wijze,
waarop de houding der Engelsche Regee
ring tegenover de Zuid-Afrikaausche Re
publieken en hare bevolking mannen,
vrouwen en kinderen wordt beoordeeld.
Maar in welk land der niet-Engelsche
wereld is het oordeel der openbare meening,
voor zoover die niet gemuilband werd, ook
maar eenigszins minder ongunstig geweest?
De Engelsche regeering en hare getrouwe
perstrawanten moesten, naar het ons voor
komt, al lang volkomen ongevoelig zijn
geworden voor speldeprikkeu als een Rot
terdamsche demonstratie. John Buil houdt
zich, op zijn manier, werkelijk kranig,
want hij murmureert niet, wanneer de
regeering hem in zijn gevoeligste plek, zijn
beurs, tast om hem de kosten van den
oorlog in Zuid-Afrika te laten betalen.
Sinds jaar en dag, welhaast twee jaar,
offert hij zijn vijftien a achttien millioen
per week, om het handjevol Boeren er
onder te krijgen, en hij is nog even ver
van het doel als bij het begin van den
oorlog, misschien zelfs nog verder. Wie
zoo'n greep in zijn zakken een dage
lijks herhaalde greep met lankmoedig
heid verdraagt, den tegenspoed trotseert
en er nog ad major cm imperii gloriam
Rudyard Kipling's Jingo-hymnen bij zingt,
moest zich boven zulke kleinigheden als
het al of niet gunstig oordeel van benighted
foreifjners verheven gevoelen. Waartoe zou
hem anders de rhinoceros-huid van het
imperialistisch zelfbewustzijn dienen?
De wereldwijze dichter der oudheid heeft
reeds opgemerkt, dat het voor
ongelukkigen een troost is, deelgenooten te hebben
in hun rampen. De ongelukkigen zijn in
dit geval al degenen, die Engeland's poli
tiek tegenover de Boeren-Republieken af
keuren ; de rampen zijn de min of meer
bedekte in ons geval nog al heel duide
lijke bedreigingen der Jingo-pers. Nu,
van deze laatsten hebben ook anderen hun
deel gehad, Frankrijk en Duitschland niet
het minst, toen de bevolking daar het
waagde, hare sympathie voor president
Krüger en de zaak die hij vertegenwoor
digt, luide uit te spreken. Natuurlijk kon
John Buil Frankrijk of Duitschland niet
bedreigen met het verlies van hun onaf
hankelijkheid. Zulk een uitval veroorlooft
hij, die een wijs man in zijn tijd is, zich
alleen tegen klein goedje. Maar onvriende
lijk was hij, onhebbelijk zelfs, op 't kantje af.
En toch... blijven wij allen goede maatjes.
Want onze sympathieën voor de
Boerenzaak, laat ons het maar eerlijk erken
nen, zijn erg platonisch. Wij hebben onze
broeders in Zuid-Afrika lief, o ja, maar
wij vragen ons tegelijk af, niet onbeschaamd
zooals de eerste broedermoordenaar, maar
zedig, bedeesd en fatsoenlijk: »ben ik
mijns broeders hoeder?"
Van interventie hoort men zoo nu en
dan eens gewagen. Bescheidenlijk natuur
lijk, want overdreven ijver schaadt. Nu
onlangs nog door den Londenschen cor
respondent van het Ijerliner Tageblatt.
De goede man betoogde zoo ongeveer, dat
het met het geweten van een
niet-Engelschman wellicht bestaanbaar was, lij
delijk toe te zien bij dezen strijd tusschen
den reus en den dwerg, maar dat het toch
haast niet meer aanging te zwijgen, nu
de Engelschen, om de mannen tot onder
werping te dwingen, de vrouwen en kin
deren opsloten in kampen, waar het zelfs
aan het allernoodigste ontbrak.
Het is zeker opmerkelijk, dit betoog in
het Berlijnsche blad te lezen, maar ver
wachtingen mag men aan zulke uitlatin
gen niet vastknoopen. De keizer en zijne
omgeving volgen tot dusver eene besliste
anti-Boer-politiek en wat misschien nog
meer afdoet in industrieele en handels
kringen ziet men niet ongaarne de voort
during van den oorlog, welks economische
gevolgen zich zelfs in het rijke en kapi
taalkrachtige Engeland doen gevoelen.
De een kan niet, de ander wil niet, en
zoo moeten de Boeren alleen rekenen op
hun eigen krachten. Zij hebben nu sedert
bijna twee jaren getoond, dat zij niet alleen
aan een reusachtige overmacht het hoofd
kunnen bieden, maar die zelfs kunnen uit
putten en verlammen. Telkens opnieuw
brengen zij den oorlog over in 's vijands
land, van waar zij versterkt terugkeeren,
niet slechts door het buitmaken van paarden,
transport- en levensmiddelen, kleeren en
ammunitie, maar ook en bovenal door de
toetreding van Engelsche onderdanen tot
hunne gelederen.
Dat zijn feiten, welker beteekenis men
in Engeland langzamerhand begint te ge
voelen. Wellicht is de tijd niet meer zoo
ver, waarop men in Engeland eene vriend
schappelijke bemiddeling interventie
klinkt wat al te autoritair niet onwel
kom zal vinden. Als de pil toch moet
worden geslikt, doet men den patiënt geen
ondienst door haar eerst te vergulden.
't Is mogelijk, dat John Buil ook dan
op zijn teenen getrapt zal zijn. Maar als
hij volkomen eerlijk is, zal hij den be
middelaar, gelijk de zalige in Heine's
fantasie-hemel, kunnen toevoegen: »Dein
Trut, Bruder, schmerzt mich nicht, sondern
er erhöht nur meine himmlische Seligkeit!"
Scciak, aangi'kqmfiab&n.
HtiiiiiiiiiiMMMMMiniiMiMMiniimmMiiiiimiiiiiiiNiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH
Een goed begin,
Toen wij in dit blad (14 Oct. 1900) het
eerste jaarverslag bespraken van het Cen
traal Bureau voor Sociale Adviezen en met
dankbaarheid konden vermelden dat het
bewezen had werkelijk recht van bestaan
te hebben waar het betreft het geven van
adviezen van socialen aard, spraken wij
tevens den wensch uit, dat het niet al
te lang zou behoeven te duren voordat het
Bureau uitvoering zou kunnen geven aan de
tweede doelomschrijving van zijn statuten:
»Het verzamelen en verspreiden van ge
gevens omtrent instellingen en regelingen,
welke beoogen de maatschappelijke positie
der arbeiders en van hen die naar het
oordeel van het Bestuur, ten aanzien van
hunne economische positie, met dezen gelijk
te stellen zijn, op eenigerlei wijze te ver
beteren.1'
Want waarlijk, aan eene systematische
verzameling en uitgave van wat er op het
gebied van socialen arbeid binnen het
bereik van ieder belangstellende wezen
moet, ontbreekt het in ons land maar al
te zeer en reeds veel te lang. Bij de was
sende belangstelling en bij de toenemende
behoefte aan feitenkennis, die zich ook
sterk onder de arbeidersklasse gevoelen
doet, kunnen wij met de Duitsche, Fransche
en Engelsche periodieken niet meer volstaan
en geeft het Sociaal Weekblad nog volstrekt
niet genoeg. Maar daaraan is ook het bureau
nog bij lange na niet toe. Het moet het eerst
nog probeeren met materiaalverzamelingen
met betrekking tot enkele der belangrijkste
onderwerpen, en het wil ons voorkomen
dat het met de keuze van dat voor zijn
eersten bundel heel gelukkig is geweest.
Voor ons ligt nml.: een Rapport over
geschiedenis, inhoud en werking van be
palingen betreffende minimum loon en
maximum arbeidsduur in bestekken voor
bouwwerken", bewerkt wat betreft inhoud en
werking dier bepalingen in Nederland door
prof. M. W. F. Treub, en wat het overige
aangaat onder diens toezicht door den
ambtenaar aan het Bureau G. W. Sannes.
Gelukkig noemden wij de keuze wel
daarom, omdat het onderwerp tot de meest
actueele behoort. Het is van het Bureau
bijzonder te waardeeren dat het met iets
practisch voor den dag komt.
Zoo blijft het niet buiten staan, maar
doet het zijn werk midden in het leven dat
eraan zoodoende bij voortduring meer be
hoefte zal hebben. Dit voelt het zelf. »Wij
hebben ons", zoo zeggen de bewerkers
hoofdzakelijk beziggehouden met de be
stekken van bouwwerken. In het stadium
waarin het vraagstuk hier te lande verkeert
is dat belangrijke onderdeel van verreweg
het meeste gewicht". En de bedoeling was:
dat het rapport »als handleiding kan dienst
doen voor openbare lichamen en particu
lieren die bepalingen over min. loon en
max. arbeidsduur in hunne bestekken
voor bouwwerken willen opnemen en daarbij
te rade willen gaan met de door anderen
verkregen ervaring."
Het Rapport vervalt in twee hoofdstuk
ken : a. wat in het buitenland op te merken
is omtrent het vraagstuk en b. wat in
Neder