De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 7 juli pagina 1

7 juli 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 1254 DE AMSTERDAMMER A°. 1901. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Kedactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 121). Abonnement per 3 maanden / 1.50, l'r. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0-12'/2 Dit blad is verkrijgbaar kiosk 10 Boulevard des Capucinea tegenover het G rand Café, te Parijs. Zondag 7 Juli, Advertentiën van l?5 regels / 1.10, elke regel meer. .... ? 0.20 Reclames per regel 0.40 Auuouces uit Duitschlaud, Oostenrijk en Zwitserland wordpn uitsluitend aangenomen door de firma KUDOLÏMOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. I K H O V D. VAN VEEBE EN VAN NABIJ: Evenredige- en ongeëvenredigde vertegenwoordiging, (Ing.), door H. H. Jr. Hr. Ms Cerberua"-?Adder", door N. Onze vaste examinatoren, door A. De Kloetnacht van 22 op 23 Mei 1901, door Eene jong gehuwde. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De woningkwestie in Liverpool en de activiteit van het stedeljjk bestuur, door J. K. v. d. V. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Gysbrecht van Amstel, door J. E v. d. Pek. Fiore della Neve, door G. van Halzen. Een boek over Lodewijk von Benedek, door A. W. Slellwagen. In het belang der nit Indiëkomende schooljeugd, door mevr. E. Kunst-Heyneman en D. G. v. W. FEUILLE TON: Studenten-Clara. Naar het Daitsch van Arnold Wellmer, II. RECLAMES. - TOOR DAMES: De economische toestand der vrouw, door B. N. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOHISCHE KRONIEK, door D. Stigter. INGEZONDEN. PEN- EN POTLOODKRA83EN. ADVEHTENTIEN. iiiiiiiiMiiMimiHiiiiiriiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMiiiiimiittiiiiiiiiiii Evenredige- en ongeëven redigde vertegenwoordiging. (Ingebonden). Een verkiezingsstrijd is een wedstrijd. Tijden van te voren oefenen zich de deel nemers om in kracht en vlugheid haantjede-voorste te zijn en na den uitslag heerscht er vreugde bij de overwinnaars en spijt bij de geslagenen. In 't sportleven worden jaarden, auto mobielen of menschen netjes op een rijtje geplaatst, een sein doet zich hooren en op 't. zelfde oogenblik zetten alle deelnemers zich in beweging, allen bezield met het verlangen het eerst de eindpaal te bereiken. Hoe de uitslag echter zijn moge, na afloop eener erkende eerlijke match reiken ? waar 't menschen betreft overwinnaars en overwonnenen elkaar als vrienden de hand. Maar, o wee, als het woord unfair wordt gemompeld, als A of B beschuldigd wordt gebruikt te hebben gemaakt van trucs, langs slinkschen weg hun doel te hebben bereikt. Groot is dan de veront waardiging, luide klinken de wraakkreten en met reden. Het rechtsgevoel is be leed igd. In de politiek zijn het de ideeën, de gevoelens, thans in haar concreete beteekenis, die zich onderling in kracht moeten meten. En zie, wat gebeurt? Terwijl op het sportterrein eerlijkheid regel, fraude uitzondering is, is er bij den wedstrijd der geesten, bij alle »politiek een vuile kant die afgeeft." Over de eigenlijke verkiezingsknoeierijen, als het omkoopen, dronken voeren en door valsche voorgevens bedriegen van weinig ontwikkelde kiezers, zaken die hier en daar nog schering en inslag zijn, wil ik het ditmaal niet hebben. Bedoeling is voor de zooveelste keer te wijzen op een van boven af, van den wetgever, komende onrechtvaardigheid, die in haar gevolgen heel wat schadelijker is dan het uitdeelen van eenige okshoofden jenever »ter wille van de liberale of clericale beginselen." Ik bedoel de ^ongeëvenredigde vertegen woordiging1' het levend beeld van de taai heid onzer nationale langzaamheid. Hoe lang 't precies geleden is, dat men het eerst tegen het meerderheidsstelsel bij verkiezingen ageerde, weet ik niet meer, maar zeker is het al jaren geleden. Het best herinner ik mij dat de kiesvereeniging «Amsterdam" een jaar of twaalf geleden veel propaganda voor de E. V. (evenredige vertegenwoordiging) maakte. Er werd in die dagen moord en brand geschreeuwd over de liberalen, die volgens het de-helftplus-én-systeem alle Amsterdamsche zetels in pacht had. De kerkelijken vonden dit om begrijpe lijke redenen allerschandelijkst. En ook onder de vooruitstrevende bladen waren er drie, die warm streden voor de E. V., de Amsterdammer, de Echo en de toen nog radicale Amsterdamsche Courant. Als de dag van gisteren herinner ik mij nog hoe 4e Echo in dien tijd een verkiezingsnummer uitgaf ter aanbeveling van haar twee candidaten C. V. Gerritsen en Dr. Vitus Bruinsma. Stemt zoo schreef de toen malige redactie om die en die redenen op onze candidaten, »en laat als protest tegen liberale inhaligheid de andere zeven hokjes ingevuld." De Amst. Crl. ging nog verder, zij gaf een aanbeveling voor een volledig lijstje van 9 candidaten, en plaatste hierop naast elkaar namen als Eutgers van Rozenburg, Heldt, Schaepman en Domela Nieuwenhuis! Dit alles hielp echter niet bijster veel en daarom probeerden de kiesvereenigingen een ander middeltje. «Amsterdam," «Rrcht en Orde" en «Nederland en Oranje" besloten bij ver kiezingen voor den Gemeenteraad en de ] Provinciale Staten het aantal zetels te verdeelen. Dit middeltje lukte nogal; menig nietliberaal, is op deze wijze in de raadszaal ingebracht. Velen vonden dit samengaan echter immoreel en werkelijk deden er zich ook minder fraaie zaken bij voor, waar over ik thans echter niet uit wil weiden. Zoo sukkelde men voort, totdat de kieswet-Van Houten aan de voorstanders van E. V. den schijndienst bewees, de meer voudige kiesdistricten af te schaffen, waar door niet meer over geheel Amsterdam maar in elke buurt de helft plus n de almachtige is. Een remedie erger dan de kwaal, daar ter eene zijde de minderheden nog absoluut geen zekerheid hebben op vertegenwoordiging en ter andere zijde buurtsympathieën of antipathieën een groote rol gaan spelen. Dingen die hierbij absoluut niet te pas behoorden te komen. * * * Een parlement behoort te zijn een af spiegeling van het volk. Een beeld in het klein maar met gelijke verhoudingen. Als het volk dus voor n derde kerke lijk, n derde conservatief, n derde democratisch is, behoort de Kamer evenzoo te zijn. Aan de politieke agitatoren behoort het recht propaganda te maken voor hun beginselen. Op den dag der verkiezing moet dit echter uit zijn, dan moet alleen de kracht gemeten worden der partijen en eerlijk in verhouding hiervan moet het parlement zijn saamgesteld. Gebeurt dit laatste niet dan is de match unfair ge streden. Alleen met E. V. kan een parlementssamenstelling eerlijk zijn. Sommigen zullen echter vragen: Maar hoe is alles geregeld bij E. V. Dat is zeer eenvoudig. In België, waar dit stel sel is aangenomen stemt men per lijst. Lijst l zijn de Lib., lijst 2 de Katholie ken, lijst 3 de Socialisten, enz. Ik zal nu een voorbeeld geven. In zeker kiesdistrict zijn 10,000 kiezers, die 5 afgevaardigden benoemen. Voor lijst l stemmen 4500, voor 2 3500, voor 3 2000. Deze getallen worden naast elkaar ge plaatst en gedeeld door l, 2, 3, 4 enz. De vijf grootste getallen wijzen de verdee ling aan. 1. 2. 3. Tib. 4500 2250 1125 Kath. 3500 1750 S75 SDO. 2000 1000 500 De 5 grootste getallen zijn: 4500, 3500 2250, 2000 en 1750. Gekozen zijn dan de twee eerste candidaten der lib. lijst, dito der Kath. en de eerste candidaat der soc. lijst. Bij ons tegenwoordig stelsel zouden bij gelijke verhoudingen de soc. geheel buiten zijn gesloten. Liberalen en katholieken kwamen dan met elkaar in herstemming doch deze laatsten zouden nooit kunnen winnen zoo zij, aan de socialisten geen dingen beloofden, die strijdig waren met hun geweten. Ergo het waarschijnlijkste geval was dat liberalen alle vijf zetels inpalmden, hoewel nog niet de helft hun toekwam! Ik heb een statistiek opgemaakt van de jongste verkiezing te Amsterdam. Er zijn uitgebracht op de liberalen 9143, vrijz.dem. 0289, soc. 3086, katholieken 3213, anti-rev. 5307 en chr.-hist. 1094 stemmen. Bij E. V. was de uitslag geweest: L:b. Vr.-Dem. Anti-Rev. Soc. Katli. Chr.-Hist. 1.9143 6280 5307 30863213 ]0(.M 2.4571 3144 2653 1M3 1CUÖ547 3.3047 20'JS 4.22S5 Volgens recht en billijkheid zouden dus gekozen zijn geweest: 3 liberalen, 2 vrij zinnig-democraten, 2 anti-revolutionairen, l socialist, en l katholiek. Ik heb hier niet veel meer aan toe te voegen. Alleen dit. In vroeger jaren waren de kopstukken der clericale partijen groote voorstanders van E. V. Doch waar zij vroeger slechts den wensch konden uiten, hebben zij thans de macht. En zoo zij van die macht gebruik zullen maken om deze stechnische verbetering" aan onze kieswet toe te voegen, zal vriend en tegen stander later moeten verklaren, dat antirevolutionairen en katholieken een waardig gebruik maakten van hun overwinning op 14 Juni 1901. H. H. Jr. Hr. Ms. Cerberus" - Adder". Naar aanleiding van enkele courantenberichten, als zou de monitor Cerberus de omeroefeningen in het zuiderfronüer houden, gecombineerd met de Reinier Claeszen, 2 kannonneerbooten en eenige torpedobooten, wensch ik 't navolgende te doen opmerken. Hoe lang moet 't nog duren voor de Nederlandsche Marine een tweede Adder te betreuren heeft? Om n.l. in het zuiderirontier te komen moet deze monitor, die precies in alle opzichten overeenstemt met de Adder 't traject afleggen over de Noordzee van IJmuiden tot den Nieuwen Waterweg. Iedereen die eenigszins den bouw van deze drijvende monsters kent, is er van overtuigd, dat deze overtocht slechts bij 't mooiste weer en kalme zee mag plaats hebben. Die overtocht duurt min stens vier uur en wanneer in dezen tijd de wind opsteekt en er wat zee begint te loopen, bestaat er zeer veel kans voor een monitor, vooral daar deze soort schepen zoo weinig vaart loopen hoogstens 5 tot OM mijl om aan lager wal te ge raken of door hunne geringe stabiliteit om te slaan. Deze schepen zijn zoo lomp en bezitten zoo weinig zeewaardigheid, dat 't bij veel zee ondoenlijk zal blijken te zijn om eenigszins naar de regelen der zee manskunst er mede te manoeuvreeren. Om verder de onzeewaardigheid er van aan te toonen zal wel niet noodig zijn de marine-autoriteiten zijn hier van zich wel bewust. Verleden jaar, toen ook deze moni tor de reis over zee waagde, hei 'ft hij onge veer 10 k 11 dagen op mooi weer liggen wachten. In dien tijd neeft hij eene poging gewaagd om de reis te aanvaarden, doen even buiten de pieren te IJmuiden zijnde, moest hij direkt weer terug keeren wilde hij niet daarop geslagen worden. Is 't nu zoo noodig juist dezen monitor te laten deelnemen aan de manoeuvres in het zuiderfrontier, terwijl i». Hellevoetsluis monitors in conservatie h§feen, -Üie reeds in jaren niet in dienst zijn geweest. Is er zooveel bezwaar aan verbonden zoo'n moni tor in dienst te stellen of is er gebrek aan bemanning? Zijn verder die manoeuvres met ver ouderde typen van schepen als de bestaande monitors en kannoneerbooten zóó urgent, dat er steeds zoo nu en dan een equipage van pi. m. 125 manschappen aan gewaagd wordt, totdat er misscnien een tweede Adder te betreuren is ? 't Is te wenschen, dat men voor 't te laat is ophoudt met deze soort schepen over de Noordzee te sturen. N. Onze vaste examinatoren. Het verwondert niemand wanneer hij in de maanden April, Mei en Juni in de dagbladen leest, hoe er vele examen-commissiöu gymtauaa!middelbaar- en lageronderwijs (ik spreek nkt van de examens aan de gymnasia ten overstaan van gecommitteerden af te nemen), benoemd worden, die de vele aspiranten in de vele vak ken zullen examineeren. Dit alles moet zoo zijn; want ofschoon er veel tegen het afuemen van examens te zeggen is, er is ook veel dat er voor pleit. B:j hem of haar toch, die ijverige voorstudiën maakte en slaagde, wekt een uitgereikt testimonium een gevoel van zelfvertrouwen en satibftctie op, dat vaa hooge paedagogische kracht is en d tor u iets van dien aard kan vervangen worden. Niemand die slaagde in een voor hem of haar belangrijk examen, zou dien indruk ooit willen misten. Zij, die in den tegenwoordigen tijd, ijveren voor het verminderen of zelfs afschaffen van het noodzakelijk kwaad ^examen doen", mogen dit wel bedeuken, vóór zij te velde trekken tegen een maatregel, die, wel is waar, niet volmaakt is, maar die toch onvermijdelijk moet genoemd worden, wanneer men achter de mate van kennis wil komen, noodig voor hen, die in de eene of andere richting met vrucht verder werkzaam willen ziju. Die benoeming der examencommissiën ver wondert dus niemand. Maar wat wellicht wel het publiek, dat buiten examinatoren en examinandis staat, zal ver wonderen, is het feit, dat voor die comtnissiën meestal een vast aantal constante txaminatoren in de verschillende vakken daartoe zijn aange wezen. Ik bedoel, dat het net is, alsof er in Nederland maar een gering aantal menschen bestaan, die van moeder Natuur de geschiktheid hebben gekregen om in dit of dat vak examen te kunnen afneni"n. Dit getal wisselt af voor de verschillende vakken : voor het Eransch zijn 't er bijv. vijf; voor htt Duitsch zei; voor liet Engelsch vier; voor de wiskunde zeven enz. Wil, bid ik u, deze cijfers niet voor absoluut nauwkeurig aanzien, het zijn maar gedachte getallen, die mijn meening moeten verduidelijken, dat elk vak zijn eigen constant getal txamina toren heeft, die geschiktheid schijnen te bezitten om te oordeelen of een examinandus van zijn vak de noodige kennis heeft, ja dan neen Het is als 't ware een monopolie van enkele vroede mannen in ons land. De andere leeraren in genoemde vakken hebben dat niet. Er is wel is waar meestal nimmer onderzoek naar hun geschiktheid gedaan, zij zijn wel steeds buiten deze commissie ge houden, zoodat zij van hunne geschiktheid nooit of te nimmer eenige proeven hebben kunnen geven, maar dat doet er niet toe, zij hebben die geschiktheid niet en daarom worden zij ook nooit benoemd. Uit!?. Dit is inderdaad heel zonderling. Ia een examencommissie voor 't eerst benoemd te worden is een onderscheiding, die gewoonlijk zijn goede vrucbten draagt, want het verhoogt den uitverkoorne ia eigen oogen en werkt gunstig terug op zijn leerlingen. Periodiek ia zulk een commissie zitting te nemen, wo dl een gewoonte, waarvan de kwade gevolgen niet uitblijven, want het maakt den begunstigde onmisbaar in eigen oogen en inhu maan voor hen, die hij examineeren moet. Ik wil hier echter dadelijk bijvoegen en cursifeeren: den goede niet te na, gesproken. Hoe menschen. die gedurende 'n geheelen cursus, dikwijls 'n vijf en twintig uur 's weke lijks overschrijdende, nog lust, moed en kracht hebben om bijna hun geheele vacantie op te offeren aan het ondervragen van een groot aantal jongelieden in diezelfde vakken en dat voor sommigen alle jaren weer even constant, is mij ten raadsel. Doch dit staat niet aaa mij om te beoordeelen of te veroirdeelen. Ieder moet voor zichzelven weten wat hij doet, geen ander kan dat voor hem uitmaken. Bovenlien: voor een onderscheiding bedankt men niet licht en dikwijls mag een bijverdienste niet versmaad worden, om zich en de zijnen van het noodige te voorzien, waut de bezoldi gingen over 't algemeen zijn waarlijk niet te hoog. Ik mag dan ook niet grimmig uitvaren daar over : dat is noch mijn recht, noch past 't me, Neen, mijn klacht is hoofdzakelijk gericht tegen de Inspecteurs. Zij benoemen de leden der commissiën, zij keuren waardig, zij "keuren voor eeusvig onwaardig, zij maken van de methode wat zij is, namelijk een slechte, zij en niet de leeraren. Wat is er dan verkeerds in die methode ? Twee voorname paedagogische fouten m. i. schuilen in deze handelwijze. Vooreerst is de uitsluitingsmethode bepaald paedagogisch sleclit, omdbt zij den gepasseerde m de oogen zijner leerlingeu verlaagt. Immers een benoeming is een onderscheiding. Valt iemand deze nimmer ten deel, het i-i een mauoaise marque voor den delinquent en beteekeut zoo veel als: gij zijt, mijn vriend, deze onderscheiding niet waard'. Zal dit den uitgestootene m de oogen zijner leerlingen releveeren ? Ik betwijfel liet ten zeerste. Paeda gogisch deugt dus het uitsluitingssysteem absoluut niet. Vervolgens en dat is nog grooter bezwaar tegen het stelsel de professioneele examinator wordt langzamerhand inhumaan tegenover zijn examinandi. Bijvoorbeeld (historisch) Een txaminandus verschijnt voor den profesfcimeelen examinator om mondeling txamen te doen. (Examinator.) //Uw schriftelijk werk was slecht ..." (Examinandus, die dat niet op z'n gemak brengt.) Dat spijt me, meneer, ik .. ." (Exanmator.) yls, 't is toch zoo. Ik hoop dat u het mtt het mondeling beter zult maken, maar. .. ei-fiu we zullen zien." Het mondeling examen begint. De examinator geeft voortdurend blijken van ongeduld als het niet vlot genoeg naar zijn zin gaat. Eindelijk barst hij Ijs; /n Beetje gauwer asjeblieft, meneer, ik heb nog meer te doen !" De examinandus totaal uit 't veld geslagen mompelt zoo iets van heengaan". (Examinator humaari): ,Ja, dat zou 'k ook maar doen!" Kan het anders wanneer men 'n zwaren cursus achter den rug heeft en dat al vele jaren en dan ter verpoozing in z'n vrijen tijd 'n getalletje van 'n ISO laat 'k maar zeggen 90 te examineeren krijgt in dezelfde vakken, die men jaar in jaar uu dagelijks behandelt? Ik overdrijf? Ik overdrijf niet, maar excepties zijn er. Zeker, zeker ! Mijn remedie tegen dit euvel ? Men kieze de txaminatoren naar ancienneteit en alphabeti&ch naar de namen der steden waaruit de leeraren tot examen afnemen kun nen worden gekozen of op andere wijze, dit is betrekkelijk bijzaak, maar de anc.caniteit is geen bijzaak zoodat elk leeraar eener in lichting kans heeft ten minste eens aan de beurt te komen. Waarom toch kan het leven der menschen niet voorbij gaan zonder onbillijk gegriefd te worden ! Op deze wijze is ieder voldaan : dan kan het ieder aan zichzelven geopenbaard worden of hij voer examinator geschikt is, ja dan neen. Op de nu heerschende wijze kan dut niet. Natuurlijk zullen de ongeschikten voor den dag komen onbekwamen en chicaners zijn overal en de inspecteurs deelen dat den betrokken dat mee; onaangenaamheden en uitwisseling van denk beelden hebben dan plaats, zeker maar die hebben er nu ook plaats, want ook inspecteurs hebbeu niet alle wijsheid met lepels gegeten en dan ... ja, dan trekke ieder voor zich uit dezen //Austausch der Gedanken" met zijn gevol gen niet vtêr in de commissie zijn leering en strekking. Maar in elk geval: niet worde deze of gene zoo maar, zoo zonder meer, als geboren ongeschikte altijd en eeuwig verre ge houden van 'n onderscheiding dat 's kwet send, onbillijk en onrechtvaardig; dat 's heekmaal geen methode. Het is mijn doel niet propaganda te maken voor dit idee en rekwesten aan Excellenties of Kamers op te doen stellen. Hoogerhand neemt dat kwalijk en ik geloof dat 'n jeugdig leeraar, die zoo'n protocol mede onderteekende van een slechte reis kwam. Hij kwam er nooit ,in". Ik zal daarom niemands carricre in gevaar brengen, en geen propaganda maken. Slechts gelust heeft 't mij een pijl af te schieten op htt monster der hiërarchie en een stem te doen vernemen van onbillijk gekrenkten tegen 'n groote paedagogische fout. Moge het wat helpen ! A. De Kloetnaclit van 22 op 23 Mei 1901, door JSene jong gehuwde. De komtet, die komeet, die heeft het 'm gedaan.' Avond aan avond hadden wy haar vol aandacht beschouwd, gezien, hoe zij steeds duidelijker werd en steeds langer van staart, totdat deze laatste zich na eenige dagen opeens in tweeën had gesplitst! In de krant wet d door een grappenmaker gemeld, dat de ster had gekwispeld uit erkentelijkheid voor de bewondering, aan haar schoonheid bewezen. Maar de Javanen zagen dat alles vol vrees aan en met hen vele Indischen. Neen, zoo'n komeet voorspelde toch al niet veel goeds, maar dan een met twee staarten! Dat waren twee rampen in de toekomst in plaats van n. Nu, de Javaantjes kunnen tevreden zyn over hun voorspellingsgeest. Den 18den M'i tegen 2 uur (wij deden juist ons middagdutje) hoorden wy' buiten een oorverdoovend lawaai. Uit al de desa's in den omtrek weerklonken slagen op de uitgeholde rijstblokken. Een oogenblik daarna werd er tegen ons raam getikt en riep onze huisjongen bevend: Mijnheer, de Draak eet de zon op!" Wy liepen naar buiten en woonden aldus de zonaverduistering by. Toen de Setan" (duivel), verschrikt door het helsche leven van de rystblokken beneden hem, de z >n eirdelyk losliet, was de eerste ramp afgeweni en toen er na een paar dagen nog niets ge beurde, raakte de komeet met twee staarten langzamerhand in het vergeetboek. Zoo werd het 22 Mei. Het was de laatste dagen drukkend heet geweest en 's avonds heel koel Gevaarlek weer", beweerde men en toeschietelijk ala we waren, zorgden wy er dan ook voor, men" plezier te doen en binnen geen tqd zoo verkouden mogelyk te zyn. Op dienzelfden 22n Mei dan wandelde ik 's middags om 'n uur of 6 met een ouk pas uit Hul land gekomen jong vrouwtje den weg op. Sedert kort had ze het aantal dames der fabriek met n vermeerderd. Zy' schikte zich slecht in het Indische leven op eene fabriek, diep in het binnenland en stortte brj mij haar hart nog wel eens uit. Dien avond was zij byzonder bedrukt en barstte eensklaps in tranen IOP. Het is hier zoo intens, zoo onuitsprekelijk vervelend," snikte zy, .,ik wilde, dat er eens iets gebeurde, iets verschrikkelyks desnoods," Itts verschrikkeljjks ! Hoe weinig wist ze, wat ze zei, hoe weinig vermoedden wy, dat bet er dienzelfden nacht wezen zou! Wij namen kort daarop afscheid, zy eenigszins opgelucht, ik met hare wanhopige uitbarsting nog in mijn ooren. Eenige uren later was de geheele onder neming in diepe rust. Tegen een uur of drie werd ik wakker door een gejoel en gegil cp straat, dat alle beschrijving te boven ging. Ik heb nooit geweten, dat onze kalme Javaner, die zelfs by' het vroolijkste feest niet uit de plooi komen, zoo'n vf rvaarlyk geschreeuw kun nen voortbrengen. Nu en dan werden die kreten overstemd door het afschuwelijk gehuil der gladakkers (kamponghonden). Doch wat my' het meest verontrustte was een dot gerommel in de verte. Het klonk als het bruisen van een machtigen waterval, of als een larg aan houden van een ver verwyderd onweder. Er werd weer tegen ons raam getikt, evenals op den dag der zonsverduistering. Bandjtr, doro!" (overstrooming, heer), klonk even bevend ala toen de stem van onzen gedienstige. Mijn man was in een oogwenk op, schoot zijn jas aan en verzocht my, de deur weer achter hem op het nachtslot te doen. Ik liet hem uit en ging terug naar de slaapkamer, eigenlijk nog te slaapdronken, om ook maar een oogenblik aan persoonlijk gevaar te denken, al -wist ik heel goed, wat een bandjir in Indi te vertellen heeft. Maar nog was ik de slaap kamer niet in, of ik hoorde in de voorgalerij onzen bediende schreeuwen: Gelis, doro", (vlug, heer) en toen, terwijl er tegen de deur gerameid werd: Doe open, wijfke! doe open dan toch." Zeker weer een rietbrand, waar hy heen moet, dat ellendige riet", dacht ik, en vloog, inwendig boos, dat ik zoo hard moest loopen, naar de deur. Maar het volgende oogenblik was ik als verlamd van schrik. Rleed je aan, het is de Kloet!' Als een machine deed ik, wat me gezegd werd, trok een peignoir aan, haalde een bank biljet uit de kast en snelde in het volgend oogenblik aan den arm van mijn lieven man de straat op. Het was een stikdonkere nacht. Ik rilde, toen ik naar den hemel keek, want zoo iets angstwekkend geheimzinnigs zag ik nog nooit. Door een dichten nevel heen werd men vuurbollen gewaar, zoo groot oogenschy'nlyk als de maan. Het was alsof een acrobaat ze door elkander wierp: zoo waren ze er en zoo waren ze er niet, en dan waren ze weer overal te gelijk. In een reusachtige gebogen lijn ston den die gloeiende bollen te dansen en te flikkeren als de vuurvliegjes in den donkeren nacht. Een milde puinsteenregen viel op ons neer; terwy'l wij voortsnelden, al maar voort, recht op het huis van den administrateur de besaran waarvan wij de Hchten zagen aangestoken. Zóó, dacht ik, moeten de menschen zich vroeger het vergaan der wereld hebben voor gesteld: In de verte dat doffe gerommel, nu en dan. afgebroken door hevige knallen, als even zoovele kanonschoten, en boven ons die pekzwarte lucht met haar gloeiende flikkerbollen en haar regen van steenen. Een dichte drom menschen vluchtte den weg op, de meesten met kinderen op den rug of in de armen, enkelen met een bundeltje kleeren in de hand._ Een rijtuigje zonder lantaarns rende ons in vliegende vaart voorby; het jonge vrouwtje, die iets verschrikkelijke wilde beleven, en haar man zaten er in. .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl