De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 7 juli pagina 5

7 juli 1901 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1254 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. l O dubb. Capsules voor R0pp MMIIIIMIMMtlMIIMMUIlilMIIIIMHll IMIIIIUMilllllllllMHlIIMmimMllimilimillMlllimillMMIIIIimillMIHUI DAMEjS. ?Il ~B De economische toestand der TTOW, Ditzelfde onderwerp is door vele mannen en vrouwen bestudeerd, maar weinige werken ge tuigen van zulk een diepgaande studie en helderen, ruimen blik als bet boek met bovengenoemden titel van mevr. Charlotte Perkins Gilman, voor Nederland bewerkt door de be gaafde strijdster van vrouwenrechten mevr. dr. Aletta Jacobs. En wij vrouwen van alle landen moeten de schrijfster dankbaar zijn voor haar belangrijk werk, dat ons onzen toestand in bet verleden, heden en toekomst beter doet begrijpen en ons met hoop op der komenden tijd vervult. Juist om deze dankbaarheid te uiten, en naar mijn vermogen mee te werken, dat ook andere vrouwen van dit werk genieten zullen, wil ik er enkele gedeelten, een zeer beknopt uittreksel, er uit aanhalen, dat naar ik hoop, velen zal op wekken kennis te maken met het geheele werk. rDe omgeving van een niensch en vooral het karakter van den menscb, oefent een grooten invloed op zijn werk uit. Dit feit kunnen wij ge makkelijk nagaan, als wij b.v. het opvallend ver schil zien van een veeteelend, een landbouwend en fabrieksvolk van dezelfde natie, waarbij alle andere omstandigheden dus gelijk zijn. Ditzelfde geldt natuurlijk evenzeer voor vrouwen als voor mannen. Bij de menschen bestaat het in de dierenwereld eenigstaand feit, dat het vrouwtje van bet mannetje afhankelijk is voor voedsel, waar dus de geslacbtsverhouding tegelijk een economische verhouding is. Deze toestand is in de eerste plaats van onmetelijken, grooteu invloed op de vrouw geweest, maar ook van groot belang voor de gebeeïe menschheid. Dikwijls wordt beweerd, dat de vroaw haar levensonderhoud verdient door huiselijken arbeid of door haar moederschap. Maar dat deze be wering allen grond mist, toont de schrijfster duidelijk aan. Want juist de vrouwen die noch huiselijken arbeid verrichten, noch kinderen hebben, verteren dikwijls het meest. 't Levensonderhoud der vrouwen hangt niet af van hetgeen zij doen, maar van den man, dien zij huwen. Velen zijn er die meenen dat de functie van het moederschap, de vrouw ongeschikt maakt voor economische productie, en het om die reden dus billijk is, dat zij onderhouden wordt door den man. Maar indien deze bewering waar was, moesten de vrouwen zich uitsluitend wijden aan de kinderen. En in werkelijkheid zien we iets geheel anders. Voor deze voor de vrouw, zoowel als voor de geheele menschheid gewichtige functie ontvangt de vrouw totaal geen opleiding, zij moet zeer tot schade harer kinderen afgaan op haar moederlijk instinct, een zeer onvoldoende gids in de meeste gevallen. 't Is echter niet het moederschap dat de vrouw den meesten tijd kost, dagelijks besteedt zij vele uren aan werk, dat niets met bet moeder schap te maken heeft, aan de huishouding. Was oiize huishouding practischer, meer naar de eischen van onzen tijd ingericht, de vrouwen zonden dan tijd genoeg hebben om zich een onafhankelijk bestaan te verschaffen. Wat is het gevolg van deze economische afhankelijke positie der vrouw ? Na dus de economische noodzakelijkhid zich voegt bij de geslachtsaantrekking, werken deze twee groote evolutionaire krachten samen, om in de vrouw het geslachtsonderscheid tot buitengewone groote ontwikkeling te brengen. Door opvoeding en zeden zijn vooral bij de vrouw, de man toch vindt in zijn beroep een tegenwicht, de geslachtskeu met ken tot zulk een hoogte ontwikkeld dat zij op den vooruitgang der individuen, zoowel als op dien van 't ras een nadeeligen invloed uitoefenen. In on? besten dig dry'ven om het geslachtsonderscheid te doen uitkomen, hebben wij ons aangewend, de meest menschelijke eigenschappen als mannelijke hoenanigheden te beschouwen, omdat die voor mannen geoorloofd en voor vrouwen verbo den zijn. De uitwerking, die deze afhankelijke positie op de vrouw gehad heeft, zou nog veel sterker zijn geweest, indien n omstandigheid die niet tegenwerkte. De erfelijkheid toch kent geen Salische wet, het meisje erft even goed van haar vader een aantal eigenschappen als de jongen van zijne moeder. Deze omstandigheid heeft de vrouw hoog, de man echter laag gehouden. Man en vrouw staan toch economisch op een geheel verschillend terrein, hij in de wereld, zij ia de eeuwen achterlijke huishouding. De vrouwen hebben zeer geleden onder deze belemmering tot haar volle menschzijn door haar afhankelijke positie, ook heeft deze het karakter van het huwelijk ontheiligd. Alleen tusschen twee vrije menschen van ge lijke ontwikkeling kan een ware, mooie vereeniging bestaan. En hoe is dit mogelijk, waar de vrouw uit haar liefde een bron van inkomst moet maken? Niet alleen drukt deze toestand op de indi viduen, maar deze werkt ook belemmerend op de geheele maatschappelijke ontwikkeling. Toch »was" de onderwerping der vrouw van onbe rekenbaar, groot nut voor de menschheid. Was", want op 't oogenblik is zij dat niet meer. Toen toch de mannelijke wilde niets anders was, dan een jager en strijder, daarmee uiting gevend aan zijn mannelijke energie, bracht de vrouwelijke wilde op dezelfde natuurlijke wijze haar behoudenden kracht van vrouwelijke energie tot uitwerking. Zij verzamelde en bewaarde voedsel voor haar kind, omhulde het met kleedingstukken en bouwde er een schuilplaats voor. Moederlijke energie die door een kunstig Samengesteld lichaam naar buiten werkt, is de bron van productiever arbeid, is de voornaamste stroom van maatschappelijk leven. Doch niet voordat deze reuzenkracht zich met andere krachten kon vereenigen om coöperatief op te treden en zoodoende den verwoestenden invloed, die door blinden wedijver der manne lijke energie ontstond, te boven kon komen, kon ons menschelijk leven zijn volle rasontwik keling intreden. Dit werd door de onderdruk king van de vtije uiting der moederlijke energie in de vrouw en haar overbrenging op den man tot stand gebracht. De man werd daardoor gedwongen een gedeelte van den taak der moeder in het verzorgen van haar kinderen van haar over te nemen. Om dus de ontwikkeling van het menschelijk geslacht mogelijk te maken was het noodzakelijk, dat de vrouw zich zelf op den achtergrond plaatste om haar woesten levensmakker tot een vrij en edel broederschap te verheffen, door het vermengen van beider hoedanigheden. Thans zijn we echter tot een tijdperk getre den, dat die opoffering der vrouw niet meer noodig is, dat blijkt reeds hoofdzakelijk omdat wij reeds aan het veranderen zijn. Maatschap pelijke ontwikkeling komt niet tot stand door het streven van een groep menschen of door het verkondigen van nieuwe theoriën. Reeds nu hebben we een stadium bereikt, waarin wij onzen socialen plicht in botsing voelen komen met onze geslachtsbanden, die gedurende langen tijd de eenige banden waren, die wij erkenden. De vrouwenbeweging berust niet alleen op een hooger staande ontwikkeling der vrouw en haar diepe verontwaardiging over onrechtvaar digheid, maar op het breede, innige solidari teitsgevoel der vrouwen. Daarom moet deze be weging door ieder helderziende man en vrouw als de beste vrucht dezer eeuw begroet worden. Zegevierend gaat zij over de aarde, iederen dag vallen er nieuwe hinderpalen, worden er nieuwe wegen voor haar geopend. Steeds gaat de vrouw vooruit op het gebied van kunst en wetenschap, handel en ambacht. Toch is het zeer dom met deze betrekkelijke vorderingen aanspraak te maken op superioriteit op dit ge bied van vrouwen boven mannen of zelfs hun gelijkheid hierin te willen afleiden. Beter kan aangetoond worden de superioriteit der hedendaagsche vrouwen boven die van vroe ger tijden, de onbegrensde nieuwe ontwikkeling van rashoedanigheden in de vrouw. Maar nu zij persoonlijk meer zelfstandig worden, lijden zij meer onder de primitieve en onbeteekende toestanden van het familieleven van vroeger tijd. De huiselijke zorgen en werkzaamheden, die nog niet op de hoogte van den tijd zijn gebracht, laten de toenemende ontwikkeling geen vrij spel. Door de samenvoeging van kok, verpleeg ster, waschvrouw, kamermeid en huishoudster, naaister en kindermeid, tevreden met een van alle markten thuis, en niets geheel meester zijn, lijdt de moderne vrouw, die zich in staat voelt in n van die zaken uit te munten, dubbel, wanneer zij genoodzaakt wordt te doen, waartoe zij zich niet in staat voelt en te laten wat zij goed zou kunnen doen. Men moet toch bedenken dat het niet de wezenlijke verhouding van vrouw en moeder zijn. welke door deze verandering gewijzigd worden, maar dat alleen de huishoudelijke werk zaamheden, die uit de economische afhanke lijkheid van de vrouw voortspruiten en die tot nu toe verondersteld werden een deel van haar functiën te zijn, veranderen zullen. Economische onafhankelijkheid der vrouwen brengt noodzakelijk een verandering van de huishouding en 't gezin mee, doch indien deze verandering in het belang van het individu of het ras is, behoeven we haar niet te vreezen. Zij sluit geen verandering in de huwelijksverhouding in, afgezien dat het element van economische onafhankelijkheid er uit verwijderd wordt, ook niet in de verhouding van moeder en kind behalve dat die verbeterd wordt. Want noch het enorm hooge sterftecijfer der kinderen, noch de gemiddelde slechte gezondheid van diegenen, die in het leven blijven, noch de lichamelijke of geestelijke vooruitgang van het ras leveren eenig bewijs, dat de moederlijke toewijding ten voordeele komt van het ras. Voor het geestelijk leven van het jonge kind is het gezin met zijn leven vol aandoeningen geen geschikte plaats. (Uitvoerig behandelt mevr. Perkins?Gilman ditzelfde onderwerp in haar boek »Concerning Childten"). 't Is voor het kind noodig, dat het samen is met kinderen van gelijken leeftijd, dat het de verpleging heeft van iemand, die het niet alleen liefheeft, maar ook aanleg en ervaring als op voedster heeft. En volstrekt niet elke moeder bezit deze drie noodzakelijke eigenschappen. Het enkele feit van moeder zijn maakt nog niet elke vrouw tot opvoedster. Meer en meer nadert het onderwijs nu ook de kinderkamer. De moeder in dienst der maatschappij, in plaats in dienst van het gezin, zal haar ware moeder plichten niet verwaarloozen. Zij zal haar kind even goed liefhebben, mis schien beter, als zij er niet elk oogenblik mee in aanraking is. Zij zal van haar werk dat zij liefheeft en hoog stelt, naar het leven te huis en het leven van haar kind met voortdurend welbehagen terugkeeren, gezuiverd als dit dan zal zijn van de duizend kle'ne kwelliingen en moeilijkheden, die het nu bederven. De economisch onafhankelijke moeder, ver ruimd, bevrijd en ontwikkeld door haar maatscbappelijker taak, zal als moeder beter dienst bewijzen dan dit de afhankelijke moeder mo gelijk is. Als een natuurlijk gevolg van de arbeidsverdeeling naar het geslacht, de vrouw het huis en de man de wereld als arbeidsveld gevende, is het dwaze begrip gekweekt, dat de huiselijke werkzaamheden als essentieel vrouwelijke, en ieder ander soort van arbeid als mannelijk werk wordt beschouwd. De ontwikkeling van elk menschelijk werk eischt specialisatie en dat is onmogelijk bij ons stelsel, waarbij verondersteld wordt dat ieder vrouw van natuur niet alleen een huishoudster, opvoedster maar ook kok is. Niettegenstaande de Staat ons door tal van wettelijke verordeningen beschermt tegen de allergrofste vervalschingen van levensmiddelen, gaat het bedrog daarin kalm voort. De vrouw als laatste kooper bezit niet de technische kennis om de gekochte voedingsmiddelen te keuren. Dat kan zij ook niet bezitten omdat die kennis veel studie en ondervinding eischt, die elke vrouw zich onmogelijk kan eigen maken. Ook de kunst en wetenschap van het koken vereischt een grondige kennis van de voedings waarde der levensmiddelen en de wetten der hygiëne. Zoolang ieder vrouw het voedsel voor haar gezin bereidt, of door een dienstbode, die meestal nog minder kennis bezit dan haar meesteres, laat bereiden, zal het koken zich nooit verheffen boven het niveau van amateurs werk. Wij meenen in den regel dat wij ons eten en drinken verhoogd en veredeld hebben door het met liefde te verbinden, integendeel wij hebben onze liefde verlaagd en doen ontaarden door haar daarmee te verbinden en wat meer zegt, we hebben daardoor onze behoeften verlaagd. De keuze en de bereiding van het voedsel moet in handen zijn van geoefende deskundigen. Natuurlijk zal dit groote veranderingen in onze levenswijze vereischen. En nu in onzen tijd meer en meer vrouwen maatschappelijken arbeid verrichten, doet zich hoe langer hoe meer de behoefte aan speciali satie van huiselijken arbeid en voornaamlijk van het koken gelden. Evenmin als wij nu nog ouze eigen kleeren in huis weven, spinnen en naaien, onze winterprovisie klaarmaken, ons linnen in huis wasschen, maar de fabrieken al dit werk van het huisgezin overgenomen hebben, evenmin behoort het koken meer in het gezin te geschieden. Dit is een verouderde instelling, die reeds nu langzamerhand verdwijnt, doordat telkens een onderdeel daarvan als het bakken van brood, het conserveeren van vruchten en groenten in de fabrieken etc. door deskundigen uitgevoerd worden. Hoeveel aangenamer en rustiger zou het huiselijk leven worden, als het thuis voor allen, dus ook voor de vrouw een liefelijke rustplaats werd, na volbrachten arbeid. Ook zou de verdeeling van huishoudelijken arbeid den dienst vereischen van een veel ge ringer aantal vrouwen, gedurende minder uren daags dan thans geschiedt, nu er arbeid en tijd verspild wordt door in elk gezin te koken. Het reinigingsproces zou ook veel vereenvoudigd kunnen worden, door toepassing van vele mecha nische uitvindingen en aanwending van weten schappelijke kennis. De vrije vrouw, die zich geheel kan uiten in haar werk en maatschappelijke positie, zal zich niet gedrongen voelen haar ziel uit te storten in kleedjes en prulletjes. Haar huis zal haar plaats van rust en niet van een rustelooze bezigheid zijn. Natuurlijk kan mevr. Perkins?Gilman moei lijk zeggen hoe de woningen der toekomst er uit zullen zien, maar hoe praktisch en aanlok kend is niet haar beschrijving van de woning zonder keuken, zooals zij zich die voorstelt. Zij schrijft: indien er nu reeds in een of ander groote stad een geriefelijke, goed inge richte woning bestond met afzonderlijke ver trekken voor vrouwen, die een gezin hebben en een beroep uitoefenen, dan zouden er reeds tal van mannen en vrouwen zijn, die om te ont komen aan de onaangename beslommeringen van eigen huishouding, deze woning vullen zouden, die uit afzonderlijke kamers of ook wel huizen zonder keuken zou bestaan. Er zou zijn een gemeenschappelijke keuken, vanwaar de maaltijden naar verkiezing aan de gezinnen in hun eigen kamer of in een gemeen schappelijke eetkamer zou worden opgericht. (Korten tijd geleden is in Manchester zulk een gemeenschappelijke keuken opgericht). Het huis zou moeten schoongemaakt wor den door bedienden, die niet door de gezin nen afzonderlijk gebuurd waren, maar door den leider van de inrichting aangesteld. Voor de kinderen zouden er een overdekte speeltuin en kinderkamer zijn, waar ze onder leiding van van goedgeoefende kinderjuffrouwen en onder onderwijzers zorgvuldig verzorgd werden. Zulke woningen zullen inderdaad plaatsen zijn om in te leven, te rusten en te spelen, om alleen of zamen te zijn. Xij zullen niet langer verward en verlaagd worden door bijmenging van eenigen tak van industrie. Wanneer de eigen woning inderdaad een privaat leven mogelijk maakt en niet langer de maat schappelijke en industrieele horizon der vrouw vrouw is; dan zal de slroom van menschelijk leven door nieuwe kanalen gaan. Terwijl onze vooruitgang tot nu toe belem merd werd door den invloed van rudimentaire krachten uit vroegere levensperiode, zal hij dan effen en snel voorwaarts schrijden, zoodra man nen en vrouwen in economische verhouding gelijk staan". Indien dit belangrijke werk alleen tot resul taat had dat velen omtrent de vrouwenbeweging een juister begrip kregen, zou het reeds van groot nut zijn. Dan zou men begrijpen, dat deze beweging niet is ontstaan door het willen van eukele feministen, maar eenvoudig vooruitgang van de sociale evolutie beteekent, die wel vertraagd, maar onmogelijk tegengehouden kan worden. B. N. Examen Kinderju/frouic. Te Utrecht werd op 4, 5, C en 7; 10, 11, 12 en 13 Juni in het locaal van den Prote stantenbond, Boothatraat, het examen ter ver krijging van het diploma als kinderjuffrouw afgenomen. Voor dit examen hadden zich 40 candidaten aangemeld; van deze kon eene wegens ziekte het examen niet afleggen en trok eene zich terug. 44 werden geëxamineerd, waarvan 31 slaagden. Hare namen zijn: niej. A. Jager, B. de Groot, B. Lettinga, M. J. Erkelens en C. H. van Wichem, van den Haag; mej. G. M. B. Determann, G. J. Fenenga, C. van Dyk, A. E. Eskens, M. L. W. Lamperjee en P. C. van den Toorn, van Amsterdam; mej S. C. C. Joosten. C. H. A. E. de Ridders, E. L. de Boer, P. van Ladestein, J. M. L. Peterson, J. M. Peterson, J. E. Baksteen, S. Visser, M. de Jel, J. Groesbeek, J. Vons en M. E. Blan kenburg, van Botterdam; mej. M. Eggink, A. P. Zwaan, M. J. P. Hakkenbroek en D. W. M. Mulié, van Leiden; mej. T. Schoonbrood en E. Sebening van Groningen; en mej. H. van der Mey en A. Kerkhoven, van Harlingen. De candidaten hadden hare opleiding ont vangen door het bijwonen van cursussen, ge geven van wege de afd. van Tesselschade den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Gronin gen en Nijmegen en te Harlingen gratis door particulieren, deskundigen; alleen de onkosten werden door de leerlingen vergoed. Over het algemeen voldeden zy aan de in het programma gestelde eischen beter dan het vorige jaar. Met enkele uitzonderingen behaalden zy, die reeds in betrekking waren, 14 in getal, in de vakken Ia opvoedkunde en IIa be handeling van het jonge kind, de hoogste cijfers. Een woord van dank aan de dames, die hare juffrouwen gelegenheid gaven om de cursussen b;j te wonen, mag dus niet ont houden worden. In eene vergadering van de Commissie van Toezicht, na afloop van het examen gehouden, werd naar aanleiding van de rapporten der examinatrices besloten, geene wijzigingen in het programma te brengen. Toelichtingen voor het theoretisch gedeelte van het programma zyn op aanvrage verkrijg baar by' de secretares der examen-commissie, Leeghwaterstraat 14, Haarlem. flIllltllllllllMlllimilMIIIIIIMIIIIIIMMIIIIIMIIIIIIIIIIMIiMMlmlIIIUIIItlmll IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIin Marie ('onrad-Kamlo. Nederlandsche belletrie in DtiitscMand. Bibliotheekschenkingen. Oorlogsgruwelen. Doop van een koningskind. Marie Conrad-Ramlo, de gevierde Münchener tooneelspeelster en novellenschryfster, is on danks haar ongelooflijke bescheidenheid en het schuchter vermyden van alles wat riekt naar reclame, niet kunnen ontsnappen aan het be zoek van een reporter, die het buitengewoon handig had aangelegd om tot haar door-tedringen. Hy meldde zich aan by Marie Ramlo's echtgenoot, dr. M. G. Conrad. Na een onderhoud van enkele oogenblikken zei dr. Conrad: »Ik zal mijn vrouw halen en zien of zy u te woord wil staan." Dr. Conrad keerde terug, zy'n vrouw aan de hand binnen leidend: » Vrouwtje wees asjeblieft vriendelijk en beleefd tegen dezen meneer, want, hy' is een gevaarlijk wezen hoe onschuldig hij er ook uitziet; verbeeld-je hy is een modern mensen en een kritikus, wees dus op je hoede" Alle drie lachten hartelijk. »Als u iets van my wil weten, meneer, toe, raadpleeg dan my'n man, zei Marie ConradRamlo. Ik vind het afschuwelijk om over me zelv' te spreken, want, ik ben bang, dat men dan nooit volkomen waar is." Het bescheiden en beleefd optreden van den reporter, ontlokte echter de volgende beken tenissen aan de gevierde kunstenares: »Ik ben liever schrijfster dan tooneelspeelster en liever moeder dan schrijfster". «Nooit is my'n streven, iets buitengewoons van mijn rollen te maken, ik zoek alleen angstvallig naar waarheid; ik verdiep mij in de gedachten van den auteur, ik zoek en zoek net zoo lang, tot ik naar my'n oordeel gevon den heb, wat hij met die of die figuur heeft willen aantoonen en dat tracht ik volkomen waar te maken. Je zou geen vrouw wezen, indien ik niet liever de grand premier role vervulde dan de moeder-rollen. Tóch kan men in dit laatste genre vél meer bewijzen, tot wat men eigenlijk in staat is, dan in het eerste. Maar het publiek deint mee met al de aandoeningen, den strijd en de beproevin gen der liefde en daarom bereikt men als jeune première effecten die niet moeilyk te verkrygen zyn. Wat kunst en uitbeeldings vermogen betreft, stel ik persoonlijk de moeder rollen hooger, omdat die meer ernstige studie en talent vorderen". Ty'dens het gesprek hoorde men in den gang het geroezemoes en de juichkreten van mevr. Conrad's zoontje. Telkens zag men de moeder een luisterend oor wenden in de richting van het geluid, een blyde glimlach op haar echt-vrouwelyk, beminnelyk gezichtje. De reporter dacht aan haar uitspraak: liever schrijfster dan tooneelspeelster. liever moeder dan schrijfster «Mevr'ouw, ik dank u zeer voor uw welwil lende mededeelingen, nu verlangt u zeker weer naar uw jongen". Marie Conrad-Ramlo stond op, drukte den interviewer de hand en glipte sierlyk de kamer uit. Marie Conrad is in Duitschland de eerste vertolkster geweest van »Nora". Ibsen spreekt nooit anders over haar, dan over zyn «geniale kunstenares". Lauweren en lofuitingen heb ben haar niet overmoedig of y'del gemaakt. Het vervullen van gastrollen, het zich op werpen als >Ster", het rondreizen met een troepje mindere goden ten einde al het licht op zich-zelf te doen vallen, dergelijke vul gaire aspiraties zyn nimmer opgekomen in het ernstig brein dezer beminnelyke en nobele vrouw. In zyn interessante Hollandsche brieven in »das litterarische Echo" vestigt prof. Max Conrat, thans (15 Juni 1901) de aandacht op de volgende werken: Oosterwyk Bruin, »Uit de dagen van het Réveil"; Kernkamp over Robert Fruin; Elout en Rompel: Olive Schreiner; van Hulzen, «Getrouwd" en van Eeden »Van de koele meren des Doods". Uit de tijdschriften »0nze Eeuw" «Nieuwe Tyd", Jonge Gids" en »Tweemaandelyksch" worden artikelen van J. D. Bierens de Haan, mevrouw Troelstra, Emile Goldstein, Willem Eloos en L. van Deyssel aangehaald. Prof. Max Conrat volkomen vertrouwd met het Nederlandseh, is een veilige gids om onze letteren in de Germaansche landstreken be kend te maken. **» Aan de theoretische orde van den dag zyn ook by ons bibliotheken en bibliotheek-schen kingen. Zie Gidsartikel van den heer T. J. de Boer. Herlees in de N. B. Ct. van 20 Juni j.l. wat de onbekende X zeer terecht schrijft: ?Voor onderwijzers, kantoorbedienden, lagere ambtenaren, werklieden van allerlei vakken voor allen die geen tien gulden per jaar kunnen missen voor leeskabinet of leesvereeniging, voor honderden dus in Rotterdam, is een openbare boekerij, waar zy kosteloos boeken en tijdschriften en dagbladen kannen lezen, een levensbehoefte, een geestelijke levensbehoefte, niet minder onmisbaar dan de materieele van het dagelyksche brood." De stuivers-leesinrichtingen met »de Zwarte Non", «Gustaaf de Losbol", »de driedubbele Moord in de vette Vadoek" staan op apegapen, courant-verhuurders voelen de nadering van hun laatste uurtje; onder zulke omstan digheden komt een bericht over bibliotheek schenkingen in Amerika niet te onpas. Ongeveer 4 millioen dollars zyn in 1900 in de Vereenigde Staten door Amerikaansche burgers voor boekeryen en daarmee samen hangende doeleinden geschonken. Daaronder zyn niet begrepen gebouwen, stukken grond en land en bestaande boekverzamelingen. Dan zou men van 12 millioen dollars moeten ge wagen. De staalvorst Andrew Carnegie schonk van de genoemde vier millioen 1,850,000 dollars aan de bibliotheek en het kunstmuseum te Pittsburg en 180,000 dollars aan de steden New Jersey, Pensylvanië, Kansas en MisBouri. Daarby bleef het niet. Carnegie staalvorstelyk-mild, bestemde onlangs 15,200,000 dollars voor de oprichting van 65 openbare bibliotheken in New-York. Nieuw Amsterdam aan den Hudson zóó mild beschonken! Nu staan de kansen schoon voor oud-Amsterdam aan den Amstel. Hoop doet leven, zegt de Hollander. Half blijmoedig, half onverschillig sjokt hij voort in 'tgareel en draagt lasten die een vinnig Amerikaanse met zwier van zich zou werpen. Een Engelsche dame die uit Pretoria in Engeland is teruggekeerd, bevestigt alles wat mejuffrouw Hobhouse over de concentratie kampen heeft meegedeeld. Toen zij van Pre toria vertrok, op 23 Mei, waren er in het kamp te Irene by Pretoria 5000 mannen, vrouwen en kinderen, en daarvan waren er 1000 ziek. De sterfte onder de kinderen bly'ft ontzettend groot. Nog altijd krygen de vrouwen van Boeren die doorvechten, halve rantsoenen en geen vleesch. Met het verbranden van hoeven wordt onverdroten voortgegaan. Toen mevrouw Botha haar man ging spreken, bracht zy in verschillende hoeven den nacht door; maar bij haren terugkeer stond er geen enkele van die hoeven meer, alle waren platgebrand. (A. E. Ct.) *** Zaterdag, 16 Juni jl., is zij gedoopt, de kleine Yolande van Savoye, dochtertje van hetltaliaansche koningspaar. De doopplechtigheid had plaats in de dans zaal van het Quirinaal. De zaal was voor deze gelegenheid als kapel ingericht en versierd met witte bloemen. De vicaris van de San Vincenzo parochie, waaronder het Quirinaal valt, was voorganger by deze kerkelijke plech tigheid en werd geassisteerd door twee kapelaans van het koninklijk huis. De vorstelijke familie en de hofhouding, sedert den dood van Umberto in rouw gekleed, hadden ter eere van Yolande's doop de sombere kleeding vervangen door lichte, kleurige toilet ten. De aanblik van de zaal was n-en-al licht en leven; schittering van uniformen en dartel kleurgewiegel van nel-getinte toiletten en fonkelende edelgesteenten. Precies elf uur werd een der zy'deuren die toegang tot de danszaal verleenen, geopend en statig zich voortbewegend in haar feestge waad, trad een der hofdames van koningin Helena, gravin della Trinita binnen, behoed zaam voor zich uitdragend, sluimerend op een kussen van wit gebrocheerd saty'n versierd met kostbare kant, de lieve, kleine doopeling. Onmiddellijk achter het kind liep de geluk kige vader, koning van Italië, den arm biedend aan Maria Pia, koningin- weduwe van Portugal. Achter hem de peter en de meter van Yolande. Vorst Nikita van Montenegro, grootvader van moederszijde, den arm biedend aan Margareta, koningin-weduwe van Italië, grootmoeder van vaderszijde. De grootouders werden op den voet gevolgd door den hertog van Oporto en prinses Milena, schitterend uitgedoscht in het rijke, kleurige Montenegrynscbe kostuum. Prins Mirko geleidde prinses Letitia Bonaparte, weduwe van den hertog van Aosta. Gedurende de doopplechtigheid, die een half uur duurde, is de kleine Yolande voor beeldig zoet geweest. Zy achtte het onnoodig de zachte, teere muziek van Mozart en Bach aan te vullen met haar onschuldig gekraai. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl