Historisch Archief 1877-1940
No. 1254
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
l O dubb. Capsules
voor R0pp
MMIIIIMIMMtlMIIMMUIlilMIIIIMHll
IMIIIIUMilllllllllMHlIIMmimMllimilimillMlllimillMMIIIIimillMIHUI
DAMEjS.
?Il ~B
De economische toestand der TTOW,
Ditzelfde onderwerp is door vele mannen en
vrouwen bestudeerd, maar weinige werken ge
tuigen van zulk een diepgaande studie en
helderen, ruimen blik als bet boek met
bovengenoemden titel van mevr. Charlotte Perkins
Gilman, voor Nederland bewerkt door de be
gaafde strijdster van vrouwenrechten mevr. dr.
Aletta Jacobs.
En wij vrouwen van alle landen moeten de
schrijfster dankbaar zijn voor haar belangrijk
werk, dat ons onzen toestand in bet verleden,
heden en toekomst beter doet begrijpen en ons
met hoop op der komenden tijd vervult. Juist
om deze dankbaarheid te uiten, en naar mijn
vermogen mee te werken, dat ook andere
vrouwen van dit werk genieten zullen, wil ik
er enkele gedeelten, een zeer beknopt uittreksel,
er uit aanhalen, dat naar ik hoop, velen zal op
wekken kennis te maken met het geheele werk.
rDe omgeving van een niensch en vooral
het karakter van den menscb, oefent een grooten
invloed op zijn werk uit. Dit feit kunnen wij ge
makkelijk nagaan, als wij b.v. het opvallend ver
schil zien van een veeteelend, een landbouwend en
fabrieksvolk van dezelfde natie, waarbij alle
andere omstandigheden dus gelijk zijn.
Ditzelfde geldt natuurlijk evenzeer voor
vrouwen als voor mannen. Bij de menschen
bestaat het in de dierenwereld eenigstaand feit,
dat het vrouwtje van bet mannetje afhankelijk
is voor voedsel, waar dus de geslacbtsverhouding
tegelijk een economische verhouding is. Deze
toestand is in de eerste plaats van onmetelijken,
grooteu invloed op de vrouw geweest, maar
ook van groot belang voor de gebeeïe menschheid.
Dikwijls wordt beweerd, dat de vroaw haar
levensonderhoud verdient door huiselijken arbeid
of door haar moederschap. Maar dat deze be
wering allen grond mist, toont de schrijfster
duidelijk aan. Want juist de vrouwen die noch
huiselijken arbeid verrichten, noch kinderen
hebben, verteren dikwijls het meest.
't Levensonderhoud der vrouwen hangt niet
af van hetgeen zij doen, maar van den man,
dien zij huwen.
Velen zijn er die meenen dat de functie van
het moederschap, de vrouw ongeschikt maakt
voor economische productie, en het om die
reden dus billijk is, dat zij onderhouden wordt
door den man. Maar indien deze bewering waar
was, moesten de vrouwen zich uitsluitend
wijden aan de kinderen. En in werkelijkheid
zien we iets geheel anders. Voor deze voor de
vrouw, zoowel als voor de geheele menschheid
gewichtige functie ontvangt de vrouw totaal
geen opleiding, zij moet zeer tot schade harer
kinderen afgaan op haar moederlijk instinct, een
zeer onvoldoende gids in de meeste gevallen.
't Is echter niet het moederschap dat de
vrouw den meesten tijd kost, dagelijks besteedt
zij vele uren aan werk, dat niets met bet moeder
schap te maken heeft, aan de huishouding.
Was oiize huishouding practischer, meer naar
de eischen van onzen tijd ingericht, de vrouwen
zonden dan tijd genoeg hebben om zich een
onafhankelijk bestaan te verschaffen.
Wat is het gevolg van deze economische
afhankelijke positie der vrouw ? Na dus de
economische noodzakelijkhid zich voegt bij de
geslachtsaantrekking, werken deze twee groote
evolutionaire krachten samen, om in de vrouw
het geslachtsonderscheid tot buitengewone groote
ontwikkeling te brengen.
Door opvoeding en zeden zijn vooral bij de
vrouw, de man toch vindt in zijn beroep een
tegenwicht, de geslachtskeu met ken tot zulk een
hoogte ontwikkeld dat zij op den vooruitgang
der individuen, zoowel als op dien van 't ras
een nadeeligen invloed uitoefenen. In on? besten
dig dry'ven om het geslachtsonderscheid te doen
uitkomen, hebben wij ons aangewend, de meest
menschelijke eigenschappen als mannelijke
hoenanigheden te beschouwen, omdat die voor
mannen geoorloofd en voor vrouwen verbo
den zijn.
De uitwerking, die deze afhankelijke positie
op de vrouw gehad heeft, zou nog veel sterker
zijn geweest, indien n omstandigheid die niet
tegenwerkte.
De erfelijkheid toch kent geen Salische wet,
het meisje erft even goed van haar vader een
aantal eigenschappen als de jongen van zijne
moeder. Deze omstandigheid heeft de vrouw
hoog, de man echter laag gehouden. Man en
vrouw staan toch economisch op een geheel
verschillend terrein, hij in de wereld, zij ia de
eeuwen achterlijke huishouding.
De vrouwen hebben zeer geleden onder deze
belemmering tot haar volle menschzijn door
haar afhankelijke positie, ook heeft deze het
karakter van het huwelijk ontheiligd.
Alleen tusschen twee vrije menschen van ge
lijke ontwikkeling kan een ware, mooie
vereeniging bestaan. En hoe is dit mogelijk, waar
de vrouw uit haar liefde een bron van inkomst
moet maken?
Niet alleen drukt deze toestand op de indi
viduen, maar deze werkt ook belemmerend op
de geheele maatschappelijke ontwikkeling. Toch
»was" de onderwerping der vrouw van onbe
rekenbaar, groot nut voor de menschheid. Was",
want op 't oogenblik is zij dat niet meer.
Toen toch de mannelijke wilde niets anders
was, dan een jager en strijder, daarmee uiting
gevend aan zijn mannelijke energie, bracht de
vrouwelijke wilde op dezelfde natuurlijke wijze
haar behoudenden kracht van vrouwelijke energie
tot uitwerking. Zij verzamelde en bewaarde
voedsel voor haar kind, omhulde het met
kleedingstukken en bouwde er een schuilplaats
voor. Moederlijke energie die door een kunstig
Samengesteld lichaam naar buiten werkt, is de
bron van productiever arbeid, is de voornaamste
stroom van maatschappelijk leven.
Doch niet voordat deze reuzenkracht zich met
andere krachten kon vereenigen om coöperatief
op te treden en zoodoende den verwoestenden
invloed, die door blinden wedijver der manne
lijke energie ontstond, te boven kon komen,
kon ons menschelijk leven zijn volle rasontwik
keling intreden. Dit werd door de onderdruk
king van de vtije uiting der moederlijke energie
in de vrouw en haar overbrenging op den man
tot stand gebracht.
De man werd daardoor gedwongen een gedeelte
van den taak der moeder in het verzorgen van
haar kinderen van haar over te nemen. Om dus
de ontwikkeling van het menschelijk geslacht
mogelijk te maken was het noodzakelijk, dat de
vrouw zich zelf op den achtergrond plaatste om
haar woesten levensmakker tot een vrij en edel
broederschap te verheffen, door het vermengen
van beider hoedanigheden.
Thans zijn we echter tot een tijdperk getre
den, dat die opoffering der vrouw niet meer
noodig is, dat blijkt reeds hoofdzakelijk omdat
wij reeds aan het veranderen zijn. Maatschap
pelijke ontwikkeling komt niet tot stand door
het streven van een groep menschen of door
het verkondigen van nieuwe theoriën. Reeds
nu hebben we een stadium bereikt, waarin wij
onzen socialen plicht in botsing voelen komen
met onze geslachtsbanden, die gedurende langen
tijd de eenige banden waren, die wij erkenden.
De vrouwenbeweging berust niet alleen op
een hooger staande ontwikkeling der vrouw en
haar diepe verontwaardiging over onrechtvaar
digheid, maar op het breede, innige solidari
teitsgevoel der vrouwen. Daarom moet deze be
weging door ieder helderziende man en vrouw
als de beste vrucht dezer eeuw begroet worden.
Zegevierend gaat zij over de aarde, iederen
dag vallen er nieuwe hinderpalen, worden er
nieuwe wegen voor haar geopend. Steeds gaat
de vrouw vooruit op het gebied van kunst
en wetenschap, handel en ambacht. Toch is
het zeer dom met deze betrekkelijke vorderingen
aanspraak te maken op superioriteit op dit ge
bied van vrouwen boven mannen of zelfs hun
gelijkheid hierin te willen afleiden.
Beter kan aangetoond worden de superioriteit
der hedendaagsche vrouwen boven die van vroe
ger tijden, de onbegrensde nieuwe ontwikkeling
van rashoedanigheden in de vrouw. Maar nu
zij persoonlijk meer zelfstandig worden, lijden
zij meer onder de primitieve en onbeteekende
toestanden van het familieleven van vroeger tijd.
De huiselijke zorgen en werkzaamheden, die nog
niet op de hoogte van den tijd zijn gebracht,
laten de toenemende ontwikkeling geen vrij
spel. Door de samenvoeging van kok, verpleeg
ster, waschvrouw, kamermeid en huishoudster,
naaister en kindermeid, tevreden met een van
alle markten thuis, en niets geheel meester zijn,
lijdt de moderne vrouw, die zich in staat voelt
in n van die zaken uit te munten, dubbel,
wanneer zij genoodzaakt wordt te doen, waartoe
zij zich niet in staat voelt en te laten wat zij
goed zou kunnen doen.
Men moet toch bedenken dat het niet de
wezenlijke verhouding van vrouw en moeder
zijn. welke door deze verandering gewijzigd
worden, maar dat alleen de huishoudelijke werk
zaamheden, die uit de economische afhanke
lijkheid van de vrouw voortspruiten en die tot
nu toe verondersteld werden een deel van haar
functiën te zijn, veranderen zullen.
Economische onafhankelijkheid der vrouwen
brengt noodzakelijk een verandering van de
huishouding en 't gezin mee, doch indien deze
verandering in het belang van het individu of
het ras is, behoeven we haar niet te vreezen.
Zij sluit geen verandering in de
huwelijksverhouding in, afgezien dat het element van
economische onafhankelijkheid er uit verwijderd
wordt, ook niet in de verhouding van moeder
en kind behalve dat die verbeterd wordt. Want
noch het enorm hooge sterftecijfer der kinderen,
noch de gemiddelde slechte gezondheid van
diegenen, die in het leven blijven, noch de
lichamelijke of geestelijke vooruitgang van het
ras leveren eenig bewijs, dat de moederlijke
toewijding ten voordeele komt van het ras.
Voor het geestelijk leven van het jonge kind
is het gezin met zijn leven vol aandoeningen
geen geschikte plaats. (Uitvoerig behandelt
mevr. Perkins?Gilman ditzelfde onderwerp in
haar boek »Concerning Childten").
't Is voor het kind noodig, dat het samen is
met kinderen van gelijken leeftijd, dat het de
verpleging heeft van iemand, die het niet alleen
liefheeft, maar ook aanleg en ervaring als op
voedster heeft. En volstrekt niet elke moeder
bezit deze drie noodzakelijke eigenschappen.
Het enkele feit van moeder zijn maakt nog
niet elke vrouw tot opvoedster. Meer en meer
nadert het onderwijs nu ook de kinderkamer.
De moeder in dienst der maatschappij, in plaats
in dienst van het gezin, zal haar ware moeder
plichten niet verwaarloozen.
Zij zal haar kind even goed liefhebben, mis
schien beter, als zij er niet elk oogenblik mee
in aanraking is. Zij zal van haar werk dat zij
liefheeft en hoog stelt, naar het leven te huis
en het leven van haar kind met voortdurend
welbehagen terugkeeren, gezuiverd als dit dan
zal zijn van de duizend kle'ne kwelliingen en
moeilijkheden, die het nu bederven.
De economisch onafhankelijke moeder, ver
ruimd, bevrijd en ontwikkeld door haar
maatscbappelijker taak, zal als moeder beter dienst
bewijzen dan dit de afhankelijke moeder mo
gelijk is.
Als een natuurlijk gevolg van de
arbeidsverdeeling naar het geslacht, de vrouw het huis
en de man de wereld als arbeidsveld gevende,
is het dwaze begrip gekweekt, dat de huiselijke
werkzaamheden als essentieel vrouwelijke, en
ieder ander soort van arbeid als mannelijk werk
wordt beschouwd.
De ontwikkeling van elk menschelijk werk
eischt specialisatie en dat is onmogelijk bij ons
stelsel, waarbij verondersteld wordt dat ieder
vrouw van natuur niet alleen een huishoudster,
opvoedster maar ook kok is.
Niettegenstaande de Staat ons door tal van
wettelijke verordeningen beschermt tegen de
allergrofste vervalschingen van levensmiddelen,
gaat het bedrog daarin kalm voort. De vrouw
als laatste kooper bezit niet de technische
kennis om de gekochte voedingsmiddelen te
keuren. Dat kan zij ook niet bezitten omdat die
kennis veel studie en ondervinding eischt, die
elke vrouw zich onmogelijk kan eigen maken.
Ook de kunst en wetenschap van het koken
vereischt een grondige kennis van de voedings
waarde der levensmiddelen en de wetten der
hygiëne.
Zoolang ieder vrouw het voedsel voor haar
gezin bereidt, of door een dienstbode, die meestal
nog minder kennis bezit dan haar meesteres,
laat bereiden, zal het koken zich nooit verheffen
boven het niveau van amateurs werk.
Wij meenen in den regel dat wij ons eten
en drinken verhoogd en veredeld hebben door
het met liefde te verbinden, integendeel wij
hebben onze liefde verlaagd en doen ontaarden
door haar daarmee te verbinden en wat meer
zegt, we hebben daardoor onze behoeften verlaagd.
De keuze en de bereiding van het voedsel
moet in handen zijn van geoefende deskundigen.
Natuurlijk zal dit groote veranderingen in onze
levenswijze vereischen.
En nu in onzen tijd meer en meer vrouwen
maatschappelijken arbeid verrichten, doet zich
hoe langer hoe meer de behoefte aan speciali
satie van huiselijken arbeid en voornaamlijk
van het koken gelden. Evenmin als wij nu nog
ouze eigen kleeren in huis weven, spinnen en
naaien, onze winterprovisie klaarmaken, ons
linnen in huis wasschen, maar de fabrieken al
dit werk van het huisgezin overgenomen hebben,
evenmin behoort het koken meer in het gezin
te geschieden.
Dit is een verouderde instelling, die reeds nu
langzamerhand verdwijnt, doordat telkens een
onderdeel daarvan als het bakken van brood,
het conserveeren van vruchten en groenten in
de fabrieken etc. door deskundigen uitgevoerd
worden.
Hoeveel aangenamer en rustiger zou het
huiselijk leven worden, als het thuis voor allen,
dus ook voor de vrouw een liefelijke rustplaats
werd, na volbrachten arbeid.
Ook zou de verdeeling van huishoudelijken
arbeid den dienst vereischen van een veel ge
ringer aantal vrouwen, gedurende minder uren
daags dan thans geschiedt, nu er arbeid en tijd
verspild wordt door in elk gezin te koken. Het
reinigingsproces zou ook veel vereenvoudigd
kunnen worden, door toepassing van vele mecha
nische uitvindingen en aanwending van weten
schappelijke kennis.
De vrije vrouw, die zich geheel kan uiten in
haar werk en maatschappelijke positie, zal zich
niet gedrongen voelen haar ziel uit te storten
in kleedjes en prulletjes. Haar huis zal haar
plaats van rust en niet van een rustelooze
bezigheid zijn.
Natuurlijk kan mevr. Perkins?Gilman moei
lijk zeggen hoe de woningen der toekomst er
uit zullen zien, maar hoe praktisch en aanlok
kend is niet haar beschrijving van de woning
zonder keuken, zooals zij zich die voorstelt.
Zij schrijft: indien er nu reeds in een of
ander groote stad een geriefelijke, goed inge
richte woning bestond met afzonderlijke ver
trekken voor vrouwen, die een gezin hebben en
een beroep uitoefenen, dan zouden er reeds tal
van mannen en vrouwen zijn, die om te ont
komen aan de onaangename beslommeringen van
eigen huishouding, deze woning vullen zouden,
die uit afzonderlijke kamers of ook wel huizen
zonder keuken zou bestaan.
Er zou zijn een gemeenschappelijke keuken,
vanwaar de maaltijden naar verkiezing aan de
gezinnen in hun eigen kamer of in een gemeen
schappelijke eetkamer zou worden opgericht.
(Korten tijd geleden is in Manchester zulk een
gemeenschappelijke keuken opgericht).
Het huis zou moeten schoongemaakt wor
den door bedienden, die niet door de gezin
nen afzonderlijk gebuurd waren, maar door
den leider van de inrichting aangesteld. Voor
de kinderen zouden er een overdekte speeltuin
en kinderkamer zijn, waar ze onder leiding van
van goedgeoefende kinderjuffrouwen en onder
onderwijzers zorgvuldig verzorgd werden.
Zulke woningen zullen inderdaad plaatsen
zijn om in te leven, te rusten en te spelen,
om alleen of zamen te zijn. Xij zullen niet
langer verward en verlaagd worden door
bijmenging van eenigen tak van industrie.
Wanneer de eigen woning inderdaad een privaat
leven mogelijk maakt en niet langer de maat
schappelijke en industrieele horizon der vrouw
vrouw is; dan zal de slroom van menschelijk
leven door nieuwe kanalen gaan.
Terwijl onze vooruitgang tot nu toe belem
merd werd door den invloed van rudimentaire
krachten uit vroegere levensperiode, zal hij dan
effen en snel voorwaarts schrijden, zoodra man
nen en vrouwen in economische verhouding
gelijk staan".
Indien dit belangrijke werk alleen tot resul
taat had dat velen omtrent de vrouwenbeweging
een juister begrip kregen, zou het reeds van
groot nut zijn.
Dan zou men begrijpen, dat deze beweging
niet is ontstaan door het willen van eukele
feministen, maar eenvoudig vooruitgang van de
sociale evolutie beteekent, die wel vertraagd,
maar onmogelijk tegengehouden kan worden.
B. N.
Examen Kinderju/frouic.
Te Utrecht werd op 4, 5, C en 7; 10, 11,
12 en 13 Juni in het locaal van den Prote
stantenbond, Boothatraat, het examen ter ver
krijging van het diploma als kinderjuffrouw
afgenomen.
Voor dit examen hadden zich 40 candidaten
aangemeld; van deze kon eene wegens ziekte
het examen niet afleggen en trok eene zich
terug. 44 werden geëxamineerd, waarvan 31
slaagden. Hare namen zijn: niej. A. Jager,
B. de Groot, B. Lettinga, M. J. Erkelens en
C. H. van Wichem, van den Haag; mej. G.
M. B. Determann, G. J. Fenenga, C. van Dyk,
A. E. Eskens, M. L. W. Lamperjee en P. C.
van den Toorn, van Amsterdam; mej S. C. C.
Joosten. C. H. A. E. de Ridders, E. L. de
Boer, P. van Ladestein, J. M. L. Peterson,
J. M. Peterson, J. E. Baksteen, S. Visser, M.
de Jel, J. Groesbeek, J. Vons en M. E. Blan
kenburg, van Botterdam; mej. M. Eggink, A.
P. Zwaan, M. J. P. Hakkenbroek en D. W.
M. Mulié, van Leiden; mej. T. Schoonbrood
en E. Sebening van Groningen; en mej. H.
van der Mey en A. Kerkhoven, van Harlingen.
De candidaten hadden hare opleiding ont
vangen door het bijwonen van cursussen, ge
geven van wege de afd. van Tesselschade den
Haag, Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Gronin
gen en Nijmegen en te Harlingen gratis door
particulieren, deskundigen; alleen de onkosten
werden door de leerlingen vergoed. Over het
algemeen voldeden zy aan de in het programma
gestelde eischen beter dan het vorige jaar.
Met enkele uitzonderingen behaalden zy,
die reeds in betrekking waren, 14 in getal,
in de vakken Ia opvoedkunde en IIa be
handeling van het jonge kind, de hoogste
cijfers. Een woord van dank aan de dames,
die hare juffrouwen gelegenheid gaven om
de cursussen b;j te wonen, mag dus niet ont
houden worden.
In eene vergadering van de Commissie van
Toezicht, na afloop van het examen gehouden,
werd naar aanleiding van de rapporten der
examinatrices besloten, geene wijzigingen in
het programma te brengen.
Toelichtingen voor het theoretisch gedeelte
van het programma zyn op aanvrage verkrijg
baar by' de secretares der examen-commissie,
Leeghwaterstraat 14, Haarlem.
flIllltllllllllMlllimilMIIIIIIMIIIIIIMMIIIIIMIIIIIIIIIIMIiMMlmlIIIUIIItlmll
IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIin
Marie ('onrad-Kamlo. Nederlandsche
belletrie in DtiitscMand.
Bibliotheekschenkingen. Oorlogsgruwelen. Doop
van een koningskind.
Marie Conrad-Ramlo, de gevierde Münchener
tooneelspeelster en novellenschryfster, is on
danks haar ongelooflijke bescheidenheid en het
schuchter vermyden van alles wat riekt naar
reclame, niet kunnen ontsnappen aan het be
zoek van een reporter, die het buitengewoon
handig had aangelegd om tot haar
door-tedringen. Hy meldde zich aan by Marie
Ramlo's echtgenoot, dr. M. G. Conrad.
Na een onderhoud van enkele oogenblikken
zei dr. Conrad: »Ik zal mijn vrouw halen en
zien of zy u te woord wil staan."
Dr. Conrad keerde terug, zy'n vrouw aan
de hand binnen leidend: » Vrouwtje wees
asjeblieft vriendelijk en beleefd tegen dezen
meneer, want, hy' is een gevaarlijk wezen hoe
onschuldig hij er ook uitziet; verbeeld-je hy
is een modern mensen en een kritikus, wees
dus op je hoede"
Alle drie lachten hartelijk.
»Als u iets van my wil weten, meneer, toe,
raadpleeg dan my'n man, zei Marie
ConradRamlo. Ik vind het afschuwelijk om over me
zelv' te spreken, want, ik ben bang, dat men
dan nooit volkomen waar is."
Het bescheiden en beleefd optreden van den
reporter, ontlokte echter de volgende beken
tenissen aan de gevierde kunstenares: »Ik ben
liever schrijfster dan tooneelspeelster en liever
moeder dan schrijfster".
«Nooit is my'n streven, iets buitengewoons
van mijn rollen te maken, ik zoek alleen
angstvallig naar waarheid; ik verdiep mij in
de gedachten van den auteur, ik zoek en zoek
net zoo lang, tot ik naar my'n oordeel gevon
den heb, wat hij met die of die figuur heeft
willen aantoonen en dat tracht ik volkomen
waar te maken. Je zou geen vrouw wezen,
indien ik niet liever de grand premier role
vervulde dan de moeder-rollen. Tóch kan
men in dit laatste genre vél meer bewijzen,
tot wat men eigenlijk in staat is, dan in het
eerste. Maar het publiek deint mee met al
de aandoeningen, den strijd en de beproevin
gen der liefde en daarom bereikt men als
jeune première effecten die niet moeilyk te
verkrygen zyn. Wat kunst en uitbeeldings
vermogen betreft, stel ik persoonlijk de moeder
rollen hooger, omdat die meer ernstige studie
en talent vorderen".
Ty'dens het gesprek hoorde men in den gang
het geroezemoes en de juichkreten van mevr.
Conrad's zoontje. Telkens zag men de moeder
een luisterend oor wenden in de richting
van het geluid, een blyde glimlach op haar
echt-vrouwelyk, beminnelyk gezichtje.
De reporter dacht aan haar uitspraak: liever
schrijfster dan tooneelspeelster. liever moeder
dan schrijfster
«Mevr'ouw, ik dank u zeer voor uw welwil
lende mededeelingen, nu verlangt u zeker
weer naar uw jongen".
Marie Conrad-Ramlo stond op, drukte den
interviewer de hand en glipte sierlyk de
kamer uit.
Marie Conrad is in Duitschland de eerste
vertolkster geweest van »Nora". Ibsen spreekt
nooit anders over haar, dan over zyn «geniale
kunstenares". Lauweren en lofuitingen heb
ben haar niet overmoedig of y'del gemaakt.
Het vervullen van gastrollen, het zich op
werpen als >Ster", het rondreizen met een
troepje mindere goden ten einde al het licht
op zich-zelf te doen vallen, dergelijke vul
gaire aspiraties zyn nimmer opgekomen in
het ernstig brein dezer beminnelyke en nobele
vrouw.
In zyn interessante Hollandsche brieven in
»das litterarische Echo" vestigt prof. Max
Conrat, thans (15 Juni 1901) de aandacht op
de volgende werken: Oosterwyk Bruin, »Uit
de dagen van het Réveil"; Kernkamp over
Robert Fruin; Elout en Rompel: Olive Schreiner;
van Hulzen, «Getrouwd" en van Eeden »Van
de koele meren des Doods".
Uit de tijdschriften »0nze Eeuw" «Nieuwe
Tyd", Jonge Gids" en »Tweemaandelyksch"
worden artikelen van J. D. Bierens de Haan,
mevrouw Troelstra, Emile Goldstein, Willem
Eloos en L. van Deyssel aangehaald.
Prof. Max Conrat volkomen vertrouwd met
het Nederlandseh, is een veilige gids om onze
letteren in de Germaansche landstreken be
kend te maken.
**»
Aan de theoretische orde van den dag zyn
ook by ons bibliotheken en bibliotheek-schen
kingen. Zie Gidsartikel van den heer T. J.
de Boer. Herlees in de N. B. Ct. van 20 Juni j.l.
wat de onbekende X zeer terecht schrijft:
?Voor onderwijzers, kantoorbedienden, lagere
ambtenaren, werklieden van allerlei vakken
voor allen die geen tien gulden per jaar
kunnen missen voor leeskabinet of
leesvereeniging, voor honderden dus in Rotterdam,
is een openbare boekerij, waar zy kosteloos
boeken en tijdschriften en dagbladen kannen
lezen, een levensbehoefte, een geestelijke
levensbehoefte, niet minder onmisbaar dan de
materieele van het dagelyksche brood."
De stuivers-leesinrichtingen met »de Zwarte
Non", «Gustaaf de Losbol", »de driedubbele
Moord in de vette Vadoek" staan op
apegapen, courant-verhuurders voelen de nadering
van hun laatste uurtje; onder zulke omstan
digheden komt een bericht over bibliotheek
schenkingen in Amerika niet te onpas.
Ongeveer 4 millioen dollars zyn in 1900 in
de Vereenigde Staten door Amerikaansche
burgers voor boekeryen en daarmee samen
hangende doeleinden geschonken. Daaronder
zyn niet begrepen gebouwen, stukken grond
en land en bestaande boekverzamelingen. Dan
zou men van 12 millioen dollars moeten ge
wagen.
De staalvorst Andrew Carnegie schonk van
de genoemde vier millioen 1,850,000 dollars
aan de bibliotheek en het kunstmuseum te
Pittsburg en 180,000 dollars aan de steden
New Jersey, Pensylvanië, Kansas en MisBouri.
Daarby bleef het niet. Carnegie
staalvorstelyk-mild, bestemde onlangs 15,200,000
dollars voor de oprichting van 65 openbare
bibliotheken in New-York.
Nieuw Amsterdam aan den Hudson zóó mild
beschonken! Nu staan de kansen schoon voor
oud-Amsterdam aan den Amstel.
Hoop doet leven, zegt de Hollander. Half
blijmoedig, half onverschillig sjokt hij voort
in 'tgareel en draagt lasten die een vinnig
Amerikaanse met zwier van zich zou werpen.
Een Engelsche dame die uit Pretoria in
Engeland is teruggekeerd, bevestigt alles wat
mejuffrouw Hobhouse over de concentratie
kampen heeft meegedeeld. Toen zij van Pre
toria vertrok, op 23 Mei, waren er in het kamp
te Irene by Pretoria 5000 mannen, vrouwen
en kinderen, en daarvan waren er 1000 ziek.
De sterfte onder de kinderen bly'ft ontzettend
groot. Nog altijd krygen de vrouwen van
Boeren die doorvechten, halve rantsoenen en
geen vleesch. Met het verbranden van hoeven
wordt onverdroten voortgegaan. Toen mevrouw
Botha haar man ging spreken, bracht zy in
verschillende hoeven den nacht door; maar
bij haren terugkeer stond er geen enkele van
die hoeven meer, alle waren platgebrand.
(A. E. Ct.)
***
Zaterdag, 16 Juni jl., is zij gedoopt, de kleine
Yolande van Savoye, dochtertje van
hetltaliaansche koningspaar.
De doopplechtigheid had plaats in de dans
zaal van het Quirinaal. De zaal was voor deze
gelegenheid als kapel ingericht en versierd
met witte bloemen. De vicaris van de San
Vincenzo parochie, waaronder het Quirinaal
valt, was voorganger by deze kerkelijke plech
tigheid en werd geassisteerd door twee kapelaans
van het koninklijk huis.
De vorstelijke familie en de hofhouding,
sedert den dood van Umberto in rouw gekleed,
hadden ter eere van Yolande's doop de sombere
kleeding vervangen door lichte, kleurige toilet
ten. De aanblik van de zaal was n-en-al
licht en leven; schittering van uniformen en
dartel kleurgewiegel van nel-getinte toiletten
en fonkelende edelgesteenten.
Precies elf uur werd een der zy'deuren die
toegang tot de danszaal verleenen, geopend en
statig zich voortbewegend in haar feestge
waad, trad een der hofdames van koningin
Helena, gravin della Trinita binnen, behoed
zaam voor zich uitdragend, sluimerend op een
kussen van wit gebrocheerd saty'n versierd met
kostbare kant, de lieve, kleine doopeling.
Onmiddellijk achter het kind liep de geluk
kige vader, koning van Italië, den arm biedend
aan Maria Pia, koningin- weduwe van Portugal.
Achter hem de peter en de meter van Yolande.
Vorst Nikita van Montenegro, grootvader van
moederszijde, den arm biedend aan Margareta,
koningin-weduwe van Italië, grootmoeder van
vaderszijde. De grootouders werden op den
voet gevolgd door den hertog van Oporto en
prinses Milena, schitterend uitgedoscht in het
rijke, kleurige Montenegrynscbe kostuum.
Prins Mirko geleidde prinses Letitia Bonaparte,
weduwe van den hertog van Aosta.
Gedurende de doopplechtigheid, die een
half uur duurde, is de kleine Yolande voor
beeldig zoet geweest. Zy achtte het onnoodig
de zachte, teere muziek van Mozart en Bach
aan te vullen met haar onschuldig gekraai.
CAPRICE.