Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1254
spoorwegnet besteed worden. In den hoek der
Amerik. Sporen is het niet druk meer. De
veranderingen zy'n betrekkelijk gering.
In vervolg op een vroeger bericht kan ik
nu meedeelen dat de houders van certificaten
St. L. en San Francisco 1ste en 2de preferente
hun recht tot inBcbry ving op de 4 puts
Refunding hyp. oblig. en preferente Stock-Trust
cert.ficaten van de Kansas City Forth Scot en
Memphis Spoorweg kunnen uitoefenen, door
inlevering bij de Associatie-Cassa, uiterlijk op
Maandag 15 dezer van het dividendbewijs
No. 9 der certificaten van 1ste preferente, No. 7
der certif. 2de pref. en No. l der certificaten
voor gewone aandeelen. Bij elk
dividendbewys van 1000 dollars certif. moet ? 312 50
in geld, op rekening van de eerste storting k
12/£ pet. gevoegd worden. Voor houders van
certif. die van hun claimrecht geen gebruik
maken zal dit verkocht worden. Inschrijving
schynt aanbevelenswaardig. De obligatiën
worden voor kapitaal en 4 pet. rente door de
St. L. en San Francisco gegarandeerd, deze
waarborgt eveneens 4 pet. dividend op de
aangeboden preferente aandeelen. Ter beurze
weid het claimrecht voor 2 a 2 Vz pet. verkocht.
A'd a m, l 4 j j. 1901 D STIGTEE.
B u ss u m, J
liflllllllimiiiHiiiiiiMiiniiiniiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiMiiiiiniiiiiiiiiMiiiiiiii
Geachte Heer Eedacteur,
Het pleegt een zoo fijn genot te zy'n, door
u eens gekapitteld te worden, dat mijn eerste
voornemen was, toen my de korte inhoud van
uw artikel «Orarje en de Verkiezingen" werd
medegedeeld, u myn visitekaartje te zenden p. r.
De lezing deed my' echter te veel denken
aan een bekend woord van u: »De pers is de
Koningin der Aarde of de Baker van het pu
bliek". In de hoop dat u eerlang aanleiding
moogt vinder, het onderwerp dat mij bijzonder
interesseert, ook eens te behandelen op eene
wjjze, die overeenkomt met eerstgenoemde
waardigheid, wensch ik mij voor 't oogenblik
te bepalen tot de opmerking, dat, blijkens de
aanhaling zelve die u doet, niet mij maar den
heer Altena de eer toekomt, de vraag
Kepublikeinsch of Koningsgezind by deze verkie
zing het eerst te berde te hebben gebracht.
Ik antwoordde slechts, op een verwyt van
de tegenpartij, dat wy voor onzen candidaat
de hulp der anti-revolutionnairen en katho
lieken aanvaardden, dat die hulp uit eigen be
weging was aangeboden, niet door ons gevraagd
en dat in elk geval tusschen katholieken en
anti-revolntionnairen eenerzyds en ons ander
zijds, in onze onwankelbare liefde voor de
Koningin, een punt van overeenkomst bestond,
dat tusschen hen en den heer Ketelaar ontbrak.
Dat ik het was, die aan 't begin der ver
kiezingscampagne de candidatuur-Deen heb
ingeleid en toen ter aanbeveling van die
candidatnur heb aangevoerd wat ik omtrent den
heer Deen te zeggen had, blykt uwe aandacht
ontgaan te zyn. Er bestond geen enkele reden
om die aanbeveling te herhalen aan den voor
avond der herstemming, op eene vergadering
die slechts belegd was om tot deelneming aan
de stemming op te wekken en waar ik, niet
gekomen om te spreken, slechts aan 't slot
een oogenblik het woord vroeg om enkele
opmerkingen van de tegenparty te weerleggen.
Met dank voor de plaatsing dezer regelen
in uw blad,
Hoogachtend,
UEd. Dw.
D. A. VAN WAALWIJK.
nmiiiiiiiiiiiiMiiiuHiiiimiiiiiuiniiiMiiiiiiMnMimiiimiiiiiiiiiiiiiimiin
Mms Pruildimm Bronroieijer.
Ik ben blij, dat
ik weer in 't va
derland mag ade
men, blijer dan
ooit te voren. Wat
het buitenland een
Hollander ook
moge geven,
zelfs al blaas je
daar uit onderde
woudreuzen, vlak
bij den Wartburg,
en al hield B
hringer mij gezel
schap, om me n
voor n al die
historische plekjes
door zijn figuur,
zijn welsprekend
heid, zijn voor
stellingsvermo
gen naar eisch te
illustreeren,
zoodat ik als Luther
aan met Luther
zelf meende te leven 't is toch de Bocht
niet, met zijn grijs-groen, watertje en Van
Eeghen en Sjoerd op de kleine steentjes,
of op een hooge stoep, om je beleefd en
gemeenzaam te salueeren, zooals prinsen
van den bloede dat een heusche Majesteit
doen. Vroeger was dat anders; kwam
je dan van de Heeren- of Keizersgracht
de Oostergrens over, je keek uit je
oogen of uit je reiswagen op dat
moffenvolk zoo uit de hoogte neer en dacht
bij je zelf: wat een wijze beschikking van
de Voorzienigheid om ons het splint te
geven en die lui al die bergen met
wijnstokken en hakhout. Je merkte dadelijk
hoe dat hongerige volkje op je duiten
kwam azen, en ze toch met een kleinig
heid tevreden waren, omdat een Grosschen
in hun armoedje voor hen evenveel was
als voor ons een Willempje en meteen
goedhartigheid van een die 't breed heeft
liet je het dan ook voor de aardigheid wel
eens breed hangen, en gooide ze wat pas
munt toe om ze te laten grabbelen. Maar
kom daar nu eens. Van al dien eerbied
voor den steinreichen Hollander geen spoor
meer.
't Is of ze allemaal millionairs zijn ge
worden. Aanstellerig als ze zijn, bouwen
ze villa's op en tegen de bergen, met torens
en terrassen, zoodat b.v. Janssen zijn huis
er een portiers won in kj e bij lijkt. Ze
perrnitteeren zich tot in de gewoonste hotels malsch
vleesch te eten en versche zeevisch; en je
fijnste wijnen te zwelgen, als waren die op
hun eigen bergen voor hen zelf gegroeid ;
in n woord: ze geven geld uit als water,
ze rijden en rossen, maken een drukte,
slaan een swiet, zoodat ik alle reden had
om tot Böhringer te zeggen: Wanneer je
nu zoo'n leventje ziet, is 't dan niet alsof
heel Holland ten hofje was, waar we bij
elkaar gezet zijn om zoo zuinig mogelijk van
De heer van Waalwijk kan niet ont
kennen, dat hij als volgt gesproken heeft:
?Men acht het zeker geen ideaal-toestand
met de antirevolutionairen en katholieken
ter stembus te gaan, maar die partyen
weten, dat de liberale party' met haar op
n punt het althans eens is, en dat is
in haar onwankelbare liefde voor de
Koningin (levendig applaus.) De heer
Ketelaar heeft, in den hoek gedrongen
door den heer Altena, moeten verklaren:
«Welnu ik ben Republikein".
«Wy hebben in ons land geen republiek
noodig, zeide spreker."
De heer van Waalwijk heeft dus bij de
herstemming de leus gesteld: Voor Oranje,
tegen de Republiek.
Al schreef hij tien kolommen vol, daar
valt niets aan te veranderen.
Even als hij hebben sommige kerkelij ken
die leus gebruikt.
«Naar aanleiding daarvan schreven wij :
Den heer v. Waalwijk komt de eer toe in
Nederland, in de hoofdstad, openlijk de
politieke verkiezingen gestempeld te hebben
als mede een strijd over de vraag
:»Wilhelmina of de Republiek?'' ',?(Hij deed dat
na het bekende antwoord van Ketelaar).
Daarop betoogden wij dat die leus noodig
noch nutttig was.
Dat niemand denkt aan een actie tegen
het koningschap.
Dat de liberale partij allerminst recht
heeft zulk een leus aan te heffen om de
kansen van haar candidaat te bevorderen.
Dat er onder het met kiesrecht bedeelde
volk, blijkens de stembuscijfers, nu reeds
minstens vijftig duizend republikeinen, als
Ketelaar, waren.
Dat een consequentie van die leus moet
zijn, «in naam van Oranje het algemeen
stemrecht te weigeren".
Dat het stellen van zulk een leus door
de liberalen werkelijk ten gevolge kan heb
ben het ontstaan van een anti-oranjeparlij,
met al haar droeve gevolgen voor land en
koningshuis.
Dat deze daad den heer v. Waal
wijk als een weinig politiek man nog te
vergeven was, maar niet Vooruitgang
den heer Deen en den heer Mouthaan,
die zoo iets lieten passeeren zonder protest.
Dat de Pers hiertegen behoorde te waar
schuwen.
Dat het trekken van de Koningin binnen
de partijpolitiek ais verkiezingsmiddel,
de strengste afkeuring verdient ook van
de kerkelijken, wier liefde voor Oranje
van een ar.deren aard wfs dan die van de
liberalen en hun pers enz. enz.
* *
*
Hiervoor ontvingen wij geen k aai t je met
p. r. van den heer v. Waalwijk.
Nu dat hadden wij ook geenszins ver
wacht, en verlangd al evenmin.
Maar wat we nog minder verwacht had
den ? Dat de heer v. Waalwijk een zoo
weinig strieus man zou blijken te zijn
dat hij van zulk een allerernstigste zaak
zich met een grapje en een praatje meent
te kunnen afmaken.
Wij hebben den heer v. Waalwijk, uit
eigen beweging aliijd voor een groot man
gehouden, maar zoo'n kolpssus als hij nu
is... Lieve hemel, wat schiet hij daar op
eens uit de kluiten ! Hij lijkt zoowaar wei
een wonderboom.
Toch helpt dit hem niet.
De verantwoordelijkheid van zijn daad
blijft hij dragen.
Door het air aan te nemen als begreep
hij de beteekecis van het door hem ge
sprokene en het door ons geschrevene niet
misleidt hij niemand, ook zich zelf niet.
Daar zit voor hem niets anders op, dan
weer een gewoon mensch te worden ... en
zich te verontschuldigen; óf, zoo goed en
zoo kwaad dat gaat, zich te verdedigen
met... argumenten.
NtHlllltliltHiJiHiitlililliiiiiiiiniriiiiiiiilmiMnminiMiiiiMmiiMiiiiiiiii:
de rente van het voorvaderlijk kapitaal te
leven ?
Ik had Böhringer met het betalen van
de rekeningen belast; iets wat hij graag
voor me deed, al spotte hij nu en dan wel
eens met dat Judas-ambt. En hij kweet
zich van die taak, zooals hij zich steeds van
elke taak, ook van de verhevenste, hetn
opgedragen, heeft gekweten; onberispe
lijk inderdaad, Maar eens moest ook hij
daarbij in 't bijzonder ondervinden, hoe de
zeden, de verhoudingen, de levens- en de
loonstandaard bij onze oostelijke naburen
veranderd zijn. Gelijk behoorde, legde hij
den oberkellner een r auwkeurig naar Bocht
stariel berekende fooi toe. Doch wat ge
beurde? De Ober zei niets, ook nog zwij
gend nam hij het bordje, waarop de hem
toegewezen markstukken lagen, in de hand ;
maar zag ons, vóór hij zich omkeerde, met
zulk een zachten. lijnen, verwijtenden blik
aan, dat zoowel Böhringer als ikzelf daarin
meenden te moeten lezen : Wat doe je hier
in mijn hotel, arme slokker! zoodat mijn
kashouder, als bewoog een bovenaardsche
macht zijn hand, er dadelijk nog een paar
mark bijvoegde....
Ik deel dit mee, niet alleen om aan te
toonen hoe he_t Duitsche volk ook in de
lagere_ rangen in de laatste jaren zich in be
schaving heeft geoefend, maar vooral omdat
deze Ober in zijn zwijgende veelzeggendheid
bij volmaakt hoffelijke houding, aanstonds
de onderstelling bij mij deed opkomen, dat
hij een kamerheer zou zijn, die, 's winters
bij het een of ander Duitsch potentaalje
als zoodanig in furctie, des zomers deze
wijs om van het reisseizoen te genieten in
toepassing bracht. Ik moet eerlijk zeggen,
dat ik ondanks mijne zeer uitgebreide kennis
aan Hof en Staats-diplomaten.kameiheeren
en stalrneesters ir.cluis, zelden of ooit iemand
onder hen ontmoet heb, die dezen major
domus evenaarde in de kunst, om, alleen
door een ingetogen kiesche manier van
optreden, zijn meerdere tot plichtsvervulling
te r open. Zoo is dan ook het denkbeeld
bij mij gerezen of een aarts diplomaat, als
mijn vriend de Beaufort, uit deze mijne
ervaring niet eenige leering zou kunnen
trekken, om misschien onder de uitstekende
leden van dat menschenkennersgild een
keus te doen ter completeering van zijn
corps, of' om reeds aangestelde hooge func
tionarissen bij de tuitenlandsche hoven of
aan het buitenlandsch bureau te 's Hage, op
'slands kosten een zomer in een goed hotel
als studietijd te laten doorbrengen.
Maar helaas, met Willem hebben ze nu
ook al afgerekend; en het zal nog moeten
blijken, of hij als zijn collega de Ober, van
het Nederlandsch publiek bij het heengaan
zal weten te verkrijgen wat hem voor de
bewezen diensten zoo ruimschoots toekomt.
l Intusschen, nu Duitschland Duitschland
niet meer is, verheugde ik mij hartelijk, toen
j ik ein delijk weer de Bocht voor me had met die
vaste on veranderlijkheid van begrippenen ge
woonten, die gestadige levenskalmte, welke
ons deel zijn van lang vóór den trekschuiten
tijd. Maar ditmaal was er nog iets bijzonders
Mijnheer de Redacteur!
In het Nieuwsblad voor Nederland kwam
een paar dagen geleden het volgende berichtje
voor:
«Nu vele gezinnen tegen de
zomervacantie als gewoonlyk de stad verlaten, mag
er wel aan herinnerd worden dat de Leer
plichtwet het medenemen van hun school
gaande kinderen vóór het begin der vacantie
niet toestaat. Intusschen daarop kan door
het schoolhoofd eene uitzondering worden
toegelaten. Wanneer hij meent dat de
gezondheid van het kind het wenschelyk
maakt of de vorderingen van het kind zich
er niet tegen verzetten, dan kan hy verlof
geven, zonder dat het schooltoezicht zich
daarmee in eenig opzicht hetft te bemoeien."
(De cursiveeringen zy'n van my' )
Ik wees er de Redactie op hoezeer die opvatting
volkomen oijuist was omdat, volgens art. 1(3
der Leerplichtwet, het schoolhoofd alleen verlof
mag geven :
1. voor onbepaalden tyd wegens ziekte;
2. voor bepaalden tyd wegens vervulling van
godsdienstplichten of andere ernstige omstan
digheden, die als geldige redenen kunnen worden
beschouwd ;
terwyl in het laatste geval buitendien bekrach
tiging van den arrondissements-schoolopziener
noodig was indien het verlof voor meer dan 10
schooltijden in de 28 dagen werd gegeven.
Als antwoord plaatste de redactie van liet
NieuiOkblad onder mijn stukje,dat zij de zaak met
een schoolhoofd, met een »geachi" schoolhoofd,
had besproken en deze van meening was dat op
grond van punt l het hoofd der school, als hy
dit voor het kind nuttig achtte, verlof kon geven
op eigen verantwoordelijkheid. ȟe vraag blijft
(schreef de redactie) wat beschouwd men als
ziekte. Als een kind mazelen heeft is het ziek,
maar het is eveneens ziek als het lijdt aan
bleekzucht erz.? En als het schoolhoof J, het kind lang
hebbende leeren kennen, voor zyn geweten over
tuigd is, dat voor dit kind een verviopgde vacantie
gewenscht is, dan belet de Leerplichtwet hem
niet op eigen gezag verlof toe te staan. Zoo is
onze meening en die van het door ons geraad
pleegde schoolhoofd."
Daar nu het Nieuwsblad roor Nederland,
M. de R, riet geacht kan worden te behooren
tot de meest gelezene in die huisgezinnen
»die gewoonlijk met de zomervacantie de stad
hunner inwoning verlaten" en ik het niet
onwaarschynlyk acht dat de opvatting van het
»geachte schoolhoofd" ook door enkele van
zy'ne collega's zal worden gedeeld, kwam mij
de kwestie, vooral bij de naderende vacanties,
belangrijk genoeg voor om haar eer.s in Ve
Amsterdammer ter tafel te brengen.
Het komt mij n.L voor, dat, indien het zou
blyken dat er by meerdere schoolhoofden een
neiging zou bestaan dergelijke vrijheden te
zoeken daar waar ze in het geheel niet zyn
te vinden, de toch reeds vry problematische
werking der Leerplichtwet nog aanmerkelyk
zou worden verzwakt.
Niet omdat het op zich zelf als zulk een groot
nadeel te beschouwen is voor de ontwikkeling
mimmiimimiiimiMMiMiMiniiiiiiiiiiiii
dat mij en Böhringer een steeds toenemende
ongerustheid bezorgde, zelfs in de nabijheid
van den Wartburg, die voor ons beiden, meer
dan eenige andere burcht een »vaste burcht"
moet heeten, en ons terug deed verlangen
naar het lieve vaderland, pjigenlijk waren
wij van huis gegaan om de
verkiezingsdrukte te ontvluchten ; vooral ik. daar ik
mij had voorgenomen me niet met die herrie
in te laten. Dat eeuwige geadviseer had me
al lang verveeld; in de verkiezirgselagen,
als ik thuis ben, staat de bejl niet stil ;
Jacob heeft maar werk om de bezoekers
aan te dienen, en de lui van de eene soort
die de lui van de andere soort riet ont
moeten willen of mogen, in een stuk of wat
kamers te laten antichambreeren.
Bovendien 't was niet alleen gemak
zucht ik begreep dat het nuttig kon zijn
de kopstukken voor dit keer eens het werk
heelemaal zelf' te laten doen en die besluiten
te nemen, welke leiding aan de beweging
zouden moeten geven. Ik word al een dagje
ouder, en het is met het oog op je mogelijk
verscheiden altoos bedenkelijkgeei; opvolgers
te kweeken, die geleerd hebben zelfstandig
te handelen. En nu verkeerde ik in een
betrekkelijk gunstig geval. Je had Hubrecht
en Treub, twee fameuse kerels, die, als ze
wat dicht bij mekaar kwamen, elkander
wel eens even zouden kunnen bijten, maar
elan toch te samen sterk genoeg waren om
den vijand te keeren ; je mocht rekenen op
een pers, die klonk als een klok ; en aan
duiten geen gebrek; al ging ik dan ook op
reis er bleven er genoeg over bij wie ze
ze maar voor 't halen hadden. Zoo
\yas ik vertrokken in de beste verwach
tingen, van geen gevaar bewust. Ik had
ten strengste verboden mijn adres, aan wie
dan ook, mede te deelen; alleen liet ik mij
dagelijks het ochtend- en avondblad zenden,
om zoo ten minste een beetje op de hoogte
te blijven van hetgeen in Nederland
voorviel, en Böhringer las mij dat onder
de schaduw van een groep hemelhooge
dennen voor. 't Duurde evenwel maar kort,
of er begon iets aan de lectuur te haperen.
Hoe langer hoe meer betrok zijn gezicht,
als hij na het Handelsblad ook de Standaard
inzag, die hij getrouw leest, om de bewe
gingen der tegenpartij te kunnen volgen;
waarbij hij des Maandags ook nog de
Hervorming ontving, omdat hij toch gaarne
zich nauwkeurig liet inlichten omtrent de
reformaties, die in zijn afwezigheid mochten
plaats vinden, en opdat hij zijn tijd, zonder
eenige vertraging, zou kunnen bijhouden.
Zeker wel al veertien dagen vóór den
verkiezingsdag begon hij geheele stukken uit
de verslagen der vergaderingen op zoo
gedempten toon te lezen, dat ik hem meermalen
moest toevoegen: kom, jongen, zeg dat nu
eens wat luider. Maar het hielp niet. Eens,
zoo herinner ik me, zei ik nog tegen hem,
wijzende op het hooge dennendak waaronder
wij zaten, dat schijnt voor jou geen goed
klankbord te zijn; daarmee te kennen wil
lende geven, dat je net als de Hollandsche
waterbaars de Hollandsche
verkiezingswelsprekendheid alleen in Holland zelf', met
der kinderen waarvan hier sprake is, indien
ze een paar weken korter ter school gaan dan
het gros hunner makkers. Maar omdat ik het zeer
schadelyk zou achten voor de toepassing van de
voorschriften der wet in het algemeen, indien
de geest veld zou winnen dat reeds een zeer
duidelijk voorschrift, als het onder 1. genoemde
op een dergelyke wy'ze kan worden uitgelegd
en uitgerekt.
Waar n.l, in de Leerplichtwet wordt ge
sproken over een onbepaald verlof wegens on
gesteldheid van het kind- en daaronder m. i.
niet anders kan en moet worden verstaan dan
een toestand die het bezoeken van de ichool
onmogelijk maak*, geeft het schoolhoofd uit
het NieuiCcblad voor Nederland daaraan een
geheel anderen uitleg.
Het is toch geheel ondenkbaar dat de wet
aan een onderwijzer de bevoegdheid zou toe
kennen, niet alleen om te beoordeelen, wat als
ziekte beschouwd moet worden en wat niet,
maar zelfs om te beoordeelen in hoeverre een
verblijf in de buitenlucht als gezondheidsmaat
regel noodzakelijk genoeg is om schoolverzuim
te wettigen.
Men verlieze riet uit het oog, dat het hier
geen bepaald geval betreft, maar dat men be
doelde alle kinderen, wier ouders een gedeelte
van den zomer buiten door brengen en die
dus uit den aard der zaak toch reeds onder
gunstige condities verkeeren.
En aan die kinderen zou, «indien hun ge
zondheid het wenschelyk maakt en de vorde
ringen er zich niet tegen verzetten", zoo staat
er, maar inderdaad moet er gelezen worden:
»ten gerieve der ouders welke een paar weken
vroeger naar buiten willen", verlof mogen
worden verleend zonder dat liet schooltoezicht
zich daarmede in eenig opzicht hei f t te bemoeien.
De H. H. Arrondissements-schoolopzieners
weten nu wat de oorzaak is wanneer in deze
dagen de rubriek «verzuim wegens ongesteld
heid" een extra-hoog cijfer vertoond. Al die
extra-ongestelden zyn vóór de va antie met
hunne ouders naar het Gooi of het strand
vertrokken.
Indien werkelijk voor kinderen uit de ge
goede klasse de wet op een dergelyke wijze
kan worden ontdoken laat men dan ook niet
het schoolplichtige kind van den arme, dat
thuis blijft omdat vader en moeder op het veld
zyn en hij op de kleintjes moet passen, zijn
verzuim als «ongewettigd" aanrekenen.
J. J. II. VAN HAAÜES.
Antwoord m den lieer Max
Om der beleefsheidswille enkele opmer
kingen bij het artikeltje van den heer M.
Salberg in het vorig nummer van dit blad.
Wat te gauw, neen, me dunkt, vél te gauw
had de heer Max Salberg den moed verloren
Onbewust heb ik een dienst gedaan: mijn
complimentje hetft hem weer moed gegeven.
Gelukkig. Hij durft nu althans erkennen dat
het inkomend recht den broodprijs zou
verhoogen, al zou het volksvoedsel niet «evenredig
duurder" worden.
Maar hij heeft nog geen moed genoeg. Dan
toch zou hy tevens erkend hebben dat hij
to'nogtoe wel veel beweerd, maar ondanks her
haalde aanmaning, niets bewezen heeft
betreffsnde het nauwe en onvirbiddelijke verband.
tusschen middel en doel. Daarvoor is metho
dische en streng logische inductie en deductie
noodig. Tegenover de biwering van den heer
Max Salberg staat met evenveel of YO! met
even weinig recht, die van Nederl. Bakkers
courant. «Thans zegt dit blad komen by
zijn intieme omgeving, naar eifch genieten
kunt. Maar hij gaf me natuurlijk om
mij niet ttleur te stellen en me als reis
kameraad in goed humeur te houden geen
uitleg, tot hij ongeveer een week later, op
eens zei: nu, mijnheer Bromraeier, u zal zien,
dat loopt rnis! Dit was nu juist geen
nieuws voor nie, want ik had het zelf veel eer
dan hij gemerkt, en als hij niet zoo geheel
en al was opgegaan in ernstige bekom
mernis bij de gedachte, dat de slag als
\erloren moest beschouwel worden, zou hij
wel ontdekt hebben, hoe mij datzelfde
denkbeeld kwelde, en ik, om mijn zinnen
te verzetten, vierkant tpgen 's dokters voor
schriften in, al eenige fijne fiescbjes extra
had geknapt.
Toen wij eenmaal aldus in elkanders
ziel gekeken hadden, bleven natuurlijk de
gesprekken niet uit. Böhiinger meende niet
beter te kunnen doen, elan mij te belezen
dadelijk met hem naar huis terug te keeren,
teneinde van uit de Bocht nog te redelen
wat te redden viel. Ondanks al het gezag,
dat ik bij hem heb, kostte het mij waailijk
eenige moeite hem dit uit het hoofd te
praten. Het »hier sta ik" wilde hij voor
mij tot een »daar ga ik" maken »ik kan
niet anders. God helpe mij." Maar tegen
over zijn Christen]:licht stelde ik onver
biddelijk mijn Staatsmansplicht, en einde-lijk
berustte hij, nadat ik hem op onzen
gemeenschappelijken geloofsheld had gewezen,
die zich op den Wartburg verstekende de
gansche wereld aan zich had verplicht. Wij
wachtten dus den uitslag af?en de spanning
vermeerderde niet den dag, tot op den
morgen van den la.ien de telegram kwam.
Nog zie ik hoe ik met trillende vin
gers de depêche aan Böhringer
overreikte, om ze mij voor te lezen, en hoe hij
te nauwe-rnood lezen kon en toen... eie
verslagenheid was te groot om dadelijk de
wooiden te vinden die bij den toestand
pasten. Ik liet weldra eenige knoopen vallen,
en terwijl mij dat reeds opluchtte, meest ik,
bij al den wrevel, die mij vervulde, toch de
opmerking maken hoeveel iemand, die zich
zulk een vrijheid bij ernstige gelegenheden
permiteeren kan, vóór heeft boven een die
zich dat, hetzij om zijn beginselen, hetzij om
zijn positie, niet veroorloven mag. Böhringer
bepaalde zich tot hoofdschudden en zuchten.
Maar hij had het kwaad, dat was zichtbaar.
Daar zie je nu, zei ik, toen we tot meer
' geregeld spreken kwamen, wat ze kunnen
! als ik er niet bij ben ; ik vraag je, zijn ze
een knip voor der neus waard; zit er fut
in dat volk ! en Böhringer wist maar niet
hoe hij mij zou duidelijk maken, dat deze
uitslag op een onverklaarbare
verblindheid der kiezers wees, aangezien er onmo
gelijk een politieke partij was te noemen
rijker in idealen, onvermoeider in 't
vooruitstreven, t n zich voorwaarts spoedende
onder zuiverder licht.
Dat raakt je de koekoek, zei ik dan : een
partij .vaarvan Brommeijer de ziel is ! Maar
wat zou het wezen als ik me aan den
rommel heelemaal onttrok, en jij hier met
mij altijd onder de boomen zat ?
Dikhet onbeschermde artikel ty'den voor van voor
raden en van gebrek er aan en als het meet
by invoer belast mocht worden, zullen beide
gevallen zich bly'ven voordoen."
En niet alleen het verband tusschen de
heffing van invoerrechten en den beschikbaren
meelvoorraad moet ondubbelzinnig, onloochen
baar worden aangetoond ; bovendien moet de
lezer tot de onvermydelyke conclusie geleid
worden dat het dagelyks vorderen van geld
van alle broodcorsumenten, de armsten niet
nitgesloter, omdat »een vesting in optiira
forma geëquipeerd moet zyn" het minst on
aangename middel is. Van vergelyking is
evenwel geen sprake.
Wat heeft hij vél te bewyzen ; hy heeft
nog alles te bewijzen. B. v. ook: dat het ver
langde middel behoort te worden aangewend
ondanks de schade die het voor den bloeien
den meelhandel zou veroorzaken. En hierbij
is bovendien het belang van honderdduizenden,
die rechtstreeks of indirect met de scheep
vaart in betrekking staan, betrokken. Inderdaad
een moeilyke taak die tot bescheidenheid moet
dwingen voor hem, die zich daarvan bewust
is geworden.
DuitEchland en Frar.kryk zouden het aan
bevelenswaardige middel reeds met succes
toepassen en toch wyst de heer Msx S op
de vele pogingen die beide ryken voortdurend
doen om, in verbard met oorlogsge;aar enden
staat van beleg, zich
teiiiformeerenaangaar.deden graan- en meelvoorraad in andere landen.
Het «middel" is derhalve tiet doeltreffend al
is het vreeselijk duur.
In Duitschland zou de oeconomischen toe
stand over het algemeen ber ydenswaardig zyn.
Wederom een bewering, geen bewgp. De heer
Msx 8. kan in de officieele, met cy'fers
gastaafde rapporten van de duitsche arbeidsin
specteurs omtrent den arbeid van gehuwde
vrouwen in fabrieken, heel wat bewijsmaterial
voor het tegendeel vinden. Duizende,
honderdduizende gehuwde vrouwen, tusschen 17 en 82
jaar oud, moeten haar gezin voor fabrieksarbeid
verlaten omdat het loon van den man legering
is.' Leve de duitsche nyverheid al beleedigt
ze het huisgezin ! Niet te verwonderen dat de
gelederen der sociaal ontevredenen dailr zoa
buitengewoon talrijk worden!
Mag ik in de Groene wel het verband tus
schen den effectenhandel eenerzijds en het
bankwezen waaronder de Bank der Bankm
aan den anderen kant aantoonen, al heeft de
heer Max S. daaraan nog behoefte ? Mij dunkt
dat is 'n onderwerp voor een staathuishoud
kundige les aan een klasse van
aspiraLthandelskundigen.
In verband met de cijfers van den heer S.
deed ik de veel betetkanende vraag: «Zou het
ook niet goed zijn tevens enkele
gemaaktegevolgtrekkingen aan betrouwbare cijfers te
toetsen ?" Ook om op deze vraag in te gaan
scby'nt te bewoner van de oude, eerbiedwaar
dige en schoone stad van den onverschrokken
«Lange Jan" toch nog geen moed genoeg ge
kregen te hebben, 't Is jammer. N», hij mal e
zich (maar niet verder ongerust; De Gooische
financier-rentenier heeft zich genaast m;j. van
de voor my zoo grievend pijnlijke taak te
ontslaan om u «nog eens geducht op ii?n tab
baard te komen". Waarom my' die taak toe
gedacht ? Is dat ru de dankbaarheid voor drf
vriendelyke complimentjes ? Maar ik weet
het wel: 't is niet zoo kwaad bedoeld als
gezegd. D. STIGTKR.
wijls werd de diajoog een monoloog, vooral
bij Böhringer, die het hooge persoonlijke
element in deze quaestie geheel voorbijzag.
Hij zocht maar al diepere oorzaken dan
mijn afwezigheid, en toen ik hern daarover
altoos meer zag tobben, achtte ik het mijn
plicht zelf even tusschenbeide te komen
om hem tot rust te brengen. Zie eens, zei
ik, daar mankeert ievs aan de wapenrusting
van de liberale parlij; dat begrijp je, en
je kunt maar rnet vinden wat. Laat ik het
je ophelderen. Onze partij is de gelukkigste
van allen. Zoo als je weet staat ze tusschen
de kerkelijken en de socialisten in. De
kerkelijken hebben Gud en de socialisten
kozen zich de brandkast tot instiumentv
voor het een zoowel als voor het ander
heeft het volk respect. En waarmee trach
ten nu jij, de kerk en de kranten onze
kiezers warm te maken ? Met hervor
mingen, met de vrijzinnigheid, met allerlei
redeneeringen, waarde eene helft niets van
begrijpt en de andere niets voor gevoelt.
Maar we behoeven ons zoo arm niet te hou
den, immers juist wij zijn rijker dan ele rest.
Met de kerkelijken hebben wij
onze-lievcheer, nietwaar, daar houden wij van, heel
veel zelfs; en met de socialisten, werpen wij
de brandkast niet weg. Waarom zou het nu
voor ons liberalen dan niet tot verkiezings
leus kunnen worden: voor de Brandkast
en God? En als het dat wordt, je zult
zien we troeven ze allemaal. Maar dan
moeten jij en je collega's een hanelje helpen.
\Vant je kerk is een macht...
Juilie moeten wat duidelijker worden in
je spreken. Onduidelijkheid, Böhringer, is
de vloek van het liberalisme in en buiten
de kerk. Waar hebben iuilie het altijd
over?.., Over het Ideaal... En wie begrijpt
daar het rechte van? Ja, jij en ik, maar
het volk...? Waarom zoude-n juiliejeniet
eenvoudiger uitdrukken en het diep in de
ziel van je hoorders drijven: het ware
christendom is een leven voor God en de
Brandkast? Nietwaar, dan kunnen de
pelitiek en het geloof elkaar steunen tot nieuwe
glorie van de Liberale partij.
Ik sprak zoo nog door, maar Böhrin
ger gaf allerlei teekenen van ongeduld;
of hij mij goed verstaan had, weet ik niet,
maar nu begon hij mij telkens te betoogen,
dat we toch vóór de herstemming naar
huis moesten gaan. Hoe het mij echter
daar in Duitschland ook verveelde, en hoe
harstochtelijk ik naar de Bocht verlangde,
daartoe overhalen liet ik mij niet. Neen,
zei ik hem dan, leer dat van mij: je
moet je nooit bemoeien met een zaak die
lot in den grond bedorven is; en
ik wil toch eens zien, wat ze zelfs nu
nog zonder mij er van terecht brengen.
Zoo kwam ik eerst den 2S?ten thuis.
Maar en dit teekent den toestand
nu, den 4den Juli liet nog geen van de
vrienden zich zien. Klaas evenmin als
Sam; geen Peiel, geen Zeehandelaar, geen
Treub, geen Hubrecht, geen Mouthaan...
Zóó schamen ze zich.