De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 7 juli pagina 8

7 juli 1901 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1254 spoorwegnet besteed worden. In den hoek der Amerik. Sporen is het niet druk meer. De veranderingen zy'n betrekkelijk gering. In vervolg op een vroeger bericht kan ik nu meedeelen dat de houders van certificaten St. L. en San Francisco 1ste en 2de preferente hun recht tot inBcbry ving op de 4 puts Refunding hyp. oblig. en preferente Stock-Trust cert.ficaten van de Kansas City Forth Scot en Memphis Spoorweg kunnen uitoefenen, door inlevering bij de Associatie-Cassa, uiterlijk op Maandag 15 dezer van het dividendbewijs No. 9 der certificaten van 1ste preferente, No. 7 der certif. 2de pref. en No. l der certificaten voor gewone aandeelen. Bij elk dividendbewys van 1000 dollars certif. moet ? 312 50 in geld, op rekening van de eerste storting k 12/£ pet. gevoegd worden. Voor houders van certif. die van hun claimrecht geen gebruik maken zal dit verkocht worden. Inschrijving schynt aanbevelenswaardig. De obligatiën worden voor kapitaal en 4 pet. rente door de St. L. en San Francisco gegarandeerd, deze waarborgt eveneens 4 pet. dividend op de aangeboden preferente aandeelen. Ter beurze weid het claimrecht voor 2 a 2 Vz pet. verkocht. A'd a m, l 4 j j. 1901 D STIGTEE. B u ss u m, J liflllllllimiiiHiiiiiiMiiniiiniiiiiiiniiiniiiiiiiiiiiiiMiiiiiniiiiiiiiiMiiiiiiii Geachte Heer Eedacteur, Het pleegt een zoo fijn genot te zy'n, door u eens gekapitteld te worden, dat mijn eerste voornemen was, toen my de korte inhoud van uw artikel «Orarje en de Verkiezingen" werd medegedeeld, u myn visitekaartje te zenden p. r. De lezing deed my' echter te veel denken aan een bekend woord van u: »De pers is de Koningin der Aarde of de Baker van het pu bliek". In de hoop dat u eerlang aanleiding moogt vinder, het onderwerp dat mij bijzonder interesseert, ook eens te behandelen op eene wjjze, die overeenkomt met eerstgenoemde waardigheid, wensch ik mij voor 't oogenblik te bepalen tot de opmerking, dat, blijkens de aanhaling zelve die u doet, niet mij maar den heer Altena de eer toekomt, de vraag Kepublikeinsch of Koningsgezind by deze verkie zing het eerst te berde te hebben gebracht. Ik antwoordde slechts, op een verwyt van de tegenpartij, dat wy voor onzen candidaat de hulp der anti-revolutionnairen en katho lieken aanvaardden, dat die hulp uit eigen be weging was aangeboden, niet door ons gevraagd en dat in elk geval tusschen katholieken en anti-revolntionnairen eenerzyds en ons ander zijds, in onze onwankelbare liefde voor de Koningin, een punt van overeenkomst bestond, dat tusschen hen en den heer Ketelaar ontbrak. Dat ik het was, die aan 't begin der ver kiezingscampagne de candidatuur-Deen heb ingeleid en toen ter aanbeveling van die candidatnur heb aangevoerd wat ik omtrent den heer Deen te zeggen had, blykt uwe aandacht ontgaan te zyn. Er bestond geen enkele reden om die aanbeveling te herhalen aan den voor avond der herstemming, op eene vergadering die slechts belegd was om tot deelneming aan de stemming op te wekken en waar ik, niet gekomen om te spreken, slechts aan 't slot een oogenblik het woord vroeg om enkele opmerkingen van de tegenparty te weerleggen. Met dank voor de plaatsing dezer regelen in uw blad, Hoogachtend, UEd. Dw. D. A. VAN WAALWIJK. nmiiiiiiiiiiiiMiiiuHiiiimiiiiiuiniiiMiiiiiiMnMimiiimiiiiiiiiiiiiiimiin Mms Pruildimm Bronroieijer. Ik ben blij, dat ik weer in 't va derland mag ade men, blijer dan ooit te voren. Wat het buitenland een Hollander ook moge geven, zelfs al blaas je daar uit onderde woudreuzen, vlak bij den Wartburg, en al hield B hringer mij gezel schap, om me n voor n al die historische plekjes door zijn figuur, zijn welsprekend heid, zijn voor stellingsvermo gen naar eisch te illustreeren, zoodat ik als Luther aan met Luther zelf meende te leven 't is toch de Bocht niet, met zijn grijs-groen, watertje en Van Eeghen en Sjoerd op de kleine steentjes, of op een hooge stoep, om je beleefd en gemeenzaam te salueeren, zooals prinsen van den bloede dat een heusche Majesteit doen. Vroeger was dat anders; kwam je dan van de Heeren- of Keizersgracht de Oostergrens over, je keek uit je oogen of uit je reiswagen op dat moffenvolk zoo uit de hoogte neer en dacht bij je zelf: wat een wijze beschikking van de Voorzienigheid om ons het splint te geven en die lui al die bergen met wijnstokken en hakhout. Je merkte dadelijk hoe dat hongerige volkje op je duiten kwam azen, en ze toch met een kleinig heid tevreden waren, omdat een Grosschen in hun armoedje voor hen evenveel was als voor ons een Willempje en meteen goedhartigheid van een die 't breed heeft liet je het dan ook voor de aardigheid wel eens breed hangen, en gooide ze wat pas munt toe om ze te laten grabbelen. Maar kom daar nu eens. Van al dien eerbied voor den steinreichen Hollander geen spoor meer. 't Is of ze allemaal millionairs zijn ge worden. Aanstellerig als ze zijn, bouwen ze villa's op en tegen de bergen, met torens en terrassen, zoodat b.v. Janssen zijn huis er een portiers won in kj e bij lijkt. Ze perrnitteeren zich tot in de gewoonste hotels malsch vleesch te eten en versche zeevisch; en je fijnste wijnen te zwelgen, als waren die op hun eigen bergen voor hen zelf gegroeid ; in n woord: ze geven geld uit als water, ze rijden en rossen, maken een drukte, slaan een swiet, zoodat ik alle reden had om tot Böhringer te zeggen: Wanneer je nu zoo'n leventje ziet, is 't dan niet alsof heel Holland ten hofje was, waar we bij elkaar gezet zijn om zoo zuinig mogelijk van De heer van Waalwijk kan niet ont kennen, dat hij als volgt gesproken heeft: ?Men acht het zeker geen ideaal-toestand met de antirevolutionairen en katholieken ter stembus te gaan, maar die partyen weten, dat de liberale party' met haar op n punt het althans eens is, en dat is in haar onwankelbare liefde voor de Koningin (levendig applaus.) De heer Ketelaar heeft, in den hoek gedrongen door den heer Altena, moeten verklaren: «Welnu ik ben Republikein". «Wy hebben in ons land geen republiek noodig, zeide spreker." De heer van Waalwijk heeft dus bij de herstemming de leus gesteld: Voor Oranje, tegen de Republiek. Al schreef hij tien kolommen vol, daar valt niets aan te veranderen. Even als hij hebben sommige kerkelij ken die leus gebruikt. «Naar aanleiding daarvan schreven wij : Den heer v. Waalwijk komt de eer toe in Nederland, in de hoofdstad, openlijk de politieke verkiezingen gestempeld te hebben als mede een strijd over de vraag :»Wilhelmina of de Republiek?'' ',?(Hij deed dat na het bekende antwoord van Ketelaar). Daarop betoogden wij dat die leus noodig noch nutttig was. Dat niemand denkt aan een actie tegen het koningschap. Dat de liberale partij allerminst recht heeft zulk een leus aan te heffen om de kansen van haar candidaat te bevorderen. Dat er onder het met kiesrecht bedeelde volk, blijkens de stembuscijfers, nu reeds minstens vijftig duizend republikeinen, als Ketelaar, waren. Dat een consequentie van die leus moet zijn, «in naam van Oranje het algemeen stemrecht te weigeren". Dat het stellen van zulk een leus door de liberalen werkelijk ten gevolge kan heb ben het ontstaan van een anti-oranjeparlij, met al haar droeve gevolgen voor land en koningshuis. Dat deze daad den heer v. Waal wijk als een weinig politiek man nog te vergeven was, maar niet Vooruitgang den heer Deen en den heer Mouthaan, die zoo iets lieten passeeren zonder protest. Dat de Pers hiertegen behoorde te waar schuwen. Dat het trekken van de Koningin binnen de partijpolitiek ais verkiezingsmiddel, de strengste afkeuring verdient ook van de kerkelijken, wier liefde voor Oranje van een ar.deren aard wfs dan die van de liberalen en hun pers enz. enz. * * * Hiervoor ontvingen wij geen k aai t je met p. r. van den heer v. Waalwijk. Nu dat hadden wij ook geenszins ver wacht, en verlangd al evenmin. Maar wat we nog minder verwacht had den ? Dat de heer v. Waalwijk een zoo weinig strieus man zou blijken te zijn dat hij van zulk een allerernstigste zaak zich met een grapje en een praatje meent te kunnen afmaken. Wij hebben den heer v. Waalwijk, uit eigen beweging aliijd voor een groot man gehouden, maar zoo'n kolpssus als hij nu is... Lieve hemel, wat schiet hij daar op eens uit de kluiten ! Hij lijkt zoowaar wei een wonderboom. Toch helpt dit hem niet. De verantwoordelijkheid van zijn daad blijft hij dragen. Door het air aan te nemen als begreep hij de beteekecis van het door hem ge sprokene en het door ons geschrevene niet misleidt hij niemand, ook zich zelf niet. Daar zit voor hem niets anders op, dan weer een gewoon mensch te worden ... en zich te verontschuldigen; óf, zoo goed en zoo kwaad dat gaat, zich te verdedigen met... argumenten. NtHlllltliltHiJiHiitlililliiiiiiiiniriiiiiiiilmiMnminiMiiiiMmiiMiiiiiiiii: de rente van het voorvaderlijk kapitaal te leven ? Ik had Böhringer met het betalen van de rekeningen belast; iets wat hij graag voor me deed, al spotte hij nu en dan wel eens met dat Judas-ambt. En hij kweet zich van die taak, zooals hij zich steeds van elke taak, ook van de verhevenste, hetn opgedragen, heeft gekweten; onberispe lijk inderdaad, Maar eens moest ook hij daarbij in 't bijzonder ondervinden, hoe de zeden, de verhoudingen, de levens- en de loonstandaard bij onze oostelijke naburen veranderd zijn. Gelijk behoorde, legde hij den oberkellner een r auwkeurig naar Bocht stariel berekende fooi toe. Doch wat ge beurde? De Ober zei niets, ook nog zwij gend nam hij het bordje, waarop de hem toegewezen markstukken lagen, in de hand ; maar zag ons, vóór hij zich omkeerde, met zulk een zachten. lijnen, verwijtenden blik aan, dat zoowel Böhringer als ikzelf daarin meenden te moeten lezen : Wat doe je hier in mijn hotel, arme slokker! zoodat mijn kashouder, als bewoog een bovenaardsche macht zijn hand, er dadelijk nog een paar mark bijvoegde.... Ik deel dit mee, niet alleen om aan te toonen hoe he_t Duitsche volk ook in de lagere_ rangen in de laatste jaren zich in be schaving heeft geoefend, maar vooral omdat deze Ober in zijn zwijgende veelzeggendheid bij volmaakt hoffelijke houding, aanstonds de onderstelling bij mij deed opkomen, dat hij een kamerheer zou zijn, die, 's winters bij het een of ander Duitsch potentaalje als zoodanig in furctie, des zomers deze wijs om van het reisseizoen te genieten in toepassing bracht. Ik moet eerlijk zeggen, dat ik ondanks mijne zeer uitgebreide kennis aan Hof en Staats-diplomaten.kameiheeren en stalrneesters ir.cluis, zelden of ooit iemand onder hen ontmoet heb, die dezen major domus evenaarde in de kunst, om, alleen door een ingetogen kiesche manier van optreden, zijn meerdere tot plichtsvervulling te r open. Zoo is dan ook het denkbeeld bij mij gerezen of een aarts diplomaat, als mijn vriend de Beaufort, uit deze mijne ervaring niet eenige leering zou kunnen trekken, om misschien onder de uitstekende leden van dat menschenkennersgild een keus te doen ter completeering van zijn corps, of' om reeds aangestelde hooge func tionarissen bij de tuitenlandsche hoven of aan het buitenlandsch bureau te 's Hage, op 'slands kosten een zomer in een goed hotel als studietijd te laten doorbrengen. Maar helaas, met Willem hebben ze nu ook al afgerekend; en het zal nog moeten blijken, of hij als zijn collega de Ober, van het Nederlandsch publiek bij het heengaan zal weten te verkrijgen wat hem voor de bewezen diensten zoo ruimschoots toekomt. l Intusschen, nu Duitschland Duitschland niet meer is, verheugde ik mij hartelijk, toen j ik ein delijk weer de Bocht voor me had met die vaste on veranderlijkheid van begrippenen ge woonten, die gestadige levenskalmte, welke ons deel zijn van lang vóór den trekschuiten tijd. Maar ditmaal was er nog iets bijzonders Mijnheer de Redacteur! In het Nieuwsblad voor Nederland kwam een paar dagen geleden het volgende berichtje voor: «Nu vele gezinnen tegen de zomervacantie als gewoonlyk de stad verlaten, mag er wel aan herinnerd worden dat de Leer plichtwet het medenemen van hun school gaande kinderen vóór het begin der vacantie niet toestaat. Intusschen daarop kan door het schoolhoofd eene uitzondering worden toegelaten. Wanneer hij meent dat de gezondheid van het kind het wenschelyk maakt of de vorderingen van het kind zich er niet tegen verzetten, dan kan hy verlof geven, zonder dat het schooltoezicht zich daarmee in eenig opzicht hetft te bemoeien." (De cursiveeringen zy'n van my' ) Ik wees er de Redactie op hoezeer die opvatting volkomen oijuist was omdat, volgens art. 1(3 der Leerplichtwet, het schoolhoofd alleen verlof mag geven : 1. voor onbepaalden tyd wegens ziekte; 2. voor bepaalden tyd wegens vervulling van godsdienstplichten of andere ernstige omstan digheden, die als geldige redenen kunnen worden beschouwd ; terwyl in het laatste geval buitendien bekrach tiging van den arrondissements-schoolopziener noodig was indien het verlof voor meer dan 10 schooltijden in de 28 dagen werd gegeven. Als antwoord plaatste de redactie van liet NieuiOkblad onder mijn stukje,dat zij de zaak met een schoolhoofd, met een »geachi" schoolhoofd, had besproken en deze van meening was dat op grond van punt l het hoofd der school, als hy dit voor het kind nuttig achtte, verlof kon geven op eigen verantwoordelijkheid. »üe vraag blijft (schreef de redactie) wat beschouwd men als ziekte. Als een kind mazelen heeft is het ziek, maar het is eveneens ziek als het lijdt aan bleekzucht erz.? En als het schoolhoof J, het kind lang hebbende leeren kennen, voor zyn geweten over tuigd is, dat voor dit kind een verviopgde vacantie gewenscht is, dan belet de Leerplichtwet hem niet op eigen gezag verlof toe te staan. Zoo is onze meening en die van het door ons geraad pleegde schoolhoofd." Daar nu het Nieuwsblad roor Nederland, M. de R, riet geacht kan worden te behooren tot de meest gelezene in die huisgezinnen »die gewoonlijk met de zomervacantie de stad hunner inwoning verlaten" en ik het niet onwaarschynlyk acht dat de opvatting van het »geachte schoolhoofd" ook door enkele van zy'ne collega's zal worden gedeeld, kwam mij de kwestie, vooral bij de naderende vacanties, belangrijk genoeg voor om haar eer.s in Ve Amsterdammer ter tafel te brengen. Het komt mij n.L voor, dat, indien het zou blyken dat er by meerdere schoolhoofden een neiging zou bestaan dergelijke vrijheden te zoeken daar waar ze in het geheel niet zyn te vinden, de toch reeds vry problematische werking der Leerplichtwet nog aanmerkelyk zou worden verzwakt. Niet omdat het op zich zelf als zulk een groot nadeel te beschouwen is voor de ontwikkeling mimmiimimiiimiMMiMiMiniiiiiiiiiiiii dat mij en Böhringer een steeds toenemende ongerustheid bezorgde, zelfs in de nabijheid van den Wartburg, die voor ons beiden, meer dan eenige andere burcht een »vaste burcht" moet heeten, en ons terug deed verlangen naar het lieve vaderland, pjigenlijk waren wij van huis gegaan om de verkiezingsdrukte te ontvluchten ; vooral ik. daar ik mij had voorgenomen me niet met die herrie in te laten. Dat eeuwige geadviseer had me al lang verveeld; in de verkiezirgselagen, als ik thuis ben, staat de bejl niet stil ; Jacob heeft maar werk om de bezoekers aan te dienen, en de lui van de eene soort die de lui van de andere soort riet ont moeten willen of mogen, in een stuk of wat kamers te laten antichambreeren. Bovendien 't was niet alleen gemak zucht ik begreep dat het nuttig kon zijn de kopstukken voor dit keer eens het werk heelemaal zelf' te laten doen en die besluiten te nemen, welke leiding aan de beweging zouden moeten geven. Ik word al een dagje ouder, en het is met het oog op je mogelijk verscheiden altoos bedenkelijkgeei; opvolgers te kweeken, die geleerd hebben zelfstandig te handelen. En nu verkeerde ik in een betrekkelijk gunstig geval. Je had Hubrecht en Treub, twee fameuse kerels, die, als ze wat dicht bij mekaar kwamen, elkander wel eens even zouden kunnen bijten, maar elan toch te samen sterk genoeg waren om den vijand te keeren ; je mocht rekenen op een pers, die klonk als een klok ; en aan duiten geen gebrek; al ging ik dan ook op reis er bleven er genoeg over bij wie ze ze maar voor 't halen hadden. Zoo \yas ik vertrokken in de beste verwach tingen, van geen gevaar bewust. Ik had ten strengste verboden mijn adres, aan wie dan ook, mede te deelen; alleen liet ik mij dagelijks het ochtend- en avondblad zenden, om zoo ten minste een beetje op de hoogte te blijven van hetgeen in Nederland voorviel, en Böhringer las mij dat onder de schaduw van een groep hemelhooge dennen voor. 't Duurde evenwel maar kort, of er begon iets aan de lectuur te haperen. Hoe langer hoe meer betrok zijn gezicht, als hij na het Handelsblad ook de Standaard inzag, die hij getrouw leest, om de bewe gingen der tegenpartij te kunnen volgen; waarbij hij des Maandags ook nog de Hervorming ontving, omdat hij toch gaarne zich nauwkeurig liet inlichten omtrent de reformaties, die in zijn afwezigheid mochten plaats vinden, en opdat hij zijn tijd, zonder eenige vertraging, zou kunnen bijhouden. Zeker wel al veertien dagen vóór den verkiezingsdag begon hij geheele stukken uit de verslagen der vergaderingen op zoo gedempten toon te lezen, dat ik hem meermalen moest toevoegen: kom, jongen, zeg dat nu eens wat luider. Maar het hielp niet. Eens, zoo herinner ik me, zei ik nog tegen hem, wijzende op het hooge dennendak waaronder wij zaten, dat schijnt voor jou geen goed klankbord te zijn; daarmee te kennen wil lende geven, dat je net als de Hollandsche waterbaars de Hollandsche verkiezingswelsprekendheid alleen in Holland zelf', met der kinderen waarvan hier sprake is, indien ze een paar weken korter ter school gaan dan het gros hunner makkers. Maar omdat ik het zeer schadelyk zou achten voor de toepassing van de voorschriften der wet in het algemeen, indien de geest veld zou winnen dat reeds een zeer duidelijk voorschrift, als het onder 1. genoemde op een dergelyke wy'ze kan worden uitgelegd en uitgerekt. Waar n.l, in de Leerplichtwet wordt ge sproken over een onbepaald verlof wegens on gesteldheid van het kind- en daaronder m. i. niet anders kan en moet worden verstaan dan een toestand die het bezoeken van de ichool onmogelijk maak*, geeft het schoolhoofd uit het NieuiCcblad voor Nederland daaraan een geheel anderen uitleg. Het is toch geheel ondenkbaar dat de wet aan een onderwijzer de bevoegdheid zou toe kennen, niet alleen om te beoordeelen, wat als ziekte beschouwd moet worden en wat niet, maar zelfs om te beoordeelen in hoeverre een verblijf in de buitenlucht als gezondheidsmaat regel noodzakelijk genoeg is om schoolverzuim te wettigen. Men verlieze riet uit het oog, dat het hier geen bepaald geval betreft, maar dat men be doelde alle kinderen, wier ouders een gedeelte van den zomer buiten door brengen en die dus uit den aard der zaak toch reeds onder gunstige condities verkeeren. En aan die kinderen zou, «indien hun ge zondheid het wenschelyk maakt en de vorde ringen er zich niet tegen verzetten", zoo staat er, maar inderdaad moet er gelezen worden: »ten gerieve der ouders welke een paar weken vroeger naar buiten willen", verlof mogen worden verleend zonder dat liet schooltoezicht zich daarmede in eenig opzicht hei f t te bemoeien. De H. H. Arrondissements-schoolopzieners weten nu wat de oorzaak is wanneer in deze dagen de rubriek «verzuim wegens ongesteld heid" een extra-hoog cijfer vertoond. Al die extra-ongestelden zyn vóór de va antie met hunne ouders naar het Gooi of het strand vertrokken. Indien werkelijk voor kinderen uit de ge goede klasse de wet op een dergelyke wijze kan worden ontdoken laat men dan ook niet het schoolplichtige kind van den arme, dat thuis blijft omdat vader en moeder op het veld zyn en hij op de kleintjes moet passen, zijn verzuim als «ongewettigd" aanrekenen. J. J. II. VAN HAAÜES. Antwoord m den lieer Max Om der beleefsheidswille enkele opmer kingen bij het artikeltje van den heer M. Salberg in het vorig nummer van dit blad. Wat te gauw, neen, me dunkt, vél te gauw had de heer Max Salberg den moed verloren Onbewust heb ik een dienst gedaan: mijn complimentje hetft hem weer moed gegeven. Gelukkig. Hij durft nu althans erkennen dat het inkomend recht den broodprijs zou verhoogen, al zou het volksvoedsel niet «evenredig duurder" worden. Maar hij heeft nog geen moed genoeg. Dan toch zou hy tevens erkend hebben dat hij to'nogtoe wel veel beweerd, maar ondanks her haalde aanmaning, niets bewezen heeft betreffsnde het nauwe en onvirbiddelijke verband. tusschen middel en doel. Daarvoor is metho dische en streng logische inductie en deductie noodig. Tegenover de biwering van den heer Max Salberg staat met evenveel of YO! met even weinig recht, die van Nederl. Bakkers courant. «Thans zegt dit blad komen by zijn intieme omgeving, naar eifch genieten kunt. Maar hij gaf me natuurlijk om mij niet ttleur te stellen en me als reis kameraad in goed humeur te houden geen uitleg, tot hij ongeveer een week later, op eens zei: nu, mijnheer Bromraeier, u zal zien, dat loopt rnis! Dit was nu juist geen nieuws voor nie, want ik had het zelf veel eer dan hij gemerkt, en als hij niet zoo geheel en al was opgegaan in ernstige bekom mernis bij de gedachte, dat de slag als \erloren moest beschouwel worden, zou hij wel ontdekt hebben, hoe mij datzelfde denkbeeld kwelde, en ik, om mijn zinnen te verzetten, vierkant tpgen 's dokters voor schriften in, al eenige fijne fiescbjes extra had geknapt. Toen wij eenmaal aldus in elkanders ziel gekeken hadden, bleven natuurlijk de gesprekken niet uit. Böhiinger meende niet beter te kunnen doen, elan mij te belezen dadelijk met hem naar huis terug te keeren, teneinde van uit de Bocht nog te redelen wat te redden viel. Ondanks al het gezag, dat ik bij hem heb, kostte het mij waailijk eenige moeite hem dit uit het hoofd te praten. Het »hier sta ik" wilde hij voor mij tot een »daar ga ik" maken »ik kan niet anders. God helpe mij." Maar tegen over zijn Christen]:licht stelde ik onver biddelijk mijn Staatsmansplicht, en einde-lijk berustte hij, nadat ik hem op onzen gemeenschappelijken geloofsheld had gewezen, die zich op den Wartburg verstekende de gansche wereld aan zich had verplicht. Wij wachtten dus den uitslag af?en de spanning vermeerderde niet den dag, tot op den morgen van den la.ien de telegram kwam. Nog zie ik hoe ik met trillende vin gers de depêche aan Böhringer overreikte, om ze mij voor te lezen, en hoe hij te nauwe-rnood lezen kon en toen... eie verslagenheid was te groot om dadelijk de wooiden te vinden die bij den toestand pasten. Ik liet weldra eenige knoopen vallen, en terwijl mij dat reeds opluchtte, meest ik, bij al den wrevel, die mij vervulde, toch de opmerking maken hoeveel iemand, die zich zulk een vrijheid bij ernstige gelegenheden permiteeren kan, vóór heeft boven een die zich dat, hetzij om zijn beginselen, hetzij om zijn positie, niet veroorloven mag. Böhringer bepaalde zich tot hoofdschudden en zuchten. Maar hij had het kwaad, dat was zichtbaar. Daar zie je nu, zei ik, toen we tot meer ' geregeld spreken kwamen, wat ze kunnen ! als ik er niet bij ben ; ik vraag je, zijn ze een knip voor der neus waard; zit er fut in dat volk ! en Böhringer wist maar niet hoe hij mij zou duidelijk maken, dat deze uitslag op een onverklaarbare verblindheid der kiezers wees, aangezien er onmo gelijk een politieke partij was te noemen rijker in idealen, onvermoeider in 't vooruitstreven, t n zich voorwaarts spoedende onder zuiverder licht. Dat raakt je de koekoek, zei ik dan : een partij .vaarvan Brommeijer de ziel is ! Maar wat zou het wezen als ik me aan den rommel heelemaal onttrok, en jij hier met mij altijd onder de boomen zat ? Dikhet onbeschermde artikel ty'den voor van voor raden en van gebrek er aan en als het meet by invoer belast mocht worden, zullen beide gevallen zich bly'ven voordoen." En niet alleen het verband tusschen de heffing van invoerrechten en den beschikbaren meelvoorraad moet ondubbelzinnig, onloochen baar worden aangetoond ; bovendien moet de lezer tot de onvermydelyke conclusie geleid worden dat het dagelyks vorderen van geld van alle broodcorsumenten, de armsten niet nitgesloter, omdat »een vesting in optiira forma geëquipeerd moet zyn" het minst on aangename middel is. Van vergelyking is evenwel geen sprake. Wat heeft hij vél te bewyzen ; hy heeft nog alles te bewijzen. B. v. ook: dat het ver langde middel behoort te worden aangewend ondanks de schade die het voor den bloeien den meelhandel zou veroorzaken. En hierbij is bovendien het belang van honderdduizenden, die rechtstreeks of indirect met de scheep vaart in betrekking staan, betrokken. Inderdaad een moeilyke taak die tot bescheidenheid moet dwingen voor hem, die zich daarvan bewust is geworden. DuitEchland en Frar.kryk zouden het aan bevelenswaardige middel reeds met succes toepassen en toch wyst de heer Msx S op de vele pogingen die beide ryken voortdurend doen om, in verbard met oorlogsge;aar enden staat van beleg, zich teiiiformeerenaangaar.deden graan- en meelvoorraad in andere landen. Het «middel" is derhalve tiet doeltreffend al is het vreeselijk duur. In Duitschland zou de oeconomischen toe stand over het algemeen ber ydenswaardig zyn. Wederom een bewering, geen bewgp. De heer Msx 8. kan in de officieele, met cy'fers gastaafde rapporten van de duitsche arbeidsin specteurs omtrent den arbeid van gehuwde vrouwen in fabrieken, heel wat bewijsmaterial voor het tegendeel vinden. Duizende, honderdduizende gehuwde vrouwen, tusschen 17 en 82 jaar oud, moeten haar gezin voor fabrieksarbeid verlaten omdat het loon van den man legering is.' Leve de duitsche nyverheid al beleedigt ze het huisgezin ! Niet te verwonderen dat de gelederen der sociaal ontevredenen dailr zoa buitengewoon talrijk worden! Mag ik in de Groene wel het verband tus schen den effectenhandel eenerzijds en het bankwezen waaronder de Bank der Bankm aan den anderen kant aantoonen, al heeft de heer Max S. daaraan nog behoefte ? Mij dunkt dat is 'n onderwerp voor een staathuishoud kundige les aan een klasse van aspiraLthandelskundigen. In verband met de cijfers van den heer S. deed ik de veel betetkanende vraag: «Zou het ook niet goed zijn tevens enkele gemaaktegevolgtrekkingen aan betrouwbare cijfers te toetsen ?" Ook om op deze vraag in te gaan scby'nt te bewoner van de oude, eerbiedwaar dige en schoone stad van den onverschrokken «Lange Jan" toch nog geen moed genoeg ge kregen te hebben, 't Is jammer. N», hij mal e zich (maar niet verder ongerust; De Gooische financier-rentenier heeft zich genaast m;j. van de voor my zoo grievend pijnlijke taak te ontslaan om u «nog eens geducht op ii?n tab baard te komen". Waarom my' die taak toe gedacht ? Is dat ru de dankbaarheid voor drf vriendelyke complimentjes ? Maar ik weet het wel: 't is niet zoo kwaad bedoeld als gezegd. D. STIGTKR. wijls werd de diajoog een monoloog, vooral bij Böhringer, die het hooge persoonlijke element in deze quaestie geheel voorbijzag. Hij zocht maar al diepere oorzaken dan mijn afwezigheid, en toen ik hern daarover altoos meer zag tobben, achtte ik het mijn plicht zelf even tusschenbeide te komen om hem tot rust te brengen. Zie eens, zei ik, daar mankeert ievs aan de wapenrusting van de liberale parlij; dat begrijp je, en je kunt maar rnet vinden wat. Laat ik het je ophelderen. Onze partij is de gelukkigste van allen. Zoo als je weet staat ze tusschen de kerkelijken en de socialisten in. De kerkelijken hebben Gud en de socialisten kozen zich de brandkast tot instiumentv voor het een zoowel als voor het ander heeft het volk respect. En waarmee trach ten nu jij, de kerk en de kranten onze kiezers warm te maken ? Met hervor mingen, met de vrijzinnigheid, met allerlei redeneeringen, waarde eene helft niets van begrijpt en de andere niets voor gevoelt. Maar we behoeven ons zoo arm niet te hou den, immers juist wij zijn rijker dan ele rest. Met de kerkelijken hebben wij onze-lievcheer, nietwaar, daar houden wij van, heel veel zelfs; en met de socialisten, werpen wij de brandkast niet weg. Waarom zou het nu voor ons liberalen dan niet tot verkiezings leus kunnen worden: voor de Brandkast en God? En als het dat wordt, je zult zien we troeven ze allemaal. Maar dan moeten jij en je collega's een hanelje helpen. \Vant je kerk is een macht... Juilie moeten wat duidelijker worden in je spreken. Onduidelijkheid, Böhringer, is de vloek van het liberalisme in en buiten de kerk. Waar hebben iuilie het altijd over?.., Over het Ideaal... En wie begrijpt daar het rechte van? Ja, jij en ik, maar het volk...? Waarom zoude-n juiliejeniet eenvoudiger uitdrukken en het diep in de ziel van je hoorders drijven: het ware christendom is een leven voor God en de Brandkast? Nietwaar, dan kunnen de pelitiek en het geloof elkaar steunen tot nieuwe glorie van de Liberale partij. Ik sprak zoo nog door, maar Böhrin ger gaf allerlei teekenen van ongeduld; of hij mij goed verstaan had, weet ik niet, maar nu begon hij mij telkens te betoogen, dat we toch vóór de herstemming naar huis moesten gaan. Hoe het mij echter daar in Duitschland ook verveelde, en hoe harstochtelijk ik naar de Bocht verlangde, daartoe overhalen liet ik mij niet. Neen, zei ik hem dan, leer dat van mij: je moet je nooit bemoeien met een zaak die lot in den grond bedorven is; en ik wil toch eens zien, wat ze zelfs nu nog zonder mij er van terecht brengen. Zoo kwam ik eerst den 2S?ten thuis. Maar en dit teekent den toestand nu, den 4den Juli liet nog geen van de vrienden zich zien. Klaas evenmin als Sam; geen Peiel, geen Zeehandelaar, geen Treub, geen Hubrecht, geen Mouthaan... Zóó schamen ze zich.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl