De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 14 juli pagina 5

14 juli 1901 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1255 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Oüte die imn yai" niet verstaan, Op de schoolbank in de klas van het hoofd, bovenaan of moet ik zeggen achteraan P mist op zekeren morgen een jongen die iu den laatsten tijd, ook nog na de invoering van «leerplicht", er meermalen niet zat. En toch was hij, zoo oordeelde het gansche onderwijzend personeel, de minste niet. Als hij kwam, dan had niemand last met hem; dan scheen het zelfs wel of de knaap alle scha op n morgen of middag wou inhalen, zoozeer beijverde hij zich om te doen niet alleen, maar ook te laten wat men hem als behoorlijk voorhield te zijn. En er was iets in die blauwe oogen dat z'n meester telkens weer hopen deed dat het nu met dat omloopen en kattekwaad uitvoeren eens voor goed uit zou zijn. Doch telkens op nieuw volgde op dagen-, enkele malen zelfs weken lang getrouw schoolbezoek, de absentie van Jan en de mededeeling vóór het komend lesuur van z'n jonger broertje: Jan is ner gens, meester! Jan is weer weg." Waar de knaap dan schuileviukje speelde, of hij schik had in zijn eentje of met gelijksoor tige vluchtelingen van zijn school of van ergens anders, dat wisten z'n ouders nooit te zeggen; maar een enkele maal wist de politie het en volgens haar was die vlugge jongen met z'n ruigen kop een «lastige suplejant" die den een of anderen keer er inloopen zou zoo zeker als 2 maal 2, 4 waslYan elke baldadigheid werd hij en terecht al spoedig verdacht. Toen er diefstal bijkwam, al was de waarde van het weggekaapte luttel, werd het er niet beter op. Die jongen, zei men, groeide op voor galg en rad. Dat zei de groote men"; maar dat zeiden ook z'n ouders, en dat zeiden ze met een koel schouderophalen en een gezicht alsof zij er doodonschuldig aan waren, alsof de zaak hun buren eigenlijk meer aanging dan hun zelf. Eens, toen iemand den vader daarvan een verwijt maakte, luidde het antwoord zoo koud als ijs: «Die jongen is een nagel aau mijn doodkist. Denk je soms dat ik grootsch op hem ben P Heelemaal niet, hoor ! Voor mijn part was hij er maar niet." De moeder meende toen daaraan nog te moeten toevoegen: «Wij kunnen hem in de laatste drie jaar niet meer krijgen zooals we hem hebben willen, 't Is een onverlaat en 't wordt alle dagen erger, 't Wordt met de kermis twee jaar, toen hij eens 52 uur achter elkaar spoorloos was weggeraakt. Wij dachten dat wij hem nooit zouden terugzien, maar hij kwam toch weer te voorschijn. Mijn man heeft ook zoo'n broer gehad. Dat zal 't hem wel wezen." Daarmee scheen ook voor haar de zaak afgedaan en opgelost. Beide ouders wachtten dan ook min of meer kalm af, wat de toekomst brengen zou. Hun kind te leiden, te bestraffen, daaraan dachten zij niet. Toen hij 9 en bijca 10 jaar was, had den ze hem wel geslagen dat hij bijna niet meer zitten kon, maar wat hielp het P Niets! «Geen eten, overdag naar bed, met een latje of een eindje touw over z'n ribbekast aaien, dat ging allemaal goed toen Jan «klein" was, maar begin eens wat met een sterken knaap van elf jaar!" 't Was geraden hem te laten begaan, was 't waar of niet?" En zij lieten hem begaan, en maakten zich alleen eens heel warm als de «plisie" kwam «zeuren". Toen kwam de nieuwe wet en de schoolop ziener begon ook te //zaniken"; hij zond eene waarschuwing. Wat Jan daarvan zeggen zal r" zei de moe der. Maar toen vader 's avonds z'n veelbelovenden zoon, die heel toevallig thuis kwam om met de familie den avondmaaltijd te nuttigen, het papier toonde, maakte deze er zwijgend een muts van en zette deze z'n broertje op het hoofd. Vader moest lachen om den Bloeder", 't Was me zoo'n stukje". «Pas nu maar verder goed op !" vermaande moeder. Zij had zoo iets van 15 gulden boete en gevangenisstraf gehoord, te betalen door de ouders of uit te zitten door vader of moeder. Die heeren in den Haag maakten ook altijd zulke rare wetten, vond zij. Maar met dat al zou zij ongaarne haar man zien opsluiten (hij verdiende vast loon) of zelve opgesloten worden, want dan raakte het kadaster in de war. En boete betalen, dat zat er ook niet aan, ai waren ze niet dood-dood-arm. Jan beloofde niets, maar nog in dezelfde week kwam het jongere broertje met de boodschap op school: jJan komt niet meer. Hij is gepakt en moeke zeit: 't zal nou wel uit zijn". Die gedachte werd bewaarheid. Jan moest voor de heeren" komen en deze oordeelden na een onderzoek naar 't verleden en het hedeu en de ouders van den knaap, dat het het beste zon zijn, hem tot z'n 18e jaar op te zenden naar een Rijksopvoediugsgesticht. Of de ouders dag en uur wisten waarop hun oudste door een «plisie" zou worden wegge voerd naar het oord der verbetering, zou ik niet kunnen zeggen. Maar op dien morgen waarvan ik straks sprak, was Jan's plaats weer leeg en juist dacht het hoofd er aan, waar Jan nu wel zou zijn, toen er bij de deur gestommel werd gehoord, 't Was Jan met z'n vader op zij, die afscheid kwam nemen en meester kwam bedanken voor 't genoten onderwijs. «Dat hoort zool" betuigde de vader, die nu toch eens een beetje minder cynisch keek en zich de mededeeling liet ontsnappen dat het hem in de beenen zat van wege het «rare geval". «Mag Jan z'n broer even dagzeggen ?" Dat werd toegestaan en het broertje buiten 't lokaal geroepen. Toen volgde wat men zou kunnen noemen een historisch oogeublik. 't Jongske keek vol belangstelling z'n ouderen broer aan. «Daar!" zegt deze plotseling met iets dat op een snik gelijkt fdiiar, dat 's nou voor jou. De sluiting is nog goed... er zitten vier en een halve cent in... Ik kan er daar toch niks mee ... Maar hou je goed en ga trouw naar school. Zooals ik moet je niet..." Het geschenk wordt met een beverig: //dank je Jan!" aanvaard, een oogenblik raken de rechterhanden elkander aau en dan buigen beiden het hoofd en de jongste wendt zich af, de portemonnaie met 4X cents verdwijnt in z'n zak. 's Middags bemerkt het hoofd dat de zoo begiftigde op iets kauwt. Hij verbiedt het maar laat na de les den jongen even bij zich komen. «Wat at je daar zoo straks, m'n jongen ?" De kleine vent laat een restantje zien van eene bij zulke mannekes veelgeliefde snoeperij. //A.ha !... Wel, hoeveel centen heb je nu nog P" Verlegen, heel zacht kinkt het antwoord: «Niks meer!" «Geen enkele meer ?! Maar jongen, zijn al die centen nu al versnoept! Hoe kwam je daar nu toe P" «Och meester, ik heb er maar anderhalve cent van gehouden. Ik heb voor moeder een gekookt ei gekocht bij buurvrouw. Moeder is niet sterk, zegt dokter. . , en nou met onzen Jan... hij komt eerst weerom als hij achttien jaar is ..." Meesters zakdoek moet even vriendendiensten bewijzen. Zelden heeft dit kind zulk een nood zakelijk voorwerp ter zijner beschikking en 't is nu bepaald eene behoefte, want het ventje snikt het luide uit. Arm kereltje, waarom werd ge in dat gezin geboren l Er schuilt wat goeds in je. Maar er huisde ook in je broer misschien heel veel goeds, dat, aangekweekt en goed geleid, hem had kunnen maken tot een waarlijk goed mensch. Zal men daarginder de rechte snaar van z'n gemoed weten te treffen P Er wordt anders wel eens beweerd dat ouders de beste opvoeders zijn van het kind, maar in dit geval P Zouden er in zoo'n Rijksopvoedingsgesticht niet velen komen, voor wie het beter ware geweest, niet door een vader en moeder opgevoed, ik bedoel verwaar loosd te zijn geweest P Een school voor aanstaande vaders en moe ders, zou dat nog niet eens iets zijn voor deze eeuw P Er gaat zoo menig paar aan het «op voeden" zonder kennis van zaken die toch zijn van zoo groot belang voor huisgezin en maat schappij, waarvan afhangt de toekomst van een volgend geslacht. «Ze kennen hun vak" niet l" bromt Nurks. Eigenlijk heeft hij gelijk, maar wat drommel, die kennis waait je ook maar niet aan, al deu ken eeu heele boel menschen het wel, zoo 't schijnt. G. C. STELLINGWERF?JENTINK. Leeuwarden, 25 Juni 1901. Het weit van een ambitieus bestas!, De geschiedenis van *de Wekker", door MABGARETHA MEIJBOOM. Amsterdam, H. J. W. Becht. In een brochuretje van 26 bladzyden vertelt mej. Me\jboom, y'verig lid van het bestuur, hier aan 't publiek een en ander omtrent de Haagsche vereeniging «de Wekker", een der uit de tentoonstelling van Vrouwen arbeid voortgevloeide instellingen, waardoor bedoeld werd, den huisarbeid van vrouwen productief te maken en de vervaardigsters van vrouwenkleedingstukken aan het werk te zetten op een wjjze, die aan deze naaisters betere loonen waarborgde, dan haar bij den heftigen concurrentiestrijd tegenwoordig te beurt vallen. De drie hoofdstukjes geven mededeelingen over de voorbereiding tot den arbeid der vereeniging, over de afdeeling huisarbeid en over die der re'ormkleeding en doen ten slotte een beroep op de beurzen van allen, die belang stellen in dit kleine stapje op den weg naar beter betaalden arbeid voor de vrouw uit het volk. Onder den dubbelen indruk van wat de tentoonstelling te zien heeft gegeven, n in zake de wenschelykheid, die er bestond, om vrouwen door huisarbeid bijverdienste te ver schaffen n in zake de ten hemel schreiende lage loonen, in het naaistersvak betaald, meende men iets te moeten beproeven, om een kleine groep slachtoffers van de sociale ellende boven water te houden. Het werk begon met een lijst van inteekening, ter tentoonstelling reeds aanwezig, en de kleine daar geoogste som groeide spoedig aan door den steun van velen, die mild en onbaatzuchtig hielpen. Toch bleef het nog een waagstuk, ook al was men gelukkig in het vinden van een directrice in mej. L. van Asperen-v, d. Velde en van een assistente in mej. S. Isaiicson. Naaiwerk op bestelling zou men aannemen en by voorkeur zou men aan de reformkleeding zich houden voor het werk, dat niet op bestelling werd gemaakt, want de vereeniging voor verbetering van vrouwenkleeding reikte de jonge zaak van »de Wekker" de hand. Twee jaren ruim zijn nu sinds dien openings dag op 18 Mei 1899 verloopen en sinds de blijde dagen, toen de eerste koopers binnen kwamen en de eerste goede werkster zich opdeed. De stemming van het zakelijk met cyfers opgehelderd verslag dier twee levensjaren is moedig en opgewekt; voldoening komt er u uit tegen en tevens de begry'pelyke wensch, dat deze zaak, die althans wat de afdeeling reformkleeding betreft, uitstekend marcheert, en in een coöperatieve onderneming is veran derd, zal kunnen worden uitgebreid met financiëelen steun van buiten. Zy' verdient dien steun, allereerst ter wille van de 25 werksters, die by een niet te langen arbeidsdag loonen van ? 10 tot / 15 per week verdienen; maar in de tweede plaats ook, omdat een dergely'ke onderneming, als zy slaagt, prikkelt tot navolging en omdat er misschien langs dien weg, waarop o. a. de Amsterdamsche Voorpost reeds baanbrekend optrad, ook in 't groot iets is te bereiken, waardoor het lot van honderden vrouwen en meisjes, die met naaimachine en naald den honger buiten de deur houden, kan worden verbeterd. Als wy dan een machtigen verbruikersbond in ons land rijk zyn, kan deze vereeniging mee pry'ken op zyn witte ly'st en haar goederen zullen overal het etiket dragen, dat aan allen verkondigt, in welke fabrieken en werkplaatsen en winkels men het personeel onder goede arbeidsvoorwaarden laat werken! Dat de bestuursleden zich op de hoogte stellen van wat er ook in 't buitenland op hun gebied wordt gepresteerd, blijkt uit het bezoek door mej. A. Hingst, bestuurslid, op 10, 11 en 12 Juni j.l. gebracht aan 'tjaarlyksch congres van de Women's Coöperative Criiild, dit jaar te Blackpool, de badplaats in Lancashire, gehouden. Uit de ervaringen, in zulk een vereenigiug met ruim 30.000 leden opgedaan, valt allicht iets te leeren voor onze coöperatie. F. J. VAN UlLDKIKS. Keizer Jozef II en zijn zuster Marie Antoinette. Het laatste nummer van de Revue politique et parlementaire bevat een schets over het bezoek, dat Jozef II in 1777 onder den naam van graaf von Falkenstein aan zyn zuster te Parys bracht. Er zyn brieven van Jozef by'gevoegd, waaruit duidelijk bly'kt, hoe goed de keizer zy'n lichtzinnige zuster kende en hoe hij het aan ernstige vermaningen en bittere verwyten niet liet ontbreken. Jozef had steeds veel van Marie Antoinette gehouden, maar toch werd zyn scherpe blik niet door zyn broederlyke Helde verzwakt. Reeds spoedig na haar huwelyk met Lodewyk XVI noodigde Marie Antoinette haar broeder uit, haar te Parys te komen opzoeken. Jozef haastte zich daar echter niet mede. Hij had reeds gehoord van het vroolyke leven, dat zyn zuster leidde en stelde zich er mee te vreden, haar waarschuwende brieven te schryven. Een dezer brieven luidt als volgt: Hoe kunt gy toch verlangen, dat ik u kom bezoeken en my' aan uw hof vertoon? Voor zoover ik weet, bemoeit gy u met allerlei zaken, die u niets aangaan, die gy niet begrijpt en die uw levensgeluk zullen verstoren, daar zij u zonder twijfel in een onaangenamen toestand zullen brengen, waardoor gy de vriendschap en de achting van den koning zult verliezen. De po pulariteit, die gy tot nu toe, merkwaardig genoeg, hebt genoten, zult gij dan ook moeten missen. Waarom, lieve zuster, bemoeit gy u toch met het afzetten en verbannen der ministers; waarom geeft gy betrekkingen aan allerlei personen; waarom laat gij den een zijn proces winnen; waarom geeft gy aan een ander een voordeelig ambt; waarom praat gy zooveel over zaken en gebruikt gy uitdrukkingen, die iemand van uw stand in het geheel niet passen? Hebt gy u wel eens afgevraagd, met welk recht gij u in de regeeringszaken vsur Frankrijk mengt. Waarin hebt gy gestudeerd ? Welke weten schappen hebt gy u eigen gemaakt, dat gy het waagt, u te verbeelden, dat gij verstand hebt van zaken, waarvoor buitengewoon veel kennis vereischt is ? Gy zijt een bekoorlijke jonge vrouw, die den geheelen dag slechts aan vroolykheid en toiletten denkt, die niets heeft gelezen en geen kwartier in de maand haar verstand laat spreken, die niet denkt, niet overlegt en nooit, daarvan ben ik overtuigd, aan de gevolgen van haar doen en laten denkt! Slechts uw vyanden, die uw invloed trachten te verminderen, kunnen u tot zulk een gedrag gebracht hebben. Geloof my en luister naar de stem van een man, van wien gy weet, dal hij u liefheeft. Maak een onderscheid tusschen deze stem en het groote aantal anderen, die u vleien en wees er van overtuigd, dat nie mand u, zooals ik, de waarheid zeggen kan en zeggen wil. Verander uw gedrag en bemoei u niet met dergelijke dingen. Tracht slechts het vertrouwen en de vriendschap van den koning te winnen; dat is uw eerste staatsplicht en het eenige doel, dat gy kunt en moogt hebben. Dus, beschaaf' uw geest, ontwikkel uw talenten, zoodat gij in uw zelf hulpbronnen kunt vinden, wanreer gy oud zijt geworden en wanneer de by'val van het volk, thans uw eenige wensen en uw eenig genoegen, u verlaten heeft, het geen binnen korteren of langeren tijd zal geschieden". Men zal moeten toegeven, dat dit voor een liefhebbenden broeder zeer hard, om geen sterker uitdrukking te gebruiken, gesproken is. Het hielp echter niets. Eindelijk besloot Jozef, zelf naar Parys te gaan, niet, zooals zijn zuster wenschte, als keizer, maar eenvou dig als graaf von Falkenstein; als zoodanig zou hy' beter achter verschillende bijzonder heden kunnen komen. Hy merkte nu met eigen oogen op, dat al zijn raadgevingen en vermaningen vergeefs waren geweest en dat Marie Antoinette nog even vroolijk en licht zinnig was als vroeger. Hij maakte haar hierover echter niet persoonlijk verwijten, slechts nu en dan maakte hij er kleine toe spelingen op. Zoo was hij bijv. eens bij het toiletmaken der koningin tegenwoordig; Marie Antoinette had op haar hoofd een massa veeren en bloemen en vroeg haar broeder, of haar kapsel niet mooi was. Ja"', zei Jozef kortweg. Maar hiermede was de koningin niet tevre den en zij vroeg hem verder, of het kapsel haar niet byzonder goed stond. Jozef ant woordde : Wanneer gij er op staat, madame, dat ik u openlyk mijn meening zeg, dan moet ik zeggen, dat ik het kapsel te licht vind, om er een kroon op te dragen l" Toen de keizer Parijs had verlaten, schreel hij zyn zuster een langen brief, die als resultaat van zijn waarnemingen een geheel stelsel van raadgevingen en vermaningen bevatte. De in leiding van dat schrijven luidt: Gij zy't echtgenoote; dat is een positie, die de heiligste en strengste plichten met zich brengt. Gij zijt Koningin ; dat is een waardigheid, die eischt, dat men al haar verplichtingen nakomt. Wat deze beide punten betreft, moet gij nauwkeurig bekend zijn met hetgeen gij te doen hebt." En dan stelt de keizer een geheel programma op, dat de wyze aangeeft, waarop zyn zuster zich tot in de kleinste bijzonderheden als echt genoote en als koningin moet gedragen. Zeer uitvoerig behandelt hy de plichten van zijn zuster als koningin-, het was hem niet ont gaan, dat de band tusschen koning en koningiu slechts een uiterlyke was en dat de koning, zonder het te laten merken, leed door het gedrag van de koningin. Jozef trachtte daarom zyn zuster over te halen, het hare te doen, om de verhouding inniger te maken. Na een goeden raad volgen de verwijten, waarvan het voornaamste is, dat zij gemaskerd de bals van de opera bezocht heeft. Denk eens een oogenblik," schryft hy', aan de onaangenaamheden, die gij al op deze bals hebt gehad, en aan de avonturen, die gy' my zelf verteld hebt. Ik kan niet nalaten, u te zeggen, dat van al uw genoegens dit het allerminst voor u past, vooral wegens de wyze, waarop gy er heen gaat, want dat Monsieur u vergezelt, beduidt natuurlyk niets. Hoe kunt gij onbekend blijven en een andere persoon voorstellen dan gij zy't? Gelooft gy niet, dat men u niettegenstaande alles herkend heeft en u woorden toegeroepen heeft, die niet gehoord mochten worden? En al heeft men u niet herkend, gelooft gij niet, dat men het later toch bemerkt, daar gy zelf overal uw balavonturen vertelt ? De pla&ts zelfs staat in een zeer slechten reuk; wat moest gy daar doen? Een fatsoenlijk gesprek voeren ? Dat was onmogelyk; uw masker verhinderde dat. Dansen ging ook niet; waarom hebt gy u dan tusschen die onbeschaamde mannen en slechte vrouwen ge waagd? Om hun aardigheden te hooren en ze op dezelfde manier te beantwoorden misschien ? Hoe onfatsoenlijk l Ik moet u zeggen, dat dit een punt is, waaraan alle personen, die u goed gezind zyn, zich het meest ergeren. De koning is den geheelen nacht alleen te Versailles, terwijl gij u in de tegenwoordigheid van het gemeenste canaille van Parijs bevindt! Zietgy daar ooit menschen van goeden naam en stand ? Zoudt gy' daar bijvoorbeeld mij ooit ontmoeten?" Deze brieven strekken den keizer tot eer; zy' getuigen van zyn scherpen blik en van zyn goed hart, dat zyn zuster voor onheil tracht te behoeden. De voorzienigheid deed hem het ergste gelukkig niet beleven; toen Lodewijk XVI en Marie Antoinette onder de guillotine stier ven, was Jozef al eenige jaren dood. De licht zinnigheid van de koningin was echter niet alleen de oorzaak van haar treurig lot. Een vrooly'ke en zelfs lichtzinnige koningin zouden de Paryzenaars niet op deze wyze veroordeeld hebben. Wie ooit in Versailles is geweest, dien zal de harde, buitengewoon hoogmoedige ge laatsuitdrukking van het portret van Marie Antoinette zyn opgevallen. Voor hem zal het niet langer onbegrijpelijk zyn, waarom het daarbij behoorende hoofd in het stof moest vallen. De wereldgeschiedenis schertst soms op een vreeselijke wijze. Prinses Basta. De Glas Crnogorzea, het in Cettinje verschynende blad van den vorst van Montenegro, verhaalt het volgende: Op een onlangs in het paleis gehouden «cercle" kwam de al te rykelyke vrouwelyke kinderzegen van het Russische keizerpaar ter sprake. »Het is mij vroeger evenzoo gegaan", zeide de vorst. «By de geboorte van mijn eerste dochter was ik bly ; voor een jongen hebben wij nog tyd genoeg, dacht ik. Toen my'n tweede doch ter geboren werd, was ik een beetje teleurge steld. Toen de derde verscheen, werd ik bang. Bij de komst van de vierde wsrd het mij te veel. »Stani (halt)", zei ik, nu is het genoeg ! En om te bewyzen, dat het werkelijk genoeg was, liet ik haar ook »Stana" doopen, ofschoon deze naam geheel nieuw was. «Nu Hoogheid, heeft uw middel geholpen ?" vroeg de nieuwsgierige vrouw van een der diplomaten. «Zeker! Als het genoeg is, dan is het genoeg. De volgende was een jongen, Danilo. De Czar moest eigenlijk net als ik »Stani" zeggen. In Rome heb ik dien raad al gegeven. Er moet echter niet te lang mee gewacht worden. Twee dochters is al meer dan genoeg. »De tweede Italiaansche prinses zal dus »Stana heeten?" «Neen, niet .Stana", maar «Basta", want daar wordt Italiaansch gesproken. Prinses Basta klinkt dat niet prachtig?" De Czar is het klaarblijkelijk met zijn Montenegrynschen vriend niet eens, want hy liet zijn dochter «Anastatia" doopen, welke naam van het Grieksche woord »anastasis" (in Nieuw-Testamentischen zin «opstanding") is afgeleid. Duur en schadelijk haarmiddel. Lik doorns Springen van lampeglazen Modes. Garderobe van Margereta. Vrouwen aan het hoofd van zieltenhuizen. Een tweede vrouwelyke schoolopziener. Een iwijgendemaaltvjd. Men verkoopt tegenwoordig een «Teinture Africaine" om het haar te kleuren tegen den pry's van ruim / 7 voor twee kleine flescbjes. De inhoud bestaat 1. uit de schadelijke phenyleendiamine-oplossing en 2. uit waterstofsuperoxyde. De waarde van deze «uit Afrikaansche planten" bereide vloeistoffen is enkele centen. Ter waarschuwing van hen die geen vrede kunnen vinden met de door moeder natuur te voorschijn geroepen haarschakeeringen ! *** Men maakt melding van een zeer eenvoudig middel om zich van den last van likdoorns te bevrijden. Het moet namelijk voldoende zyn om een pleistertje te maken van zuivere ongebleekte natuurwas, zonder eenige bymenging, en dat gedurende drie a, vier dagen, onaangeroerd op den likdoorn te laten; deze zal daardoor zoo zacht en los worden dat men hem in zyn geheel zal kunnen verwijderen. De was behoort by toepassing eenigszins warm gemaakt te worden opdat men ze op een stukje linnen kan smeeren. * ** Zet de lampeglazen in koud water met zout op het vuur, bijv. in een voldoend groote aarden pan of ijzeren ]5ot, zoodat het glas geheel onder water ligt. Laat het water koken en daarna langzaam afkoelen. Door deze behandeling worden de glazen by'na onbreek baar. Wanneer men in het buitenste gedeelte (dus aan de bolronde zijde) van een lampeglas met een diamant een insny'ding maakt, zal het ook niet licht springen, daar deze insny' ding de uitzetting tengevolge van de hitte vergemakkelijkt. (Maandblad van dr. van Hamel Roos en Harmeng.). * * * In Parijs, Londen en Weenen maken de lage kapsels met de golvende »bandeaux" nog weinig opgang. Enkele dames vertoonen zich met dit nieuwe kapsel in schouwburgzalen, op avondpartyen en diners. Voor wandelingen en het afleggen van bezoeken wordt over 't algemeen nog de voorkeur gegeven aan het flatteerende, hooge haartorentje. De angst dat de haarscheiding midden op 't hoofd, iets ernstigs en ouwelyks aan 't gezicht zal geven, heeft reeds doen besluiten, de scheiding ter zy'de van 't hoofd, links of rechts te plaatsen. De hoedenfabrikanten der allernieuwste modellen, groote, platte pannekoeken, of reus achtige bergères met zeer breede linten onder de kin gestrikt en dikke bloemguirlandes het gezicht omly'stend als voor vyftigjaren, zullen rustig moeten afwachten tot de meerderheid der dames voteert voor het allernieuwste oude ! Et l'on revient toujours... De profusie bloemen, die deze nieuwe hoeden dekt is .... als voor vijftig jaar. Onze groot moeders met haar frissche, zedige gezichtjes, omgloord door twintig lentes, wandelden vrooly'k rond met heele bloembedden of moestuinen op haar hoofddeksels. Grootmoeder had als jongmeisje reeds een respëctabelen omvang door haar hoepelrok, goed aantal wyd uit staande rokken en japon in denzelfden sty'l, met haar mantille en reusachtigen hoed. Nu gaan wy weer grootmoedertje spelen. Mij dunkt als het hoofd begint, zal de rest wel volgen. In Parys worden veel fluweelen bloemen en vruchten als hoedgarneering gedragen. Geraniums vlammend-rood en mat-rose; pioenrozen in alle tinten; bossen aalbessen en bundels kersen om de vogelen des hemels in verzoeking te brengen neer ie stryken op dezen vruchtenvoorraad. Verleden week werd in het Bois de Boulogne een dame welgevallig begluurd door nieuwsgierige Parisiennes. De wandelaarster droeg een tailor-made wandelcostuum van zilvergrijs homespun met vest van kersroode tafzijde; een groote hoed van wit-en-zwarte tule weelderig bedekt met kersen voltooide het toilet. * * * Schatry'ke Amerikaansche vrouwen en jonge meisjes betwisten elkaar tegen fabelachtige prijzen het bezit van een of ander kleedingstuk afkomstig uit de garderobe der koninginweduwe van Italië. De »parel van Savoy'e" Mar gereta was haar leven lang een geraffineerd ijdeltuitje. De afschuwelyke moord gepleegd op haar echtgenoot Umberto, heeft haar doen afzien van pracht en praal. Zij wil de rouwkleeding bly ven dragen. Alle kleurige hoeden, mantels en japonnen heeft zij aan haar hof dames geschonken. Alles is in handen geraakt van opkoopers, waarschijnlijk buiten de konink lijke goedkeuring om ! En de verkoopers maken kostelijke zaken l Wat zullen zy' de authentieke stukken zorgvuldig bewaren en een vooreerst niet uitgeputte reeks van nagemaakte japonnen, hoeden en mantels aan de markt brengen! Geen vlotter koopsters van aristocratische goederen, dan de volbloed-democratische Amerikaan sche. Men denke aan het rijke, jonge Ameri kaansche meisje uit het werk van Louis Couperus «Langs lynen van geleideiy'kheid." Zij deinsde voor moeite noch kosten terug om in 't bezit te geraken van snippertjes kant of zy'de afkomstig van vorstelyke gewaden. Onlangs is te Zürich een hospitaal voor vrouwen en kinderen geopend, waar een vrouwelijke arts aan het hoofd staat. Even eens worden de zieken uitsluitend door vrouwelijke geneeskundigen behandeld. Aan het ziekenhuis is een opleidingsschool voor verpleegsters verbonden. * * * Met instemming deelen wy mede dat er een tweede vrouw tot arrondissement-school opziener is benoemd, n.l. Mevrouw de Wed. W. W. F. Veenhoven-van Hasselt te Vlieland in het arrondissement Texel. (Belang en Hecht, redactrice Henriette van der Mey). * * * Marie Studholme, de glorie van het Criteriontheater, was op haar rondreis door Amerika, gelyktydig met de fransche danseres Cléo de Mérode in New-York. Ten einde de dames met elkaar in kennis te brengen, hadden eenige bewonderaars een schitterend lunch voor haar besteld in het Waldorf Hotel. Wy werden naar vrye, Amerikaansche opvatting met ons beidjes alleen gelaten, zei Marie Studholme die het incident onlangs aan een Engelschen reporter meedeelde; we konden echter geen woord met elkaar wisselen. De beeldschoone Cléo spreekt geen woord Engelsch en ik ken geen sikkepitje van 't Fransen ... Wat heeft u toen gedaan ? Het eenige wat we doen kónden, zwygen en eten. CAPBICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl