Historisch Archief 1877-1940
6
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1256
1901
pn. ets.
1900
pil. ets.
1S90 .
pn. ets.
Mcdan Tak mpij. 433S 149 3581 119 3418 104,
Am»t Deli Cy... 663-) 160 10013 142 0181 160
ISieuwe Asabau
Tab. mpij. pi. m. 8000 131 6503 140 4142 11?
Deli Langkat
Tabak mpij.... 2011156 1735 90 923 171
Amsterd. Sumatra
Cultuur mpij.. 1030 114 2859 69 2318 111
Tab. mpij. Kwala
Pessilam 728103 1137 98 683121
langkut Tab. mij. 34?J 107 3324 101 3694 105
Tabak mij. Namoe
Djawic 3SS 150 868 76 599140
United Laukat
Plantaeions Cy. 6:!!7 1?1 .V230 l.'SO 5430 121
Kamwnia Clf. mij. K.SJll'J 2675 861723 97
Tabak mpij.
Kumboeng 710 81 1100 79
Tab. mij. Lnngkat
Sockavaiida 1232 9S 1642 78 815 82
Drli Plantage mij. 110 90 18191201838 75
PadaiiïCult. mij. 5'. 17 Si 728 110
Sum. Cult. mpij.. 1311 117 Ifiö4 108 1490 108
Langst
tubuksbouw mpij 701 49
Rotterdam, 3 inschrijvingen.
Kolt. Deli mpij. 4180 152 4677 126 6388 126
Tabaks nipij.
Arendsburg... 10416 131 1055fi 111 11313 112
Deli Cult. mpij.. 5771 118 7158 68 4381 75
Heli Padang mij. 610 l ?
De scheepvaart-mpiien geven aanleiding om
der lezers aandacht te vestigen op de uitgifte
van een half millioen 4 pets. oblig. tegen 99
pet. door de Koninklijke West-Indische
Maildïenst. De inschrijving zal gedaaii kunnen
worden op aanst. Donderdag by de
AssaciatieCassa. Op den Isten Augustus moet worden
gestort. Het aandelenkapitaal dezer mpy.
bedraagt twee millioen; hiervan is ruim l >J
millioen gestort. De hier bedoelde uitgifte
is de tweede helft van de leening groot een
milJioen, waartoe in 1890 besloten is. Van de
leening van 1889, aanvankelijk groot /1,2
millioen is nog slechts 61A ton in omloop.
Het dividend van '00 was ?57,50 betaalbaar
geweest op no. l,'J.
In den petroleutnhoek was het ook nog al
stil. Het productiecijfer voor Juni -van de
oliebronnén in Hannover was niet gunstig.
Dat bewy'st evenwel niet veel. De verbetering
in de noteering is dan ook niet bevreemdend.
De groote vermindering in het productiecyfer
van Bibi Eybat petroleum Co. zal wel in
verband staan met dea achteruitgang in den
pry's van het product. De aandeelhouders
mochten in 1900 de schaar niet gebruiken ;
zou hun dat voor 1901 wel worden toegestaan.
Het schy'nt me minstens twijfelachttig. De lage
koers van 20 pCt. voor de Holl. Kumeensche
petroleummpy ontmoedigt de hoop op een
gunstige regeling met de mpij sCernavida".
Voor de russische petroleumondernemingen is
het niet gunstig dat de Standard OH Compai y
de petroleumgrondsn in Japan heeft aange
kocht. Het voornemen schijnt te bestaan om
den verkoop van russische petroleum in Japan,
Korea en Mandtjoerye hevige concurrentie
aan te doen. Zie de rozen en niet de doornen
waarvan de vorige week gesproken werd.
In de groep der mijnbouw-mpyen vind ik
hooger genoteerd Guyana Goud Placer alsmede
Kwand. Soem. De aand. Noord Celebes
retireerden evenwel met den snelpas van 40 tot 34.
Reden ? De kas zo;: uitgeput wezen en boven
dien zou er schuld zijn. Dat ziet er niet
mooi uit. Toch is -'O pet. ook by'zonder weinig.
De volgende week komen enkele jaarverslagen
fan deze aan de orde,
in de buitengewone algemeene vergadering
Tan de mpy Soemalata op 29 Juli a. s. komt
een voorstel aan de orde tot wyziging van
eenige bepalingen der statuten en tot uitgifte
van ? 500 OCO nieuwe aandeelen, waarvan
/ 300 000 zal worden bestemd tot intrekking
van de tegenwoordige obligatieleening.
De obligatièn N. Z. A. S. M. zijn sedert de
vorige kroniek wat vooruitgegaan in prijs en
wel van 88 tot 90. In de politisch-historische
herinnering van den vorigen keer vond ik
gelegenheid den houders wat goeden moed
toe te spreken.
Overmorgen houdt ook de Amsterdamsche
beurs vacantie. Veel pleizier !
G o es, 18 Juli 1901. D. STIGTEK.
PHiiniiiiiMiiiiiiiiiiiiiniimininmiiMiiiiiliimuiiniiniiiiiiiiiiiiiiiiiim?
?nuiiiiiiiiiuiiiiiniiiniiiiiniiiiiiimiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiH
Aan de Redactie van He Amsterdammer.
Amsterdam.
Werkelijk mijnheer de redacteur, nu gaat
do heer Van der Pek (in uw nommer van den
7den) wel wat ver.
Om nu het Neurenberger r.otenkraker'jf, in
den hoek van den logger, lompen toren aan
de pakhuizenreeks, die inwendig tot beurs
wordt ingericht, om ons dat lïotenkrakerlje te
willen voorstellen »als een gebeurtenis in de
geschiedenis der bouwbeeldbouwkunst van ons
lard" «waarmee een hoogte bereikt is,
waarin de heer Van der Pek zich gelukkig
gevoeli" waarlijk, dut loopt de spuigaten
uit !
Voor weinige dagen nog mij geërgerd heb
bend aan de afdwaling van den menschelijken
geest, die op het Damrak in baksteen zich
heeft mogen uiten, voel ik mij genoopt met
kracht tegen de nieuwe excentriciteit van den
heer Van der Pek op te komer ; en wel uit vrees,
dat er volgens het spreekwoord duizend
dwaasheden uit zouden kunnen geboren
worden.
Waarom vindt de heer v. d. P. die zooge
naamde Gijsbrecht zoo voortreffelijk ?
«Omdat getracht is het beeld te houden
>binr.en den hoek aangegeven door de snijding
>van twee gevelvlakken ' -- »omdat het beeld
?gehakt is in de steenen, die als ze niet
»behakt waren, de zuivere hoeklijn van het
«?gebouw zouden vormen". -- .
En r.u nog het mooiste : «omdat het ons,
ook maar in de verste verte niet doet derken
aan een wezenlijken Gijsbrecht".
Waarlijk, dat doet het notenkrakertje in
het geheel niet ! Maar welk een opeenstapeling
van even zonderlinge als vreemdsoortige rede
nen ! Als de toren eens acht- of zeskant ware
geweest, zouden wy dan dat tGijsbrech'jc, dat
ons (helaas !) in de verste verte r.iet doet denken
aan een wezenlijken Gijsbrecht''
breeduitgetrapt gekregen hebben ? En als aan den toren
eens een ronde vorm ware te beurt gevallen,
moest het dan een verdienste geweest zijn, als
dat »Gysbrechtje, dat (ongelukkig !) in de verste
verte niet aan een wezenlijken Gysbrecht doet
denken" uit op elkaar gezette raapjes of
Edammer kaasjes had bestaan ?
En dan de lof, dat het beeld gehakt is in
de steenen, waaruit de hoek bestaat ! De
beeldhouwer zoude wellicht verdienste hebben,
wanneer hy geroepen om aan een voltooid
gebouw een Gijsbrecht te beitelen, zich had
weten te voegen in het hem verstrekte mate
riaal. Maar nu ?
Wat had belet de hoeksteenen zooveel voor
sprong te geven, dat er een flink beeld, (al
of niet op een console of een profiel) uit had
kunnen komen, en men niet, klaarblijkelijk
omdat er geen steen meer aanzat, zich heeft
moeten behelpen met het aanduiden, met het
afplatten van vormen, die er het uiterlijk aan
geven van uit plankjes te zijn samengesteld ?
De heer v. d. P. zegt dit zelf: alleen hij
beziet de pop »uit een ander standpunt": en
dat andere, dat speciaal van-der-Peksche,
in Hillegom gebroede standpunt, verleent hem
het recht »te zeggen, dat dit beeld behoort
tot het beste, wat er in Holland aan beeld
houwkunst ooit (!) gemaakt werd, en dat het
zich aansluit, bij dat van de beste, oudere
werklieden, van wier werken wij in Amsterdam
niet veel kunnen aanwijzen".
Dit laatste bestrijd ik ten zeerste. Men be
hoeft zich slechts met eenigen koekbskker,
die zich bezig houdt met het vervaardigen van
St. Nicolaasgoed in betrekking te stellen,
om volledig bevredigd te worden.
Er is bovendien niet de minste noodzake
lijkheid het Gijsbrechtje (»dat in de verste
verte enz.) niet in een uitgespaarde nis te
zetten ! Waarom een kraagsteen, waarvan ons
de beeldhouwers aller tyden zoo schoone
voorbeelden hebben nagelaten, plotseling voor
onzen tyd niet meer geschikt is, waarom men
dan tot tweedehands beeldhouwwerk afdaalt
dat zegt ons de Hillegommer kunstkriticus
ook niet. Daar zal wel weer een bijzonder
standpunt achter zitten !
Doch genoeg van al het geschetter !
Wanneer er niet gevaar was, dat meeningen
als die van den heer v. d. P., even ongemo
tiveerd, even eenzijdig, of' door de gril van.
het oogenblik ingegeven, evenzeer berustend
op ditzelfde byzondere standpunt, die de heer
v. d. I', den lof van het Gijsbrechtie (>dat in
de verste verte ons niet aan een wezenlyken
Gijsbrecht doet denken'') doet uitbazuinen,
wanneer er niet gevaar was, dat zulke nonsens
beginselen nog verder doordringen, nog verdere
gevolgen hebben, als de misdaad van kunst
schennis, waartoe men in Amsterdam, in een
onbewaakt oogenblik, de hand leende, ik zou
my' niet de moeite geven er tegen op te komen.
»'t Is omdat zulk een hoogte bereikt is" (ik
gebruik hier met een kleine variatie de slot
woorden van den Ilillegomscben
bouwbeeldhouwkunst-beoordeelaar), dat ik nnj, zelf
bouwmeester zijnde, hoogst crgelukki;; gevoel.
»'t Is omdat ik mij over zulk werk ; Is Hol
lander schaam", dat ik mij heb neergezet om
voor 't oogenblik slechts een korte weerlegging
van 's heeren v. d. l'.'s elucubratie neer te
schrijven.
Brussel, 11 Juli 1901. J. GOSSUIAI.K.
ANTWOORD.
Geachte heer Gosschalk!
In mijn artikeltje over den Gijsbrecht heb
ik aangegeven hoe Zijl en Berlage,
samenwerkerd, na tal van minder goede oplossingen
gekomen zijn tot den Gysbrecht, die de conse
quente oplossing is van den, in bouw-beeld
houwwerk, opgelosten hoek van een gebouw.
Ik heb omschreven waarom ik die oplossing
mooi vond. Ik heb er op gewezen dat de Gijs
brecht niet was een poging tot het geven van
een min of meer waarschijnlijk portret; dat
het werk dus niet verwant is aan portret
sculptuur maar zich wat karakter, wat lijnen
en vlakken en schaduwen betreft aansluit bij
de architectuur. Aan het slot heb ik vermeld
dat er velen zullen gevonden worden die
allerlei eigenschappen in het beeld als fouten
zullen aanmerken, maar dat ik, die in deze zaak
niet oordeel naar de eischen aan
portretsculptuur verbonden, doch raar die van
bouw-beeldhouwkunst, het beeld dus bekijk
van een bepaald standpunt, en het, van
daar uit bezien, zeer belangrijk vind en het
indeel !>ij het beste van wat onze
bouwbeeldhoudkunst ooit heeft voortgebracht,
Nu blijkt mij, geachte heer, dat u behoort
tot hen die niet op mijn standpunt staan, iets,
wat mij, gegeven uwe werken, in 't minst niet
verwondert.
Wilt ge mij nu ernstig weerleggen, dan zult
ge moeten aantoonen, dat de Gijsbrecht niit
is dat wat ik beweer, dat hij niet is de conse
quente oplos-sirg van een hoek, dat het beeld
rnet vlak gehouden is, dat de schaduwen niet
geconcentreerd zijn op enkele punten en dat
het beeld iccl op een persoonlijken Gijsbrecht
gelijkt.
Of, n zoudt de zaak ook van con anderen
kant kunnen aanpakken, door aan te tooren
dat al de door mij aangegeven kwaliteiten in
strijd zijn met die welke bouw-beeldhouwwerk
moet hebben en dat juist een dergelijk beeld
buiten den hoek behoort te staan op een console
en als een pop ; verder dat het behoort ge
maakt te worden met verwaarloozing der be
paalde, uit den bouw resulteerende vlakken ;
verder dat men de schaduw- en lichtpartijen
niet had moeten corcentreeren maar juist had
moeten verspreiden over het beeld ; en boven
dien dat een waarschijnlijke gelijkenis zeer
gewenscht ware geweest en dat Zijl dus iets
had moeten maken dat geleek op het portret
van Gijsbrecht van Amstel.
Op hetgeen ge thans schrijft is niet te ant
woorden. Het eerige in uw schrijven dat op
een argument lijkt, zou kunnen zijn uwe
insinuatie dat de GijsbrecM zoo gehakt werd
<>omdat er geen steen meer aanzat" en dat het
beeld daarom behandeld werd op de vlakke
wijze waarop het behandeld is. Doch hierin
zijt ge mis. Het beeld was voor den aanvang
van den bouw reeds zoo ontworpen als het nu
geworden is.
De poging die ge doet om mijn kritiek be
lachelijk te maken is zeer karakteristiek ; ge
zijt er zóó goed in gestaagd dat ik er zelf
hartelijk om heb moeten lachen en u dan ook
gaarne mededeel dat uwe wijze van
polemiseeren mij kostelijk heeft geamuseerd. Maar
toch spijt het mij in uw geschrift, geen
enkel degelijk argument tegen mijn bewe
ringen te unden, war.t juist dit ware mij nog
veel aargenamer geweest. Veroorloof dus, ge
achte heer, den Hillegomschen bouw-beeld
houwkunst-beoordeelaar, dat hij, zondereenige
poging tot weerlegging van uw bizonder ge
schrift, afscheid van u neemt, en tevens dat
de man, die zijn nonsens beginselen wel eens
in dit blad uitbazuint, u langs dezen weg zijn
minzame groeten naar Brussel zendt.
Hillegom, 15 Juli 1901. J. E. v. D. PEK.
Aan de Redaktie van bet Weekblad
De Amsterdammer.
M. de Red.!
De ondergeteekende verzoekt beleefdelijk op
name van het onderstaande.
In het (slot)artikel over: Evenredige en
ongeëvenredigde vertegenwoordiging" in het
laatste nummer van het Weekblad, treft men
de volgende zinsnede aan:
»Nu moge het waar zyn dat de houding van
sommige voormannen dier partij (de S. D. A. P.
nl.) niet geschikt is geweest veel sympathie
op te wekken; dat hun regeeringssysteem in
ons land slechts een beperkt aantal aanhangers
vindt, dit alles mocht geen reden zijn deze groep
burgers door overmacht dood te drukken enz."
Het zij mij vergund den schrijvi-r van boven
genoemde artikelen, den heer H. H. Jr. te
verzoeken in het eerstvolgend nummer, zoo
het kan n:ede te deelen wat hij bedoelde met
het eerste gedeelte van de door mij om der
volledigheidswille geheel geciteerde zin van
zyn artikel. En dit wel door hem nader aan
getoond, met eenig materieel bewijs.
Sympathie en antipathie zyn gevoelens welke
zich in den regel moeielijk laten ontleden en
het zal voor de sociaal-demokraten iets zijn
wat zij wel zullen weten te overleven, wanneer
den heer II. II. Jr. shunne houding'1 niet ge
schikt virdt om veel i-ympathie te wekken."
Maar dat doet hier niets ter zake. Hier staat
het bij den heer II. II. Jr. zóó, alsof dezen
heer het bedoelt, dat het optreden van da
sociaal-demokraten, natuurlijk worden hier,
hél voorzichtiglijk «sommige voormannen" ge
noemd, er eigenlyk naar was, dat men bij de
jorgste gemeenteraadsverkiezirgen te Amster
dam, ging men alleen volgens zijn gevoti van
wraakzucht te werk, met reden de beruchte
uiisluitingstaktiek op hen mocht toepassen.
Ik geloof, M. de Red., dat de politieke
eerlijkheid, waarvoor ook den heer II. II. Jr.
meent te moeten opkomen, hier gebiedt, nadere
aanduiding te geven van deze uiting en het
bewijs bij te brenger, dat de sociaal-demo
kraten bij de jongste algemeene verkiezings
strijd, zoowel in de hoofdstad als elders in 't
geneele land, door hunne houding het recht
zouden verbeurd hebben, te worden gerekend
tot eene politieke groep, waarmede samen
werking niet mogelijk is.
Dat de S. D. A. P. bij de jongste politieke
stiijd bier te lande, óii^c de pauij waarbij de
tycuputhkün den heer H. 11. Jr. in zoo sterke
rnate schijnen te wezen, de vrijz.-demokrateu
nl. heeft bestreden, gelijk zij uit ailo burger
partijen deed, is haar immers door geen enkel
onbevangen politiek man als een fout aan te
rekenen ? l at de bestrijding van genoemde
partij, harerzijds soms zeer siherp is geweest.
is 't best terug te voeren op de lioudn;g van
«sommige voorrr.annai." dier partij reeds van
af' den aanvang der verkiezingsstrijd, door
hunne waukelmoedige houding ten opzichte
j van het eerste pui,t der strijJ, nl. Grondwets
herziening, maar heeft natuurlijk met i-ympathie
of dergelyke gevoelens niets te maken.
Men strijdt nu eenmaal in de politiek niet,
om een of andere politieke partij of groep
aangenaam te wezen.
Maar alleen dan, wanneer men kan bewijzen,
dat de sociaal-demokraten in den jongsten
strijd gebezigd hebben: ongeoorloofde middelen
tegenover politieke tegenstanders; wanneer men
met de bewijzen in de hand kan aantoonen,
dat de verkiezirgsstrijd door hen niet is ge
streden op principieele wijze; dat er persoon
lijkheden door hen zijn gebezigd tegenover
candidaten, vrijz. demokratische als anderen,
die dezen in hun persoonlijk leven als anders
zins aantastten; kortom dat zij den strijd op
onwaardige wijze hebben gevoerd, eerst dar,
zeg ik, heeft men het recht uitdrukkingen te
bezigen als den heer.H. II. Jr. deed.
Eerder nog zouden de sociaal-demokraten
reden hebben zich te beklagen over eene on
waardige bestrijding her, by'v. bij de jongste
gemeenteraadsveikiezirgen te Amsterdam van
de zijde der anti-revolutionairer, zoowel als
van die der vrijz.-demokraten aangedaan. Ja,
voornamelijk wel van de zijde der laatsten.
Want niet genoeg dat de Jaatsten,
desociaaldemokraten hier ter stede n. t'Je uitsloten van
de gelegenheid, om een hun toekomend aan
tal eigen vertegenwoordigers in den Ilaad te
brenger, vonden zij het nog betamelijk, den
ali.'.us verzwakten en verlamden tegenstander,
in ingezonden stukken in de lagbladen en in
manifester, bovendien een aantal trappen op
den kop toe te dienen.
Maar dit nu verder daargelaten. Voor de
sociaal-demokraten is de politieke strijd, slechts
eene afspiegeling van de in de maatschappij
onzer dagen bestaanden klasse! strijd en zij zijn
genoegzaam in dien strijd gehard, om weinig
last te hebben van teergevoeligheid, ook waar
het ben- zelve betreft.
Maar de aangehaalde zinsnede uit het artikel
van den heer II. II. Jr., liever wat daarin
tusschen de regels door te lezen is, raakt
hunre politieke eer en de eerlijkheid gebiedt,
dat zv worde bewezen of teruggenomen.
Al is men het, gelijk den heer II. H. Jr.,
nut eens met hun «regeeringst-ystcem'', daarom
beeft men nog r;iet het reclit, de parlij der
»S. D. A. l', ers", voor joun alistiek vogelvrij
te houden en hen alles maar naar bet hoofd
te werpen, wat voor den mond komt.
Met dank voor de \ laatsing,
Hoogachtend,
Jus. L'"jru!T.
De heer Jos. Loopuit leest meer in de ge
wraakte zir snede dan ik tchreef en heb willen
schrijven.
»\Yaar vindt de geachte inzender toch" dat
de sociaaldemocraten bij den jongsten
algemeenen verkiezingsstrijd, zoowel in de hoofdstad
als elders in het geheele Jand door hun houding
het recht zouden verbeurd hebben te worden
gerekend tot een politieke groep, waarmede
j samenwerking niet mogelijk is ?"
Eerlijk gezegd begrijp ik niet hoe't mogelijk
is een dergelijke conclusie uit mijn betoog te
trekken. Hoe kan de heer Loopuit toch op 't
denkbeeld komer, dat ik min of meer de
houding der geallieerden wilde goedpraten,
j waar ik deze integendeel beneden alle cntiik
vond !
Ik vermoed dat de heer Loopuit vlug leest
en vlug schrijft.
Hij stelt mij in den aanvang van zijn stuk
een vraag, doch kan het niet over zich ver
krijgen mijn antwoord af te wachten. Hij maakt
dat zelf al door deze zinsnede:
»Hier staat het bij den heer H. H. Jr. zóó,
alsof deze heer het zoo bedoelt... enz."
Maar die «bedoeling" is in ;t geheel de mijne
niet geweest, zoodat de rest van 's heeren
Loopuit's schrijven een strijd is tegen wind
molens, waarbij allerminst ondergeteekende
hem zal tegenspreken.
»De houding van sommige voormannen der
S. D. A. P. is niet geschikt geweest veel sym
pathie op te wekken." Uit heb ik geschreven,
niets meer maar ook niets minder.
In mijn eerste artikel over E. V. schreef ik
reeds dat op den dag der verkiezirg alleen
de krachten der partijen moeten gemeten wor
den, doch dat vóór dien tijd propaganda voor
de ideeën moet zyn gemaakt.
Het »minder sympathieke" was dan ook door
mij opgemerkt, niet tijdens de verkiezingen,
doch by verschillende gelegenheden er voor.
Ik geraak hier echter op hoogst gevaarlijk ter
rein, daar ik op de grens van het persoonlijke
komen moet. Want letterlijk was hier mijn
meening: niet de geheele ^. D. A. P. vind ik
artipathiek maar wel degelijk eenige personen,
die in deze op den voorgrond treden.
Antipathiek vond ik de voormannen der
partij als ze bij onderlinge twisten hun tegen
stander uitmaakten voor al wat laag en gemeen
was en Jat^r weer de beste maatjes waren.
(Troelstra en Poutsma).
Antipathiek vond ik de houding van sommige
journalisten, die toen 't or.largs in de mode
kwam eensklaps bij hoofjes tot de partij toe
traden, zonder dat hun geschrijf en handelingen
tot dusver in 't minst hadden doen vermoeden,
dat zij vaa socialistische ideeën zwanger gin
gen. Waarbij dient te worden opgemerkt dat
slechts een gedeelte in de partij vond wat zij
wenschte te vinden en de rtst later weer van
kleur veranderde.
Antipathiek vond ik ook de wijze van schrij
ven van erkels leaders, die in hun geschriften
steeds meer dan duidelijk lieten doorschemeren
dat hunne overtuiging de eenige ware was en
al hun tegenstanders ter kwader trouw wsren.
Ar.tipathiek vind ik ruimer rondkijkend dan
binnen de grerzen van ons kleine lam'je
de houdirg van sommige Duitscbe socialistische
kameileden, die het onbeschofte optreden van
den heer Wilhelm von Hohenzollern jegens
president Kruger in bescherming durfden nemen.
Artipathirk vind ik de Waalsche socialisten
die de Evenredige Vertegei.woordigirg uit het
partijprogram willen schrappen en daardoor
toonen qua karakter Liet beter te zijn dan de
anderen.
Ik zou zoo door kunnen gaan maar de heer
r.oopuit zal begrijpen dat ik dan bet Kiimler
gewf-r.scMe pad uur per-oonlijk'aeilen zou be
treder1, hetgeen volstrekt tegen mijn bedoeling
zou zijn.
Een conclusie Jat ik de sociaal-democrr.tische
ideeën onsympathiek vind en hierop komt
het vooral aan mag de heer Loopuit echter
uit dit antwoord niet trekker, ook al ga ik
met eenige punten van hun program niet mee
en behoor ik dus niet tot hin partij.
Trouwen we zijn geheel op een dwaalweg
geraakt. Allerminst was het mijn bedoeling
dan Sochiil-Democraten iets onuargeraams to
zeggen. Maar waar ik de verbonden partijen,
en vooral die welke ook ns slecht vertegen
woordigde minderheden waren, op hun
immoreele wijze van strijden wilde wijzen, achtte ik
het gewenscht duidelijk aan te geven dat ik
niet tot de verongelijkten (in dit geval de soci
aal-democrater) behoorde en geheel als on
partijdige optrad.
Ten slotte rog dit: Waar de heer Loopuit
bij mij sympathieën voor de Vrijz. Dern.
vereeniging vermoedt is hij geheel de plank mis.
In de tegenwoordige omstandigheden zou
ik mij zelfs schamen tot die s uterie te behooren.
Dit laatste heeft wel niets met E. V. of met
sympathieke of antipathieke S-D-A-P-ers te
maken, maar toch wilde ik het zeggen.
II. II. Ju,
de
Xiet ieder uwer lezers beeft misschien >-Ons
Program" door dr. A. Kiiyper bij de hand.
Het zij mij vtrgund om uwe lezers een weinig
meer mede te deelen dan de heer Helper
Sasbrugger in uw laatste nummer deed. De
aangehaalde zin in j 7 1 luidt in haar geheel
(het gecursiveerde liet de heer H. S.
achterwegf): »->Wel zeggen we met Calvy'n, dat ook
ons, indien er dan in het afgetrokkene te
kiezen viel, de voorkeur aan de republiek
schijnt toe te komen, triji out der zonde wille,
ut vilcr handen Jut yizi'H reiliycr is te achten
dun m die tan ten itikilen jiei'foon", mits
men daaibij t-lechts in liet oof/ hoitile, dut ( 'idrijn
zijn r^jittlitük ftccds ief/ei/anr de tdisohitc *)
nujridïc/ttii-'H dii r doijen ii/iatti-t, en in deti t)roi,d
ti-tiiiii/ intilfTs dan uiifi yetemiierd Koninijschtii>
Itei/t 'bedodd.'"'
an volgt daarop terstond ^ 75, aldus aan
vangende : ; »En hiermee vanzelf tot het Ucecde
punt komende, en aldus aan de vraag toe :
.welke r<!ieiriii(i»ror>n rour ons liind voorkeur
rtrdient:"' dan schromen we geenszins uit te
spreken, dat een instandhouding van het ei felijk
stadhouderschap, onder betere grondwettige
waarborgen dan eertijds bestonden, o: s evenzoo
iii ?[ zou zijn geweest als de koniiklijke titel.
Aan titels hechten wij bijster weinig.
Lant'jes als Belgiëenz"", zie ingezonden
stuk van den heer II. S.
Ganrne had ik deze gtheele S afgeschreven.
Maar het zou te veel zijr. Men boude bij deze
S in bet oog art. l en 2 van »het Program'',
en der.ke ook bij alinea l vsn $ 7T> aan den
ttrijd voor en tegen de stadhouders, zooals ons
het jaar 1(172 leeren kan. Aan welke zijde de
antirev. zouden gestaan hebben is met het oog
op deze alina van £ 73 wel duidelijk. Al deze
aanhalingen tlfden bij mij de vraag opkomen,
cf de heer II. S. wel geheel en al juist
redeneerde.
Hoogachtend.
uw dw. abor.ré,
Resten, 1"> Juli '01. H. J. C. PIKKSOX.
*) In den text gespatieerd.
SNUIFJES.
Ik moet zeggen, dat de drukte over de
zaak- Volksdagblad wel een bewijs is, dat we
in den komkommertijd ons bevinden, en
nog meer, dat er in Amsterdam een clubje
leeft, waarvan de goede heer Floris van
Hall het zwarte beest ie.
Alles wat die man doet en gedaan heeft
wordt uitgelegd op een wijs, alsof er de
hemel aan te verdienen viel hem een klad
aan te wrijven. Zelden heb ik zoo'n stelsel
matige vervolging van den eenen burger door
den anderen gezien. Dat hij, vrijgesproken,
nog; niet in de gevangenis is gaan zit ten, wordt
hem, geloof ik, als zijn grootste fout toe
gerekend ; dat de kiezers hem naar de
Kamer wilden afvaardigen telt ook al mró
als een vergrijp door hem zelf gepleegd ;
dat hij het VolksdagU. gaarne een belangrijker
rol zou hebben laten spelen,schijnt,nu hij zoo
iets voorin ffelijks beoogde, niet veel minder
dan een misdaad te zijn ; als de nijd van
zijn belagers op den duur geen bevrediging
mocht vinden in allerlei nederlagen hem
toegebracht, men kan er op rekenen, dat
Floris Adriaansz. r,og eens op de planken
verschijnt als Onstee weleer eenvoudig,
omdat hij voor de lui, die zijn goeden kant
niet wil Je n ontdekken, zichzelf te veel
adverteert.
Nu wensch ik voor hen, die r iet he3lemaal
doof zijn, over de drie hierboven genoemde
grieven tegen mr. v. Hall toch eens in alle
bescheidenheid een woordje zeggen.
Dat iemand als hij, die een Paleis
bezit, en voor 't overige het er nogal van
kan nemen, zoodat zijn vrijheid van bewe
ging hem op geenerlei wijs tot een last is,
niet voor het pleizier van zijn minder wel
willende medeburgers zichzelf van die vrij
heid berooft, he-t is, dunkt me, alleszins
veikhsaibaar en vergetilijk. En eigenlijk
bestaat, er met r reden om dit een deugd
van hem, dan een ondeugd te roemen.
Aan zijn weigering om in zulk een mafe
den lui, die hem niet liefhebben, ter willa
te zijn, hecht ik voor mij althans groote
waarde; want stel, dat v. Hall eens het
voorbeeld had gegeven van met een schoon
register een plaats te gaan innemen achter
de tralies, van hoeveel zijden zoude allen
braven meiischen, ons zelf daaronder
geiekend, een beu?che uitnoodiging kunnen
toekomen om hem hierin te volgen ; gezwe
gen dan nog'van de lui, die werkelijk een
schree-fje op hun kerfstok hadden.
WaarJijk de slechte en nijdige me_rischeii
zijn niet reeds zoo weinig talrijk in onze
samenleving, dat het verstandig zou mogen
heeten dien weg uit te gaan.
Wat de tweede grief betreft;, 51 burgert
het genoegen te gunnen, je een geschikt
candidaat voor de Tweede Kamer te
achten ja men moet zelf wel een
beetje duivelsch van aard zijn om daarin
iets (e zoeken. Het heeft er bijzonder veel
van of men iemand vooreen pedante vlerk
zou willen uitmaken, omdat hij voor een
enkelen avond ee-n plaats in de komedie
had gekocht. Waarom zou v. Hall
b.v. ook niet eens in den engelenbak mogen
zitten of een glas bier drinken in den foyer'r
Ik ken een aantal menschen, die wezenlijk
gelooven, dat het Vaderland er bitter
onder zou lijden, als ze zelf niet vier jaar,
en liefst acht, twaalf' of twintig jaar lang
de 15innenhofsche opvoeringen bijwoonden.,
en die in staat zouden ziin zich bij de
een of andere claque te laten indeelen.
alleen om maar zeker te zijn van een fau
teuil. Maar waar de kiezers v. Hall
dan wél den rran voor vonden? Het was
voor het «vacantie houden van
kamerzitten", voor het doen van een
zomtrreis-je, zoodat hij hij zijn terugkomst zou
kunnen zeggen: //." ben ook te Cprintbe
geweest. Welke nee!oor misgunt iemand
nu zoo iets?
Maar het minst redelijk van alles vond
ik nog die derde grief'. Van Hall mocht zijn
YolkxdayUad niet gebruiken. Xu hij dit be
proefd heeft komen alle vitters uit hun ter; t.
Zijii dagblad, dat hij met zijn eigen geld
heeft gesticht en ondeihoudt. Alsof ze niet
wisten, dat de spreuk, nviens brood men eet,
diens woord men spreekt" de zielkun
dige verklaring bevat van de schoone orde,
die daar heerscht in deze maatschappij. iNeem.
dat heerlijk beginsel eens weg, en wat blijft
er op zijn plaats staan ; waar zou binnen
zeer korten tijd, de deugdelijke verhouding,
de juiste afstand zijn tusschen heer en
knecht; waar de gehoorzaamheid en de
ecibied van den arbeider jegens zijn patroon l
Gelukkig loopt dat beginsel nog niet groot
gevaar. Tot mijn vreugde las ik dezer dagen,
dat een werkgever een werkman ont
slagen had, omdat de laatste niet naar
den smaak van den eerste had gettemd.
En even als elie werkgever-patroon het
«wiens brood ge eet, diens woorel gij spreekt''
met alle kracht heelt gehandhaafd, zoo zagen
wij tot onze blijdschap ook de directie en
de commissarissen van het
Volksdayliladbereid jegens Van Hall dien regel in het oog
te houden, en hem te willen aan te be
velen tege-n zijn laaghartige redactie ir.
Maar wat baat het v. Hall, dat hij de steun
en de stut is van de maatschappelijke orde,
naar eeuwenoud gebruik en overeen
komstig het inzicht van de hoogste figuren...?
Hij is i,u eenmaal v. Hall. Ze hebben
een pik op hem hij kan geen goed
doen . . . Als ik hem was, ik gat er de
brui van, en trok naar een ander laiid.