De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 21 juli pagina 6

21 juli 1901 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

6 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1256 1901 pn. ets. 1900 pil. ets. 1S90 . pn. ets. Mcdan Tak mpij. 433S 149 3581 119 3418 104, Am»t Deli Cy... 663-) 160 10013 142 0181 160 ISieuwe Asabau Tab. mpij. pi. m. 8000 131 6503 140 4142 11? Deli Langkat Tabak mpij.... 2011156 1735 90 923 171 Amsterd. Sumatra Cultuur mpij.. 1030 114 2859 69 2318 111 Tab. mpij. Kwala Pessilam 728103 1137 98 683121 langkut Tab. mij. 34?J 107 3324 101 3694 105 Tabak mij. Namoe Djawic 3SS 150 868 76 599140 United Laukat Plantaeions Cy. 6:!!7 1?1 .V230 l.'SO 5430 121 Kamwnia Clf. mij. K.SJll'J 2675 861723 97 Tabak mpij. Kumboeng 710 81 1100 79 Tab. mij. Lnngkat Sockavaiida 1232 9S 1642 78 815 82 Drli Plantage mij. 110 90 18191201838 75 PadaiiïCult. mij. 5'. 17 Si 728 110 Sum. Cult. mpij.. 1311 117 Ifiö4 108 1490 108 Langst tubuksbouw mpij 701 49 Rotterdam, 3 inschrijvingen. Kolt. Deli mpij. 4180 152 4677 126 6388 126 Tabaks nipij. Arendsburg... 10416 131 1055fi 111 11313 112 Deli Cult. mpij.. 5771 118 7158 68 4381 75 Heli Padang mij. 610 l ? De scheepvaart-mpiien geven aanleiding om der lezers aandacht te vestigen op de uitgifte van een half millioen 4 pets. oblig. tegen 99 pet. door de Koninklijke West-Indische Maildïenst. De inschrijving zal gedaaii kunnen worden op aanst. Donderdag by de AssaciatieCassa. Op den Isten Augustus moet worden gestort. Het aandelenkapitaal dezer mpy. bedraagt twee millioen; hiervan is ruim l >J millioen gestort. De hier bedoelde uitgifte is de tweede helft van de leening groot een milJioen, waartoe in 1890 besloten is. Van de leening van 1889, aanvankelijk groot /1,2 millioen is nog slechts 61A ton in omloop. Het dividend van '00 was ?57,50 betaalbaar geweest op no. l,'J. In den petroleutnhoek was het ook nog al stil. Het productiecijfer voor Juni -van de oliebronnén in Hannover was niet gunstig. Dat bewy'st evenwel niet veel. De verbetering in de noteering is dan ook niet bevreemdend. De groote vermindering in het productiecyfer van Bibi Eybat petroleum Co. zal wel in verband staan met dea achteruitgang in den pry's van het product. De aandeelhouders mochten in 1900 de schaar niet gebruiken ; zou hun dat voor 1901 wel worden toegestaan. Het schy'nt me minstens twijfelachttig. De lage koers van 20 pCt. voor de Holl. Kumeensche petroleummpy ontmoedigt de hoop op een gunstige regeling met de mpij sCernavida". Voor de russische petroleumondernemingen is het niet gunstig dat de Standard OH Compai y de petroleumgrondsn in Japan heeft aange kocht. Het voornemen schijnt te bestaan om den verkoop van russische petroleum in Japan, Korea en Mandtjoerye hevige concurrentie aan te doen. Zie de rozen en niet de doornen waarvan de vorige week gesproken werd. In de groep der mijnbouw-mpyen vind ik hooger genoteerd Guyana Goud Placer alsmede Kwand. Soem. De aand. Noord Celebes retireerden evenwel met den snelpas van 40 tot 34. Reden ? De kas zo;: uitgeput wezen en boven dien zou er schuld zijn. Dat ziet er niet mooi uit. Toch is -'O pet. ook by'zonder weinig. De volgende week komen enkele jaarverslagen fan deze aan de orde, in de buitengewone algemeene vergadering Tan de mpy Soemalata op 29 Juli a. s. komt een voorstel aan de orde tot wyziging van eenige bepalingen der statuten en tot uitgifte van ? 500 OCO nieuwe aandeelen, waarvan / 300 000 zal worden bestemd tot intrekking van de tegenwoordige obligatieleening. De obligatièn N. Z. A. S. M. zijn sedert de vorige kroniek wat vooruitgegaan in prijs en wel van 88 tot 90. In de politisch-historische herinnering van den vorigen keer vond ik gelegenheid den houders wat goeden moed toe te spreken. Overmorgen houdt ook de Amsterdamsche beurs vacantie. Veel pleizier ! G o es, 18 Juli 1901. D. STIGTEK. PHiiniiiiiMiiiiiiiiiiiiiniimininmiiMiiiiiliimuiiniiniiiiiiiiiiiiiiiiiim? ?nuiiiiiiiiiuiiiiiniiiniiiiiniiiiiiimiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiH Aan de Redactie van He Amsterdammer. Amsterdam. Werkelijk mijnheer de redacteur, nu gaat do heer Van der Pek (in uw nommer van den 7den) wel wat ver. Om nu het Neurenberger r.otenkraker'jf, in den hoek van den logger, lompen toren aan de pakhuizenreeks, die inwendig tot beurs wordt ingericht, om ons dat lïotenkrakerlje te willen voorstellen »als een gebeurtenis in de geschiedenis der bouwbeeldbouwkunst van ons lard" «waarmee een hoogte bereikt is, waarin de heer Van der Pek zich gelukkig gevoeli" waarlijk, dut loopt de spuigaten uit ! Voor weinige dagen nog mij geërgerd heb bend aan de afdwaling van den menschelijken geest, die op het Damrak in baksteen zich heeft mogen uiten, voel ik mij genoopt met kracht tegen de nieuwe excentriciteit van den heer Van der Pek op te komer ; en wel uit vrees, dat er volgens het spreekwoord duizend dwaasheden uit zouden kunnen geboren worden. Waarom vindt de heer v. d. P. die zooge naamde Gijsbrecht zoo voortreffelijk ? «Omdat getracht is het beeld te houden >binr.en den hoek aangegeven door de snijding >van twee gevelvlakken ' -- »omdat het beeld ?gehakt is in de steenen, die als ze niet »behakt waren, de zuivere hoeklijn van het «?gebouw zouden vormen". -- . En r.u nog het mooiste : «omdat het ons, ook maar in de verste verte niet doet derken aan een wezenlijken Gijsbrecht". Waarlijk, dat doet het notenkrakertje in het geheel niet ! Maar welk een opeenstapeling van even zonderlinge als vreemdsoortige rede nen ! Als de toren eens acht- of zeskant ware geweest, zouden wy dan dat tGijsbrech'jc, dat ons (helaas !) in de verste verte r.iet doet denken aan een wezenlijken Gijsbrecht'' breeduitgetrapt gekregen hebben ? En als aan den toren eens een ronde vorm ware te beurt gevallen, moest het dan een verdienste geweest zijn, als dat »Gysbrechtje, dat (ongelukkig !) in de verste verte niet aan een wezenlijken Gysbrecht doet denken" uit op elkaar gezette raapjes of Edammer kaasjes had bestaan ? En dan de lof, dat het beeld gehakt is in de steenen, waaruit de hoek bestaat ! De beeldhouwer zoude wellicht verdienste hebben, wanneer hy geroepen om aan een voltooid gebouw een Gijsbrecht te beitelen, zich had weten te voegen in het hem verstrekte mate riaal. Maar nu ? Wat had belet de hoeksteenen zooveel voor sprong te geven, dat er een flink beeld, (al of niet op een console of een profiel) uit had kunnen komen, en men niet, klaarblijkelijk omdat er geen steen meer aanzat, zich heeft moeten behelpen met het aanduiden, met het afplatten van vormen, die er het uiterlijk aan geven van uit plankjes te zijn samengesteld ? De heer v. d. P. zegt dit zelf: alleen hij beziet de pop »uit een ander standpunt": en dat andere, dat speciaal van-der-Peksche, in Hillegom gebroede standpunt, verleent hem het recht »te zeggen, dat dit beeld behoort tot het beste, wat er in Holland aan beeld houwkunst ooit (!) gemaakt werd, en dat het zich aansluit, bij dat van de beste, oudere werklieden, van wier werken wij in Amsterdam niet veel kunnen aanwijzen". Dit laatste bestrijd ik ten zeerste. Men be hoeft zich slechts met eenigen koekbskker, die zich bezig houdt met het vervaardigen van St. Nicolaasgoed in betrekking te stellen, om volledig bevredigd te worden. Er is bovendien niet de minste noodzake lijkheid het Gijsbrechtje (»dat in de verste verte enz.) niet in een uitgespaarde nis te zetten ! Waarom een kraagsteen, waarvan ons de beeldhouwers aller tyden zoo schoone voorbeelden hebben nagelaten, plotseling voor onzen tyd niet meer geschikt is, waarom men dan tot tweedehands beeldhouwwerk afdaalt dat zegt ons de Hillegommer kunstkriticus ook niet. Daar zal wel weer een bijzonder standpunt achter zitten ! Doch genoeg van al het geschetter ! Wanneer er niet gevaar was, dat meeningen als die van den heer v. d. P., even ongemo tiveerd, even eenzijdig, of' door de gril van. het oogenblik ingegeven, evenzeer berustend op ditzelfde byzondere standpunt, die de heer v. d. I', den lof van het Gijsbrechtie (>dat in de verste verte ons niet aan een wezenlyken Gijsbrecht doet denken'') doet uitbazuinen, wanneer er niet gevaar was, dat zulke nonsens beginselen nog verder doordringen, nog verdere gevolgen hebben, als de misdaad van kunst schennis, waartoe men in Amsterdam, in een onbewaakt oogenblik, de hand leende, ik zou my' niet de moeite geven er tegen op te komen. »'t Is omdat zulk een hoogte bereikt is" (ik gebruik hier met een kleine variatie de slot woorden van den Ilillegomscben bouwbeeldhouwkunst-beoordeelaar), dat ik nnj, zelf bouwmeester zijnde, hoogst crgelukki;; gevoel. »'t Is omdat ik mij over zulk werk ; Is Hol lander schaam", dat ik mij heb neergezet om voor 't oogenblik slechts een korte weerlegging van 's heeren v. d. l'.'s elucubratie neer te schrijven. Brussel, 11 Juli 1901. J. GOSSUIAI.K. ANTWOORD. Geachte heer Gosschalk! In mijn artikeltje over den Gijsbrecht heb ik aangegeven hoe Zijl en Berlage, samenwerkerd, na tal van minder goede oplossingen gekomen zijn tot den Gysbrecht, die de conse quente oplossing is van den, in bouw-beeld houwwerk, opgelosten hoek van een gebouw. Ik heb omschreven waarom ik die oplossing mooi vond. Ik heb er op gewezen dat de Gijs brecht niet was een poging tot het geven van een min of meer waarschijnlijk portret; dat het werk dus niet verwant is aan portret sculptuur maar zich wat karakter, wat lijnen en vlakken en schaduwen betreft aansluit bij de architectuur. Aan het slot heb ik vermeld dat er velen zullen gevonden worden die allerlei eigenschappen in het beeld als fouten zullen aanmerken, maar dat ik, die in deze zaak niet oordeel naar de eischen aan portretsculptuur verbonden, doch raar die van bouw-beeldhouwkunst, het beeld dus bekijk van een bepaald standpunt, en het, van daar uit bezien, zeer belangrijk vind en het indeel !>ij het beste van wat onze bouwbeeldhoudkunst ooit heeft voortgebracht, Nu blijkt mij, geachte heer, dat u behoort tot hen die niet op mijn standpunt staan, iets, wat mij, gegeven uwe werken, in 't minst niet verwondert. Wilt ge mij nu ernstig weerleggen, dan zult ge moeten aantoonen, dat de Gijsbrecht niit is dat wat ik beweer, dat hij niet is de conse quente oplos-sirg van een hoek, dat het beeld rnet vlak gehouden is, dat de schaduwen niet geconcentreerd zijn op enkele punten en dat het beeld iccl op een persoonlijken Gijsbrecht gelijkt. Of, n zoudt de zaak ook van con anderen kant kunnen aanpakken, door aan te tooren dat al de door mij aangegeven kwaliteiten in strijd zijn met die welke bouw-beeldhouwwerk moet hebben en dat juist een dergelijk beeld buiten den hoek behoort te staan op een console en als een pop ; verder dat het behoort ge maakt te worden met verwaarloozing der be paalde, uit den bouw resulteerende vlakken ; verder dat men de schaduw- en lichtpartijen niet had moeten corcentreeren maar juist had moeten verspreiden over het beeld ; en boven dien dat een waarschijnlijke gelijkenis zeer gewenscht ware geweest en dat Zijl dus iets had moeten maken dat geleek op het portret van Gijsbrecht van Amstel. Op hetgeen ge thans schrijft is niet te ant woorden. Het eerige in uw schrijven dat op een argument lijkt, zou kunnen zijn uwe insinuatie dat de GijsbrecM zoo gehakt werd <>omdat er geen steen meer aanzat" en dat het beeld daarom behandeld werd op de vlakke wijze waarop het behandeld is. Doch hierin zijt ge mis. Het beeld was voor den aanvang van den bouw reeds zoo ontworpen als het nu geworden is. De poging die ge doet om mijn kritiek be lachelijk te maken is zeer karakteristiek ; ge zijt er zóó goed in gestaagd dat ik er zelf hartelijk om heb moeten lachen en u dan ook gaarne mededeel dat uwe wijze van polemiseeren mij kostelijk heeft geamuseerd. Maar toch spijt het mij in uw geschrift, geen enkel degelijk argument tegen mijn bewe ringen te unden, war.t juist dit ware mij nog veel aargenamer geweest. Veroorloof dus, ge achte heer, den Hillegomschen bouw-beeld houwkunst-beoordeelaar, dat hij, zondereenige poging tot weerlegging van uw bizonder ge schrift, afscheid van u neemt, en tevens dat de man, die zijn nonsens beginselen wel eens in dit blad uitbazuint, u langs dezen weg zijn minzame groeten naar Brussel zendt. Hillegom, 15 Juli 1901. J. E. v. D. PEK. Aan de Redaktie van bet Weekblad De Amsterdammer. M. de Red.! De ondergeteekende verzoekt beleefdelijk op name van het onderstaande. In het (slot)artikel over: Evenredige en ongeëvenredigde vertegenwoordiging" in het laatste nummer van het Weekblad, treft men de volgende zinsnede aan: »Nu moge het waar zyn dat de houding van sommige voormannen dier partij (de S. D. A. P. nl.) niet geschikt is geweest veel sympathie op te wekken; dat hun regeeringssysteem in ons land slechts een beperkt aantal aanhangers vindt, dit alles mocht geen reden zijn deze groep burgers door overmacht dood te drukken enz." Het zij mij vergund den schrijvi-r van boven genoemde artikelen, den heer H. H. Jr. te verzoeken in het eerstvolgend nummer, zoo het kan n:ede te deelen wat hij bedoelde met het eerste gedeelte van de door mij om der volledigheidswille geheel geciteerde zin van zyn artikel. En dit wel door hem nader aan getoond, met eenig materieel bewijs. Sympathie en antipathie zyn gevoelens welke zich in den regel moeielijk laten ontleden en het zal voor de sociaal-demokraten iets zijn wat zij wel zullen weten te overleven, wanneer den heer II. II. Jr. shunne houding'1 niet ge schikt virdt om veel i-ympathie te wekken." Maar dat doet hier niets ter zake. Hier staat het bij den heer II. II. Jr. zóó, alsof dezen heer het bedoelt, dat het optreden van da sociaal-demokraten, natuurlijk worden hier, hél voorzichtiglijk «sommige voormannen" ge noemd, er eigenlyk naar was, dat men bij de jorgste gemeenteraadsverkiezirgen te Amster dam, ging men alleen volgens zijn gevoti van wraakzucht te werk, met reden de beruchte uiisluitingstaktiek op hen mocht toepassen. Ik geloof, M. de Red., dat de politieke eerlijkheid, waarvoor ook den heer II. II. Jr. meent te moeten opkomen, hier gebiedt, nadere aanduiding te geven van deze uiting en het bewijs bij te brenger, dat de sociaal-demo kraten bij de jongste algemeene verkiezings strijd, zoowel in de hoofdstad als elders in 't geneele land, door hunne houding het recht zouden verbeurd hebben, te worden gerekend tot eene politieke groep, waarmede samen werking niet mogelijk is. Dat de S. D. A. P. bij de jongste politieke stiijd bier te lande, óii^c de pauij waarbij de tycuputhkün den heer H. 11. Jr. in zoo sterke rnate schijnen te wezen, de vrijz.-demokrateu nl. heeft bestreden, gelijk zij uit ailo burger partijen deed, is haar immers door geen enkel onbevangen politiek man als een fout aan te rekenen ? l at de bestrijding van genoemde partij, harerzijds soms zeer siherp is geweest. is 't best terug te voeren op de lioudn;g van «sommige voorrr.annai." dier partij reeds van af' den aanvang der verkiezingsstrijd, door hunne waukelmoedige houding ten opzichte j van het eerste pui,t der strijJ, nl. Grondwets herziening, maar heeft natuurlijk met i-ympathie of dergelyke gevoelens niets te maken. Men strijdt nu eenmaal in de politiek niet, om een of andere politieke partij of groep aangenaam te wezen. Maar alleen dan, wanneer men kan bewijzen, dat de sociaal-demokraten in den jongsten strijd gebezigd hebben: ongeoorloofde middelen tegenover politieke tegenstanders; wanneer men met de bewijzen in de hand kan aantoonen, dat de verkiezirgsstrijd door hen niet is ge streden op principieele wijze; dat er persoon lijkheden door hen zijn gebezigd tegenover candidaten, vrijz. demokratische als anderen, die dezen in hun persoonlijk leven als anders zins aantastten; kortom dat zij den strijd op onwaardige wijze hebben gevoerd, eerst dar, zeg ik, heeft men het recht uitdrukkingen te bezigen als den heer.H. II. Jr. deed. Eerder nog zouden de sociaal-demokraten reden hebben zich te beklagen over eene on waardige bestrijding her, by'v. bij de jongste gemeenteraadsveikiezirgen te Amsterdam van de zijde der anti-revolutionairer, zoowel als van die der vrijz.-demokraten aangedaan. Ja, voornamelijk wel van de zijde der laatsten. Want niet genoeg dat de Jaatsten, desociaaldemokraten hier ter stede n. t'Je uitsloten van de gelegenheid, om een hun toekomend aan tal eigen vertegenwoordigers in den Ilaad te brenger, vonden zij het nog betamelijk, den ali.'.us verzwakten en verlamden tegenstander, in ingezonden stukken in de lagbladen en in manifester, bovendien een aantal trappen op den kop toe te dienen. Maar dit nu verder daargelaten. Voor de sociaal-demokraten is de politieke strijd, slechts eene afspiegeling van de in de maatschappij onzer dagen bestaanden klasse! strijd en zij zijn genoegzaam in dien strijd gehard, om weinig last te hebben van teergevoeligheid, ook waar het ben- zelve betreft. Maar de aangehaalde zinsnede uit het artikel van den heer II. II. Jr., liever wat daarin tusschen de regels door te lezen is, raakt hunre politieke eer en de eerlijkheid gebiedt, dat zv worde bewezen of teruggenomen. Al is men het, gelijk den heer II. H. Jr., nut eens met hun «regeeringst-ystcem'', daarom beeft men nog r;iet het reclit, de parlij der »S. D. A. l', ers", voor joun alistiek vogelvrij te houden en hen alles maar naar bet hoofd te werpen, wat voor den mond komt. Met dank voor de \ laatsing, Hoogachtend, Jus. L'"jru!T. De heer Jos. Loopuit leest meer in de ge wraakte zir snede dan ik tchreef en heb willen schrijven. »\Yaar vindt de geachte inzender toch" dat de sociaaldemocraten bij den jongsten algemeenen verkiezingsstrijd, zoowel in de hoofdstad als elders in het geheele Jand door hun houding het recht zouden verbeurd hebben te worden gerekend tot een politieke groep, waarmede j samenwerking niet mogelijk is ?" Eerlijk gezegd begrijp ik niet hoe't mogelijk is een dergelijke conclusie uit mijn betoog te trekken. Hoe kan de heer Loopuit toch op 't denkbeeld komer, dat ik min of meer de houding der geallieerden wilde goedpraten, j waar ik deze integendeel beneden alle cntiik vond ! Ik vermoed dat de heer Loopuit vlug leest en vlug schrijft. Hij stelt mij in den aanvang van zijn stuk een vraag, doch kan het niet over zich ver krijgen mijn antwoord af te wachten. Hij maakt dat zelf al door deze zinsnede: »Hier staat het bij den heer H. H. Jr. zóó, alsof deze heer het zoo bedoelt... enz." Maar die «bedoeling" is in ;t geheel de mijne niet geweest, zoodat de rest van 's heeren Loopuit's schrijven een strijd is tegen wind molens, waarbij allerminst ondergeteekende hem zal tegenspreken. »De houding van sommige voormannen der S. D. A. P. is niet geschikt geweest veel sym pathie op te wekken." Uit heb ik geschreven, niets meer maar ook niets minder. In mijn eerste artikel over E. V. schreef ik reeds dat op den dag der verkiezirg alleen de krachten der partijen moeten gemeten wor den, doch dat vóór dien tijd propaganda voor de ideeën moet zyn gemaakt. Het »minder sympathieke" was dan ook door mij opgemerkt, niet tijdens de verkiezingen, doch by verschillende gelegenheden er voor. Ik geraak hier echter op hoogst gevaarlijk ter rein, daar ik op de grens van het persoonlijke komen moet. Want letterlijk was hier mijn meening: niet de geheele ^. D. A. P. vind ik artipathiek maar wel degelijk eenige personen, die in deze op den voorgrond treden. Antipathiek vond ik de voormannen der partij als ze bij onderlinge twisten hun tegen stander uitmaakten voor al wat laag en gemeen was en Jat^r weer de beste maatjes waren. (Troelstra en Poutsma). Antipathiek vond ik de houding van sommige journalisten, die toen 't or.largs in de mode kwam eensklaps bij hoofjes tot de partij toe traden, zonder dat hun geschrijf en handelingen tot dusver in 't minst hadden doen vermoeden, dat zij vaa socialistische ideeën zwanger gin gen. Waarbij dient te worden opgemerkt dat slechts een gedeelte in de partij vond wat zij wenschte te vinden en de rtst later weer van kleur veranderde. Antipathiek vond ik ook de wijze van schrij ven van erkels leaders, die in hun geschriften steeds meer dan duidelijk lieten doorschemeren dat hunne overtuiging de eenige ware was en al hun tegenstanders ter kwader trouw wsren. Ar.tipathiek vind ik ruimer rondkijkend dan binnen de grerzen van ons kleine lam'je de houdirg van sommige Duitscbe socialistische kameileden, die het onbeschofte optreden van den heer Wilhelm von Hohenzollern jegens president Kruger in bescherming durfden nemen. Artipathirk vind ik de Waalsche socialisten die de Evenredige Vertegei.woordigirg uit het partijprogram willen schrappen en daardoor toonen qua karakter Liet beter te zijn dan de anderen. Ik zou zoo door kunnen gaan maar de heer r.oopuit zal begrijpen dat ik dan bet Kiimler gewf-r.scMe pad uur per-oonlijk'aeilen zou be treder1, hetgeen volstrekt tegen mijn bedoeling zou zijn. Een conclusie Jat ik de sociaal-democrr.tische ideeën onsympathiek vind en hierop komt het vooral aan mag de heer Loopuit echter uit dit antwoord niet trekker, ook al ga ik met eenige punten van hun program niet mee en behoor ik dus niet tot hin partij. Trouwen we zijn geheel op een dwaalweg geraakt. Allerminst was het mijn bedoeling dan Sochiil-Democraten iets onuargeraams to zeggen. Maar waar ik de verbonden partijen, en vooral die welke ook ns slecht vertegen woordigde minderheden waren, op hun immoreele wijze van strijden wilde wijzen, achtte ik het gewenscht duidelijk aan te geven dat ik niet tot de verongelijkten (in dit geval de soci aal-democrater) behoorde en geheel als on partijdige optrad. Ten slotte rog dit: Waar de heer Loopuit bij mij sympathieën voor de Vrijz. Dern. vereeniging vermoedt is hij geheel de plank mis. In de tegenwoordige omstandigheden zou ik mij zelfs schamen tot die s uterie te behooren. Dit laatste heeft wel niets met E. V. of met sympathieke of antipathieke S-D-A-P-ers te maken, maar toch wilde ik het zeggen. II. II. Ju, de Xiet ieder uwer lezers beeft misschien >-Ons Program" door dr. A. Kiiyper bij de hand. Het zij mij vtrgund om uwe lezers een weinig meer mede te deelen dan de heer Helper Sasbrugger in uw laatste nummer deed. De aangehaalde zin in j 7 1 luidt in haar geheel (het gecursiveerde liet de heer H. S. achterwegf): »->Wel zeggen we met Calvy'n, dat ook ons, indien er dan in het afgetrokkene te kiezen viel, de voorkeur aan de republiek schijnt toe te komen, triji out der zonde wille, ut vilcr handen Jut yizi'H reiliycr is te achten dun m die tan ten itikilen jiei'foon", mits men daaibij t-lechts in liet oof/ hoitile, dut ( 'idrijn zijn r^jittlitük ftccds ief/ei/anr de tdisohitc *) nujridïc/ttii-'H dii r doijen ii/iatti-t, en in deti t)roi,d ti-tiiiii/ intilfTs dan uiifi yetemiierd Koninijschtii> Itei/t 'bedodd.'"' an volgt daarop terstond ^ 75, aldus aan vangende : ; »En hiermee vanzelf tot het Ucecde punt komende, en aldus aan de vraag toe : .welke r<!ieiriii(i»ror>n rour ons liind voorkeur rtrdient:"' dan schromen we geenszins uit te spreken, dat een instandhouding van het ei felijk stadhouderschap, onder betere grondwettige waarborgen dan eertijds bestonden, o: s evenzoo iii ?[ zou zijn geweest als de koniiklijke titel. Aan titels hechten wij bijster weinig. Lant'jes als Belgiëenz"", zie ingezonden stuk van den heer II. S. Ganrne had ik deze gtheele S afgeschreven. Maar het zou te veel zijr. Men boude bij deze S in bet oog art. l en 2 van »het Program'', en der.ke ook bij alinea l vsn $ 7T> aan den ttrijd voor en tegen de stadhouders, zooals ons het jaar 1(172 leeren kan. Aan welke zijde de antirev. zouden gestaan hebben is met het oog op deze alina van £ 73 wel duidelijk. Al deze aanhalingen tlfden bij mij de vraag opkomen, cf de heer II. S. wel geheel en al juist redeneerde. Hoogachtend. uw dw. abor.ré, Resten, 1"> Juli '01. H. J. C. PIKKSOX. *) In den text gespatieerd. SNUIFJES. Ik moet zeggen, dat de drukte over de zaak- Volksdagblad wel een bewijs is, dat we in den komkommertijd ons bevinden, en nog meer, dat er in Amsterdam een clubje leeft, waarvan de goede heer Floris van Hall het zwarte beest ie. Alles wat die man doet en gedaan heeft wordt uitgelegd op een wijs, alsof er de hemel aan te verdienen viel hem een klad aan te wrijven. Zelden heb ik zoo'n stelsel matige vervolging van den eenen burger door den anderen gezien. Dat hij, vrijgesproken, nog; niet in de gevangenis is gaan zit ten, wordt hem, geloof ik, als zijn grootste fout toe gerekend ; dat de kiezers hem naar de Kamer wilden afvaardigen telt ook al mró als een vergrijp door hem zelf gepleegd ; dat hij het VolksdagU. gaarne een belangrijker rol zou hebben laten spelen,schijnt,nu hij zoo iets voorin ffelijks beoogde, niet veel minder dan een misdaad te zijn ; als de nijd van zijn belagers op den duur geen bevrediging mocht vinden in allerlei nederlagen hem toegebracht, men kan er op rekenen, dat Floris Adriaansz. r,og eens op de planken verschijnt als Onstee weleer eenvoudig, omdat hij voor de lui, die zijn goeden kant niet wil Je n ontdekken, zichzelf te veel adverteert. Nu wensch ik voor hen, die r iet he3lemaal doof zijn, over de drie hierboven genoemde grieven tegen mr. v. Hall toch eens in alle bescheidenheid een woordje zeggen. Dat iemand als hij, die een Paleis bezit, en voor 't overige het er nogal van kan nemen, zoodat zijn vrijheid van bewe ging hem op geenerlei wijs tot een last is, niet voor het pleizier van zijn minder wel willende medeburgers zichzelf van die vrij heid berooft, he-t is, dunkt me, alleszins veikhsaibaar en vergetilijk. En eigenlijk bestaat, er met r reden om dit een deugd van hem, dan een ondeugd te roemen. Aan zijn weigering om in zulk een mafe den lui, die hem niet liefhebben, ter willa te zijn, hecht ik voor mij althans groote waarde; want stel, dat v. Hall eens het voorbeeld had gegeven van met een schoon register een plaats te gaan innemen achter de tralies, van hoeveel zijden zoude allen braven meiischen, ons zelf daaronder geiekend, een beu?che uitnoodiging kunnen toekomen om hem hierin te volgen ; gezwe gen dan nog'van de lui, die werkelijk een schree-fje op hun kerfstok hadden. WaarJijk de slechte en nijdige me_rischeii zijn niet reeds zoo weinig talrijk in onze samenleving, dat het verstandig zou mogen heeten dien weg uit te gaan. Wat de tweede grief betreft;, 51 burgert het genoegen te gunnen, je een geschikt candidaat voor de Tweede Kamer te achten ja men moet zelf wel een beetje duivelsch van aard zijn om daarin iets (e zoeken. Het heeft er bijzonder veel van of men iemand vooreen pedante vlerk zou willen uitmaken, omdat hij voor een enkelen avond ee-n plaats in de komedie had gekocht. Waarom zou v. Hall b.v. ook niet eens in den engelenbak mogen zitten of een glas bier drinken in den foyer'r Ik ken een aantal menschen, die wezenlijk gelooven, dat het Vaderland er bitter onder zou lijden, als ze zelf niet vier jaar, en liefst acht, twaalf' of twintig jaar lang de 15innenhofsche opvoeringen bijwoonden., en die in staat zouden ziin zich bij de een of andere claque te laten indeelen. alleen om maar zeker te zijn van een fau teuil. Maar waar de kiezers v. Hall dan wél den rran voor vonden? Het was voor het «vacantie houden van kamerzitten", voor het doen van een zomtrreis-je, zoodat hij hij zijn terugkomst zou kunnen zeggen: //." ben ook te Cprintbe geweest. Welke nee!oor misgunt iemand nu zoo iets? Maar het minst redelijk van alles vond ik nog die derde grief'. Van Hall mocht zijn YolkxdayUad niet gebruiken. Xu hij dit be proefd heeft komen alle vitters uit hun ter; t. Zijii dagblad, dat hij met zijn eigen geld heeft gesticht en ondeihoudt. Alsof ze niet wisten, dat de spreuk, nviens brood men eet, diens woord men spreekt" de zielkun dige verklaring bevat van de schoone orde, die daar heerscht in deze maatschappij. iNeem. dat heerlijk beginsel eens weg, en wat blijft er op zijn plaats staan ; waar zou binnen zeer korten tijd, de deugdelijke verhouding, de juiste afstand zijn tusschen heer en knecht; waar de gehoorzaamheid en de ecibied van den arbeider jegens zijn patroon l Gelukkig loopt dat beginsel nog niet groot gevaar. Tot mijn vreugde las ik dezer dagen, dat een werkgever een werkman ont slagen had, omdat de laatste niet naar den smaak van den eerste had gettemd. En even als elie werkgever-patroon het «wiens brood ge eet, diens woorel gij spreekt'' met alle kracht heelt gehandhaafd, zoo zagen wij tot onze blijdschap ook de directie en de commissarissen van het Volksdayliladbereid jegens Van Hall dien regel in het oog te houden, en hem te willen aan te be velen tege-n zijn laaghartige redactie ir. Maar wat baat het v. Hall, dat hij de steun en de stut is van de maatschappelijke orde, naar eeuwenoud gebruik en overeen komstig het inzicht van de hoogste figuren...? Hij is i,u eenmaal v. Hall. Ze hebben een pik op hem hij kan geen goed doen . . . Als ik hem was, ik gat er de brui van, en trok naar een ander laiid.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl