De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 1 september pagina 1

1 september 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 1262 DE AMSTEEDAMMEB A°. 190L WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerensracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden /' 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indie per jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/» Dit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dea Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag l September. Advertentiën van t?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.50 Reclames per regel 0.4-0 Annonces uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RÜDOLF MOSSB te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. I N H O 17 D. VAN VEEEE EN VAN NABIJ: Een ministerie van Landbouw (en Nijverheid), door dr. G. \V. B. Bezuiniging op de uitgaven voor de landsverde diging, (I), door V- Toeten en blazen". Vereenigingsrecht. Het bezoek van den czar aan Frankrijk. SOCIALE AANGELEGEN HEDEN : Arbeids-departementen, (III), door S. KUNST EN LETTEREN: Naar Aanleiding van de iDriejaarlijksehe" te Antwerpen' door Pol de Mont. Bonw- en Sierkunst, door W. S. Tentoonstelling van Oost en West". (II), door B. W. P. Jr. Mededeelingen, door E. W. P. Jr. Babel, door W. G. van Nouhuys. Hol land und Deutschland, Wandlnngen und Vorurtheile, Antrittsrede von dr. E. F. Kossmann, Privatdocent an der Universitat Leiden, beoordeeld door mr. J. A. Levy. Boekaankondiging FEUIL LETON : Grootvader's Kanaries, door J. F. de Witt, UI. RECLAMES. - VOOB DAMES: De stichting Coopersburg" te Akkram, (I), door G. C. Stellingwerf' Jentink. Mien reize noa de stad", door Nolles van de Mulderieje".?? Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. PINANOIEELE EN OECONOMISCBE KBONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES: Durand en Cie." Naar het Fransch van Henry de Forge. INGEZONDEN. PEN- EN POTLOODKKAS3EN. ADVER TENTIËN. Een ministerie van Landbouw (en Nyverheid). Enkele dagen geleden vermeldde de Staatscourant het aftreden op zijn verzoek van den heer J. C. Sickesz, als directeurgeneraal van Landbouw. Toen in den tijd der vorige verkiezingen er van de zijde van den landbouw op werd aangedrongen om de belangen van dezen lak van aijverheid, die tot dien tijd over verscnillende departementen waren verdeeld, te vereenigen tot n tak van bestuur, werd als reden, om daarmee een directeurgeneraal te belasten, aangevoerd, dat de behartiging op die wijze meer stationair zou kunnen zijn en bij wisseling van ministers om politieke redenen zulk een ambtenaar niet noodwendig telkens zou behoeven heen te gaan, te gelijk met zijn onmiddellijken chef. De eerste thans genomen proef heeft bewezen, dat diegenen, die destijds hun stem ten gunste dezer regeling lieten hooren, hebben gerekend buiten den waard, namelijk den tegenwoordigen titularis; nauwelijks nog was de uitslag bekend der nieuwe verkiezingen voor de Tweede Kamer en stelde deze een wijziging van het Minis terie in het vooruitzicht of de directeurgeneraal van Landbouw was de eerste, die liet weten, dat hij heenging »zijn portefeuille ter beschikking stelde1', had ik bijna geschreven. Er is reden tot de vrees, dat dit ante cedent als voorbeeld aanstekelijk zal werken in de tekomst, doch dan vervalt daarmede ook een der hoofdargumenten, waarom indertijd door velen deze betrekking werd verkozen boven een afzonderlijk Ministerie van Landbouw. Ook op andere wijze is bij deze proef thans gebleken, dat het laatste de voorkeur verdient. Het optreden van den directeurgeneraal als regeeringscommissaris ter verdediging van wetsontwerpen tegenover de volksvertegenwoordiging heeft zich in niets onderscheiden van de wijze, waarop de hoofden van departementen zich plegen te doen hooren; van verschillende hande lingen, benoemingen, begrootingsposten enz. scheen meer de directeur-generaal een portefeuille-kwestie te maken dan de minister, die de officieele verantwoordelijk heid droeg en zoo was er enkele jaren in zake landbouwaangelegenheden een minis ter, die men ziet en een die men niet ziet, ten minste niet als zoodanig. Misschien heeft de persoonlijkheid van den eersten titularis voor deze gewichtige betrekking eenigen schuld daaraan, omdat hij zich niet goed kon schikken of tevreden stellen met de rol van eersten ambtenaar, doch het is meer waarschijnlijk, dat. juist de belangen, die zulk een directeurgeneraal van Landbouw heeft te behar tigen, zóó gewichtig zijn, zóó ingrijpend in het volksleven en verband houdend met de algemeene welvaart, dat het niet goed mogelijk is alleen een hoofdambtenaar als deskundige daarmede te belasten, wat het wezen der zaken aangaat, en toch een chef de verantwoordelijkheid te doen dragen. Hoe dit zij; ieder die de loop van zaken op dit punt gevolgd heeft, zal het hebben toegejuicht, toen de dagbladen reeds in den beginne mededeelden, dat de nieuwe kabinetsformeerder er aan dacht een afzon derlijk Ministerie van Landbouw op te richten. Later is er niets meer van vernomen en ook de titels van de nieuwe Ministers wijzen niet op eenige verandering; toch kan het zijn, dat de geruchten omtrent een departement van Arbeid en Nijverheid in de toekomst be vestigd worden en een Minister van Land bouw daarin ligt opgesloten; mocht dit zoo zijn dan juichen wij ook dit gewijzigde plan van ganscher harte toe. Ten allen tijde heeft in Nederland »de Handel" zijn stem weten te doen hooren en zijn beteekenis in het licht doen stellen ter verwerving van rijkdommen voor een deel der bevolking althans; niet zelden aanspraken en reehten ontleenende aan dit vermogen tot vermeerdering der wel vaart; van nog veel hooger gewicht en voor een veel grooter deel der bevolking is echter de ontwikkeling van den Landbouw. Juist de laatste tien a twaalf jaren hebben bewezen tot welke krachtsinspan ning deze in staat is en hoe zijne beoefe naars, goed geleid en voorgelicht, zijn ge bleken in staat te zijn het hoofd te bieden aan den ondergang, die hen bedreigde door de ontzaglijke vermindering van de prijzen der granen, wier teelt het hoofd middel van bestaan voor hen was, van ouder tot ouder, vele geslachten lang. Door wijziging der cultuur, door geheele ver andering van stelsels en vooral ook door toepassing der practische wetenschap heb ben de landbouwers in Nederland den dreigenden ondergang weten te bezweren; het is echter noodig, om niet in vorige toestanden terug te vallen, dat op dien zelfden weg worde en kan worden voort gegaan, dat door een waakzame regeering alles worde opgezocht en aangewend, waar door en waarbij aan de beoefenaars van eenigen tak van landbouw de gelegenheid worde opengesteld hun kennis en krachten doelmatig aan te wenden tot verhooging van 's lands welvaart en de productiviteit van den bodem. Duizende hectaren gronds leveren nog slechts spaarzame producten, vaak omdat een enkele factor ontbreekt, die ze tot de hoogste productiviteit kan opvoeren, duizende hectaren liggen woest en ledig, die slechts wachten op een nijvere hand om ze tot vruchtbaar land te ontginnen, duizende dorpsbewoners, die gebrek aan werk of hoop op vooruitgang ook in de toekomst naar de groote centra zal drijven om er vaak het proletariaat te vermeer deren, zullen met vreugde terugblijven op het platteland, wanneer, wat mogelijk is, zij er zich een nuttigen werkkring geopend zien. Inderdaad een minister, die het behar tigen van zulk een taak aanvaardt zal er zijn handen aan vol hebben en te eerder, wanneer hij ook »de Nijverheid" in zijne bemoeiingen betrekt; meer dan Buitenl. Zaken, Justitie en Oorlog zeker heeft hij recht op een afzonderlijk departement. Teteringen, 7 Aug. G. W. B. Bezuiniging op de uitgaven voor de landsverdediging. Motto : '/ootaiig de zaleen blijven zooals ze nu zijn, u er niel i-eel op de oorlugsbi-t/rooling Ie bezuinigen" (Seyffardt Gids 1897.)' I. uNaar men verzekert zou het in de plannen der nieuwe Regeering liggen een enquête te doen instellen naar de uitgaven voor de landsverdediging, ten einde te onderzoeken, of geen bezuiniging aan te brengen is zonder de belangen dier verdediging ook maar eenigszins te schaden." Van dat bericht, afkomstig uit Het Centrum zal voorzeker met de meeste belangstelling zijn kennis genomen. Het aangegeven middel toch wordt door zeer velen in den lande als het hoog noodige en tevens als het zekerste middel be schouwd om verschillende belangrijke onderwerpen de land- en zeemacht betreffende tot eene goede oplossing te brengen en de natie de over tuiging te schenken, dal de bezuiniging op de uitgaven voor de Departementen van Oorlog en Marine daarna onmogelijk is. Te meer is dit noodig omdat de jongste wijzigingen in de militiewet zeker eene meerdere uitgave van n millioen per jaar tengevolge zullen hebben, daar gelaten nog de enorme kosten, welke de nieuwe legerorgauisate na zich zal slepen. De aanstaande oorlogsbegrooting zal omtrent een en ander vermoedelijk wel eeaig licht ont steken. De uitgaven voor de landmacht over 1901 zijn begroot op f 22 710,429 en voor de zee macht op ? 16,657,693 801/2- Rekent men daarbij de voormelde hoogere uitgaven, dan voorzeker bestaat er alle aanleiding om te trachten be zuinigingen aan te brengen. De vraag is echter hoe die bezuinigingen te verkrijgen of wel de stellige zekerheid te erlan gen dat bezuinigen bepaald onmogelijk is. De tot dusver daarvoor aangewende middelen hebben geen dod getroffen. In den regel worde jaarlijks, bij de behan deling van de begroetingen, in het algemeen, en van die van de departementen van Oorlog en van Marine in het bijzonder, getracht bezui nigingen aan te brengen. De uitkomsten daar van waren echter zeer gering. En dat kan ook niet anders. Iemand die het gehesle raderwerk der beide departementen niet overziet kan moeielijk met degelijke en afgeronde voorstellen tot bezuiniging voor den dag komen. Het valt de bij de voorstellen betrokken Ministers dan ook niet moeielijk zich daarvan af te maken. Als voorbeeld daartoe kan dienen de gemakkelijke wijze waarop de Minisier van Uorlog Eland ?ich, bij de behandeling van de begrootii g voor 1901, afmaakte van eenige (waar onder zeer degelijke) voorstellen tot bezuiniging, welke waren opgenomen in de Nieuwe Rotterdamsche Cou-ant eu waarop van de zijde der Tweede Kamer van de Staten-Generaal werd aangeslagen. Bovendien is er gewoonlijk te weinig tijd voor eene grondige bespreking van verschillende aangelegenheden waartoe de militaire bfgrootingen aanleiding geven. De artikelen van die be grootingen worden in den regel afgeroffald om net. maar eens plat uit te drukken. Evenni'n hadden een gunstig gevolg de stem men welke uit het leger zelf opgingen ea deze waren vele om op verschillende punten bezuiniging te verkrijgen. Ook die hebben geen doel getn ff.;u. Eindelijk hebben de voorstanders van het stel sel om gebruik te maken van alle krachten in de weerbare bevolking voorhanden en in ver band daarmede eene goedkoopere legerorganisatie te verkrijgen schipbreuk geleden. Uit het vorenstaande valt duidelijk afteleiden, dat het eenige overgebleven middel om te trach ten bezuinigingen op verschillende onderdeelen van het militaire raderwerk aautebrengen is het instellen van eene euquêre-commissie, hoofd zakelijk bestaande nit leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zoodanige commis sie kan zich alle zoowel mondelinge als schriftelijke inlichtingen doen verstrekken, ook van de zijde der beide militaire departe menten. Zij kan verschillende autoriteiten, ambtenaren en deskundigen hooren en alzoo de zaken van alle kanten bekijken en tot eene conclusie komen omtrent de vraag of er op een of aoder ooderdeel al dan niet valt te bezui nigen en door welke maatregelen. Vooral aan het onder eede" hooren van de verschillende personen moet groote waarde wor den gehecht. De volgende onderwerpen komen voor een zoodanig onderzoek in aanmerking. Het vereenigen van de Departementen van Oorlog en Marine onder n Departement van landsverdediging". Het beginsel, aan dezen maatregel ten grond slag liggende, is niet Meuw. Reeds in het jaar 1S13 moet daaraan gedacht zijn. Immers van dat jaar tot 1830 stond aan het hoofd van het Departement van Oorlog een Commissaris, (of Intendant) Generaal tot het jaar 1843 toen List werd benoemd tot Minister. Werkte tot voor weinige jaren ieder Depar tement geheel op zijn eigen houtje, in den lateren tijd is daarin verbetering gekomen. In belangrijke defeLsiezaken is samenwerkirjg ge komen. Daarmede is zeer zeker wat gewonnen. Tot eeue vereenigirjg van beide genoemde Departementen, wier taak zoo nauw aan elkan der verwant is, kwam het echter niet. De daar door zeer zeker te verkrijgen bezuiniging wordt dan ook nog steeds gemist. De opperste leiding van de verdediging des lands moet volgens zeer veel deskundigen noodwendig in céne hand rusten. Alleen daar door zou het mogelijk worden het ingewikkelde vraagstuk deugdelijk oplelossen en elke geld verspilling te voorkomen, zoo wordt beweerd. Daartoe waren de eigenlijke beheerszaken van beide Departementen in banden te stellen van Commissarissen-Generaal. Eene vereeniging van beide Departementen wordt intusschen alleen dan mogelijk geacht, indien de persoon, met de opperste leiding belast, een zeer kundig man zij uit een stuk, die hoog staat voor zichzelf eu voor zijne ondergeschikten. Hij moet het beneden zijne waardigheid achten aan beuzelachtige dingen zijn kostbaren tijd te besteden. Het instellen van militaire Technische Comités. Het is zeker niet gewaagd te beweren, dat zoowel zij, die in de laatste jaren deel uit maken van de Zee eu Landmacht als de belas tingschuldigen, zich bekommerd maken over het groot aantal veranderingen, hetwelk voorname lijk op technisch gebied het leger rakende aan de orde van den dag is. Niet alleen toch wordt daardoor de schatkist op groote, dikwijls onnoodige uitgaven gejaagd, maar wat erger is, de belatgrijkste legerzaken geraken daardoor op losse schoenen, welke omstandigheid al weder aanleiding is van vele uitgaven. Herhaaldelijk heeft dit onderwerp een punt van overweging uitgemaakt doch daarbij bleef het. Toch zou het een zegen voor het leger en niet minder voor de schatkist wezen, indien de in vroeger jaren bestaan hebbende stabiliteit zij het dan ook in mindere mate kon teiugkeeren. Om daartoe te geraken zou het in de eers'e plaats noodig zijn, dat alle voorstellen, welke bij het Departement van Oorlog inkomen en de regelingen welke daarvan uitgaan, naar behooren werden onderzocht en voorbertii door daartoe alleszins geschikte personen. Deze toestand zou, naar vtler meening, alleen te verkrijgen zijn, indien zoowel voor de landals voor de zeemacht comités werden ingesteld zooals sedert jaren in andere landen bestaan. Deze technische militaire comités hebben de bestemming de vorderingen van wetenschap en techniek na te gaan, ten einde deze, voor zoo veel mogelijk, aan algemeene oorlogsdoeleinden dienstbaar te kunnen maken, meer in list bij zonder wordt hierbij echter het oog gevestigd op zaken betreffende het wapen der artillerie, dat der genie, telegraphie, spoorwegen, intendance en dat van den geneeskundigen dienst. Als wetenschappelijk en technisch hulporgaan is b.v. aan het Oostenrijksche Ministerie van Oorlog een comitéop gemeld gebied, belast met het onderzoek en de goedkeuring van die aangelegenheden, waarbij zaakkundige en weten schappelijke studiën, adviezen of proeven ge vorderd worden. Het heeft tot taak uitvindingen of voorstellen op technisch gebied te onderzoeken en of zelfstandig proeven te nemen, of wel daaraan zijne medewerking te verleenen. Voorts bebooren tot de werkkring van het comitéde vereischte voorstellen ter verbetering van de krijgsmiddelen, als uitvloeisel van voorafgaande studiën en proeven, aan het M'iiisterie van Oorlog in te dienen. De, voor den technischen dienst in het alge meen, doch in het bijzonder de voor de art'llerie, de technische troepen, de genie en de intendance benoodigde reglementen en voorschriften moet het bedoelde comitéop grond van wetenschap pelijke ondervinding en der opgedane ervaring deels zelf samenstellen, deels tot de samenstelling daarvan medewerken of wel van zijn goedkeuring worden voorzien. Ojk is een zaakkundig onderzoek, benevens goedkeuring van gewichtige bevestigingsontwerpt n en plannen van groote militaire gebouwen aan het comitéopgedragen en verstrekt het aaa het legerbestuur de noodige statistische over zichten van door de korpsen en inrichtingen ingezonden opgaven. Door periodieke geschriften verbreidt het nuttige kennis in wijder kring. Naast comités, in voormelden zin samenge steld, bestaat b.v. voor het Fransche leger (met zetel Parijs) eene commissie, welke onder de Ministeries van Oorlog en Marine ressorteert. Zij draagt den naam van //commission d'tsatnen des iuventions interessant les armées de terre et de uier." De aan zoodanige comités verbonden uitgaven zijn luttel omdat daardoor, bij de bestaande organisatie, aan de commandanten der divisiën infanterie, de commandanten der vesting- en bereden artillerie, tal van hoofdofficieren van den generalen staf, der vesting-artillerie en der infanterie een zeer nuttige werkkring ware te verschaffen. Het aanschaffen van levensbehoeften voor de land- en voor de zeemacht. Tot dusverre gaan de Departementen van Oorlog en van Marine op dit punt ieder hun eigen weg. Toch zou het voordeelig zijn indien daarbij samenwerking bestond. De hoofdartikelen waren op de voordeeligste wijze, hetzij door aankoop uit de hand, hetzij door middel van openbare aanbesteding aan te schaffen en te Amsterdam in voorraad op te leggen. Ieder Departement zou uit den voorraad het noodige kunnen patten. Vooral op de arti kelen graan voor de bakkerijen, peulvruchten, rijst, e. a. zou veel voordeel verkregen worden, daar de aanscbaliiag in het groot en uit de eerste hand zou kunnen geschieden en het schoonmaken onder eigen beheer plaats vinden. Ook het artikel haver" voor de legerpaarden zou in het groot moeten worden aangeschaft, onder eigen beheer worden gezuiverd en onder houden, om daarna de verschillerde garnizoenen van het noodige te voorzien. Niet alleen dat daardoor belangrijk voordeeliger prijzen zouden verkregen worden, maar vooral ook zou het hoofdbestuur verzekerd zijn, dat steeds haver van goede kwaliteit aan de legerpaarden werd verstrekt, welke zekerheid nu volstrekt niet bestaat wegens de gebrekkige keuring van de fourageartikelen in het algemeen. De legerpaarden zouden door dien maatregel langer bruikbaar zijn dan nu het geval is en dus belangrijk bezuinigd worden. Eene eventueele approviandeering van de Stelling van Amsterdam zou door zoodanigen maatregel bijzonder gebaat zijn. Onbegrijpelijk komt het voor dat hiertoe nog niet werd overgegaan De minister Eland, die jaren achtereen commandant van de Stelling van Amsterdam is geweest, moet toch wel ge weten hebben hoe onverantwoordelijk het thans met deze aangelegenheid staat. Zeer zeker zullen dadelijke uitgaven aan ge zegden maatregel verbonden zijn 1) al ware het alleen maar om een voorraad levensmiddelen voor man en paard aan te schtfftn, doch op den duur zou die maatregel zeker hooge interesten afwerpen. (Wordt vervolgd.) * * * 1) Naar verluidt heeft deze omstandigheid den minister Eland teruggehouden tot voor melden hoogst nuttigen maatregel over te gaan. Toeten en blazen". Naar aanleiding van onze artikelen Socialisten in het Parlement heeft de redac teur van het Vaderland eenige zinnetjes neergeschreven, die wij onzen lezers niet onthouden willen. t De Amsterdammer daarentegen schijnt in die beweging van liet socialisme eeu uiting van ontwakend politiek besef te zien. Voor dit blad, dat in zijn philippica's zelf nogal eens het door slaand bewijs geeft van alle besef van Let poli tiek bereikbare te missen, zijn de li bei alen immers niets anders dan een troepje, dat slechts zorgt voor bestendiging der privileges van eigen coterie, dat er slechts op uit is vriendjes aan postjes te helpen, dat beginselloos, harteloos en willoos is. Tegenover zoo bevooroordeelde critiek is het een volkomen ijdel pogen in dit blad de bodemlooze oppervlakkigheid zijner beschouwin gen, de schromelijke onbillijkheid zijner beschul digingen onder 't oog te brengen. Wij zullen dat dan ook niet beproeven. Maar wat wonder, waar iemand die beter weten moest, aldus schrijft, dat de mannen uit de kleine burgerij en den middenstand, die niet genoeg onderlegd zijn en niet genoeg vrijen tijd hebben om zich reken schap te geven van hetgeen de Staat is en de Staat doen kan, met graagte zulke critiek over nemen en overloopen tot een partij, die een ieder, die 't minder breed heeft, een verbetering van 1-otstoestand voorspiegelt ? Volkomen onwa&r is het natuurlijk, gelijk nu voorgesteld wordt, dat de kleine burgerij steeds zwaarder belastingen moet dragen en steeds minder daarvoor krijgt. 1) Maar in elk geval de kunst om van den Staat wel wat te krijgen en niets aan dea Staat te geven, moet nog uitgevonden worden. De hervormers van het slag van de Amsterdammer" geven voedsel aan de opvatting, dat de Slaat is h?t een of ander mvstisch wezen, dat alles kan, dat als het maar wil een ieder met weldaden overladen kan, dat uit niets een wereld van welvaart en geluk kan scheppen. En als een dergelijke opvatting veld wint en de scharen voert in de armen der sociaal-democratie, dan heet dat ontwaken van het politiek besef! »De tijd zal komen, ook al is hij misschien nog verre, dat de massa ontwaken zal tot eea booger politiek besef en het veel gesmade libe ralisme, spijt zijn tekortkomingen, door ons ook nimmer verheeld, zal eeren voor hetgeen het heeft tot stand gebracht en voorbertii." Hieraan ging nog vooraf de volgende uitspraak : »De sterke aanwas van het aantal soci alistische stemmen en de toeneming van het aantal socialistische afgevaardigden, wordt door de (Groene) Amsterdammer en de Standaard beiden beschouwd als het bankroet van het liberalisme, als het begin van den val der eens zoo machtige partij." \) Hierbij zij het vergund enkele opmer kingen te maken. Dat wij geschreven zouden hebben, in het toenemen van het aantal socialisten in de Kamer, het begin van den val van de liberale partij te zien, is ten eenenmale onjuist. We mogen deze vergissing den heer Van Blom wel niet al te euvel duiden, daar hij den politieken strijd der laatste twintig jaren niet heeft meegemaakt, maar beter tehuis is de geschiedenis der libe rale partij, zou hij weten, dat zijn partij reeds lang stond te kantelen en haar even wicht had verloren, zoodat het begin van haren val onmogelijk dateeren kan van 1901! Wij schreven : »de afval van het libe ralisme is nog pas in zijn begin." M. a. w, dus, dat de paAij die sedert lang aan het tuimelen is, nu slinkt door het over loopen van liberalen naar 't socialisme, en dat deze afval nog maar pas in zijn begin was. Volgens dienzelfden heer zouden wij be weerd hebben: dat de liberalen, niet anders zijn dan een groepje, dat slechts zorgt voor bestendiging van privileges van eigen coterie, dat er slechts op uit is vrienden aan postjes te helpen:' Zeker, indien wij ons zóó hadden uit gedrukt, zulk pen onzin hadden geschreven, wij waren geen antwoord waard. Al zijn de liberalen, gelijk elke partij van bezittenden, er m hoofdzaak op uit de belangen hunner klassegenooten te. beschermen, wie zou allen politieken arbeid, van welke partij dan ook, samenvatten in de woorden scöteriebevoordeeling en baantjesjagerij ?" Neen, wij beschouwden de resultaten der liberale politiek uit het oogpunt der kleine burgers en dat van den middenstand; en schreven: De toestand, dunkt ons, is deze: daar leven onder de kleine burgerij en den middenstand velen, die sinds tal van jaren gevoelen, dat ook huu belangen allesbehalve behoorlijk behartigd worden. Zij ervaren, dat zij zware belastingen moeten dragen, belastingen zonder voldoende rekening te houden met draagvermogen en dat hun daarvoor zoo weinig wordt gebracht, dat hun tot voordeel strekt. Zij hebben het geprobeerd met allerlei soort van liberalen, die zich voor hervormers uitgaven, maar die, als het tot de daad kwam, steeds bleken gezworen te hebben elke kliek en coterie, die op welke wijs dan ook von de belastinggelden proii'.eerde, in bet ongestoord genot te laten van hun privilegiën, of dezen nog te versterken. Van bezuinigingen was nimmer sprake; de meest ongeoorloofde geldverkwisting zagea zij be stendigd ; instellingen die het land benadeelen, werden gespaard; de rechtspraak bleef kostbaar en traag, de dringendste maatregelen tot be vordering van volkswelvaart lieten op zich wachten, terwijl de milioenen voor leger en vloot gevraagd, afgezien van de zwaardere persoonlijke diensten gevorderd, voortdurend stijgen, en op nieuw jaar op jaar een nog grooter oorlogsbudget dreigt." In 't vervolg van 't artikel spraken wij nogmaals over den staat, die >->maar al te veel" is, (dat wil dan toch niet zeggen: geheel of niets anders is) een parade inrichting en een instrument tot het ver schaffen van wèlbezoldigde baantjes aan den eenmaal daartoe opgeleiden en uitver koren kring, om te betoogen dat hij her vormd behoorde te worden tot eene inrich ting, die ALLERËEEST voor het stoffelijk welzijn, zijner burgers tracht te zorgen, en lieten daarop volgen: ,Als zij b.v. op hun programma schreven: opheffing van het afzonderlijk Departement voor Buitenlandsche Zaken, vereeniging van het be heer van Oorlog en Marine liefst onder een Civiel Minister; instelling van het Departe 1) Wij cursiveeren.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl