Historisch Archief 1877-1940
N'. 1262
DE AMSTEEDAMMEB
A°. 190L
WEEKBLAD VOOK NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerensracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden /' 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indie per jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/»
Dit blad u verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dea Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag l September.
Advertentiën van t?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.50
Reclames per regel 0.4-0
Annonces uit Duitechland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RÜDOLF MOSSB te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
I N H O 17 D.
VAN VEEEE EN VAN NABIJ: Een ministerie
van Landbouw (en Nijverheid), door dr. G. \V. B.
Bezuiniging op de uitgaven voor de landsverde
diging, (I), door V- Toeten en blazen".
Vereenigingsrecht. Het bezoek van den czar
aan Frankrijk. SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN : Arbeids-departementen, (III), door S.
KUNST EN LETTEREN: Naar Aanleiding
van de iDriejaarlijksehe" te Antwerpen' door Pol
de Mont. Bonw- en Sierkunst, door W. S.
Tentoonstelling van Oost en West". (II),
door B. W. P. Jr. Mededeelingen, door E. W.
P. Jr. Babel, door W. G. van Nouhuys. Hol
land und Deutschland, Wandlnngen und
Vorurtheile, Antrittsrede von dr. E. F. Kossmann,
Privatdocent an der Universitat Leiden, beoordeeld door
mr. J. A. Levy. Boekaankondiging FEUIL
LETON : Grootvader's Kanaries, door J. F. de
Witt, UI. RECLAMES. - VOOB DAMES: De
stichting Coopersburg" te Akkram, (I), door G.
C. Stellingwerf' Jentink. Mien reize noa de
stad", door Nolles van de Mulderieje".?? Allerlei,
door Caprice. SCHAAKSPEL. PINANOIEELE
EN OECONOMISCBE KBONIEK, door D. Stigter.
SCHETSJES: Durand en Cie." Naar het
Fransch van Henry de Forge. INGEZONDEN.
PEN- EN POTLOODKKAS3EN. ADVER
TENTIËN.
Een ministerie van Landbouw
(en Nyverheid).
Enkele dagen geleden vermeldde de
Staatscourant het aftreden op zijn verzoek
van den heer J. C. Sickesz, als
directeurgeneraal van Landbouw.
Toen in den tijd der vorige verkiezingen
er van de zijde van den landbouw op werd
aangedrongen om de belangen van dezen
lak van aijverheid, die tot dien tijd over
verscnillende departementen waren verdeeld,
te vereenigen tot n tak van bestuur, werd
als reden, om daarmee een
directeurgeneraal te belasten, aangevoerd, dat de
behartiging op die wijze meer stationair
zou kunnen zijn en bij wisseling van
ministers om politieke redenen zulk een
ambtenaar niet noodwendig telkens zou
behoeven heen te gaan, te gelijk met zijn
onmiddellijken chef.
De eerste thans genomen proef heeft
bewezen, dat diegenen, die destijds hun
stem ten gunste dezer regeling lieten
hooren, hebben gerekend buiten den waard,
namelijk den tegenwoordigen titularis;
nauwelijks nog was de uitslag bekend der
nieuwe verkiezingen voor de Tweede Kamer
en stelde deze een wijziging van het Minis
terie in het vooruitzicht of de
directeurgeneraal van Landbouw was de eerste,
die liet weten, dat hij heenging »zijn
portefeuille ter beschikking stelde1', had ik
bijna geschreven.
Er is reden tot de vrees, dat dit ante
cedent als voorbeeld aanstekelijk zal werken
in de tekomst, doch dan vervalt daarmede
ook een der hoofdargumenten, waarom
indertijd door velen deze betrekking werd
verkozen boven een afzonderlijk Ministerie
van Landbouw.
Ook op andere wijze is bij deze proef
thans gebleken, dat het laatste de voorkeur
verdient. Het optreden van den
directeurgeneraal als regeeringscommissaris ter
verdediging van wetsontwerpen tegenover
de volksvertegenwoordiging heeft zich in
niets onderscheiden van de wijze, waarop
de hoofden van departementen zich plegen
te doen hooren; van verschillende hande
lingen, benoemingen, begrootingsposten enz.
scheen meer de directeur-generaal een
portefeuille-kwestie te maken dan de
minister, die de officieele verantwoordelijk
heid droeg en zoo was er enkele jaren in
zake landbouwaangelegenheden een minis
ter, die men ziet en een die men niet ziet,
ten minste niet als zoodanig.
Misschien heeft de persoonlijkheid van
den eersten titularis voor deze gewichtige
betrekking eenigen schuld daaraan, omdat
hij zich niet goed kon schikken of tevreden
stellen met de rol van eersten ambtenaar,
doch het is meer waarschijnlijk, dat. juist
de belangen, die zulk een
directeurgeneraal van Landbouw heeft te behar
tigen, zóó gewichtig zijn, zóó ingrijpend
in het volksleven en verband houdend
met de algemeene welvaart, dat het niet
goed mogelijk is alleen een hoofdambtenaar
als deskundige daarmede te belasten, wat
het wezen der zaken aangaat, en toch een
chef de verantwoordelijkheid te doen dragen.
Hoe dit zij; ieder die de loop van zaken
op dit punt gevolgd heeft, zal het hebben
toegejuicht, toen de dagbladen reeds in
den beginne mededeelden, dat de nieuwe
kabinetsformeerder er aan dacht een afzon
derlijk Ministerie van Landbouw op te
richten. Later is er niets meer van
vernomen en ook de titels van de
nieuwe Ministers wijzen niet op eenige
verandering; toch kan het zijn, dat de
geruchten omtrent een departement van
Arbeid en Nijverheid in de toekomst be
vestigd worden en een Minister van Land
bouw daarin ligt opgesloten; mocht dit
zoo zijn dan juichen wij ook dit gewijzigde
plan van ganscher harte toe.
Ten allen tijde heeft in Nederland »de
Handel" zijn stem weten te doen hooren
en zijn beteekenis in het licht doen stellen
ter verwerving van rijkdommen voor een
deel der bevolking althans; niet zelden
aanspraken en reehten ontleenende aan
dit vermogen tot vermeerdering der wel
vaart; van nog veel hooger gewicht en
voor een veel grooter deel der bevolking is
echter de ontwikkeling van den Landbouw.
Juist de laatste tien a twaalf jaren
hebben bewezen tot welke krachtsinspan
ning deze in staat is en hoe zijne beoefe
naars, goed geleid en voorgelicht, zijn ge
bleken in staat te zijn het hoofd te bieden
aan den ondergang, die hen bedreigde
door de ontzaglijke vermindering van de
prijzen der granen, wier teelt het hoofd
middel van bestaan voor hen was, van
ouder tot ouder, vele geslachten lang. Door
wijziging der cultuur, door geheele ver
andering van stelsels en vooral ook door
toepassing der practische wetenschap heb
ben de landbouwers in Nederland den
dreigenden ondergang weten te bezweren;
het is echter noodig, om niet in vorige
toestanden terug te vallen, dat op dien
zelfden weg worde en kan worden voort
gegaan, dat door een waakzame regeering
alles worde opgezocht en aangewend, waar
door en waarbij aan de beoefenaars van
eenigen tak van landbouw de gelegenheid
worde opengesteld hun kennis en krachten
doelmatig aan te wenden tot verhooging
van 's lands welvaart en de productiviteit
van den bodem.
Duizende hectaren gronds leveren nog
slechts spaarzame producten, vaak omdat
een enkele factor ontbreekt, die ze tot de
hoogste productiviteit kan opvoeren,
duizende hectaren liggen woest en ledig,
die slechts wachten op een nijvere hand
om ze tot vruchtbaar land te ontginnen,
duizende dorpsbewoners, die gebrek aan
werk of hoop op vooruitgang ook in de
toekomst naar de groote centra zal drijven
om er vaak het proletariaat te vermeer
deren, zullen met vreugde terugblijven op
het platteland, wanneer, wat mogelijk is,
zij er zich een nuttigen werkkring geopend
zien.
Inderdaad een minister, die het behar
tigen van zulk een taak aanvaardt zal er
zijn handen aan vol hebben en te eerder,
wanneer hij ook »de Nijverheid" in zijne
bemoeiingen betrekt; meer dan Buitenl.
Zaken, Justitie en Oorlog zeker heeft hij
recht op een afzonderlijk departement.
Teteringen, 7 Aug. G. W. B.
Bezuiniging op de uitgaven
voor de landsverdediging.
Motto : '/ootaiig de zaleen blijven zooals ze nu
zijn, u er niel i-eel op de oorlugsbi-t/rooling
Ie bezuinigen" (Seyffardt Gids 1897.)'
I.
uNaar men verzekert zou het in de plannen
der nieuwe Regeering liggen een enquête te doen
instellen naar de uitgaven voor de landsverdediging,
ten einde te onderzoeken, of geen bezuiniging aan
te brengen is zonder de belangen dier verdediging
ook maar eenigszins te schaden."
Van dat bericht, afkomstig uit Het Centrum
zal voorzeker met de meeste belangstelling zijn
kennis genomen. Het aangegeven middel toch
wordt door zeer velen in den lande als het hoog
noodige en tevens als het zekerste middel be
schouwd om verschillende belangrijke onderwerpen
de land- en zeemacht betreffende tot eene
goede oplossing te brengen en de natie de over
tuiging te schenken, dal de bezuiniging op de
uitgaven voor de Departementen van Oorlog en
Marine daarna onmogelijk is. Te meer is dit
noodig omdat de jongste wijzigingen in de
militiewet zeker eene meerdere uitgave van n
millioen per jaar tengevolge zullen hebben, daar
gelaten nog de enorme kosten, welke de nieuwe
legerorgauisate na zich zal slepen.
De aanstaande oorlogsbegrooting zal omtrent
een en ander vermoedelijk wel eeaig licht ont
steken.
De uitgaven voor de landmacht over 1901
zijn begroot op f 22 710,429 en voor de zee
macht op ? 16,657,693 801/2- Rekent men daarbij
de voormelde hoogere uitgaven, dan voorzeker
bestaat er alle aanleiding om te trachten be
zuinigingen aan te brengen.
De vraag is echter hoe die bezuinigingen te
verkrijgen of wel de stellige zekerheid te erlan
gen dat bezuinigen bepaald onmogelijk is.
De tot dusver daarvoor aangewende middelen
hebben geen dod getroffen.
In den regel worde jaarlijks, bij de behan
deling van de begroetingen, in het algemeen,
en van die van de departementen van Oorlog
en van Marine in het bijzonder, getracht bezui
nigingen aan te brengen. De uitkomsten daar
van waren echter zeer gering. En dat kan ook
niet anders. Iemand die het gehesle raderwerk
der beide departementen niet overziet kan
moeielijk met degelijke en afgeronde voorstellen
tot bezuiniging voor den dag komen.
Het valt de bij de voorstellen betrokken
Ministers dan ook niet moeielijk zich daarvan
af te maken. Als voorbeeld daartoe kan dienen
de gemakkelijke wijze waarop de Minisier van
Uorlog Eland ?ich, bij de behandeling van de
begrootii g voor 1901, afmaakte van eenige (waar
onder zeer degelijke) voorstellen tot bezuiniging,
welke waren opgenomen in de Nieuwe
Rotterdamsche Cou-ant eu waarop van de zijde der
Tweede Kamer van de Staten-Generaal werd
aangeslagen.
Bovendien is er gewoonlijk te weinig tijd
voor eene grondige bespreking van verschillende
aangelegenheden waartoe de militaire
bfgrootingen aanleiding geven. De artikelen van die be
grootingen worden in den regel afgeroffald om
net. maar eens plat uit te drukken.
Evenni'n hadden een gunstig gevolg de stem
men welke uit het leger zelf opgingen ea
deze waren vele om op verschillende punten
bezuiniging te verkrijgen. Ook die hebben geen
doel getn ff.;u.
Eindelijk hebben de voorstanders van het stel
sel om gebruik te maken van alle krachten in
de weerbare bevolking voorhanden en in ver
band daarmede eene goedkoopere legerorganisatie
te verkrijgen schipbreuk geleden.
Uit het vorenstaande valt duidelijk afteleiden,
dat het eenige overgebleven middel om te trach
ten bezuinigingen op verschillende onderdeelen
van het militaire raderwerk aautebrengen is het
instellen van eene euquêre-commissie, hoofd
zakelijk bestaande nit leden van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal. Zoodanige commis
sie kan zich alle zoowel mondelinge als
schriftelijke inlichtingen doen verstrekken,
ook van de zijde der beide militaire departe
menten. Zij kan verschillende autoriteiten,
ambtenaren en deskundigen hooren en alzoo de
zaken van alle kanten bekijken en tot eene
conclusie komen omtrent de vraag of er op een
of aoder ooderdeel al dan niet valt te bezui
nigen en door welke maatregelen.
Vooral aan het onder eede" hooren van de
verschillende personen moet groote waarde wor
den gehecht.
De volgende onderwerpen komen voor een
zoodanig onderzoek in aanmerking.
Het vereenigen van de Departementen
van Oorlog en Marine onder
n Departement van
landsverdediging".
Het beginsel, aan dezen maatregel ten grond
slag liggende, is niet Meuw. Reeds in het jaar
1S13 moet daaraan gedacht zijn.
Immers van dat jaar tot 1830 stond aan het
hoofd van het Departement van Oorlog een
Commissaris, (of Intendant) Generaal tot het
jaar 1843 toen List werd benoemd tot Minister.
Werkte tot voor weinige jaren ieder Depar
tement geheel op zijn eigen houtje, in den
lateren tijd is daarin verbetering gekomen. In
belangrijke defeLsiezaken is samenwerkirjg ge
komen. Daarmede is zeer zeker wat gewonnen.
Tot eeue vereenigirjg van beide genoemde
Departementen, wier taak zoo nauw aan elkan
der verwant is, kwam het echter niet. De daar
door zeer zeker te verkrijgen bezuiniging wordt
dan ook nog steeds gemist.
De opperste leiding van de verdediging des
lands moet volgens zeer veel deskundigen
noodwendig in céne hand rusten. Alleen daar
door zou het mogelijk worden het ingewikkelde
vraagstuk deugdelijk oplelossen en elke geld
verspilling te voorkomen, zoo wordt beweerd.
Daartoe waren de eigenlijke beheerszaken van
beide Departementen in banden te stellen van
Commissarissen-Generaal. Eene vereeniging van
beide Departementen wordt intusschen alleen
dan mogelijk geacht, indien de persoon, met de
opperste leiding belast, een zeer kundig man
zij uit een stuk, die hoog staat voor zichzelf
eu voor zijne ondergeschikten. Hij moet het
beneden zijne waardigheid achten aan
beuzelachtige dingen zijn kostbaren tijd te besteden.
Het instellen van militaire
Technische Comités.
Het is zeker niet gewaagd te beweren, dat
zoowel zij, die in de laatste jaren deel uit
maken van de Zee eu Landmacht als de belas
tingschuldigen, zich bekommerd maken over het
groot aantal veranderingen, hetwelk voorname
lijk op technisch gebied het leger rakende aan
de orde van den dag is. Niet alleen toch wordt
daardoor de schatkist op groote, dikwijls
onnoodige uitgaven gejaagd, maar wat erger is,
de belatgrijkste legerzaken geraken daardoor
op losse schoenen, welke omstandigheid al weder
aanleiding is van vele uitgaven.
Herhaaldelijk heeft dit onderwerp een punt
van overweging uitgemaakt doch daarbij bleef
het.
Toch zou het een zegen voor het leger en
niet minder voor de schatkist wezen, indien de
in vroeger jaren bestaan hebbende stabiliteit
zij het dan ook in mindere mate kon
teiugkeeren.
Om daartoe te geraken zou het in de eers'e
plaats noodig zijn, dat alle voorstellen, welke
bij het Departement van Oorlog inkomen en
de regelingen welke daarvan uitgaan, naar
behooren werden onderzocht en voorbertii door
daartoe alleszins geschikte personen.
Deze toestand zou, naar vtler meening, alleen
te verkrijgen zijn, indien zoowel voor de
landals voor de zeemacht comités werden ingesteld
zooals sedert jaren in andere landen bestaan.
Deze technische militaire comités hebben de
bestemming de vorderingen van wetenschap en
techniek na te gaan, ten einde deze, voor zoo
veel mogelijk, aan algemeene oorlogsdoeleinden
dienstbaar te kunnen maken, meer in list bij
zonder wordt hierbij echter het oog gevestigd
op zaken betreffende het wapen der artillerie,
dat der genie, telegraphie, spoorwegen,
intendance en dat van den geneeskundigen dienst.
Als wetenschappelijk en technisch hulporgaan
is b.v. aan het Oostenrijksche Ministerie van
Oorlog een comitéop gemeld gebied, belast
met het onderzoek en de goedkeuring van die
aangelegenheden, waarbij zaakkundige en weten
schappelijke studiën, adviezen of proeven ge
vorderd worden. Het heeft tot taak uitvindingen
of voorstellen op technisch gebied te onderzoeken
en of zelfstandig proeven te nemen, of wel
daaraan zijne medewerking te verleenen. Voorts
bebooren tot de werkkring van het comitéde
vereischte voorstellen ter verbetering van de
krijgsmiddelen, als uitvloeisel van voorafgaande
studiën en proeven, aan het M'iiisterie van
Oorlog in te dienen.
De, voor den technischen dienst in het alge
meen, doch in het bijzonder de voor de art'llerie,
de technische troepen, de genie en de intendance
benoodigde reglementen en voorschriften moet
het bedoelde comitéop grond van wetenschap
pelijke ondervinding en der opgedane ervaring
deels zelf samenstellen, deels tot de samenstelling
daarvan medewerken of wel van zijn goedkeuring
worden voorzien.
Ojk is een zaakkundig onderzoek, benevens
goedkeuring van gewichtige
bevestigingsontwerpt n en plannen van groote militaire gebouwen
aan het comitéopgedragen en verstrekt het aaa
het legerbestuur de noodige statistische over
zichten van door de korpsen en inrichtingen
ingezonden opgaven.
Door periodieke geschriften verbreidt het
nuttige kennis in wijder kring.
Naast comités, in voormelden zin samenge
steld, bestaat b.v. voor het Fransche leger (met
zetel Parijs) eene commissie, welke onder de
Ministeries van Oorlog en Marine ressorteert.
Zij draagt den naam van //commission d'tsatnen
des iuventions interessant les armées de terre
et de uier."
De aan zoodanige comités verbonden uitgaven
zijn luttel omdat daardoor, bij de bestaande
organisatie, aan de commandanten der divisiën
infanterie, de commandanten der vesting- en
bereden artillerie, tal van hoofdofficieren van
den generalen staf, der vesting-artillerie en der
infanterie een zeer nuttige werkkring ware te
verschaffen.
Het aanschaffen van levensbehoeften
voor de land- en voor de zeemacht.
Tot dusverre gaan de Departementen van
Oorlog en van Marine op dit punt ieder hun
eigen weg. Toch zou het voordeelig zijn indien
daarbij samenwerking bestond.
De hoofdartikelen waren op de voordeeligste
wijze, hetzij door aankoop uit de hand, hetzij
door middel van openbare aanbesteding aan te
schaffen en te Amsterdam in voorraad op te
leggen. Ieder Departement zou uit den voorraad
het noodige kunnen patten. Vooral op de arti
kelen graan voor de bakkerijen, peulvruchten,
rijst, e. a. zou veel voordeel verkregen worden,
daar de aanscbaliiag in het groot en uit de eerste
hand zou kunnen geschieden en het schoonmaken
onder eigen beheer plaats vinden.
Ook het artikel haver" voor de legerpaarden
zou in het groot moeten worden aangeschaft,
onder eigen beheer worden gezuiverd en onder
houden, om daarna de verschillerde garnizoenen
van het noodige te voorzien. Niet alleen dat
daardoor belangrijk voordeeliger prijzen zouden
verkregen worden, maar vooral ook zou het
hoofdbestuur verzekerd zijn, dat steeds haver
van goede kwaliteit aan de legerpaarden werd
verstrekt, welke zekerheid nu volstrekt niet
bestaat wegens de gebrekkige keuring van de
fourageartikelen in het algemeen.
De legerpaarden zouden door dien maatregel
langer bruikbaar zijn dan nu het geval is en
dus belangrijk bezuinigd worden.
Eene eventueele approviandeering van de
Stelling van Amsterdam zou door zoodanigen
maatregel bijzonder gebaat zijn.
Onbegrijpelijk komt het voor dat hiertoe nog
niet werd overgegaan De minister Eland, die
jaren achtereen commandant van de Stelling
van Amsterdam is geweest, moet toch wel ge
weten hebben hoe onverantwoordelijk het thans
met deze aangelegenheid staat.
Zeer zeker zullen dadelijke uitgaven aan ge
zegden maatregel verbonden zijn 1) al ware het
alleen maar om een voorraad levensmiddelen
voor man en paard aan te schtfftn, doch op den
duur zou die maatregel zeker hooge interesten
afwerpen.
(Wordt vervolgd.) * * *
1) Naar verluidt heeft deze omstandigheid
den minister Eland teruggehouden tot voor
melden hoogst nuttigen maatregel over te gaan.
Toeten en blazen".
Naar aanleiding van onze artikelen
Socialisten in het Parlement heeft de redac
teur van het Vaderland eenige zinnetjes
neergeschreven, die wij onzen lezers niet
onthouden willen.
t De Amsterdammer daarentegen schijnt in die
beweging van liet socialisme eeu uiting van
ontwakend politiek besef te zien. Voor dit blad,
dat in zijn philippica's zelf nogal eens het door
slaand bewijs geeft van alle besef van Let poli
tiek bereikbare te missen, zijn de li bei alen
immers niets anders dan een troepje, dat slechts
zorgt voor bestendiging der privileges van eigen
coterie, dat er slechts op uit is vriendjes aan
postjes te helpen, dat beginselloos, harteloos en
willoos is. Tegenover zoo bevooroordeelde critiek
is het een volkomen ijdel pogen in dit blad de
bodemlooze oppervlakkigheid zijner beschouwin
gen, de schromelijke onbillijkheid zijner beschul
digingen onder 't oog te brengen. Wij zullen
dat dan ook niet beproeven. Maar wat wonder,
waar iemand die beter weten moest, aldus schrijft,
dat de mannen uit de kleine burgerij en den
middenstand, die niet genoeg onderlegd zijn en
niet genoeg vrijen tijd hebben om zich reken
schap te geven van hetgeen de Staat is en de
Staat doen kan, met graagte zulke critiek over
nemen en overloopen tot een partij, die een
ieder, die 't minder breed heeft, een verbetering
van 1-otstoestand voorspiegelt ?
Volkomen onwa&r is het natuurlijk, gelijk
nu voorgesteld wordt, dat de kleine burgerij
steeds zwaarder belastingen moet dragen en steeds
minder daarvoor krijgt. 1) Maar in elk geval de
kunst om van den Staat wel wat te krijgen
en niets aan dea Staat te geven, moet nog
uitgevonden worden. De hervormers van het
slag van de Amsterdammer" geven voedsel aan
de opvatting, dat de Slaat is h?t een of ander
mvstisch wezen, dat alles kan, dat als het maar
wil een ieder met weldaden overladen kan, dat
uit niets een wereld van welvaart en geluk
kan scheppen. En als een dergelijke opvatting
veld wint en de scharen voert in de armen der
sociaal-democratie, dan heet dat ontwaken van
het politiek besef!
»De tijd zal komen, ook al is hij misschien
nog verre, dat de massa ontwaken zal tot eea
booger politiek besef en het veel gesmade libe
ralisme, spijt zijn tekortkomingen, door ons ook
nimmer verheeld, zal eeren voor hetgeen het
heeft tot stand gebracht en voorbertii."
Hieraan ging nog vooraf de volgende
uitspraak :
»De sterke aanwas van het aantal soci
alistische stemmen en de toeneming van
het aantal socialistische afgevaardigden,
wordt door de (Groene) Amsterdammer en
de Standaard beiden beschouwd als het
bankroet van het liberalisme, als het begin
van den val der eens zoo machtige partij." \)
Hierbij zij het vergund enkele opmer
kingen te maken.
Dat wij geschreven zouden hebben, in
het toenemen van het aantal socialisten
in de Kamer, het begin van den val van
de liberale partij te zien, is ten
eenenmale onjuist.
We mogen deze vergissing den heer
Van Blom wel niet al te euvel duiden,
daar hij den politieken strijd der laatste
twintig jaren niet heeft meegemaakt, maar
beter tehuis is de geschiedenis der libe
rale partij, zou hij weten, dat zijn partij
reeds lang stond te kantelen en haar even
wicht had verloren, zoodat het begin van
haren val onmogelijk dateeren kan van
1901! Wij schreven : »de afval van het libe
ralisme is nog pas in zijn begin." M. a. w,
dus, dat de paAij die sedert lang aan
het tuimelen is, nu slinkt door het over
loopen van liberalen naar 't socialisme, en
dat deze afval nog maar pas in zijn
begin was.
Volgens dienzelfden heer zouden wij be
weerd hebben: dat de liberalen, niet anders
zijn dan een groepje, dat slechts zorgt
voor bestendiging van privileges van eigen
coterie, dat er slechts op uit is vrienden
aan postjes te helpen:'
Zeker, indien wij ons zóó hadden uit
gedrukt, zulk pen onzin hadden geschreven,
wij waren geen antwoord waard. Al zijn
de liberalen, gelijk elke partij van
bezittenden, er m hoofdzaak op uit de belangen
hunner klassegenooten te. beschermen,
wie zou allen politieken arbeid, van welke
partij dan ook, samenvatten in de woorden
scöteriebevoordeeling en baantjesjagerij ?"
Neen, wij beschouwden de resultaten der
liberale politiek uit het oogpunt der kleine
burgers en dat van den middenstand; en
schreven:
De toestand, dunkt ons, is deze: daar leven
onder de kleine burgerij en den middenstand
velen, die sinds tal van jaren gevoelen, dat ook
huu belangen allesbehalve behoorlijk behartigd
worden. Zij ervaren, dat zij zware belastingen
moeten dragen, belastingen zonder voldoende
rekening te houden met draagvermogen en
dat hun daarvoor zoo weinig wordt gebracht,
dat hun tot voordeel strekt. Zij hebben het
geprobeerd met allerlei soort van liberalen, die
zich voor hervormers uitgaven, maar die, als
het tot de daad kwam, steeds bleken gezworen
te hebben elke kliek en coterie, die op welke
wijs dan ook von de belastinggelden proii'.eerde,
in bet ongestoord genot te laten van hun
privilegiën, of dezen nog te versterken. Van
bezuinigingen was nimmer sprake; de meest
ongeoorloofde geldverkwisting zagea zij be
stendigd ; instellingen die het land benadeelen,
werden gespaard; de rechtspraak bleef kostbaar
en traag, de dringendste maatregelen tot be
vordering van volkswelvaart lieten op zich
wachten, terwijl de milioenen voor leger en
vloot gevraagd, afgezien van de zwaardere
persoonlijke diensten gevorderd, voortdurend
stijgen, en op nieuw jaar op jaar een nog
grooter oorlogsbudget dreigt."
In 't vervolg van 't artikel spraken wij
nogmaals over den staat, die >->maar al te
veel" is, (dat wil dan toch niet zeggen:
geheel of niets anders is) een parade
inrichting en een instrument tot het ver
schaffen van wèlbezoldigde baantjes aan
den eenmaal daartoe opgeleiden en uitver
koren kring, om te betoogen dat hij her
vormd behoorde te worden tot eene inrich
ting, die ALLERËEEST voor het stoffelijk
welzijn, zijner burgers tracht te zorgen, en
lieten daarop volgen:
,Als zij b.v. op hun programma schreven:
opheffing van het afzonderlijk Departement voor
Buitenlandsche Zaken, vereeniging van het be
heer van Oorlog en Marine liefst onder een
Civiel Minister; instelling van het
Departe
1) Wij cursiveeren.