Historisch Archief 1877-1940
N'. 1263
DE AMSTERDAMMER
A°. 190.1.
WEEKBLAD
NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAREïfDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wardt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, Ir. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar .121/»
Dit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dea Capucines tegenover h«t Grand Café, te Parijs.
Zondag 8 September.
Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer. .... ? O.rM
Reclames per regel 0.40
Aunonces uit Diiitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RU DOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer Bi'ma.
\oorloopig Bericht.
Evenals in 1897 is geschied,
zullen, wfl als premie voor onze
abonnés verkrfjgbaar stellen een
Album bevattende de Portret
ten van en eenige
mededee
1 in gen omtrent de leden der
nieuwe Tweede Kamer.
Tijd van verschijning en condi
ties zullen later te dezer plaatse
worden bekend gemaakt.
De Uitgevers,
VAN HOLKEMA & WARENDORF.
BMimiiHmmmummn'miiHii»iiiHmnmmiiiitiiimmunmi»mim
I N H O C D.
VAN VEEBE EN VAN NABIJ: De Staten van
Noord-Holland en deHollandscheUzeren
SpoorwegMaalschappij. Bezuiniging op de uitgaven voor
de landsverdediging, II, door *»*? Macalester
Lonp als Beschermengel. De twee presidenten.
Afschaffing van de jacht als vermaak. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: De rechtspositie der
Engelsche vakvereenigmgen, door G. v. D.
TOONEEL EN MUZIEK: Sardon's leerjaren.
Muziekbeoordeelingen, door Ant. Averkamp.
KUNST EN LETrEBEN: Hollandsche kunst in
den vreemde, door Ph. Z. A. Phillippi. Die
Knnst des 15. und 16. Jahrhunderts in Deulschland
und den Niederlanden enz., door P. d. M. De
archituur in hare hoofdtijdperken, door Henri Evers,
beoordeeld door J. E. v. d. Pek. Verzen van Albert
Benin, beoordeeld door J. B Schepers. Yondel's
vermogen, door A. W. Weissman.
Boekaankondiging. FEUILLETON: Grootvader's Kanaries,
door J. F. de Witt, IV,(slot.)?RECLAMES. VOOB
DAMES: De stichting Coopersburg" te Akkrum,
II, (slot), door G. C. Stellingwerf?Jentink.
Keizerin Friediicb, door E.Kunst?Heynneman.
Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL.
S1NANOIEELE EN OECONOM18CHE KBONIEK, door D.
Stigter. SCHETSJES: Onze grappige kapel
meester. ALLERLEI. INGEZONDEN. PEN
EN POTLOODKBAB3EN. ADVEBTENTIEN.
IIIIIUIllflIMIIIIIIHIHIIIIMIIIIIIIMIIHIIItllllltlllllllllllllllltlllHM
De Staten van Noord-Holland
en de Hollandsche IJzeren
Spoorweg-Maatscliappy.
De verkoop aan de H. IJ. S M. der
aandeelen van de Hollandsche Electrische
Spoorweg-Maatschappij en van de
ZuidHollandache Electrische Spoorweg-Maat
schappij, die beide nog in handen waren
van bankiers, en wel die van de eerste van
de heeren Labouchère?Oyens & Co. en
H. Oyens en Zoon en die van de tweede van
de Amsterdamsche Bank heeftjin
finantieele kringen en in de spoorwegwereld
terecht sensatie verwekt.
Hoewel, volgens de eenstemmige cou
ranten-berichten deze overgang van bezit
niet open, maar in het geheim, zonder
voorkennis en medewerking der besturen
van de beide Electr. Spoorweg-Maatschap
pijen heeft plaats gehad, en het zeker wei
wenschelijk is, dat over de plaats gevon
den transacties zelve nog eenig meerder
licht verspreid worde, willen wij dit aan
anderen overlaten, die van deze gebeurte
nissen beter op de hoogte zijn dan wij ;
en hier alleen den verkoop der H. E. S.
M. aan de H. IJ. S. M. bespreken, voor
zoover deze dading verband houdt met
de aan de H. E. S. M. verleende Provin
ciale subsidie van een half millioen gulden,
voor den aanleg en de exploitatie
van een tramwegnet in de Haarlemmer
meer en omgeving, aansluitende aan de
stamlijn dezer Maatschappij, den
locaalspoorweg Amsterdam?Haarlem, die een
zuidelijke verbinding tusschen beide steden
zal vormen, en waarvoor de concessie is
verleend en de onteigeningswet door de
Kamers is aangenomen.
* *
*
De subsidie werd gevoteerd in de zit
ting der Staten van 3 Juli j.l. en reeds
in de eerste dagen van Augustus konden
de couranten den verkoop melden der
Zuid-Hollandsche Electrische
SpoorwegMaatschappij.
Dit is van gewicht omdat, naar men
in welingelichte kringen beweert, eerst de
H. E. S. M. is verkocht, en eerst daarna
de Z. H. E. S. M.
Deze beide transacties moeten dus ach
tereenvolgens in minder dan ne maand
zijn geschied, wanneer men althans aan
neemt, dat bij de subsidieverleening door
de Staten van N.-Hollaud de overdracht
niet reeds een voldongen feit is geweest.
Voor hen die bekend zijn met de wijze
van werken onzer bankiers, moet het
zeker opmerkelijk zijn, wanneer twee zulke
hoogst belangrijke transact:es van plm.
12 a 15 millioen gulden, nog wel niet
gezamenlijk, maar de een na den ander,
dus ieder in ongeveer 14 dagen kunnen
zijn aangebonden, behandeld en beklonken.
Maar hoe onwaarschijnlijk deze over
haasting bij anders zoo bedachtzame
raenschen als de hier bedoelde bankiers ook
moge schijnen, de mogelijkheid blijft be
staan, en wij willen daarom voorloopig
ook aannemen, dat dit aldus is geschied. 1)
Maar ook wanneer wij dit aannemen
maakt het reeds dadelijk een vreemden
indruk, dat bijna onmiddellijk, nadat de
subsidie door de Staten was aangenomen,
de onderhandelingen moeten zijn geopend
over den verkoop van de H. . S. M. aan
de H. IJ. S. M., want nog op 3 Juli
stemden twee leden van den Raad van
Beheer der II. IJ. S. M., de, heeren
Westenvoudt en Roëll, vóór de subsidie-voor
dracht, en deze heeren zijn, zooals alge
meen bekend is, niet alleen leden der
Provinciale Staten, maar ook leden van
Gedeputeerde Staten; ja juist de beide
eenige leden der z.g. commissie van Water
staat, die meer nog dan de andere leden
van het college dergelijke voordrachten
voorbereidt.
In de zitting van 3 Juli verdedigde
Mr. Westerwoudt de subsidie-voordraoht
daarenboven met groote warmte.
* *
*
Alvorens nader hierop in te gaan willen
wij de verhouding der H. IJ. S. M. tot de
Staten van N. Holland, in het bijzonder
die wat de subsidie-verleening voor
spooren tramwegen betreft, even releveeren.
Sedert 1884 werden door de Provincie
subsidies verstrekt voor het tot stand bren
gen der volgende lijnen: Hoorn
Medemblik, Alkmaar?Hoorn, Schagen
Wognuin, Purmerend?Alkmaar, Volendam
Edam?Kwadijk, Egmoud?Alkmaar
Bergen en laatst de Haarlemmermeerlijn
en met de lijn Amsterdam?Alfen der
Hollandsche Electrische Spoorweg-Maat
schappij, voor zoover ze in de Provincie
N.-Holland gelegen zijn.
Behalve hij de lijnen Schagen
Wognum en Purmerend Alkmaar is de H.
IJ. S. M. bij al deze lijnen direct be
trokken, bij twee alleen voor de exploitatie,
al de drie anderen worden, of zullen door
haar worden aangelegd en geëxploiteerd.
En niet alleen bij de beide onafhan
kelijke lijnen, maar ook bij de vijf waarbij
de H. IJ. S. M. direct betrokken is, namen
hare bestuurders als Statenleden, als
Gedeputeerden of als Commissars der
Koningin een actief deel aan de voorbe
reiding, aan de discussies en zooveel
mogelijk aan de stemmingen. Het verst
ging men in dit opzicht bij de subsidieering
der lijn Volendam?Edam -Kwadijk. Hier
werd het voorstel Heemskerk om de voor
dracht van Gedep. Staten aan te houden,
totdat een tegenplan van den heer Sanders
nader zou zijn onderzocht, afgestemd met
35 tegen 32 stemmen.
Onder de tegenstemmers waren vier
bestuursleden der H. IJ. S. M., n.m. de
heeren Westerwoudt, lioëll, Boissevain
en Hartsen.
Hadden deze heeren zich, zooals het
behoorde, van stemming onthouden, dan
zou de voordracht zijn aangehouden en
had deze zaak verder zeker een geheel
ander beloop gehad.
De subsidie voor deze lijn. was eerst
aangevraagd door een Edamsch Comité,
maar daar de H. IJ. S. M. niet alleen
de lijn zou bouwen en exploiteeren, maar
ook het kapitaal zou verschaften, dat
noodig was boven de van Provincie en Rijk
verkregen subsidies, werd later op voorstel
van den Minister van Waterstaat het
Edamsche Comitézeer terecht op zijde
geschoven, en ook de provinciale sub
sidie op naam der H. IJ. S. M. overge
schreven.
Hadden dus de heeren Westerwoudt en
Roëll als Gedeputeerden de voordracht voor
de subsidie aan de Hollandsche Electrische
Spoorweg-Maatschappij toe te staan, helpen
voorbereiden ; hadden zij haar verdedigd en
er voor gestemd met de wetenschap, dat on
derhandelingen gevoerd werden om deze
Maatschappij n a de subsidieverleening, door
de Provincie Noord-Holland, in het bezit
hunner Maatschappij, de H. IJ. S. M.,
te doen overgaan; zij hadden principieel
geen andere houding aangenomen dan die,
toen zij op dezelfde wijs medewerkten
tot het verkrijgen der subsidies voor de
lijnen Volendam?Edam?Kwadijk en
Egmond?Alkmaar?Bergen 2).
Principieel toch maakt het geen verschil
of de subsidies slechts bedragen /' 72,000
en f 60.000 als voor deze lijnen, dan wel
een half millioen als voorde
Haarlemmermeerlijnen der Hollandsche Electrische
Spuorweg Maatschappij. 3)
Wij hebben in ons artikel «Concurren
tie" van 7 Nov. 1897 reeds met een enkel
woord geweien op het onvereenigbare van
de betrekkingen van Bestuurder der H.
IJ. S. M. en van lid van Gedep. Stalen
van Noord-Holland in een en dezelfde
persoon, en wij wenscheii hier met meer
der nadruk nogmaals hetzelfde te doen.
Hierbij is bet niet beslissend of de heeren,
die deze betrekkingen thans in zich vereeni
gen bij de voorbereiding der subsidie van de
H. E. S. M. al of niet reeds op de hoogte
waren van de onderhandelingen, die zoo
kort na het voteeren der subsidie zouden
voeren tot den verkoop dezer maatschappij
aan de hunne.
Wisten die heeren iets van de plannen
der H. IJ. S. M. met, de lijnen der H.
E. S. M., hun positie was zeker scheef,
maar niet veel erger dan de hunne bij
de subsidie verleening voor de lijnen Volen
dam Edam Kwadijk Egmond?Alk
maar?Bergen. Alleen hierdoor zou ze nog
iets sahever zijn, dat ze den Siaten
fatsoenshalve van die plannen hadden behooren
kennis te geven; maar bij volkomen
identificeeren van de belangen der Provincie
met die eener particuliere Maatschappij,
komt men, wanneer men over den kop heen
is, ook over den staart.
De positie dezer heeren wordt al een
bijzonder eigenaardige wanneer ze van den
verkoop eerst gehoord hebben nadat het
votum der Staten gevallen was; maar had
den ze niet onmiddellijk, nadat de verkoop
der H. E. S. M. ter hunner kennis was
gekomen voor hun zetel hetzij in het college
der Gedeputeerde Staten of' in het Bestuur
der H. IJ. S. M. moeten bedanken? En
hiervan is ons tot heden niets bekend.
Ondersteld, dat het waar is, dat deze
heeren werkelijk geheel onkundig waren
van de plannen hunner eigen Maatschappij
zal het publiek dat kunnen gelooven?
Mannen als Westerw&^'lt en Roëll staan
terecht niet bekend als behoorende tot de
categoriën der «mallen en niemendallen"
onder onze vroede vaderen.
Zij gelden voor mannen van kennis en
talent, voor corypheeën op spoorweggebied.
En welk eene rol lieten hunne mede
bestuurders hen dan spelen, wanneer zij
hen onkundig hielden van zulk een hoogst
gewichtige dading, als de aankoop van
twee belangrijke Maatschappijen, die in
verre toekomst op de richting, waarin onze
spoorwegen verder zullen worden bestuurd,
van grooten invloed zal zijn en die ook voor
de toekomst hunner eigene maatschappij
beslissend zal kunnen wezen ?
Ook in dit geval abdiceeren zij daad
werkelijk van hunne hooge positie.
In zaken-kringen moge men deze trans
actie als een handige zet van den H. IJ.
S. M. beschouwen voor de Staten van
Noord-Holland moet deze daad eener par
ticuliere Maatschappij zijn als een aantasten
hunner Hoogheiden Waardigheid, als Pro
vinciale vertegenwoordiging.
Kan men op duidelijker wijze dan thans
geschied is zijne minachting toonen voor
de besluiten eener vertegenwoordigende
vergadering, dan door enkele dagen na
het gevallen besluit, de beteekenis daarvan
grootendeels te veranderen ; want zelfs al
wordt niets aan de bestaande plannen
gewijzigd, al worden zij in haar geheel
uitgevoerd zooals zij thans zijn, ook dan
nog is het geheel iets anders of de sub
sidie wordt verleend aan eene relatief
kleine maatschappij wier uitsluitend doel
is, het bevorderen van het locaal verkeer,
dan wel aan de in deze Provincie
domineerende H. IJ. S. M., die haar kracht
moet zoeken in het doorgaand verkeer.
Want waar subsidie-verleening gemoti
veerd moge zijn aan eene maatschappij,
die buiten het groot spoorwegverkeer staat,
kan het zijn dat zij onnoodig wordt waar
de gesubsidieerde lijnen ook dienstbaar
zullen worden gemaakt aan doorgaand
verkeer, en wanneer ten gevolge der
bezitsverandering ook de concurrentie, die men
had willen scheppen, onmogelijk wordt
gemaakt. Maar wie waarborgt zelfs de
ongewijzigde uitvoering der plannen, waar
voor de subsidie werd verleend?
Deze geschiedenis, is evenals de door
ons vermelde vroegere historie, een bewijs,
hoe wenschelijk het is voor de reputatie
van de heeren Roëll en Westerwoudt, als
zakenmannen en als leden van een
regeeringscollege, en ook voor de zuiverheid
van regeeringstoestanden, dat zij kiezen
tusschen hun directeurschap bij de H. IJ.
S. M. en hua lidmaatschap van Gedepu
teerden. Hier heeft men een herhaling
van de dubbelzinnigheid eener positie,
waar van indertijd de gemeenteraad, en
de heer Schmitz als mede-directeur der
A. O. M., zooveel last hebben gehad.
Een krachtig optreden der Staten zal
zeker noodig zijn, om hieraan paal en
perk te stellen en hun eigen prestige te
redden. Wij zullen afwachten.
1) De bouwkosten der lijn Rotterdam?den
Haag?Scheveriiijgen der 7,. H. E. S. M, zijn
volgens het fiaantieel prospectus geraamd op
/7.000 000.?, de lijn Amsterdam?Haarlem der
H. E. S. M. volgens het prospectus der leening
op f 3.000.000.?waarbij nog moeten komen
de bijdragen der Maatschappij voor de lijn in
de Haarlemmermeer en omgeving een net van
ongeveer 100 kilometer over de Provincies
Noord Holland, Zu: d Holland en Utrecht verdeeld.
2) Met den spoorweg Alkmaar?Hoorn is het
e<n<aszirjs anders gesteld.
8 Nov. 1890 werd door de Staten aan dj
heeren Bosman en de Lange eeue subsid e ver
leend voor den aanleg en de exploitatie van een
/evö/spoorweg van Alkmaar naar Hoorn, groot
f 200.000.
In de zomerzitting van '93 antwoordt de
voorzitter, de heer Schorer, op eene viaag van
den. heer U'aller hoe liet met dete zaak staat,
dat olliüieel hieromtrent niets is mede te
deeien, maar dat offieieuse mededeelingen hem de
verwac iting kuuuen doen uitspreken, dat eene
gewenschte oplossing wordt ie gemoet gezien.
lu de najaarszitting deelt de voorzitter daar
op mede, dat door de lle^eering aan de Hou.
Spoor concttsie is verleend voor een spoorweg
vau Alkmaar over Heer Hugowaard naar Hoorn.
Dit was blijkbaar de geweiischte oplossing, want
ia dd zomerzitting fan '91 antwoordt de voor
zitter weder op eene vraag van den heer Waller,
dnt de onteigeningsstiikkeu voor dezen spoorweg
gereed zijn.
Verder schijnt niets in de Staten over deze
zaak gezegd te zijn, maar bememding moet het
verwekken, dat waar de subsidie werd verstrekt
voor een loeaalspoorweg ter bevordering van
fcet locaalvervoer, een groote spoorweg is ge
bouwd langs eeu geheel ander tracéveel minder
gunbtig voor het locaal verkeer.
3) la de maand Juli, toen de onderhandelingen
voor den verkoop der H. E. S. M. in vollen gang
waren, verleenden de Staten vau Zuid-Holland
ook voor ongeveer een half millioen subsidie
aan, deze maatschappij.
Dit feit valt ecuter buiten liet kader onzer
tegenwoordige beschouwingen.
Bezuiniging op de uitgiiven
voor de landsverdediging.
n.
Het aanstellen van vrouwelijke be
dienden in de militaire
ziekeninrichtingen, het verminderen van het
getal officieren van gezondheid
en het afschaffen van de mili
taire apothekers.
Meermalen is de aandacht gevestigd op de
bijzonder booge uitgaven welke voor den ge
neeskundigen dienst der landmacht worden
gevorderd. Op eene legersterkte van enkele
duizende manschappen eene jaarlijksche uitgaaf
van / 832.363 is waarlijk geen kleinigheid.
Naar van verschillende zijden wordt beweerd,
ware in de eerste plaats te bezuinigen op het
artikel hospitaal geëmployeerden". Zoowel het
magazijcs- en schrij ver.-perooneel als het verdere
kader en de ziekenoppassers, zouden voor het
grootste gedeelte vervangen kunnen worden
door vrouwelyke bedienden, welke het werk
voor veel minder geld en zeker niet minder
goed zullen verrichten. In de militaire hospi
talen in het buitenland en ook in onze
burgerziekeninrichtingen is het bewys van een en
amter overtuigend geleverd.
Het legerbestuur zou daardoor tevens ont
slagen raken vau tal van oude, om niet te
spreken van afgeleefde mannelijke
ziekenverplegers, d,e thans by de hospitalen in dienst zijn.
Door dien maatregel zoule vooral ook de
liefderijke behandeling der patiënten, de zin
delijkheid op gebouwen en lichamen van de
patiënten en de goede etensbereiding in de
hand worden gewerkt.
In de tweede plaats zou het getal officieren
vau gezondheid verminderd kunnen worden en
de behandeling van zieke militairen, meer
dan tot dusverre, aan burger geneesheeren
toevertrouwd worden.
Het zeer groot aantal burger geneeskundi
gen, hetwelk tegenwoordig beschikbaar is, maakt
dien maatregel vermoedelijk mogelijk.
Vrees voor gebrek aan geneeskundige hulp
in oorlogstyd behoeft niet te bestaan. In
die omstandigheid zullen zich genoeg burger
geneeskundigen aanmelden om diensten bij
het leger en in de militaire hospitalen te
verrichten. Daarop wordt, onder de bestaande
dure organisatie, locu reeds gerekend.
In de derde plaats waren de militaire apo
thekers af te schaften. Zonder eenig bezwaar
kunnen hunne ?werkzaamheden aan vrouwen
wordan opgedragen, waarmede betrekkelyk
belangrijke uitgaven bespaard kunnen worden.
Het nemen van maatregelen om te
voorkomen dat ministers van oor
log uitgaven doen waarvoor op
de betrekkelijke begrooting geen
geld is toegestaan.
Zooals algemeen bekend is werden onder de
vorige regeering van generaal Bergansius ten
opzichte van de verstrekking van kleeding- en
andere uitrustingstukken zoodanige maatregelen
genomen, dat de begrooting voor het depar
tement van oorlog met ongeveer veertien ton
werd overschreden.
Niettegenstaande de harde woorden, welke
het departement van oorlog daarover, zoowel
van de zyde der volksvertegenwoordiging als
van de pers, heeft moeten hooren, stoorden de
opvolgende ministers van oorlog (Schneider en
Eland) zich daaraan niet in het minste.
Onder hun bestuur was de begrooting lang
zamerhand met ongeveer twee ton voor
kkedinguitgaven overschreden, terwyl laatstgenoemde
minister zich niet ontzag in verband daarmede
den voorraad laken gedeeltelijk te verminderen.
Afdoende maatregelen worden hier noodig
geacht. Van meer aan eeu zijde is als middel
aangegeven, de ministers van oorlog voor
dergelyke overschrijdingen der begroeting pertoonlyk
verantwoordelijk te stellen.
Voorstanders van dezen maatregel beweren,
dat deze soort van uitgaieu steeds te voorzien
zijn en de ministers dus in de gelegenheid zyn
bijtyds het meer benoodigde by' de volksver
tegenwoordiging aan te viagen.
Werd tot voormelden maatregel besloten,
dan voorzeker zouden belangrijke uitgaven
bespaard worden.
De ministers en ambtenaren toch laten
zooals de ondervinding in de laatste jaren
heeft ge.eerd hun lust voor allerlei
unitormveranderingen maar botvieren, al zijn daarvoor
tonnen gouds meer noodig. De vo
ksvertegenwoordiging is goed genoeg het bleek reeds
twee malen het boven de begrooting
uitgegevene alsnog toe te staan.
Opheffen van het korps rydende
artillerie.
Hieromtrent teekent de oud minister Seyffardt
(Gids van IfciW) het volgende aan:
Wordt bezuiniging dringend noodzekelyk
en vi eest men niet met roemrijke traditiën te
breken, dan zoude men door afschalflng van
het korps rijdei.de artillerie ?255.444 'sjaars
uitwint en.
Als men dan tevens, zonder de vredesformatie
der batterijen veldartillerie te veranderen, die
18 batteryen van 6 op 8 vuurmouden elk bracht,
dan kreeg men zoodoende, het verlies van 12
vuurmonden der rydende artillerie in rekening
gebracht, een aanwinst van 24 veldvuurmonden.
Bij de verdediging van onze terreinen zal
het zoo menigmaal voorkomen, dat men de
batterijen moet splitsen en n of meer sectiën
(2 vuurmonden) moet detacheeren, dat voor de
landsverdediging de samenstelling uit 8 in
plaats van uit 6 vuurmonden niet alleen uit
een oeconomitch oo|punt voordeelig, doch ook
uit een tacti.-ch oogpunt niet zoo gehtel
verwerpelyk is."
Vooral nu ook da rydende artillerie zijn.
bejaarde vrijwilligers kan tellen en de militie
ook by dit korps meer en meer de overhand
krijgt, zal het voorzeker minder hard vallen
met eene traditie te breken, te minder wanneer
daarmede jaarlijks een kwart miüioen bezuinigd
kan worden.
Afschaffen (althans voor het grootste
gedeelte) van den verplegingstrein.
Het Nederlandsche leger veroorlooft zich de
luxe om er verschillende treinen met tallooze
voertuigen, ingericht voor tochten naar verre
landen, op na te houden.
Tal van officieren en kaders zy'n daarby,
ook in vredestijd, ingedeeld, terwijl afgeleefde
of bijna versleteu paarden, afkomstig van de
bereden artillerie, daarbij nog eenige diensten
verrichten. En dat niettegenstaande er zoovele
goede land- en waterwegen in ons land zijn
en over een om zoo te zeggen onnoemelyk
aantal particuliere voertuigen en paarden kan
worden beschikt, welke vrij wat beter zijn
voor diensten in oorlogstyd dan onze veel te
zware en lompe transportwagens en karren en
afgeleefde troepenpaarden.
Ook hier zou een ernstig onderzoek aan den
dag arengen, dat zonder eenig bezwaar belang
rijke bezuiniging mogelijk is.
Opheffen van de constructie-werk
plaatsen voor artillerie-materieel,
gevestigd te Delft.
Het is van algemeene bekendheid, dat aan
genoemde werkplaatsen zeer duur, en dikwyls
weinig bruikbaar, materieel wordt vervaardigd.
Hierin werd dan ook uan verschillende zyden
(ook van de zijde der volksvertegenwoordiging)
aanleiding gevonden op de opheffing daarvan
aan te dringen.
De betrokken ministers van oorlog verzetten
zich daartegen voornamelijk op grond dat men
geen weg weet met het groote personeel het
welk daaraan verbonden is. Velen daarvan
zouden pensioen kunnen bekomen, doch ook
velen zouden zonder middel van bestaan ge
raken.
Voorzeker een menschlievende opvatting,
maar of die genoegzaam weegt en wat 's ry'ks
geldelijk belang vordert zijn vragen, welke maar
niet zoo gemakkelijk zyn te beantwoorden.
Om dit met eenigen grond te kunnen doen
zou men in de eerste plaats te weten moeten
komen wat de gezegde inrichting over de laatste
25 jaren aan het rijk heeft gekost daarbij
ook gerekend de bezoldigingen en verdere
vergoedingen van het officierspersoneel, daarbij
werkzaam gesteld, en de kosten f ot uitbreiding
en onderhoud van gebouwen, enz., en welke
voorwerpen zy'n aangemaakt of gewyzigd.
Een zoodanig onderzoek en eene vergelyking
tegen welke pry'zen de aangemaakte voorwerpen
door particulieren zouden kunnen geleverd zijn
zou de moeite zonder twy'fel loonen.
(Slot volgt.) * *