De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 8 september pagina 1

8 september 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N'. 1263 DE AMSTERDAMMER A°. 190.1. WEEKBLAD NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAREïfDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wardt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, Ir. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar .121/» Dit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dea Capucines tegenover h«t Grand Café, te Parijs. Zondag 8 September. Advertentiën van l?5 regels ? 1.10, elke regel meer. .... ? O.rM Reclames per regel 0.40 Aunonces uit Diiitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RU DOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer Bi'ma. \oorloopig Bericht. Evenals in 1897 is geschied, zullen, wfl als premie voor onze abonnés verkrfjgbaar stellen een Album bevattende de Portret ten van en eenige mededee 1 in gen omtrent de leden der nieuwe Tweede Kamer. Tijd van verschijning en condi ties zullen later te dezer plaatse worden bekend gemaakt. De Uitgevers, VAN HOLKEMA & WARENDORF. BMimiiHmmmummn'miiHii»iiiHmnmmiiiitiiimmunmi»mim I N H O C D. VAN VEEBE EN VAN NABIJ: De Staten van Noord-Holland en deHollandscheUzeren SpoorwegMaalschappij. Bezuiniging op de uitgaven voor de landsverdediging, II, door *»*? Macalester Lonp als Beschermengel. De twee presidenten. Afschaffing van de jacht als vermaak. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: De rechtspositie der Engelsche vakvereenigmgen, door G. v. D. TOONEEL EN MUZIEK: Sardon's leerjaren. Muziekbeoordeelingen, door Ant. Averkamp. KUNST EN LETrEBEN: Hollandsche kunst in den vreemde, door Ph. Z. A. Phillippi. Die Knnst des 15. und 16. Jahrhunderts in Deulschland und den Niederlanden enz., door P. d. M. De archituur in hare hoofdtijdperken, door Henri Evers, beoordeeld door J. E. v. d. Pek. Verzen van Albert Benin, beoordeeld door J. B Schepers. Yondel's vermogen, door A. W. Weissman. Boekaankondiging. FEUILLETON: Grootvader's Kanaries, door J. F. de Witt, IV,(slot.)?RECLAMES. VOOB DAMES: De stichting Coopersburg" te Akkrum, II, (slot), door G. C. Stellingwerf?Jentink. Keizerin Friediicb, door E.Kunst?Heynneman. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. S1NANOIEELE EN OECONOM18CHE KBONIEK, door D. Stigter. SCHETSJES: Onze grappige kapel meester. ALLERLEI. INGEZONDEN. PEN EN POTLOODKBAB3EN. ADVEBTENTIEN. IIIIIUIllflIMIIIIIIHIHIIIIMIIIIIIIMIIHIIItllllltlllllllllllllllltlllHM De Staten van Noord-Holland en de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatscliappy. De verkoop aan de H. IJ. S M. der aandeelen van de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij en van de ZuidHollandache Electrische Spoorweg-Maat schappij, die beide nog in handen waren van bankiers, en wel die van de eerste van de heeren Labouchère?Oyens & Co. en H. Oyens en Zoon en die van de tweede van de Amsterdamsche Bank heeftjin finantieele kringen en in de spoorwegwereld terecht sensatie verwekt. Hoewel, volgens de eenstemmige cou ranten-berichten deze overgang van bezit niet open, maar in het geheim, zonder voorkennis en medewerking der besturen van de beide Electr. Spoorweg-Maatschap pijen heeft plaats gehad, en het zeker wei wenschelijk is, dat over de plaats gevon den transacties zelve nog eenig meerder licht verspreid worde, willen wij dit aan anderen overlaten, die van deze gebeurte nissen beter op de hoogte zijn dan wij ; en hier alleen den verkoop der H. E. S. M. aan de H. IJ. S. M. bespreken, voor zoover deze dading verband houdt met de aan de H. E. S. M. verleende Provin ciale subsidie van een half millioen gulden, voor den aanleg en de exploitatie van een tramwegnet in de Haarlemmer meer en omgeving, aansluitende aan de stamlijn dezer Maatschappij, den locaalspoorweg Amsterdam?Haarlem, die een zuidelijke verbinding tusschen beide steden zal vormen, en waarvoor de concessie is verleend en de onteigeningswet door de Kamers is aangenomen. * * * De subsidie werd gevoteerd in de zit ting der Staten van 3 Juli j.l. en reeds in de eerste dagen van Augustus konden de couranten den verkoop melden der Zuid-Hollandsche Electrische SpoorwegMaatschappij. Dit is van gewicht omdat, naar men in welingelichte kringen beweert, eerst de H. E. S. M. is verkocht, en eerst daarna de Z. H. E. S. M. Deze beide transacties moeten dus ach tereenvolgens in minder dan ne maand zijn geschied, wanneer men althans aan neemt, dat bij de subsidieverleening door de Staten van N.-Hollaud de overdracht niet reeds een voldongen feit is geweest. Voor hen die bekend zijn met de wijze van werken onzer bankiers, moet het zeker opmerkelijk zijn, wanneer twee zulke hoogst belangrijke transact:es van plm. 12 a 15 millioen gulden, nog wel niet gezamenlijk, maar de een na den ander, dus ieder in ongeveer 14 dagen kunnen zijn aangebonden, behandeld en beklonken. Maar hoe onwaarschijnlijk deze over haasting bij anders zoo bedachtzame raenschen als de hier bedoelde bankiers ook moge schijnen, de mogelijkheid blijft be staan, en wij willen daarom voorloopig ook aannemen, dat dit aldus is geschied. 1) Maar ook wanneer wij dit aannemen maakt het reeds dadelijk een vreemden indruk, dat bijna onmiddellijk, nadat de subsidie door de Staten was aangenomen, de onderhandelingen moeten zijn geopend over den verkoop van de H. . S. M. aan de H. IJ. S. M., want nog op 3 Juli stemden twee leden van den Raad van Beheer der II. IJ. S. M., de, heeren Westenvoudt en Roëll, vóór de subsidie-voor dracht, en deze heeren zijn, zooals alge meen bekend is, niet alleen leden der Provinciale Staten, maar ook leden van Gedeputeerde Staten; ja juist de beide eenige leden der z.g. commissie van Water staat, die meer nog dan de andere leden van het college dergelijke voordrachten voorbereidt. In de zitting van 3 Juli verdedigde Mr. Westerwoudt de subsidie-voordraoht daarenboven met groote warmte. * * * Alvorens nader hierop in te gaan willen wij de verhouding der H. IJ. S. M. tot de Staten van N. Holland, in het bijzonder die wat de subsidie-verleening voor spooren tramwegen betreft, even releveeren. Sedert 1884 werden door de Provincie subsidies verstrekt voor het tot stand bren gen der volgende lijnen: Hoorn Medemblik, Alkmaar?Hoorn, Schagen Wognuin, Purmerend?Alkmaar, Volendam Edam?Kwadijk, Egmoud?Alkmaar Bergen en laatst de Haarlemmermeerlijn en met de lijn Amsterdam?Alfen der Hollandsche Electrische Spoorweg-Maat schappij, voor zoover ze in de Provincie N.-Holland gelegen zijn. Behalve hij de lijnen Schagen Wognum en Purmerend Alkmaar is de H. IJ. S. M. bij al deze lijnen direct be trokken, bij twee alleen voor de exploitatie, al de drie anderen worden, of zullen door haar worden aangelegd en geëxploiteerd. En niet alleen bij de beide onafhan kelijke lijnen, maar ook bij de vijf waarbij de H. IJ. S. M. direct betrokken is, namen hare bestuurders als Statenleden, als Gedeputeerden of als Commissars der Koningin een actief deel aan de voorbe reiding, aan de discussies en zooveel mogelijk aan de stemmingen. Het verst ging men in dit opzicht bij de subsidieering der lijn Volendam?Edam -Kwadijk. Hier werd het voorstel Heemskerk om de voor dracht van Gedep. Staten aan te houden, totdat een tegenplan van den heer Sanders nader zou zijn onderzocht, afgestemd met 35 tegen 32 stemmen. Onder de tegenstemmers waren vier bestuursleden der H. IJ. S. M., n.m. de heeren Westerwoudt, lioëll, Boissevain en Hartsen. Hadden deze heeren zich, zooals het behoorde, van stemming onthouden, dan zou de voordracht zijn aangehouden en had deze zaak verder zeker een geheel ander beloop gehad. De subsidie voor deze lijn. was eerst aangevraagd door een Edamsch Comité, maar daar de H. IJ. S. M. niet alleen de lijn zou bouwen en exploiteeren, maar ook het kapitaal zou verschaften, dat noodig was boven de van Provincie en Rijk verkregen subsidies, werd later op voorstel van den Minister van Waterstaat het Edamsche Comitézeer terecht op zijde geschoven, en ook de provinciale sub sidie op naam der H. IJ. S. M. overge schreven. Hadden dus de heeren Westerwoudt en Roëll als Gedeputeerden de voordracht voor de subsidie aan de Hollandsche Electrische Spoorweg-Maatschappij toe te staan, helpen voorbereiden ; hadden zij haar verdedigd en er voor gestemd met de wetenschap, dat on derhandelingen gevoerd werden om deze Maatschappij n a de subsidieverleening, door de Provincie Noord-Holland, in het bezit hunner Maatschappij, de H. IJ. S. M., te doen overgaan; zij hadden principieel geen andere houding aangenomen dan die, toen zij op dezelfde wijs medewerkten tot het verkrijgen der subsidies voor de lijnen Volendam?Edam?Kwadijk en Egmond?Alkmaar?Bergen 2). Principieel toch maakt het geen verschil of de subsidies slechts bedragen /' 72,000 en f 60.000 als voor deze lijnen, dan wel een half millioen als voorde Haarlemmermeerlijnen der Hollandsche Electrische Spuorweg Maatschappij. 3) Wij hebben in ons artikel «Concurren tie" van 7 Nov. 1897 reeds met een enkel woord geweien op het onvereenigbare van de betrekkingen van Bestuurder der H. IJ. S. M. en van lid van Gedep. Stalen van Noord-Holland in een en dezelfde persoon, en wij wenscheii hier met meer der nadruk nogmaals hetzelfde te doen. Hierbij is bet niet beslissend of de heeren, die deze betrekkingen thans in zich vereeni gen bij de voorbereiding der subsidie van de H. E. S. M. al of niet reeds op de hoogte waren van de onderhandelingen, die zoo kort na het voteeren der subsidie zouden voeren tot den verkoop dezer maatschappij aan de hunne. Wisten die heeren iets van de plannen der H. IJ. S. M. met, de lijnen der H. E. S. M., hun positie was zeker scheef, maar niet veel erger dan de hunne bij de subsidie verleening voor de lijnen Volen dam Edam Kwadijk Egmond?Alk maar?Bergen. Alleen hierdoor zou ze nog iets sahever zijn, dat ze den Siaten fatsoenshalve van die plannen hadden behooren kennis te geven; maar bij volkomen identificeeren van de belangen der Provincie met die eener particuliere Maatschappij, komt men, wanneer men over den kop heen is, ook over den staart. De positie dezer heeren wordt al een bijzonder eigenaardige wanneer ze van den verkoop eerst gehoord hebben nadat het votum der Staten gevallen was; maar had den ze niet onmiddellijk, nadat de verkoop der H. E. S. M. ter hunner kennis was gekomen voor hun zetel hetzij in het college der Gedeputeerde Staten of' in het Bestuur der H. IJ. S. M. moeten bedanken? En hiervan is ons tot heden niets bekend. Ondersteld, dat het waar is, dat deze heeren werkelijk geheel onkundig waren van de plannen hunner eigen Maatschappij zal het publiek dat kunnen gelooven? Mannen als Westerw&^'lt en Roëll staan terecht niet bekend als behoorende tot de categoriën der «mallen en niemendallen" onder onze vroede vaderen. Zij gelden voor mannen van kennis en talent, voor corypheeën op spoorweggebied. En welk eene rol lieten hunne mede bestuurders hen dan spelen, wanneer zij hen onkundig hielden van zulk een hoogst gewichtige dading, als de aankoop van twee belangrijke Maatschappijen, die in verre toekomst op de richting, waarin onze spoorwegen verder zullen worden bestuurd, van grooten invloed zal zijn en die ook voor de toekomst hunner eigene maatschappij beslissend zal kunnen wezen ? Ook in dit geval abdiceeren zij daad werkelijk van hunne hooge positie. In zaken-kringen moge men deze trans actie als een handige zet van den H. IJ. S. M. beschouwen voor de Staten van Noord-Holland moet deze daad eener par ticuliere Maatschappij zijn als een aantasten hunner Hoogheiden Waardigheid, als Pro vinciale vertegenwoordiging. Kan men op duidelijker wijze dan thans geschied is zijne minachting toonen voor de besluiten eener vertegenwoordigende vergadering, dan door enkele dagen na het gevallen besluit, de beteekenis daarvan grootendeels te veranderen ; want zelfs al wordt niets aan de bestaande plannen gewijzigd, al worden zij in haar geheel uitgevoerd zooals zij thans zijn, ook dan nog is het geheel iets anders of de sub sidie wordt verleend aan eene relatief kleine maatschappij wier uitsluitend doel is, het bevorderen van het locaal verkeer, dan wel aan de in deze Provincie domineerende H. IJ. S. M., die haar kracht moet zoeken in het doorgaand verkeer. Want waar subsidie-verleening gemoti veerd moge zijn aan eene maatschappij, die buiten het groot spoorwegverkeer staat, kan het zijn dat zij onnoodig wordt waar de gesubsidieerde lijnen ook dienstbaar zullen worden gemaakt aan doorgaand verkeer, en wanneer ten gevolge der bezitsverandering ook de concurrentie, die men had willen scheppen, onmogelijk wordt gemaakt. Maar wie waarborgt zelfs de ongewijzigde uitvoering der plannen, waar voor de subsidie werd verleend? Deze geschiedenis, is evenals de door ons vermelde vroegere historie, een bewijs, hoe wenschelijk het is voor de reputatie van de heeren Roëll en Westerwoudt, als zakenmannen en als leden van een regeeringscollege, en ook voor de zuiverheid van regeeringstoestanden, dat zij kiezen tusschen hun directeurschap bij de H. IJ. S. M. en hua lidmaatschap van Gedepu teerden. Hier heeft men een herhaling van de dubbelzinnigheid eener positie, waar van indertijd de gemeenteraad, en de heer Schmitz als mede-directeur der A. O. M., zooveel last hebben gehad. Een krachtig optreden der Staten zal zeker noodig zijn, om hieraan paal en perk te stellen en hun eigen prestige te redden. Wij zullen afwachten. 1) De bouwkosten der lijn Rotterdam?den Haag?Scheveriiijgen der 7,. H. E. S. M, zijn volgens het fiaantieel prospectus geraamd op /7.000 000.?, de lijn Amsterdam?Haarlem der H. E. S. M. volgens het prospectus der leening op f 3.000.000.?waarbij nog moeten komen de bijdragen der Maatschappij voor de lijn in de Haarlemmermeer en omgeving een net van ongeveer 100 kilometer over de Provincies Noord Holland, Zu: d Holland en Utrecht verdeeld. 2) Met den spoorweg Alkmaar?Hoorn is het e<n<aszirjs anders gesteld. 8 Nov. 1890 werd door de Staten aan dj heeren Bosman en de Lange eeue subsid e ver leend voor den aanleg en de exploitatie van een /evö/spoorweg van Alkmaar naar Hoorn, groot f 200.000. In de zomerzitting van '93 antwoordt de voorzitter, de heer Schorer, op eene viaag van den. heer U'aller hoe liet met dete zaak staat, dat olliüieel hieromtrent niets is mede te deeien, maar dat offieieuse mededeelingen hem de verwac iting kuuuen doen uitspreken, dat eene gewenschte oplossing wordt ie gemoet gezien. lu de najaarszitting deelt de voorzitter daar op mede, dat door de lle^eering aan de Hou. Spoor concttsie is verleend voor een spoorweg vau Alkmaar over Heer Hugowaard naar Hoorn. Dit was blijkbaar de geweiischte oplossing, want ia dd zomerzitting fan '91 antwoordt de voor zitter weder op eene vraag van den heer Waller, dnt de onteigeningsstiikkeu voor dezen spoorweg gereed zijn. Verder schijnt niets in de Staten over deze zaak gezegd te zijn, maar bememding moet het verwekken, dat waar de subsidie werd verstrekt voor een loeaalspoorweg ter bevordering van fcet locaalvervoer, een groote spoorweg is ge bouwd langs eeu geheel ander tracéveel minder gunbtig voor het locaal verkeer. 3) la de maand Juli, toen de onderhandelingen voor den verkoop der H. E. S. M. in vollen gang waren, verleenden de Staten vau Zuid-Holland ook voor ongeveer een half millioen subsidie aan, deze maatschappij. Dit feit valt ecuter buiten liet kader onzer tegenwoordige beschouwingen. Bezuiniging op de uitgiiven voor de landsverdediging. n. Het aanstellen van vrouwelijke be dienden in de militaire ziekeninrichtingen, het verminderen van het getal officieren van gezondheid en het afschaffen van de mili taire apothekers. Meermalen is de aandacht gevestigd op de bijzonder booge uitgaven welke voor den ge neeskundigen dienst der landmacht worden gevorderd. Op eene legersterkte van enkele duizende manschappen eene jaarlijksche uitgaaf van / 832.363 is waarlijk geen kleinigheid. Naar van verschillende zijden wordt beweerd, ware in de eerste plaats te bezuinigen op het artikel hospitaal geëmployeerden". Zoowel het magazijcs- en schrij ver.-perooneel als het verdere kader en de ziekenoppassers, zouden voor het grootste gedeelte vervangen kunnen worden door vrouwelyke bedienden, welke het werk voor veel minder geld en zeker niet minder goed zullen verrichten. In de militaire hospi talen in het buitenland en ook in onze burgerziekeninrichtingen is het bewys van een en amter overtuigend geleverd. Het legerbestuur zou daardoor tevens ont slagen raken vau tal van oude, om niet te spreken van afgeleefde mannelijke ziekenverplegers, d,e thans by de hospitalen in dienst zijn. Door dien maatregel zoule vooral ook de liefderijke behandeling der patiënten, de zin delijkheid op gebouwen en lichamen van de patiënten en de goede etensbereiding in de hand worden gewerkt. In de tweede plaats zou het getal officieren vau gezondheid verminderd kunnen worden en de behandeling van zieke militairen, meer dan tot dusverre, aan burger geneesheeren toevertrouwd worden. Het zeer groot aantal burger geneeskundi gen, hetwelk tegenwoordig beschikbaar is, maakt dien maatregel vermoedelijk mogelijk. Vrees voor gebrek aan geneeskundige hulp in oorlogstyd behoeft niet te bestaan. In die omstandigheid zullen zich genoeg burger geneeskundigen aanmelden om diensten bij het leger en in de militaire hospitalen te verrichten. Daarop wordt, onder de bestaande dure organisatie, locu reeds gerekend. In de derde plaats waren de militaire apo thekers af te schaften. Zonder eenig bezwaar kunnen hunne ?werkzaamheden aan vrouwen wordan opgedragen, waarmede betrekkelyk belangrijke uitgaven bespaard kunnen worden. Het nemen van maatregelen om te voorkomen dat ministers van oor log uitgaven doen waarvoor op de betrekkelijke begrooting geen geld is toegestaan. Zooals algemeen bekend is werden onder de vorige regeering van generaal Bergansius ten opzichte van de verstrekking van kleeding- en andere uitrustingstukken zoodanige maatregelen genomen, dat de begrooting voor het depar tement van oorlog met ongeveer veertien ton werd overschreden. Niettegenstaande de harde woorden, welke het departement van oorlog daarover, zoowel van de zyde der volksvertegenwoordiging als van de pers, heeft moeten hooren, stoorden de opvolgende ministers van oorlog (Schneider en Eland) zich daaraan niet in het minste. Onder hun bestuur was de begrooting lang zamerhand met ongeveer twee ton voor kkedinguitgaven overschreden, terwyl laatstgenoemde minister zich niet ontzag in verband daarmede den voorraad laken gedeeltelijk te verminderen. Afdoende maatregelen worden hier noodig geacht. Van meer aan eeu zijde is als middel aangegeven, de ministers van oorlog voor dergelyke overschrijdingen der begroeting pertoonlyk verantwoordelijk te stellen. Voorstanders van dezen maatregel beweren, dat deze soort van uitgaieu steeds te voorzien zijn en de ministers dus in de gelegenheid zyn bijtyds het meer benoodigde by' de volksver tegenwoordiging aan te viagen. Werd tot voormelden maatregel besloten, dan voorzeker zouden belangrijke uitgaven bespaard worden. De ministers en ambtenaren toch laten zooals de ondervinding in de laatste jaren heeft ge.eerd hun lust voor allerlei unitormveranderingen maar botvieren, al zijn daarvoor tonnen gouds meer noodig. De vo ksvertegenwoordiging is goed genoeg het bleek reeds twee malen het boven de begrooting uitgegevene alsnog toe te staan. Opheffen van het korps rydende artillerie. Hieromtrent teekent de oud minister Seyffardt (Gids van IfciW) het volgende aan: Wordt bezuiniging dringend noodzekelyk en vi eest men niet met roemrijke traditiën te breken, dan zoude men door afschalflng van het korps rijdei.de artillerie ?255.444 'sjaars uitwint en. Als men dan tevens, zonder de vredesformatie der batterijen veldartillerie te veranderen, die 18 batteryen van 6 op 8 vuurmouden elk bracht, dan kreeg men zoodoende, het verlies van 12 vuurmonden der rydende artillerie in rekening gebracht, een aanwinst van 24 veldvuurmonden. Bij de verdediging van onze terreinen zal het zoo menigmaal voorkomen, dat men de batterijen moet splitsen en n of meer sectiën (2 vuurmonden) moet detacheeren, dat voor de landsverdediging de samenstelling uit 8 in plaats van uit 6 vuurmonden niet alleen uit een oeconomitch oo|punt voordeelig, doch ook uit een tacti.-ch oogpunt niet zoo gehtel verwerpelyk is." Vooral nu ook da rydende artillerie zijn. bejaarde vrijwilligers kan tellen en de militie ook by dit korps meer en meer de overhand krijgt, zal het voorzeker minder hard vallen met eene traditie te breken, te minder wanneer daarmede jaarlijks een kwart miüioen bezuinigd kan worden. Afschaffen (althans voor het grootste gedeelte) van den verplegingstrein. Het Nederlandsche leger veroorlooft zich de luxe om er verschillende treinen met tallooze voertuigen, ingericht voor tochten naar verre landen, op na te houden. Tal van officieren en kaders zy'n daarby, ook in vredestijd, ingedeeld, terwijl afgeleefde of bijna versleteu paarden, afkomstig van de bereden artillerie, daarbij nog eenige diensten verrichten. En dat niettegenstaande er zoovele goede land- en waterwegen in ons land zijn en over een om zoo te zeggen onnoemelyk aantal particuliere voertuigen en paarden kan worden beschikt, welke vrij wat beter zijn voor diensten in oorlogstyd dan onze veel te zware en lompe transportwagens en karren en afgeleefde troepenpaarden. Ook hier zou een ernstig onderzoek aan den dag arengen, dat zonder eenig bezwaar belang rijke bezuiniging mogelijk is. Opheffen van de constructie-werk plaatsen voor artillerie-materieel, gevestigd te Delft. Het is van algemeene bekendheid, dat aan genoemde werkplaatsen zeer duur, en dikwyls weinig bruikbaar, materieel wordt vervaardigd. Hierin werd dan ook uan verschillende zyden (ook van de zijde der volksvertegenwoordiging) aanleiding gevonden op de opheffing daarvan aan te dringen. De betrokken ministers van oorlog verzetten zich daartegen voornamelijk op grond dat men geen weg weet met het groote personeel het welk daaraan verbonden is. Velen daarvan zouden pensioen kunnen bekomen, doch ook velen zouden zonder middel van bestaan ge raken. Voorzeker een menschlievende opvatting, maar of die genoegzaam weegt en wat 's ry'ks geldelijk belang vordert zijn vragen, welke maar niet zoo gemakkelijk zyn te beantwoorden. Om dit met eenigen grond te kunnen doen zou men in de eerste plaats te weten moeten komen wat de gezegde inrichting over de laatste 25 jaren aan het rijk heeft gekost daarbij ook gerekend de bezoldigingen en verdere vergoedingen van het officierspersoneel, daarbij werkzaam gesteld, en de kosten f ot uitbreiding en onderhoud van gebouwen, enz., en welke voorwerpen zy'n aangemaakt of gewyzigd. Een zoodanig onderzoek en eene vergelyking tegen welke pry'zen de aangemaakte voorwerpen door particulieren zouden kunnen geleverd zijn zou de moeite zonder twy'fel loonen. (Slot volgt.) * *

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl