De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 8 september pagina 3

8 september 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1263 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. IIIIIIIMIIIIIIIIIItiilllIlliillllllMIUIIIIIIIUIIIltttllllllllllttlUlltllllllttll; Grootvaders Kanaries, 4) DOOK J. F. DE W ITT. (Slot). De musicus keek mij nu eenigszins verbaasd aan. Ik legde wat meer nadruk op mijn woorden en vertelde hoe ik hem m=t ons .jongste kind in het park had zien wandelen en hoe ik daar van geschrikt was, daar het by ons te lande in geenen deele gebruikelijk is, dat iemand zoo in het openbaar met een jong meisje van goeden huize ging wandelen zonder zelfs ook maar met haar ouders te hebben kennis ge maakt, zonder dat de ouders tot dat wandelen hun toestemming hadden gegeven. Ik betoogde, dat hij zelf wel zou kunren begrijpen, dat de goede naam van een meisje door zoo iets gevaar liep en ik vroeg of hij zich in eenig opzicht, tegenover my als vader, verantwoorden kon. De kunstenaar luisterde met hoffelijke be leefdheid, maar toen ik uitgesproken had streek by eerst met zyn hand door zyn haar, hief daarna beide.armen omhoop, liet ze weer val len en antwoordde: Mijn beste meneer! U is de eerste niet die my iets verwijt, waaraan ik geheel onschuldig ben. Ik meen my te herinneren welk jong meisje U bedoelt, maar ik ben waarlijk niet aansprakelijk voor al die kleine ontmoetingen, waaraan mijn leven zoo rijk is. Ik ben artist, dat 's waar, en dat het vrouwelijk gedeelte van my'n auditorium zich zoo ingenomen toont met my'n kunsr, is voor m|j nè! vleiend, doch treft den kunsten .w in mij meer dan den mensch. Dat ik de vaarde van mijn vertolking van de werken der groote comppnisten besef ??ik leden eener rakvereeniging, die bij hem bet werk hadden nedergelegd op grond dat hij ook met-leden in dienst had, een bevriende firai», met wie hij zaken deed, hadden overgehaald de relatie af te breken, natuurlijk door pressie uit te oefenen op de werklieden, bij d;e firuia in betrekking. Hoewel de gedaagden er z\ch op beriepen, dat zij gehandeld hadden als leden eener wettelijk erkende vereenigiug en dus niet geacht konden worden te hebbeu samengespannen tot onrechtmatige benadeehrjg van den eigener, werd toch de eisch toegewezen, daar de vakvereenigiug in dit geval als een ameuspanumg in den zin der wet moest wordeu beschouwd. Hoewel het Liet alüjd gemakkelijk valt over j dergelijke gevallen, waurvan vaak nitt aüe bij zonderheden bekend zijn, een juist oordeel te vellen, zoo schijnt toch deze uitspraak eeue indirecte veroordeeling van de werkstaking zelve te bevatten. In het geval niet de spoor wegmaatschappij, waarbij tronwens tengevolge vau de houding der gedaagde vakvereeiiigmg het eigeiilijfce geschil op den actitergrond is geraakt, gold het nog het uitzetten van pi,steu, dat hoewel op zichzelf zeker niet ongeoorloofd, allicht tot onrechtmatige handelingen aanleiding geven kan. Wannter men daarbij door middel van intimidatie anderen tot contractbreuk tracht over' te halen, wat hier het geval scbijnt te ziju geweest, dan kunnen zich gevallen voordoen, waarbij de grens van het geoorloofde wordt overschreden, zoodat een veroordeelt nd vonn s met het rechtsbewustzijn niet in strijd kan worden geacht. Geschieden dergelijke handelingen op last der vakvereenigiug d»n kan zelfs n>et ontkend worden, dat een civielrechtelijke actie in menig opzicht de voorkeur verdient boven een straf rechtelijke, als elders vermoelelijk tegen de Overtreders persoonlijk zou worden iugestetd,eeiisdeels omdat dit in het vervolg tot meer om zichtigheid zal nopen, anderdeels omdat daardoor 'vermeden wordt dat personen voor den straf rechter worden gebracht voor feiten, die zij en ?velen met hen niet als strafbaar erkennen, iets wat altijd zijn bedenkelijke zijde heetr. Doch ?wanneer het tene vakvereenigi g niet vrij &ta*t n beroep te doen op de s>olidariteit vau hare leden, door dezen uit. te uoodigen, niet te wer<ken onder bepaalde door haar met goedgekeurde voorwaarden, dan inderdaad wordt hare politie .ernstig bedreigd. Of die voorwaarden betrekking hebben op loon en arbeidsduur of op de amstellmg van iiiet-leden der vereenigiug doet hierbij niets ter zake en eveumin of mtu den eisch der uitsluiting dier laatsten niet alleen stelt aan de wtrkgevers, bij wie men zelf araeidt, doch ook aan die, voor wier rekening wordt gewerkt. Ook of de gestelde eisch op zichzelf gerechtvaardigd kan worden geac.it,, kaa hierbij buiten beschouwing b ijven. Dd vakvereenigii.p', die in een bepaald geval haren leden verzoekt bij hunnen werkgever op het afbreken eener handelsrelatie aan te dringen, verricht daarmede geen ongeoorloofde daad, al kunnen derden daar ook schade van ondervinden. Ware dit niet zoo dan zou mtn met hetzelfde recht kunnen verbieden dat ter bevordering van zondagsrust, of vervroegde winkelslüiting aangedrongen wordt, om n et te koopen in winkels, die in dit opzicht uit t aan zekere eischen willen voldoen, eu zou zelfs een verbruikersbond kans loopen zich een vordering tot schadevergoeding op den hals te balen, wanneer deze door uitgifte van een witte lijst feitelijk het publiek u tuoodigt aan niet op die lijst voorkomende personen ziju bestal ing n te onthouden. Bet- is eehter aan de Eagelsehe vakvereenigifigen wel tcevertrouwd er voor te waken, dat in deze geen rechtsopvattingen post vatten, die hun geheele bestaan zouden bedreigen. De openbare meening, die in Engeland nog heel wat meer te beteekenen heeft dan overal elder?, zou zich ongetwijfeld krachtig doen gelden, wanneer de lords eens toonden een al te zon derlinge opvatting te hebben van hunne rechterstaak. Uat echter de civielrechtelijke aan sprakelijkheid der vakvereenigiiigen op zichzelf reeds een nadeel zou zijn, die verlammend op haar optreden zou moeten werken, kan slechts beweerd worden door her, die blijk geven van een zeer erge en eenzijdige opvatting van hare taak. Willen de arbeiders in hunne onderhan delingen met hunne werkgevers in alle opzichten als gelijken beschouwd worden, dan moeten zij er zich in verheugen, dat er een vorm is gevonden, waardoor een door hen aangegane verbintenis eerst die waarde verkrijgt, welke onafscheidelijk verbonden is aan de zekerheid, die voor het nakomen daarvan kau worden gesteld. C. v. D. TOONLLCTrTMVZILK Sardon's leerjaren. Op 9 September viert Victorien Sardou, de beroemde Fransche tooneeischrijver, die ook hier te lande zoovele vrienden en bewonderaars telt, zyn zeventigsten verjaardag. Naar aan leiding van dien gedenkdag mogen hier eenige herinneringen een plaatsje vinden, door Sardou zelf medegedeeld uit den tijd, toen hy nog een zoekende ziel was en met roem en fortuin slechts in zyn wakende droomen in aanraking was gekomen. Da roeping'' deed zich bij hem tijdig genoeg gelden. Als kind bracht ik mya vrije uren door met het bouwen van kleine tooneelen, waarop ik poppen liet spelen. Toen ik zestien jiar was, en leerling van het Lycée Henri I P, begon ik myn eerste stuk, Utho, een drama, rjatuurlyk in verzen. Ik bshoef wel niet te zeggen, dat ik tot mijn vertwijfeling spoedig bemerkte, dat hiervan niets terecht zou komen. Doch op zoo jeugdigen leeftijd troost men zich snel en ik sctneef zelfs eigenhandig een graf schrift voor mijn eerstgeborene. Den volgenden dag begon ik ain een nieuw stuk, want ik droomde van niets dan tooneelen, dialogen en decoraties. Overigens was mijn klasseleeraar, de oude heer Brunet, die lid was vau het leescomitèvan het Odéon, verrast door de eigenaardige manier, waarop ik Terentim vertaalde. Dat is een curieus kerellje", zeide hy eens tot den inspecteur; hij verzint origiceeie vergelykingen, en nog wel iu dramatischen vorm. Daar zit leven in! Dédrommel zal mij halen, ik geloof dat er een tooneelmenfch in hem steekt! ' Mijn vader deelde die meening niet. Ea als ik my' nu zijn bedenkingen te binnen breng, moet ik zeggen, dat het verstand aan zijn kant was, want men zegt niet op zijn Ibde jaar: Ik wil voor het tooneel schrijven", zooais men zegt: Ik wil in de rechten of in de medicynen studeeren.'' Maar destijds overleed} ik nog niet. Toen ik het gymnasium verliet, weigerde ik rondweg, aan de universiteit t!e gaan studeeren, zooals mijn vader verlangde. Ten slotte gaf ik echter toe, en ging naar liet Necker-hospitaal, om my op de chirurgie toe te leggen, ia mriest secties verrichten. Nu, dat was al een bezigheid relyk een andere. Ik bleef anderhalf jair chirurg, maar een eigenaardij; chirurg, een fantastisch chirurg, die het veel amusanter vond, gefingeerde personea in versdrama's met dolk of gif om te brengen, dan op de tafel van het ziekenhuis lyken te ontleden. Eerst woonde ik bij mijn vader in de Rue des Pitstes; later nam ik kaders in de Impatse des Fenittantines. Hier begon ik mijn tragedie Drie avonden, onder de bijzonder aantrekkely'ke titels: Lulher, de Socrenkrijg en de Wederdoopers. Allea natuurlyk weer in verzen. Van het ernstigs tot het vroohjke overgaind want ik voelde in mij een aaudrai g, alsof ik elke week een stut had kunnen scarijven, maakte ik (altijd in verzen) een blijspel da ingebeelde vrienden", en bood dit mijn vader als een meesterstuk aan. Tot mijn pijnlijke verrassing deelde hij die gunstige meening niet. Ik zil het met een treurspel weer goed maken", zeide ik, en schreef mijn Koningin Uifra. Niemand heeft natuurlyk een flauw ver moeden, w;e koningin Ultra was. Vooreerst speelde de geschiedenis in Noorwegen. Dan had ik voor dit werk een geheel nieuwen vorm van dramatische uitdrukking gerenden. Het vers werd al naar de beteekeuis der figure:i korter of langer gemaakt. Mijne heldin, de koningin, sprak in verzen van veertien voeten, de ministers in verzen van twaalf, de hovel.ngen, al naar hun rang, in verzen van acht of zes, de dienaren in verzen van twee voeten, terwijl het volk zich met nlettergrep'pe woorden tevreden stelde. Zooals men ziet, was dit eene zeer vernuftige afdalende ranglijst! Maar al bracht ik mijn dagen en avonden door in het alleraangenaamst ge^elschep van souvereinen en hofdignitarissen, geld hai ik niet, ik dineerde bijzonder slecht en dikwijls neg iets minder dan weinig. Esn vriend van mijn vad-r kwam mij te hulp. Hij kende een Turk, die lessen wilde nemen. De Turk was een zeer fatsoenlijk, beleefd en intelligent man. Wy' waren wederkeerig over elkaar verrukt en niet zonder eene zekere droefheid namen wij afscheid van elkaar toen ik mij, eenige jaren later, na mijn eerste succes, geheel aan het tooneel wijdde. Najac, die mijn niiiiiiiililimiiiiiiiiMiimmmiiiiilummimiiiiiiiu zal de laatste zijn het te on kennen. Er zijn heel wat jaren van mijn leven voorbij gegaan vóór ik de hoogte bereikt hal, waarop ik nu sta. En dat die vertolking tot de harten spreekt i», ik durl het zeggen, mijn glorie. Maar dat de opgewondenheid des harten den hoofden de baas wordt mijn lieva mevrouw en meneer! is het de schuld van den vuurtoren als de vogels zich tegen zijn lichtglas te p letter vliegen. Ik geef U mijn woord van eer dat de kennismet Uw dochter volkomen toevallig was. Ik heb haar niet gezocht. Toen ik hasr echter eenmaal ontmoet hal, heeft haar frissciie per soonlijkheid een hoogst aangenamen indruk bij mij achtergelaten en hoewel de adoratie een groote plaats in mijn leven ingenomen heeft, de onverholen vereering, die uit haar heldere oogen sprak heeft mij wel bijzon der bekoord. En toen hebb -n wij elkaar in het Velodróme meermalen gezien. Wij hebben eerst elkaar gegroet en daarna elkaar telkens een paar woorden toegesproken. Wij hebben wel eens denzelfden weg gefietst en als wij elkaar dan later zonder rb'.s tegenkwamen, hebben wij wel eens te zamon gewandeld. Ik geloof dat dit alles is. Men moet hier te lande wel zeer streng van zeden zijn wanneer men iemand van zulk een verhouding een verwijt wil maken !" Maar gij hebt haar gekust !'' Och, beste meneer ! U is mijn meerdere in jaren maar als U zulk een frisch gezich'je eens met een uitdrukking van zooveel vereering toegewend werd, dan zou ik wel eens willen weten of U niet hetzelfde zou hebben gedaan !" Ik was op het punt nurksch te worden. Ik gevoelde dat de man lichtzinniger dacht dan hy sprak, maar geen enkel woord door hem geuit, op den hoft'ely'ken toon hem eigen, kon aanleiding voor my zijn hem hard te vallen. Gelukkig nam nu mijn vrouw het woord. Ik waardeer het en ik ben er blij om, dat U zoo ronduit met ons spreekt," zeide zij. Ik kan mij ook volkomen in uw positie verplaatsen. Uw talent geelt u aanspraak op hulde, en ik weet dat vele vrouwen van een hulde spoedig overslaan tot een grenzelooze vereering. U zal Turk op een reis met About in zijn vader land heeft opgezocht, heeft heel leelijke dingen over hem verteld. De gezellige leerling met zyn altijd opgewekten blik en zijn levendigen geest schijnt een ruwe en stompzinnige O isterling te zijn geworden. Het onvermijdelijke resultaat der beschaving bj niet voldoende voorbfreide hersenen ! B oze tongen beweren, dit Koningin Ulfra", die ik hem voorgelezen had, hem in, het hoofd zou zijn geslagen. Die arme koningin, wat is ze al belasterd! En hoeveel ongeluk wachtte haar nos> ! Rachel weigerde de rol, omdat het stuk in Noorwegen speelt; en toen werd het, tengevolge van het fiisco van Mlle. Desfossez bij d<; Comédie Francrise deze actrice had Kachel willen onttror en van de lij>tt geschrapt! En toch was , Koningin Ulfra" bijna voor het voetlicht gekomen, waut zij werd sterk geprotegeerd door Mad. Mercier, de ouvreuse van de ttroote Opera, die huishoudster was bij den Di ecleur des lieauxarts! Zoo gaat het in de wereld l Juffrouw Desfo.-.se', die veel -.an Noorwegen hieid, had geen talent, en Richel, die Noorwegen niet kon uitstaan, had veel talect en werd dus onbeperkte alleenheertchcres in het Théatre Ja, als ik de plaa's der handeling van Koningin Ulfra" maar naar het Oosten hal overgebracht, dan zou de zaak nwschïen heel anders zijn geloopen. Kachel zou mij dan mis schien hebben gesp eld en bij het publiek mijn naam hebben bekend gemaakt, terwijl die nu bij de opvoering van mijn eerste werk Li tacerne des tiuluints'', volnxaikt onbekend was. De geschiedenis van dit schitterend fiasco is genoeg bekend. Mijn si uk wa-i opgevoerd, omdat men het gelezen had. daar het toevallig boven op een stapel maimscriptea lag. Het tundschritt had de huishoudster van den directeur bevail n; deze direct ur was bij het doorbladeren van het manuscript gestuit op eene plaats, die her inneringen uit zijne jeugi hadden verlevendigd en mijn stuk was tengevolge van geheel onvoor ziene omstaütli^h^den het voorwerp geworden van vijandelijkheden, die reeds bij het omhoog gaan van het s>cherin een aanvang haddon ge nomen. Men verbeeldde zich waarom weet ik niet dat het ftuk door de regeeriog was besteld en tegen de academische jongelingschap was gericht. Het was een hel-ch spektakel! De GuKlatM van Alout en de Ilenriette Maiwh'tl van de Goncourts hebben later tot dergelijke tooneelen aanleiding gegeven. Maar terwijl Ahout en de Goncourts zich den val hunner stukken weinig aantrokken, werd ik geheel verp etterd. Ik kwam dit iiasco slechts na hst overwinnen van ontzaglijke moeielykheden te b,;ven, en meer dan eans wa .hoopte ik er aap, of ik mij ooit weer uit het moeras zou kunnen redden. Ik hal echter een zoo groot vertrouwen in mijn gestern e, ik gevoelde een zoo levendig verlangen om mij i doel te bereiken, en wel door het tooneel, dat ik woedend, hardnekkig, bleef doorstrijden. Welk een lange eri smar telijke kruisweg wai dit tijdperk, dat van mijn eerste fiisco met £/Y''a" tot mijn tucces met het door Déjazet gespeelde Les premières ar mes da Figu.ro" duurde,! Me,n kan zich niet voorstellen, welk een elk-nde ;k hab geleden, hoe talrijke teleurstellingen mijn deel werden, op welke mijn vurig v rUrgen om my'n doel te b-reiken, mijn geloof' aan de toekoms-f, dreigden schipbreuk te lijden. jcb. ik be hoefde slechts mijn oogen te sluiten, en eene gar:sche phintasiewerild, die onophoudeiijE nieuwe gedaanten te voonchijn riep, trok mij voorbij. En dan nam ik dadelijk de pen weder op. Zoo heb ik een Jiernurd I'ilwt/" geschre ven, die n:>oit werd opgevoeH, otschoon het iléon hem had aang nomen. Destijds stonden aan het hoofl var. het Odêun twee dirrc:euren, Gustave Vaë.ïen Alphorise R< yar. Miju drama had nu de eigenaardigheid, dat het den eencn beviel en dun anderen niet. Ik hab later ia de boeken van het O.Icon de geheele O.'yssee van net stuk teru.ügevonilen: bij het nummer van de lijs-t, waaronder het was ingeschreven, had Gastave Vaëz aangeteekend: aangenomen'', en Alphonse Koyer: geweigerd". Dit heen en weer duurde eenigen tijd, en eindigde met een definitieve afwyzing. Ik werd afgewezen, want ik bad, als ketting aan het been, eene verschrikkelijke legende. Ik was de schrijver van de Tarerne, welks val tot in de uiterste hoeken der Pary'scue tooneelwereld was doorgedrongen. De souffleurs wat zeg ik! zelfs de brandweermannen hadden ervan gehoord. Daarom werd ik bij alle direc teuren afgewezen. Zal ik de lijst der stukken noemen, die men destijds van rnij heeft gewei gerd'? Ik neem er op goed geluk maar enkele uit: De Bultenaar, waarvan ik het eerste tiiiiimiimiiiiuiiiiiimiimtimiiiiimmummimimiiiiiiiinMiinmimiii in dit opzicht wel veel ondervinding hebben opgedaan, en een vereerster meer of minder mija vrouw bewoog even haar mond, zoodat er een kuiltje in haar rechterwang kwam zal voor U wel geen rekening maken. Maar mijn vrouw teekende met haar parasol een figuurtje op het vloerkleed maar heeft U »r nooit aan gedacht, dat een jong meisje, dat heelemaal nog geen ondervinding heeft, een andere levens-beschouwing kan hebben dan U eigen is. Heelt U er nooit aan gedacht, dat U door de vereering, welke U zeg' dat mijn dochter voor U gevoelde, te aanvaarden, hair in de rneaning moest brengen, dat die U op bijzondere wijze aangenaam was V Meneer, als U zelf kinderen had, als mijn dochter, en U heeft er den leeftrjd voor, zou U die ontmoetingen vermeden hebben !'; Het scheen dat de musicus al evenmin gaarne over zijn leeftijd hoerde spreken a's ik. Hij kreeg bij de laatste woorden van mijn vrouw een kleur, greep een handvol brieven van zijn schrijftafel, wierp ze voor uiijn vrouw op de salontafel en zeide: Zie hier, mevrouw, een twintigtal brieven van dames uit deze stad, waarom ik niet gevraagd heb. Er zijn er ver scheidene bij van jonge dames als uw dochter. Moet ik die allen een sermoen houden om ze te vertellen hoe gevaarlijk ik ben? Is het niet veel meer de taak der ouders op die onvoorzichtigen te passen ?" Mijn vrouw ging dadelijk op die laatste op merking in. U heeft volkomen gelijk. Dat is de taak der ouders. U zal ons dus ten goede houden als wij verdere ontmoetingen tusschen U en ons kind voorkomen. Ik vermoed zelfs dat U na or.s ge sprek geen uitnoodiging voor een diner zal wiüen accepteerer. En wat die brieven aangaat/' vervolgde mijn vrouw langzaam een stap voor waarts doende en er een opheffende 't doet my genoegen te zier, dat ik gely'k had, toen ik zeide, dat U de jaren heeft om volwassen kinderen te hebben. Als ik in uw plaats was zou ik dien brief van vrouw en kinderen echter ergens anders bewaren dan te midden der billets-doux uwer vereersters." ontwerp schreef met Paul Féval en dien Max F urnii r, destijds directeur van de Porte Saint Martin, zich niet eens verwaardigde te lezen; Fleur de Liane", een drama, dat in Canada speelde en dat ik deÏdirecteur van het Ambigu, Desnogles, aanbood. Hij stierf voor dat hij mijn stuk kon opvoeren. O ja, dan ook nog Parts d l'envers", dat Mo :tigi y ter lezing gaf aan Scribe, die het afschuwelyk vond, en daarb\j op eene eenigszins eigenaardige wijze wees op een vrij gewaagde scène, uit welke hij afleidde, dat ik niet de minste geschiktheid voor tooneelschrijver had. Die scène werd later de hoofdscè/ie in Nos Intimcs', Ik ben volstrekt niet boos op Scribe, want hij was eerlijk. En ik neem hem zijn oordeel des te minder kwalijk, omdat ik aan zy'ne stukken de eerste aanwijzing vow den dramatischen bouw heb ontleend. Ik nam een van zyn blijspelen, las het eerste bedrijf, en schreef dan dadelijk het tweede bedrijf en de overige. Dat was mijn manier om mij te oefenen in het handwerk, en het gelukte mij volkomen. Maar welke treurige uren doorleefde ik in dien tijd van vructuelooze proefnemingen ! Hoe ontmoedigd werd ik menigmaal wakker l Hoe veel maaltijden heb ik gedaan, waarbij ik mijn honger rdet kon stillen l Ik heb met pijnlyke nauwgezetheid alles beproefd, om mij erdoorheen te slaan. Ik gaf lessen, schreef levensberichten en woelde in bergen documenten om '20 sou? per dag te verdienen ! Wat heb ik al niet beproefd? Ik herinner mij zelfs ttiuw, dat ik voor eene courant een ven lag over de jaarlijksche schilderijenten toonstelling heb geschreven, en ik zond aan Villemessant, den directeur van den Figaro, die toen eens per week verscheen, een grooten philosnphi>chen roman Carlin". die nooit .verd gepubliceerd. Men moest tocti leven ! Eindelijk kwam I'éjazet... De rest is bekend. Ik schreef voor haar de Première* Ai mes de Figaro", die zij met groot tuci es speelde. En hoe speelde zij mij! Welk een droom! Maar sapribU! het was heusch niet te vroeg l" Tot zoover de autobiograaf, die zoo als men ziet de moeielijko j uren *an zijn streven en wor.telen zonder eenige bitterheid en met een goede do^is humor en ironie bespreekt. Waren dis eerste jaren onfortuinlijk, over de latere heeft hij zich niet te beklagen gehad. Boem eri eer en geld hseft hij in geoogst, en die oogst is overvloedig geweest. Zijn stukken zijn ge liefd door da sterren" en geliefd door het groote publiek, liet zijn kasstukken!' vooral daar waar do oude Sardou zelf als een intelligent, maar onverbiddelijk regisseur de uitvoering bewaakt en aan de mine-en-gcène met bet gezag van den veteraan, die op zoo menig succes kan wyzen, buitensporig hooge eischeu stelt. Die strengheid heeft haar goede zijde. Sar..ou'a nauA-keurigs en uitvuei'ige tooueelEanwijzingeu worde», naar de mate der krachten, overal min of meer geëerbiedigd, en zoo komen zijn werken, ook op de niet-Fran;che en tp de kleinere tooneelen dikwijls boven verwachting1 tot hun recht. Op het owdei l der rakomel'ngscbap, den toethtcen der echte kunst, willen wij niet vooruitloopen, al ware het slechts omdat de krasse zeventiger waarschijnlijk nog niet zy'j laatste woord hseft gesproken. M»ar hoe men ook over de blijvende letterkundigrt waarde zijner schep pingen mjge denkan, zeker is hot, dat ieder drama'urg bij hem een lesje kan nemen in die handigheid, zonder welke zelfs het get-i? onge nietbaar wordt. Mimetoordeelinieii. AI.ÜKUT SOIIÜES. liisioire de la Musique. Jloiliiii'/e. fans..Librairie des Bibliophiles. E iia[nnjarioii,>6uecfS3eur. Fummoxn VAX DI.^SE. Het oude Nederlai.d.-ciie Lied. Wereldlijke en Keebtelijke Liederen uit vroegeren tijd. Ttksten en Melo.iëi. 's Graveuliage. Martiuus Nijhoff. Antwerpen. Ds Nederlaudsclie Boek handel. . R. Couis IMIZX. L;ederboek vau GrootNtdeiland l?ILle Boek. Amsterdam. C. A. J. van D.süocck. Het boekske van Albert Soubies is in menig opïicLt een goed werkje. De beoefening onzer Toonkunst in de XlXe eeuw is zoo uitvoerig behandeld als men vau een klein boekje is Ifio, groot S9 pagina's, slechts kan verwachten. Ea... het is iets zeldzaams dat een vreemdeling, een Fransohma", de namen van al onze kuns eaaars zoudcr spelfouten weergeeft. Blijkbaar heeft de schrijver over goede bronnen te beschikken ge had. Wat hij zegt van Viotta en de Wagnervereenigicg, van de Lange eu de Maatschappij ftlllllllllllllUIIMIIMIIIItlmlIIIIMimlHIJIIIIIIIIIIMIIIIIIIHItflIIIIIIIIIIIIIIII DJ musicus werd eensklaps hoog rood van kleur en toen vaalbleek. Mijn vrouw had met haar scherpe cogen waarlijk een brief van zijn gezin onder al de mooi gekleurde papiertjes ontdekt. Ik kan niet zeegen dat het schrift van zijn vrouw veel opvoeding verried. En de aitist zelf liet een oogenblik zien wat zyn eigenlijk kaïakter was, toen hij mijn vrouw toevoegde: U ziet scherp, mevrouw, ik wensch u daarmede geluk. Als men zulk een dweppziek dochtertje heeft kan dat te pas komen." Ik zou den man gaarne dien uitval betaald hebben gezet maar er werd geklopt. Mijn vrouw nam rniju arm en wij gingen heen. Buiten stond weer een man met bloemen. Toen wij naar huis reden, zaten wij een korte poos zwijgend naast elkaar. Endelijk zeide mijn vrouw: Ik wou dat ik dien brief had kunnen meenemen. Maar och ! Zus zal wel wijs genoeg zijn, als ik haar ailes vertel." Thuis hadden wij natuurlijk dadelijk een gesprek met ons kii.d. Wij moesten een teeren droom rouwelijk verstoren, en het smartte ons wel het meest, dat dit onze jongste, onze vroolijkste, ons zonnetje trof. Maar gelukkig staat het niet aan ons 's levens lief en leed te verdeelen. Wat zouden wy er mee verlegen zijn als ons eens werd opgedragen een zekere hoeveelheid vreugde en leed onze kinieren toe te kennen! En ik was toch nog dankbaar, omdat ik mocht verwachten, dat Zus die altijd zoo krachtig was, het beste het leed zou kunnen dragen. Zij hield zich ook flink. Alleen werd zij wat stiller en wat aaahaliger. Zij sloot zich meer bij haar moeder aan, en ik zat er bij en zegende in mijn hart die beide vrouwen, die m jn huis tot een tempel van gezelligheid maakten. Korten tijd nadat deze schaduff op ons pad gevallen was, kreeg ik een aanval van rheumatiek en dit was een aanleiding om met vrouw en kind voor een poos naar het buiten land te gaan. Wij gingen wat ver en bleven wat lang weg en wij ontmoetten een vriendin uit de jeugd mijner vrouw, welke vriendin weduwe was en met haar eenigen zoon reisde. En die zoon, die ook dol is op allerlei sport tot, Bevordering der Toonkunst is kor' maar juist en voldoende. Ook de periodieken ou muz;kaal gebied, o. a. Het wetkblad voor uziek (Nolthepius) Het, Orgel (M. H. van 't Kruy.--), Het Gregormsblad (LansJ, Caecilia (vroeger N cclaï, thans Viotta), Muziekbode Meaudb'ai voor Nederlands Nationaal Zangersverbond, warden alleu opgesomd. Ouder de kunstenaars dit; iu het buitenland werkzaam zijn vindt men ver meld S. de LHUJTH, G. H. Witte, Ht-nn P, tri, Joseph Hoilman, Naret Koning, Antoi. Hrkking, Willem Kes, Pettr Kruijswijk, Joh. M?» c''&eit, Willem de Haan, Antoon van R ioij, e. ». De meeste jongere musici uit ons midden iifb'ieu eveneens een plaats erlangd iu het boekje vcu den heer Soubies. 0,ider de kunstenaars va'i ren vroegere generatie viüdt men vermeid J. H. van Bree, Joh. J. H. Verhulst, Boers, Ki*t, ei./.. Ojk de kunstenaars vau de 17'* en ISt; i.-> uw, hoe onbelangrijk ook de rol is, die zij t<e*p;:cld hebben, worden behoorlijk genoemd. Z-i r juist vestigt de schrijvtr ook de aandacht op A- uit gevers- en drukker;li'ina's Eiisciieféie Haar lem en Eiienne Ruer te Amsterdam, <1u ver schillende compjtit.ën, ook van huite Ihuders hebben uitgegevin. Ia rneni^- opzicht, is dm het werkje van den heer Soubies zoo coni pleet, mogelijk en mag men zich over de ver.-olun ing er van inderdaad verheugen. Het kau in s'aat zijn om ten opzichte van onze Nedtrlai.dNclie muzitktoestauden mmig vooroordeel u t den weg te ruimen. Als de schrijver echter handelt over den bloeitijd onzer Neclerlandsche muzikale kuii.«<", over de eeuw der z. g. Ntderlaudsc'ie con'rapuntisten, dan is Inj zeldzaam karig n zijn mededeelingen. Zulks ligt echter aiet aan onbe kendheid met zijn stof, duch aan ziji e wijze van groipjerinf. Zco'ils in d,t boekje HolUu.ic" behandeld wordr., heeft, de schrijver lipt. \i\ nu tere werkjes blijkbaar gehad over Bfcl^K- en Frankrijk. Tengevolge daaraan wtrden kunst, uaar^ ais Dufty, Ockeghem, de Pies, Clemens uui, Pup», riaudo di Lasso, enz. hier ia het gel te! niet genoem:!. Zij hebben vermoedelijk hun netir' ge kregen iu de verhandeling over Beige. A:leeu aan Sweelinck is een mm of meer u.t^curttiJ betoog gewij;!; doch zeifi vau irtc.'it maakt de schrijver zich met tukele woorden af Hij zeL't o. a. van hem /..Nous u'avon.- pu 'éparer l'hi&toire 'üoreeht de Cïlle des m;i:r,.o m Iges, traüe par nous dans uu travail précéJciit, maïs il est it uoter que eet, artiste eminent .ait LB Utrecht alors p'acésous la douiinaliuii des ducs ds Bjurgogiie.; etc." Brlgiëis eerst later efn zelfstandige staat geworden, het, heeft uus geen geschiedenis. Wat thais Bdtuöis, bclioorde iu den tijd vau Jo: q'üu en Oik'ido lot de Nederlanden. E/enzeer wtrd h: t N; orden van FraLkrijk tot, Zuiii-Nvderland gerekend. Eukele plaatsnamen herinneren er ons thai.s nog aan. De geschiedenis dezer provinciën behoorde veeleer sameugeweveu te worden niet die vau om 'and, dan omgi-keird Iu Frankrijk e;, Bel giëmoge men dan al met wc! begrijpelijke, doch daarom nut gemotiveerde eigeïilitfde sprtken van yi'école fiauco beige" wij zij u mt-er in genomen met den term welke door de I)uitsc: e muziek-getcliiedsclirijvers Kicsewevter en Ani'oros gebruikt wordt als z j spreken van Kunst of //Epoche der Nu dei ii uk-r;" d:t is dan ook juister. Dit dus over hetgeen niet slaat in het boekje des heeren Soubies; over h. tjceu er wel in staat heb ik n:ets dan goeds te zetcgen. Eene hoogst belangrijke uitgave, ja een litugelijke gebeurtenis ae^it ik de veric njuiug van //H t oude Niderlandsc.'ie Liuu" van FlurimouJ van Duyse. Eindelijk zal dan voor onze tsa! tot stand komen, het werk waarr.sar door zoo velen uit Zuid- en Noord-Nederland, ja zeli's uit- Di-itscb,land verlangd is; eindelijk zullui wij Neder landers dan een staudaardwerfc krijgen, zooala de uitschcrs reeds lang bezi'ten iu h't prachtvolle ,Altdeutsclie Liederbuch" vau Bö::me. Want, voor zoover men uit eene eerste iflsvericg coiastateeren kan <n voor zoover uit de enorme kennis van den samensteller af te ieiden valt, zal het oude Nederlandfc'ie liea" inder daad een standaardwerk wordui. Moeilijk zou men een me;r bevoegde kunnen vinden voor de samenstelling, schifting, tekst- en muziekcritiek dan juist v. Duyse, die zijne sporen op dat ge bied retds voor lang era in zoo ruime ma*e ver diend heeft. Wel bezitten wij in den voorin ffelijken arbeid van Dr. G. Kaiff //Het lied m de middeleeuwen," een wtrk dat op het gebild van den tekst zoo volledig mogelijk is; doch Dr. Ka ff £eefi zelf toe dat zijn arbeid toch maar de helft is vau een geheel, welks andere helft op het terrein der muziek thuis behoort. Daarom roept hij ook uit: Indien een Ned< rlandsch Liederboek kon wordeu uitgegeven, waarin de schoonste liederen van de XlVe tot het einde der XVIle eeuw heeft ons kind weer geheel tot de oude vroolijke zus gemaakt. Ik heb hem van de adoratie geschiedenis verteld, maar met den helderen lach van een man die zeker is van zijn zaak, heeft hij mij aangehoord en hij heeft mij cp mijn scnouder geklopt en gezegd : Laat dat maar aan mij over !" Zus woont r u met haar man dicht bij ona en het was tegen haar en haar kindje, dat mijn vrouw zeide: Grootvader zit in het prieel met zijn vogeltjes!" * * En zoo ben ik dan weer met mijn vrouw alleen. En als ik nu ailes wat ik zoo opgeschreven heb, overlees, dan meen ik te mogen zeggen dat dit de geschiedenis is van een heel gewoon maar heel gelukkig huwlijksleven. Omtrent mijn verder leven is nu niets meer te vertellen. Nu de kindtren groot zijn en de maatschappij ingetreden en grootvader b;j zijn vrouw en z jn kanaries zir, z<jn geen pakkende momenten meer te verwachten. Niemand kan zeggen hoelang dat egale kalme leven nog duren zal. Niemand kan zeggen, wanneer ik opgeroepen zal worden om de op lossing van het levensvraagstuk te leeren ken nen. Zal de oproeping het eerst voor mij komen of voor mijn vrouw ? Wij weten het niet. Wij moeten maar voortleven en naa^ elkaar gaan zitten, zooals wij dat deden \óóc de kinderen er waren. En als wij zoo zitter, na gedaan te hebben wat onze hand nog vond te doen, denk ik altijd aan n wenscb, dien ik koester maar die tot de laatste oogenblikken wel een wensch zal blijven. Die wensch is dat de Hoop, bij mij levend, dat ons zielebestaan met dit verblijf op aarde niet eindigt, moge overgaan in dat blijmoedig Geloof waardoor mijn vrouw in de jaren van ons samenzijn in alle moeilijke oogenblikken zoo sterk was. Als dan de oproeping komt, zal ik gereed zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl