Historisch Archief 1877-1940
No. 1263
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Waarom hij nu niet zegt:
Mij met een machtwoord maken kon ?
Het is me 'en raadsel. 'En andere,
hoogmoderne, 5de klasse-jongeheer verklaart dat
de Nereïden hem roepen en lokken naar hun
diepten, waar het zo mooi is in die gangen
vol geluiden en dat zy hem daarvan gezegd
hebben:
Waar stemmen steeds vervlieten door de gangen
Als murmelend u smeekend: o waarom luistert gij niet?"
Tot gij vergeet of 't Ised, in hunne echo's gevangen,
Gij het bezat eens of niet.
Kom dan : de wind staat op; het uur vereigend,
Nooit hoorde een sterveling wat we U om 'toorgevieid
enz. Maar b.y zegt niet dat hy taal als deze
niet begrijpt en dat die dochters van Nereus
zich eerst wel eens de moeite getroosten kon
den van Nederlands te leren spreken voor zij
er in gingen zingen. 'En andere gedachte is
'en dichter die door 'en recensie diep getroffen
is en in 't hoekje van de diligence zo stil
voor zich heen zit te murmelen: het (bittere)
lied eens litterairenjownalistiekenden (let wel!)
recensenten. Hem aanvallen, wie zou dat dur
ven ? Hem die in 'en sonnet (XXIX) Verburgh
en Kloos als 'en paar moderne kikvorsehelden
uit 'en nieuwe kikvorse- en muizeoorlog had
laten strijden en daarbij sprak van
Kloos' verwaand getetter!
Hem die de toekomst zou beheersen l
Mij heeft een god met vaste hand geslagen
Tot dichter en des Levens t>ly heraut.
Gelijk een vorst zijn blinkend versche goud
Strooi ik de zangen langs den weg der dagen.
Dat had by gedicht en geroepen had hij:
Ik blaas het stormlied van het Jonge Leven.
Maar de mensen luisterden niet en alleen
die recensent?o dat vee, dat hem zo met grijns
lachen begroette, hem de leider van het jonge
volk van Nederland, hem die de Kitchener
zou zyn na het aftreden van Roberts?Eloos.
Maar hy zou ze net als anderen:
Ze spuwen vuur, de uit-naijver-fellen,
En grijpen naar de strijdaks der satire.
Haar ga ook ik in wilde lied'ren vieren.
De straffenstrenge, onontwijkbaar snelle.
Ik word bang, als ik my noch langer met
die miskende poëet bezig houd, dat ook mijn
beurt gauw zal komen.
Laat mij u liever noch op 'en andere gedachte
wijzen, die daar met de ogen vol verrukking
naar de zolder van de diligence zit te kijken
en verzen vol slechte beelden improviseert.
Hoe kan het ook anders in zo'n nobel gezel
schap onder zulk gerammel.
Verzen als deze:
De manevogel uit blanke borst
Stort dier reinwassching lichten,
Die breken door der Aarde korst,
Waarvoor al schulden zwichten.
Earremanspoëzie vol onwaarheid. Hij voelt
niet het kontrast in de volgende regels;
iiiiMiMiiiiiiiiiiiimiMiiiiiitniiiiMMiMiimniM
Met ijle ving'ren scheemring hangt
De nachtetie/cen om stoelen,
noch het lelike in 'en ander waar hij spreekt
van
Met beleefdheidslak vergalde
hulde, of het koddige in 't volgende:
Weemoeds omfloersde zeis
Knakt er het jonge rijs.
Vele andere dingen hoor ik in 't geratel
niet. Noch dit alleen:
Mocht myn ziel nu stil ontdooien
Onder uwen warmen schijn
Drinken dien als kracht'gen wijn,
Die blaadjes plotseling doet ontdooien.
Griezelig vind ik die gedachte als ik hem
goed aankijk. Hologig staart hy naar de zolder,
klein maar wijd geopend is z'n neus, tot de oren
scheurt z'n mond open: o god, het is n van
de door Kloos, en Van Deyssel vermoorde
rbetorici, die geen rust kan vinden in het graf
der eeuwen, gekweld door de slechte verzen
IIIIIIIIMIIIIIIIIIIinUIIMIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIlMIMIIIIIIIIIIIIII
die hij maakte. Nu waart hij rond per diligence.
Er zit noch meer volk in, o. a. 'en Duits
handelsreiziger die zegt:
Groen opalisiert in 't Westen,
maar ik heb genoeg van dit lugubere gezel
schap en stap maar bij het eerste station het
beste uit. Hoe ver of de dichter-koetsier op
de bok dat troepje noch mee zal voeren? Als
ik hem was, hem, die zo'n goeie kijk op de
natuur heeft, verliet ik m'n hoog standpunt,
liet aan 'en ander zulk koetsieren over en
ging werken in het land, dat zo mooi is;
door en door wou ik het leren kennen, de
eenvoud er van in mij opnemen, zonder strijd
tegen mensen opgaan in het natuurleven en
dan de gedachten stil tot my laten komen:
wie schreeuwde, schetterde, slechte beelden
gebruikte of 'en ander nadeunde moest maar
weer heengaan en zo zou de man vrede om en
in zich hebben en, ook als de gedachten zich
niet verenigden tot de reidans van het vers,
De stMtiiig CoopersfiüTf te Aldra.
II. (Slot).
Wij hebben het voorrecht gehad, eenige
weken nadat de 44 uitgekozenen op C o
opersburg geïnstalleerd waren, met een der
regenten en een broeder des stichters de nieuwe
stichting te mogen bezoeken. Reeds van den weg
af gezien, maakt het geheel een grootschen
en toch prettigen indruk. Het vroeger geheel
effen terrein is nu vóór en achter het gebouw
met heuveltjes opgehoogd, met grachten door
sneden waarover nette bruggetjes liggen. Breede
paden slingeren zich om de schoonste bloem
en heesterperkeii, naar en langs de hoogten
die zóó zacht glooien dat het klimmen schier
onmerkbaar gaat. De vijver vóór het huis met
haar middenstuk, een fraaie rots van
lavabasalt, waaruit eene fontein ontspringt wan
neer daartoe het sein gegeven wordt, geeft
aan dit park in wording iets grootsch. Een
op den zolder van 't gebouw ingericht water
reservoir dat 4000 liter vocht bevatten kan,
welke daarin moeten worden opgepompt, stelt
de fontein 9 uren lang in staat, haar
verfrisschend werk te doen en hare stralen als
diamanten in het zonlicht te laten schitteren.
Op elk der4 heuveltj es staan op eenigen afstand
3 gemakkelijke banken, waardoor p. m. 60
personen tegelijk, rustig zittende een prachtig
overzicht van 't geheel kunnen nemen. Wie
van sehoone kleurschakeeringen in het rijk
der natuur houdt, raakt by die verschillende
perken bijna niet uitgekeken. En hiervan mag
iedereen genieten ; alleen kinderen beneden de
12 jaar zonder geleide worden geweerd. Voor
iedereen is overigens de wandeling vry, staan
de twee zware ijzeren hekken op de breede
dammen met extra soliede borstweringen, rechts
en links schuin tegenover het gebouw, wijd
open. De stichter heeft toch gewild dat >dit
lusthof" zou zijn voor heel de provincie, een
recht vriendeiyk idee, pok ter vervrolyking
der in huis zittende oudjes.
Hoe rustig stevig lag daar te midden van
groen en bloemen en hagelwit kiezel de eigen
lijke woonplaats zelf l 't Is wezenlijk een mooi
gebouw in al z'n sierlyken eenvoud. Twee
torens kroonen het hoofdgebouw, waarin be
neden twee paar echtelieden wonen die iets
jonger zyn aan de 40 andere bewoners, wijl
uun ook eene functie is opgedragen: de man
van het eene paar is opzichter van het park
etc., de vrouw van het andere is opzichteres
over het huis en houdt de bovenvertrekken
van het middengebouw schoon.
Langs een gemakkelijke trap bereikt men
die kamers. Twee daarvan die in elkaar loopen
en met schuitdeuren van elkaar gescheiden
worden, zyn voor de vergaderingen der regen
ten enz. bestemd. Het eene vertrek is ryk
gemeubeleerd. De door den heer Tekstra van
Leeuwarden besneden eikenhouten schoor
steenmantel met breeden spiegel aan het
benedengedeelte, en daarboven fraai
gecalligrapheerden lijst met veel wit, waarop men de
namen der regenten en dergelyke leest, wordt
gekroond door een klein uit hout gesneden
mannetje met schootsvel, dat een botervat van
de noodige hoepels voorziet. Dit is eene o. i.
zeer eigenaardige herinnering aan den over
grootvader des stichters, die van z'n ambacht
kuiper was en aan dat vak den familienaam
ontleende die door de Amerikanen ver-engelscht
werd, waardoor we nu niet van een Kuipers-,
maar van een »Coupers"-buig gewagen.
Op een fraai piedestal kykt het borstbeeld
van den nu bijna 58 jarigen Folkert u met zoo
veel beteekenis aan, dat ge u kunt denken, dien
flmken kop te zien afkomen om u te vragen
hoe 't u hier bevalt. Een magazijn en bergplaats
van verschillende dingen en eene door den
stichter gewenschte badkamer, zyn tegenover
deze suitekamers gelegen. Die badkamer zal
echter, vreezen we, voorshands wel eene over
bodige zorg blijken te zyn. In Amerika baadt
oud en jong, arm en ryk; hier te lande is
die gewoonte niet algemeen bekend, en waar
zy in armouizen en hospitalen door de ver
pleegden gekend wordt, is zij nog vrij algemeen
gehaat en meermalen een reden dat tegen de
opname in zoo'n huis wordt opgezien als tegen
iets onoverkomelijk», iets dat men zoowat in 9
van de 10 gevallen met den dood bekoopt l
Links en rechts ter zyde van 't hoofdgebouw
bevinden zich aan elke zy tien woningen.
Ruime, niet te groote kamers met hooge vensters,
een keuken met portaal; een gemakkelijke
trap luidt naar een ruimen zolder. De kamers
springen aan de frontzijde alle koepelvormig uit.
Elke woning bevat twee slaapplaatsen en
vier kasten die elke huisvrouw zullen doen
watertanden, wy'l zy ouderwetsch ruim en
nieuwerwetsch mooi zyn ingericht. Achter
ledere woning heeft men eerst een eindje be
strating en dan een bleekveld, door een haagje
van het volgende gescheiden. Zes regenbakken
en even zooveel welputten goven drink-,
waschen spoelwater in overvloed.
Op verzoek van den stichter voorzien de
regenten in de gordijnenkwestie, wat voor het
uiterlyk der stichting zeer wenschelijk was en
voor de bewoners niet anders dan voordeelig
kan zyn.
Volgens artikel 5 der «bepalingen", door
den stichter gemaakt, geniet elk tweetal eene
wekelyksche toelage van zes gulden.
Bovendien ontvangt ieder op den geboorte
dag van vader Kuipers (l Febr.), alsook op
dien van de sinds eenige jaren overleden
moeder (22 Mei) en op dien van den stichter
zelf (23 Oct.) telkens een rijksdaalder extra.
De in 't middengebouw wonende opzichter en
opzichteres worden voor hunne diensten weke
lijks extra beloond.
Allen kunnen dus eenvoudig maar onbezorgd
leven. Er zyn thans 16 echtparen gehuisvest;
de overige 6 tweetallen zyn ongehuwd en in
overleg met hen zelven by elkaar gevoegd.
Toen wy er waren, mistte er ne vrouw uit
de ry, Niet lang mocht zij van haar nieuw
verblyf genieten. Eene noodzakelijk operatie,
in de hoofdstad met aanvankelyk succes vol
bracht, deed haar toch vér van C o o p e r
sb u r g sterven. Vooral de bewoonsters die wy
spraken, waren in spanning wie nu hare op
volgster zou zijn. Maar er stonden er nog
genoeg op de lijst...
Die ne friesche gemeente Utingeradeel heeft
dus nog meer ouden van dagen die snakken
naar een laatst tehuis als uoopersburg
is voor de 44 personen die allereerst in aan
merking dienden te komen. En dat zou in
alle gemeenten zóó gaan. Wy weten hoe het
den knaap van voor bijna een halve eeuw ter
harte gaat, dat hy die allen niet helpen kan, dat
hij eene schifting maken moest en slechts kon
doen wat hij deed.
Wy gevoelen zoo wat hy bedoelde toen hy
bq de plechtigheid der steenlegging den wensen
uitte, dat anderen die 't konden doen, hem
zouden volgen in dit werk der humaniteit.
Dankbaar voor 't geen hy kon doen, was hy
toch niet geheel voldaan. Maar wy, Friezen,
hebben hem warm gedankt voor hetgeen hy
deed. Dat Coopersburg te Akkrum is
een heerlijk monument, een blijvende getuige
van wat een vaste wil, gepaard met een warm
kloppend hart kunnen tot stand brengen, een
blijvende getuige ook van den goeden invloed
van eeue brave moeder op haar kind.
Wie naar Friesland gaat, of, daar zijnde, het
eenigzins doen kan, brenge Akkrum's stichting
een bezoek. Menig gelukkig oudje zal u ver
tellen, hoe vreemd het hem of haar de eerste
weken te moede was. 't Was net een sprookje,
't was haast niet te gelooven, dat dit nu voortaan
hun woning zou zyn, dat al dat moois er om
toe in de eerste plaats voor hen was daargesteld.
»'t Iskrekt of bin 'kyette,by treftige Ijuwe
tfenhüs", 1) betuigde ons een vrouwtje van boven
de tachtig, en zy vervolgde: »moarns, den giet
it, den haw 'k myn beusichheden, mar as
middeis it hüswirk bisljuchte is, den wit ik
suver net ho 't ik it ha. Den bin 'k sa fol
fen tankbrens en sa loai, dat ik sit mei de
bannen stil yn 'e skirte en wit sels net ho
skoan ik it ha. En sa giet it us allegjerre,
wol 'k leauwe. O, it is sa tige, sa bunder
soarch to libjen! Dy goede Foltert wit it sel
net heal ho 'n deugd er s wol dien hat2j!"
En op de geelgerimpelde, vroeger alty'd werk
zame handen van't oudje druppelden langzaam
de tranen, uit dankbaarheid geschreid.
Zy had gelyk, het oudje: die goede Folkert
weet zelf niet, hoeveel schoons bij daar met de
Coopersbur g-stichting heeft gewrocht. Moge
hem zalf een hoogen en gelukkigen ouderdom
beiden, zooals thans zyn vader »yn't heitelan 3)
geniet!"
G. C. STELLINGWERF?JENIINK.
Leeuwarden, Augustus 1901.
1) 't Is net of ben ik steeds nog by deftige
menschen te logeeren.
2) 's Morgens, dan gaat het nog; dan heb
ik myne bezigheden. Maar als 's middags het
huiswerk is afgedaan, dan weet ik letterlyk
niet hoe ik het heb. Dan ben ik zoo vol van
dankbaarheid en zoo lui, dat ik zit met de
handen stil op myn schoot en weet zelf niet
hoe heerlyk ik het heb. En zoo gaat het ons
hier, wil ik gelooven, allemaal. O, 't is zoo
onuitsprekelijk heerlyk, zoo zonder zorg te
leven. Die goede Folkert weet zelf niet half
hoeveel goeds hy ons bewy'st!
3) In 't vaderland.
Keizerin Frieoricli.
Uit de persoonlijke herinneringen van
Minna Cauer.
De dood dezer zeer beschaafde vorstin roept
onwillekeurig de ty'den voor den geest, waarin
de krooi.prinses, als toekomstige gebiedster van
het duitsche ryk des te meer de aandacht op
zich vestigde, daar men wist, welk een vast
en duidelyk standpunt zij innam ten opzichte
der sociale kwestie. De kroonprinses van het
duitsche ryk heeft hare meeningen nimmer
verloochend, als keizerin van het duitsche rijk
doorleefde zy een jammervollen tijd, als keizerin
weduwe trad zy spoedig op den achtergrond;
voor een karakter als dat der overledene, is
dit zeker niet zonder een zwaren innerlyken
stry'd geschied. Doch ook hier legde zy een
groote geestkracht aan den dag. Van het
oogenblik af, dat zij geen regeerende vorstin
meer was, verdween zy langzamerhand, Hna
ongemerkt uit het openbare leven. Slechts
zelden vertoonde zy zich in de hoofdstad, nog
zeldzamer was hare verschijning in het publiek;
eenzaam leefde zij op haar slot Friedrichshof
totdat de vreeselyke kwaal haar schijnbaar zoo
krachtig gestel door smartelijk lyden onder
mijnde en een einde maakte aan haar leven.
Keizerin Friedrich was een vrouw van ka
rakter, een vrouw uit n stuk. Iedereen, die
met haar op arbeidsgebied in aanraking kwam
voelde dit onmiddellyk. Zy bad een scherp
verstand, met een vlug inzicht in de kern der
dingen, wel is waar impulsief licht opgewonden,
maar geestig, alty'd trachtend de
ty'dstroomingen te begrijpen; eene kleingeestige opvatting
was haar ver, snel ontdekte zy de groote ge
zichtspunten, zy was by'gevolg eene geboren
gebiedster met al de licht- en schaduwzijden
daarvan. Dat men by keizerin Friedrich aan
het pruisische hof slechts het laatste zag en
zien wilde, is door de eigenaardige omstandig
heden niet te verwonderen; dat men het eerste
niet tot zyn reeht He* komen is om dezelfde
redenen eveneens verklaarbaar. De kroonprinses
was behalve door hare positie, een persoon van
te veel beteekenis om haar onopgemerkt te
laten; zy zeJf was te trotsch en te openhartig
om in hare overigens moeielyke positie steeds
voorzichtig te zyn. Aan het hof, wanneer men
de vorstenplaats nog niet bekleedt, is het ge
vaarlijk door vaste grondbeginselen en bepaalde
meeningen zyn karakter bloot te leggen en de
kroonprinses droeg door haar zyn veel bij tot
haar zoo tragisch lot. Toen het tot een treffende
tragedie werd in den korten tyd van haar
vorstin-zijn, droeg zy alles met vastheid van
karakter, waarde en bewonderenswaardige
energie.
In verschillende kringen werd de vraag dik
wijls geopperd of de vrouwenbeweging in
Duitschland onder keizerin Friedrich als ge
biedster vorderingen zou gemaakt hebben.
In menig opzicht wel; dit staat vast: zy
heeft getracht de beweging te begrijpen, zy
heeft er eene studie van gemaakt, over het vóór
en het tegen vry hare meening geuit, in n
woord zij heeft de vraag van alle kanten be
schouwd.
Veel zou door de vrouwenbeweging gemak
kelijker zijn bereikt, veel zou do_or de
slaafschheid der toonaangevende kringen in Duitschland
tot bedenkelijke consequentiën geleid hebben ;
om den wille van een spontane opwelling zou
men misschien dingen gedaan hebben zonder
daarby aan de gevolgen te denken.
Minna Cauer had het voorrecht gedurende
eenige jaren onder de kroonprinses Friedrich
op een bepaald gebied werkzaam te zy'n, later
aan de theeavonden deel te nemen, waarbij
zij, ook nog als weduwe tijdens hare korte en
zeldzame bezoeken in Berlyn al de vrouwen
uitnoodude, die eens met haar hadden gewerkt,
of zy, die aan het hoofd stonden van inrichtin
gen, waarvan zij beschermvrouw was. Het waren
bijna allen burgervrouwen. Op die avonden was
de vorstin zeer minzaam, vroeg met belang
stelling aan elk der aanwezigen hoe het haar
ging ; op humoristische wijze en zacht ironisch
liet zij zich af en toe uit over de vragen van
den dag, en zoo toonde zij zich in deze kringen,
waar zij zich blijkbaar thuis gevoelde, meer als
mensch dan in het ceremonieele hofleven, dat
zy, zooals bekend was, zooveel mosely'k trachtte
te ontwiiken. Komt men door den arbeid in
persoonlijke aanraking met deze hoogstaande
vrouw, dan leert men eerst recht baar per
soonlijkheid kennen, baar groote gave tot
organiseeren en spoedig erkent men haar
scherpen blik in de toestanden en in de
ty'dsstroomingen.
In het begin van 1880 was de jodenvervol
ging meer met woede op den voorgrond ge
treden ; de echtgenoot van Minna Cauer, die
toen in Berlyn in de schoolcommissie was,
zette zyn denkbeelden daaromtrent in een
openbare lezing uiteen.
Kroonprins Friedrich kwam evenals zyn
omgeving, tegen deze vervolging op. Op de
laatste lezing, die Cauer kort voor zyn dood
hield, waarby hij Lessing's idëen over de gods
dienst als basis nam, verscheen opvallender
wijs de kroonprins met gemalin en de heele
hofhouding. Van dien tyd af trad de kroonprins
en zyn gemalin in betrekking tot den echtge
noot van Minna Cauer. Later werd de
vrierdschap overgedragen aan de vrouw uit piëteit
jegens den overledene, dien het vorstelijke
paar heeft leeren waardeeren.
Veel heeft keizerin Friedrich gedaan voor
de opleiding der ziekenverpleegsters, welke zy
op engelsche leest wilde schoeien. Zy wilde
van de ziekenverpleging een beroep voor vrou
wen maken. Zy zette hare ideeën daaromtrent
in vergaderingen uiteen, die zy zelf op uitste
kende wy'ze wist te leiden, dat het niet een
ieder is gegeven eene geestelyke
ziekenverpleegster te worden, dat eene
leekenziekenverplegmg alleen tot stand is te brengen als
de beste en meest degelyle opleiding een
equivalente aanbieden kan voor de goed geor
ganiseerde en van buiten af beschermde gees
telijke ziekenverpleging. Op de persoonlijke
audientiën, die Minna Cauer als secretaresse
van deze nieuwe organisatie te beurt viel, nam
zy meriigmaal de geestkracht en de begaafd
heid dezer vorstin waar. Zy had de gave van
boeiend en zakelijk te spreken, soms scherp en
afkeurend, wanneer er sprake was van klein
geestigheid of bekrompen opvatting. Zoo ver
oordeelde zij dikwijls op bittere wijze de
kleinsteedsche zienswijze der duitsche vrouwen;
het viel haar moeielijk, daarmee rekening te
houden, zy schreef dit niet toe aan de omstandig
heden, maar zy beschuldigde de duitsche vrouw,
dat deze niet in staat was, zich eene meer
invloedrijke positie te veroveren. Uitbreiding
van de werkzaamheid der vrouw, deelname aan
arbeid van algemeen belang, degelijke opleiding
voor een vak of beroep daarop werd telkens
en telkens door de keizerin gewezen als mid
delen om het vrouwelyk geslacht op te heffen.
De keizeiin sprak hare overtuiging openlijk
uit dat de invloed der vrouw op alle gebied
beslissend is; die invloed werkt degradeerend
of opheffend, verlagend of veredelend, remmend
of aanmoedigend. Van dit standpunt uit ver
langde zy eene algemeene opheffing der vrouw.
Waarschy'nlyk zou zy niet opgekomen zyn voor
vrouwenkiesrecht, maar zy verlangde van de
vrouw, dat zy deelneemt aan het openbare
maa'tschappelyk leven, toch zou zij doordat zy
haren tyd trachtte te begrijpen ook met de
nieuwe richting en de strooming der vrouwen
beweging rekening gehouden hebben.
Keizerin Friedrich is dikwyls en meermalen
verkeerd begrepen geworden, ook door de
duitsche vrouwen, men was bevooroordeeld tegen
deze begaafde vrouw, men zag in haar de
engelsche en niet de duitsche vorstin.
Wat by een langeren duur van haar heer
schappij de overhand zou gekregen hebben,
kunnen wy' niet beoordeelen.
De vorstin had zich steeds moeite gegeven
den duitschen aard te begrijpen. Dat, wat men
van duitsche en pruisische prinsessen steeds
verlangt, wanneer zy in een vreemd land zyn
j duitsch te blijven denken en voelen
maakte men keizerin Friedrich tot het bitterste
verwy't, omdat zy engelsch denken en voelen"
niet verloochende.
In de voorste gelederen om de vorstin in
den zwaaraten tyd van haar leven te veroor
deelen, stonden de conservatieve bladen, die
nu by' haar sterven haar niet genoeg lof kon
den toezwaaien.
Men verlangde van deze supérieure vrouw
pruisische denkbeelden, de beoordeeling van
zaken en omstandigheden van een pruisisch
standpunt uit. Dat kon zy niet, zij zou zichzelf
ontrouw zijn geweest.
Niets is deze vorstin aan leed, kommer en
stry'd gespaard gebleven, ook dit niet: door
de duitsche vrouwen miskend te zyn in hare
pogingen om haar op te heffen. Men ging
mee met de algemeene opinie omtrent haar,
men oordeelde niet rechtvaardig over de
karaktereigenschappen dezer geestelijk zeer
begaafde vrouw.
E. KUNST?HEYNNEMAN.
Ontleend aan die Frauenbeweging.
HIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIMIIIIIIIIIHIIIItllllllUIIIIIIIIIIIItllllllllllllltlttllllllllllll
Isabelle Kaiser Een duur huishouden.
Soldaatje spelen. MarcusM. Mayer.
Mrs. Langtry.
Eene nog betrekkelijk jeugdige schryfster
en dichteres, Isabelle Kaiser, Zwitsersche van
geboorte, doet steeds meer van zich spreken.
door haar groote productiviteit.
Isabelle Kaiser werd in 1866 te Genève
geboren. Zy spreekt en schrijft even goed
Duitsch als Fransen. Haar aangeboren gave tot
dichten en fantaseeren ontwikkelde zich in een
tydperk, toen Isabelle gebukt onder leed en
geknakt door smartelyke verliezen in den
familiekring die haar zoo dierbaar was, troost
en afleiding zocht in schrijven. Achtereenvol
gens verloor zy haar vader, twee broers en een
lieveiingzuster Fatime, van wie zij steeds
onafscheidelijk was. Op achttienjarigen leeftijd
gaf laabelle Kaiser haar eersten bundel gedich
ten uit, getiteld »Ici-bas" gevolgd door de
verzamelingen »Sous les toiles" »Patrie" en
Fatime". Haar eerste roman »Coeur de femme"
werd bekroond. Achtereenvolgens gaf Périer
te Pary's van haar uit «Sorcière", »Héro", >Notre
père qui tes aux cieux".
In de Cottasche Buchhandlung verscheen van
hare hand, een bundel Duitsche novellen »Wenn
die Sonne untergeht".
Isabelle Kaiser is in al haar geschriften
volkomen zich-zelf. Zy is er niet angstvallig
op uit in een mode-schooltje te worden inge
lijfd. Zy is ongekunsteld, eenvoudig en waar.
Alles wat zij waarneemt, wat z\j van de men
schen ondervindt, ziet en hoort, stelt zy
ongesmukt te boek. Haar tegenwoordige verblijf
plaats is het dorpje Beckenried aan den
Vierwaldstadter-See. Zy' is bemind bij arm en ryk ;
overal waar zy zich vertoont, wordt zy juichend
omstuwd door een troepje dorpskinderen, die
zy allen by naam kent en voor wier
wel-enwee zy de grootste belangstelling koestert.
Het is te hopen, dat de hartelijke bewijzen van
vereering en vriendschap die zy' in haar omge
ving kry'gt, haar zullen genezen, van een
ziekelijke neiging die zy reeds als klein kind
openbaarde tot eenzaamheid, tot geheele afzon
dering. Het allerliefste zou zy moederziel-alleen
boven op den top van een berg kluizenaartje
spelen. Isabelle Kaiser heeft een oud-oom
gehad, die kluizenaar was, dus wie weet...
Niet ten onrechte beweert Garmen Sylva
dat herediteit iemand rare parten kan spelen.
De Jong-Turk, Ahmed-Riza te Parijs, geeft
ons een inzicht in de verhevenheid van het
bestier in Yildiz-Kiosk onder de regeering
van sultan Abdul Hamid.
Zijne keizerlyffe majesteit legt voor
HoogstDerzelver hof- en huishouding beslag op 6000
bedienden van beiderlei kunne en van allerlei
rang. Daaronder zyn 800 koks en koksmaat.
Abdul Hamid reikt gemiddeld 's j aars 350
ordeteekens in brillanten uit. De civiele lijst
van Z. M. bedraagt 25 millioen franken en
daar hy' by de gratie Gods, o! groote goden!
onbeperkt heerscher is, kan hij over alle
staatsinkomsten naar willekeur beschikken. Hij
bezit ongeveer 1200 landgoederen die hem nog
eens zooveel als zyn civiellyst inbrengen.
Een gewoon mensch zonder Turksche nei
gingen denkt by het rollen van zooveel
millioenen en het snorren van zoo hooge cijfers
aan een waardeloos tooneelmillioen (met nobel
gebaar): «Hier hebt gij n millioen, red u
voorloopig."
* *
#
In Vrede door Recht wordt in den vorm
van een vraag «Hoe lang nog?"inherinnering
gebracht het jongste bezoek onzer koningin
aan keizer Wilhelm. Wat heeft de gastheer
aan zyn beminnelijke gast vertoond ? Wat liet
hij haar zien ? Wat deed hij haar hooren ?
Eenige meesterwerken van schilder- of beeld
houwkunst ? Een bloemen-tentoonstelling ?
Deed hy haar genieten van de muzikale krachten
van zyn land ? Niets van dat alles. Er werd
drie dagen lang soldaatje gespeeld ter eere
van de jeugdige bezoekster.
«Parade 's middags onmiddellyk nii aankomst;
parade 's morgens: tentoonstelling van acht
duizend man tot willoosheid gedrilde machines,
later inspectie van haar «eigen regiment"; op
den gala-avond uitvoering van »La fllle du
Regiment: militaire muziek en uniformen op
het tooneel, de zaal uitsluitend gevuld met
rammelende sporen en kletterende sabels."
Wy onderschrijven ten volle dit
moedelooswanhopende »Hoe lang nog"?
Zijn dergelyke ziellooze schettervertooningen
geschikt te verheffen den geest, te streelen
het oor, te verruimen den blik, te beschaven
den zin, te veredelen het gemoed onzer lief
tallige vorstin?
De Engelsche tooneelspeelster mevrouw
Langtry, die even als Sarah Bernhardt nu ook
haar eigen theater heeft, is in tegenstelling
met de kitteloorige Francaise
wysgeerigberustend als een Olympische godin.
Toen zy voor de eerste maal in het Park
theater in New-York zou optreden, brandde
het gebouw tot den grond af. Mevr. Langtry
stond in haar hotel tegenover den schouwburg
naar den brand te ky'ken.
Bleek en zenuwachtig kwam Marcus Mayer
by' mevrouw Langtry binnen: «Vreeselyk I
vreeselyk! we hebben geen geluk. Al ons
bobben en houwen is een prooi der vlammen
geworden. Uw pracht-toiletten allemaal ver
brand. We hebben geen geluk!"
Integendeel, antwoordde mevrouw Langtry.
We hebben een buitengewoon geluk. Ik stond
daar juist te denken, hoe innig dankbaar ik
moet zyn, dat ik nog niet in een van die
prachttoiletten was gehuld...
Kom, meneer Mayer, laten we nu maar gaan
soupeeren, want ik heb een honger als een
paard."
CAPRICE.