De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 15 september pagina 1

15 september 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1264 DE AMSTERDAMMER A°. 1901. WEEKBLAD YOOE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden Voor Indiëper jaar f 1.50, ir. p. post f 1.65 , . mail . 10.0.121, Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . Dit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dn Capncine» tegenover h«t Grind Café, te Parijs. Zondag 15 September. Advertentiën van \?5 regels f 1.10, elke regel meer. . .... f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces nit Duitschknd, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer finua. Evenals in 1897 is geschied, niien wfl als premie voor onze afeottnés verkrijgbaar stellen een Album, bevattende de Portret* ten van en eenige mededeelingen omtrent de. leden der nieuwe Tweede Kamer. TJJd van verschijning en condi ties zullen later te dezer plaatse worden bekend gemaakt. Be Uitgevers, VAN HOLKKMA & rVAREXDOBF. IK H.O 17 ». VAS VERRE EK VAN NA.BIJ: Sporl en bescha ving. Bezuiniging op de uitgaven voor de lands verdediging, ffl, (slot), door *.*? Bezuiniging op de militaire ai tga ven, door ftt-?«Politiek begef."?. Engeland'» zwarte bondgenooten, door A. W. B. De aanslag op president Mac Kinley (met portret) SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Arbeids-departementen, IV, (slot), door H. S. KUNST EN 1/ETTEBEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Yperen en het Hotel MergheJynok, door J. Prinsen. Een beeldhouwer, door Tanio. Indooesiau art, door B. W. P. Jr. Compiègne, door A. W. Weissman. Vondel onder den hamer, door S. H. Rösslng. Boek en Tijdschrift, door G. van Halzen. FEUILLETON: Aan het Doodenmeer, van Clara Viebig. Naar het Duitsch, door M. v. O., I. RECLAMES. VOOB DAMES: Vrouwelyke ambtenaren by het gevangeniswezen, door E. K.-H. Brieven nit Denemarken, door *B. Nort. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. ITOANOIEJELE EN OËCONOHI8CHE KBONIEK, door D. Stigter. Brieven nit Utrecht, door Jan van 't Sticht. ALLERLEI. INGEZONDEN. PEN EN POTLOODKBAS3EN. ADVEBTENTIEN. Sport en beschaving. De wielerwedstrijd, op do Amsterdameche wielerbaan aan den Zeeburgerdijk gehouden, heeft aanleiding gegeven tot eenige opmerkingen in de dagbladen. En geen wonder. ,Alles ging goed," zoo lezen wij in het Han delsblad, rtot in de eindspurt. Toen sprong plotseling de voorband van Hoorn, die daardoor tegen Darcy aanviel en met hem Kok in den vat meesleepte. Met een smak kwamen de drie renners op de planken terecht; Rolf kwam onge deerd aan de eindstreep, doch Darcy was buiten gevecht gesteld door een ernstige wonde in zijn zijde. Kok en Hoorn reden over La verbonden te zijn en werden 2 en 3 geplaatst, terwijl Darcy_ als vierde werd beschouwd." «Zij startten. Een paar rondjes gingen ze alleen, trachtende hun gangmaking te pakken te krij gen. Vóór het echter zoover was, sprong de ketting van Bouhours' motor-tandem en sloeg het gevaarte om, gelukkig zonder dat dit onge val ernstiger gevolgen had als eenige ontvellingen van den stuurman." rEenige tientallen meters, voordat de Franschman den Hollander lappen ging, in het eind van de 29e ronde, wrong de band van het achterwiel van, den voorsten motortandem in de bocht van het wiel af, sprong daardoor en een vervaarlijke val van gangmakers en renner volgde. Dickeutman en zijn gangmakers werden deerlijk gewond, eerstgenoemde met bloe dende wonden aan arm, hoofd, borst en beenen opgenomen en verdwenen in hun boxes. Boubours' gangmaking was bij het zien van het ongeval in de bocht naar boven en tegen de balustrade aangereden, die gedeeltelijk vernield ?werd. De stuurman van de tandem liep daarbij vrij ernstige wonden aan been en heup op, tervijl de machine niet meer te gebruiken was. Bouhours reed het middeuterrein op en kwam er dus, wonder boven wonder, goed af. *Nog was echter niet alle leed geleden! In den vliegenden eindspurt, waarbij weder Smout en Kok met de Belgen om de eerste plaatsen streden, kwam een der laatsten in de laatste bocht te vallen, en vielen thans Vergouweu, Oostvogels en Snel. Weder gescheurde trui's en broeken, gebroken machines, ontvelde bee nen, bloedende armen en hoofden." «?Dat de ongekende reeks bloedige tooneeleu ook de ergernis en weerzin van verschillende toeschouwers heeft opgewekt, is ons reeds dade lijk van verschillende kanten gebleken." Een onzer lezers schrijft ons naar aanleiding van hetgeen hij gisteren zag: u »Ik ben in geen geval een conservatieve tegenstander der sport. Integendeel, ik mag ge rust zeggen een groot voorstander daarvan te zijn, aangezien ik de meeste takken ervan zelf beoefen. Deze inleiding is noodig om den lezers aan te toonen dat onderstaande regelen geen jeremiade's zijn van een ouden knorrepot. Er viel, zooals de affiches aankondigden, voor de liefhebbers van wielerwedstrijden veel te ge nieten op de Wielerbaan. Doch ieder toeschou wer, zelfs de grootste enthousiast, zag zich hierin bedrogen. Dat was geen wedstrijd, maar een slachtplaats. Afschuwelijk was het hoe tel ken male jorge mannen werden weggedragen, kreunend en bloedend nit tal van wonden, ver oorzaakt door een val. Ik wil hier niet in alle finesses de ongevallen schetsen, die gisteren plaats vonden. Genoeg zij het dat dr. De Vries gedurende den wedstrijd, ja zelfs nog een half uur na afloop daarvan, aanhoudend bezig was met het ver tuiden en verzorgen der gekwetsten. Eene mooie sport l Waarom zijn de stierenge vechten afgeschaft? Wat ik gisteren zag was erger. Dat veredelt niet, maar demoraliseert. Als beste bewijs daarvan is dat ik eenige malen door verschillende toeschouwers, na eenen «ngstwekkenden val, met bet leukste gezicht hoorde zeggen: «jammer van die p<eh," meer niet. Kortom, ik maak me aan geen overdrijving schuldig, als ik het schouwspel van gisteren misselijk noem. Ik doe een beroep op bet geheele Amsterdamsohe uitgaand publiek, om hier den toon aan te geven, en geen wielerwed strijden meer te bezoeken. Ook pp hen die de wedstrijden prganiseeren. Laten zij liever hunne krachten wijden aan eea edeler sport, waarvan de beoefening geen tooneel te aanschouwen geeft, zooals deze wielerwedstrijd."" Het dagblad De Tijd heeft ook het zijne gezegd over dat grove vermaak. Voor ons bestaat er nog een aanleiding te meer bij deze gelegenheid onze afkeu ring over zulk een wedstrijd uit te spreken. Toen vóór eenigen tijd te Parijs de wedstrijd om den Bol d'Or plaats vond, hebben wij gewezen op den noodlottigen invloed, die van deze verheerlijking van physieke kracht zou moeten uitgaan, op ons toch reeds 200 weinig ideëel maat schappelijk leven. Het ging toen om een prijs een bol d'or voor den man die in een wedstrijd van 24 uren achter een overwon! 'Men zal zich herinneren hoe toen de helden zich blaren zaten en nu en dan verdwijnen moesten van 't tooneel om opgefrischt te worden, zich te laten verbinden, enz., die door hun eigen brute ijdelheid gezweept, zich uit puttende, desnoods tot oezwijmens toe, om een »gouden kom" en de fanfares van zekere blaasinstrumenten! Toen hebben wij gevraagd of de maat nn nog niet vol was, en er van de Nederlandscne sportverenigingen niet een be weging zou kunnen uitgaan, teneinde een herziening van de wielerwedstrijden ook bij onze naburen aan de orde te stellen. Wij werdeu, zij 't dan ook zeer zwak, door een sportblad bestreden. Maar thans is misschien de tijd niet ongeschikt om onze vraag te herhalen. Dat na zooveel vervellingen, kneuzin gen, verwondingen als verleden Zondag voorkwamen, de overheid het allicht tot haar plicht zal rekenen, zich met deze wedstrijden in te laten, teneinde her haling n van zulk een bloedig bedrijf te voorkomen, spreekt wel van zelf. Ook dat zij bij een krachtig optreden tegen dit demoraliseerend vermaak(?; van de sym pathie der zeer groote meerderheid van ons volk zich verzekerd mag houden, achten wij niet aan twijfel onderhevig. Maar wij zouden Nederland gaarne een hoogere eer gunnen, dan het eerste land te zijn, waar de Regeering paal en perk tracht te stellen aan den groei van deze uitwassen van het sportbedrijf. Nietwaar, men spreekt nogal eens van groot te willen zijn in alles, waarin een klein volk groot kan wezen. Welnu, waarom zouden de Nederlandsche sportvereenigingen zich niet de moeite willen geven op eigen ter rein en elders, waar zij gaarne geziene gasten zijn, de eischen der waarachtige beschaving tot hun recht te brengen, door deze soort van wedstrijden zooveel moge lijk te zuiveren van het dierlijk en verdierlijkend element. Wij herhalen dus nog eens onze uit spraak van vóór eenigen tijd : Daar is een schoone daad te verrichten door Neder landers, die ook op het terrein van de sport willen bewijzen, dat een klein volk groot kan zijn. Of ontbreekt daartoe, ook thans nog, de zedelijke moed ? Bezuiniging op de uitgaven voor de landsverdediging. III. (Slot.) Scheiding tusschen de officieren der bereden- en der niet bereden artillerie. Meer en meer doen zich voorstanders van voormelde scheiding op en bleef de laatst afgetreden minister van oorlog daarvan ook niet meer aikeerig. 't Is dan ook veler wensch, dat bedoelde maatregel, welke in het belang van het leger wordt geacht te zyn, spoedig tot stand komt, mede om de daaraan verbonden bezuiniging te verkregen. Het opheffen van de rijschool voor de bereden artillerie. Terwijl men over het algemeen het er over eens is, dat bedoelde inrichting zonder over wegend bezwaar evenals zulks vroeger het geval was 'by ds ryschool voor de cavalerie zoude gevoegd kunnen worden, blijft die be trekkelijk dure inrichting toch bestaan en heeft men kortelings geleden zelfs een kolonel aan het hoofd daarvan gesteld. Als het geld maar voor het grijpen lag zou er niet roekeloozer met 's lands geld kunnen worden omgesprongen. Opheffing van het algemeen depot van discipline. Vooral in de laatste jaren zijn ernstige stemmen opgegaan om de te betrekkelijk dure en weinig of geea doeltreffende inrichting op te heffen. Zy, die daarin belang stellen, worden verwezen J. aar de Militaire Spectator van het afgeloopen jaar, waarin z er degelyke beschou wingen daarover geleverd zyn en waarin tot ophetfing word geadviseerd. De aanmaak van de uniformen der militairen op te dragen aan burger inrichtingen en, in verband daar mede, de militaire kleedingmagazünen daarvan te ontheffen. Onder de bebtaande bepalingen, geschiedt o. a. bet aanmaken der lakenscbe uniiormstukken voor bet leger bij die magazijnen nl. te Amsterdam, Delf c en Woerden. De kleedingstukken worden by de inrichtingen gesneden en ter confectie afgegeven aan vast personeel, daarby werkzaam en verder aan bur ger personen, ia genoemde plaatsen woonachtig. Meermalen zyn stemmeu opgegaan dat het departement van oorlog zou besluiten de con fectie der lakeasche umformutukken, in zijn geheel, aan een of meer burgerinjichtingen op te dragen waarmede, naar beweerd wordt, belangrijke voordeelen zoulen te behalen zyn. Opheffen van alle hooge militaire rangen, welke niet bepaald noodig zijn. Vermits deze aangelegenheid voor een minister van oorlog de moelelykheid is waarvoor hy komt te staan, is een en.stig onderzoek door eene enquête commissie hoog noodig. Bij alle wapens en dienstvakken valt ia de laatste jaren eene opvoering in de hoogere rangen waar te nemen, dat noodwendig een ingrepen van de wetgevende macht noodig is om niet tot hoogere legeruitgaven te geraken. Het euvel begint bij den generalen staf en eindigt bij de militaire apo thekers, waarby, naar het gerucht wil, de generaalsrang reeds langen tyd wordt tegemoet gezien. Het herzien van de vestingwet. In zyne op 16 Mei j 1. te Wehe gehouden lezing, zeidde de oud-minister van oorlog o. a.: de vestingwet van 1874 'a een vloek voor de schatkist". Grooter waarheid is voorzeker in den laatsten tijd niet uitgesproken. By bedoelde wet (art. 3) werd vastgesteld, dat jaarlyks by de begrootiiig zou worden be paald welke som in het betrokken dienstjaar voor de voltooiing van bet vestingstelsel zou worden besteed, met dien verstande, dat de aanvrage der gelden zoodanig zou worden ge regeld als noodig is om de werken binnen 8 jaren, te rekenen van l Januari 1875, tot stand te doen komen. Niettegenstaande die uitdrukkelijke wettelijke bepaling, is thans het einde nog niet te overzien. Volgens de desoetr» ffende jaarlyktche be grootingen, zal op het einde dezes jaarsvoorde uitvoering van de vestingwet reeds f 44,941,550.00 aan het ryk in rekening zyn gebiacht en toch ziet het er met de hoofdstelling, die van Amsterdam, nog treurig uit; millioenen en millioenen moeten boven de reeds uitgegeven vyf en veertig millioen daaraan nog worden besteed, wil de toestand aan redelyker wij se te stellen eischen voldoen. Ook met de overige stellingen is dat naumrlyk in mindere maie het geval. Neemt men bij het vorenstaande in. aanmer king de booge kosten, welke nog gemaakt zullen moeten worden voor aanscaaiting van geschut met toebehoorend genie- en ander materieel, in de verschillende stellingen, dan zal moeten worden toegestemd, dat de naiie recht heeft te weten boe bet nu eigenlyk met dit onderwerp gesteld is. Het op eenvoudige wijze inrichten van het departement van oorlog. Dat meer dan 100 {zegge honderd) personen noodig zy'n om een legertje, hetwelk m vredesty'd slechts enkele duizende manschappen telt, in het boogste ressort te bebeeren, en dat daaraan nog meer dan f 162,000 jaarlijks besteed moet woeden, is wel het zuiverste bewy's dat het zaakje niet in orde is. In de eerste plaats valt ook daarbij eene opvoering van hooge betrekkingen en bezoldi gingen waar te nemen, die naar niets ly'kt. Er bestaan thans reeds drie laad adviseurs, tal van referendarissen, hoofdcommiezen, enz. Het ge volg daarvan is, dat aan de hoogere ambtenaren werkzaamheden moeten worden opgedragen die met evenveel succes door een onderofficier of korporaal zouden kunnen worden verricht. En was het werk van dit departement nu maar in verhouding tot de hooge kosten daar van, doch dit is helaas het geval niet. Hieromtrent zal het rapport van de commissie, ingesteld tot onderzoek van het kleeding jebeer, enz., wel hei noodige licht ontsteken, daarom zwy'gen wy er voorloopig over. De Minister zou intusschen, als hij het niet uit zyn eigen doet, bij de aanstaande begroo ting voor 1902, al dadelijk gedwongen moeten worden de organisatie van het departement tot zy'n eenvoudigen vorm terug te brengen, en den achturigen werkdag in te stellen. De heeren ambtenaren komen nu tusschen Olfa en 10 uur vm. aan het departement en blijven tot precies 12 uur, komen tusschen J1/2 en # uur terug en blijven dan tot 4 uur, indien namelijk nie mand op hen staat te wachten, want dan gaan ze nog een beetje eerder heen. Als ej dan ook ' vier a vijf uur per dag gewerkt wordt, is het veel. Door die regeling hebben de meeste ambte naren gelegenheid bun inkomen te vermeerde ren door particulier werk in of buiten bet departement te verrichten. Meer werk, inkrimping van personeel en betere bezoldiging voor de resteerenden, zouden de regelen moeten zy'n waarop de nieuwe organisatie gebaseerd behoorde te zyn. Alhoewel het ons niet moeielyk zou vallen het aantal punten dat we aanstipten nog belangryk uit te breiden, zullen wy' het hierby laten, overtuigd als wy' zy'n te hebben aange toond, dat de instelling van de in het hoofd van dit artikel bedoelde euquêe-commissie dr.ngend noodig en g«wettig i is. Komt het tot het instellen daarvan, dan voorzeker zou het overweging verdienen ,4e commissie zoo talryk te nemen, dat zy zich zonder bezwaar in onderdeelen kan splitsen. Aan ieder onderdeel zou een bepaald aange geven aantal onderwerpen ter behandeling moeten worden opgedragen. Doet men dit niet, dan komt van de zaak niets terecht, omdat ieder onderwerp voor een grondig onderzoek zeer veel tyd in beslag zal nemen. Moge bet de nieuwe regeering gelukken ten aanzien van de onderwerpelyke en andere belangrijke zaken het noodige licht te doen ontsteken en belangryk te bezuinigen op de onnoodige uitgaven voor de landsverdediging. De natie zou baar daarvoor zeer zeker hoogst erkentelyk wezen. * * * Bezuiniging op de militaire uitgaven. Het eerste staaltje van den ernstigen wil die bij de nieuwe regeering voorzit om op de oorlogsbegrooting te bezuinigen, biedt ons het kon. besluit van 15 Augustus jl. Een luit-kolonel, majoor of kapitein stond tot nu toe aan het hoofd van de rijschool der bereden artillerie en was tevens voor zitter van de remontecommissie voor de bereden artillerie. Deze occupatie was pas eenige jaren ge leden in het leven geroepen met geen ander doel,_ voor zoover men kon nagaan, dan het in verhouding toch al te groot aantal hoofdofficieren bij de artillerie, ten behoeve eener snellere promotie weer met een te vermeerderen. Waar bezuiniging op onnoodige weelde aangekondigd werd, stond dus opheffing van deze aparte rijschool en terugkeer tot den vroegeren toestand (combinatie met de cavalerie), nummer een op de lijst, zoo werd algemeen verwacht. Doch ziet hoe men het woord bezuiniging verstaan moet: In plaats van n, zal men voortaan twee dezer titularissen hebben, een voor de rijschool en nog een tweeden voor de remontecommissie. Rekent men dat die nieuw gecreëerde titularis gemiddeld majoor zal zijn, dan kost dat het rijk voortaan meer: 3000 gld. aan tractement, benevens fourage voor twee paarden en wat de voorzitter voorts aan reis- en verblijfkosten, bijslag enz. zal deciareeren. We zijn zeer benieuwd wat de volgende «bezuiniging" zal zijn. Het kon. besluit zegt dat de maatregel genomen is op voordracht van den minister van oorlog dd. 22 Juli (minister Kool) en gezien het nader rapport van 10 Augustus (minister Bergansius). Beide Ministers verdienen dus den dank der belanghebbenden. t t t Politiek besef." De heer Van Blom klaagt, dat wij «zakelijk" debat versmaden... en noopt ons dus, te zijnen wille, het «incident" nog eens «veer aan de orde te stellen. In Het Vaderland van «Vrijdag GSept." had hij dan werkelijk toch eenige woorden geschreven, die hij ^zakelijk'' noemt, en in De, Amsterdammer van 8 8ept. vond hij, tot zijn spijt, daar geen repliek op. En nu geeft hij op deze wijs zijn teleur stelling te kennen. »Was dit (hetgeen hij schreef in het nr. van Vrijdag) te laat voor de Groene om in zijn Zaterdagavond-editie te beant woorden?" »Het schijnt 1) wel zoo, want enkel van mr. Macalester's Loup artikel is daarin de rede." «De Grgene doei alsof l) onzerzijds geen woord was gezegd"... »En De Amsterdammer schijnt 1) zakelijk debat in deze volmaakt overbodig te ach ten" ... »Het is alleen lom deze reden enz.... dat wij, al versmiadtl) dan onze tegenstander tot op de kern der kwestie in te gaan ..." enz. De zaak is eenvoudig, dat het Weekblad, bij zijn groot aantal abonné's en den beperkten Zondagsdienst der posterijen, reeds Vrijdags gedrukt moet worden, om des Zondags in alle plaatsen van het laud bezorgd te kunnen zijn, zoodat dan ook in de meeste steden het nr. reeds Zaterdagsmiddags verschijnt. Nu behoeft de schrijver dit niet zoo pre cies te weten als wij ; maar aangezien hij niet kon weten hoe laat wij Het Va derland ontvingen, en ook niet hoe vroeg het Weekblad voor nieuwe copie gesloten wordt, schoot hem, als iemand die liefst niet begint met van zijn naaste het kwade te den ken, niets anders over, dan te schrijven: «Waarschijnlijk had de redacteur van De Amsterdammer nog geen kennis kunnen nemen van mijn stukje enz." In dien geest, meepen wij, zou elk fatsoenlijk man het geval hebben vermeld. Maar ziet hem nu aan 't werk. Eerst schijnt het hem, dat wij zijn stuk nog niet gekend hebben... Immers »het schijnt wel xoo", 1) Wij curs i veeren. Dadelijk daarop volgt dan: ->De Amster dammer doet alsof onzerzijds geen woord was gezegd". Welnu, iemand die »doet alsof doet, volgens het spraakgebruik, dat tegen beter weten in, neemt den schijn aan van enz. Of heeft de redacteur alweer gedachteloos geschreven ? Nadat hij den argeloozen lezer deze twee onderstellingen, die elkaar tegenspreken, heeft aangeboden, vervolgt hij: De Am sterdammer echflnt zakelijk debat volmaakt overbodig te achten. Maar als nu de man eerst verzekert: het schijnt, dat wij zijn stuk nog niet gekend hebben, hoe kan hij dan later zeggen dat het schynt, dat wij debat over z\jn stuk hetwelk wüniet gekend hebben, overbodig achten ?! Dit is toch waarlijk al te ormoozel of onbeholpen. En, alsof hij nu werkelijk de grootst mogelijke behoefte had aan een insinuatie, komt hij daarbij nog eens ver klaren : »al versmaadt dan onze tegen stander op de kern der quaestie in te gaan" zoodat lezers van het Vaderland even oppervlakkig als hy'zelf wel moeten denken wat heeft onze redacteur dan toch met een onwaardig mensch te doen! Zeker, het is te begrijpen, dat de heer v. Blom, na het optreden van den heer Macalester Loup, een weinig geplaagd wordt door het gevoel, als ware hij het «jongetje die zijn woord niet kan doen"; hij wil dus gaarne m per dan eens een duit in 't zakje werpen. Maar zóó! Wat doet hij anders dan opnieuw bewijzen hoe vreemd het in zijn hoofd toegaat, hoe slordig hy zijn gedachten uitdrukt en tesamen voegt; waarlijk een talent, waarmee allerminsteen degelijk blad behoort geredigeerd te worden. * * * En nu de »kern der quaestie"! in dat, door ons nog niet besproken stukje in het Vrijdag-nummer van het Vaderland, aan geroerd. lo. Wij hadden geschreven: De afval van het liberalisme (naar het socialisme) is nog pas in zyn begin", de Heer v. Blom had daarvan gemaakt: de aanwas der socialisten in de Kamer, is voor De Amster dammer *het begin van den val der eens xoo machtige party." Een kind kan het .onderscheid van deze beide uitspraken begrijpen. En wat krijgen wij nu te lezen? *Wij (Vadert.) hebben een voudig geconstateerd, dat de Amst. hierin (in dien afval) een begin ziet van een nog die-peren val". Juist wat het Vaderl. natuur lijk niet geconstateerd had l »Het is nauwelijks de moeite waard hier over te twisten", vernemen wij thans. En dat is zoo; het hangt er slechts van af voor wien. Voor een redacteur, die er maar op toe floddert, maakt het ganschelijk geen vertchil. 2o. Wij pchreven reeds in ons artikeltje Toeten en Blazen: «Volgens dienzelfden heer zouden wij be weerd hebben: dat de liberalen, niet anders zijn dan een groepje, dat slechts zorgt voor bestendiging van privileges van eigen cöterie, dat er slechts op uit is vrienden aan postjes te helpen." «Zeker, indien wij ons zóó hadden uit gedrukt, zulk een onzin hadden geschreven, wij waren geen antwoord waard. Al zijn de liberalen, gelijk elke partij van bezittenden, er in hoofdzaak op uit de belangen hunner klassegenooten te beschermen, wie zou allen politieken arbeid, van welke partij dan ook, samenvatten in de woorden «cóteriebevoordeeling en baanljesjagerij ?" Wii wezen er op dat de Staat «waar al te veel" is een parade-inrichting en een in strument tot net verschaffen van welbezoldjgde baantjes ... en lichtten onze meening uitvoerig toe. Wat doet de schrijver in 't Vaderland nu? Hii zal dan waarlijk eens citeeren. «Zij (nl. de kiezers uit de kleine burgerij en den middenstand) hebben het geprobeerd met allerlei soort van liberalen, die zich voor hervormers uitgaven, maar .die, als het tot de daad kwam, steeds bleken ge zworen te hebben elke kliek en cöterie, die op welke wy's dan ook van de belas tinggelden profiteerde, in het ongestoord fenot te laten van haar privilegiën of ezen nog te versterken." »Ia het noodig hier meer bij te voegen! roept hij uit. Ja, inderdaad dat is noodig, daar ontbreekt aan dat citaat alles, wat er de beteekenis van kan doen begrijpen. Maar al ware dat niet het geval, reeds zoo op zichzelf genomen blijkt het voor ieder na denkende den heer v. Blom geen dienst te kunnen bewijzen. Immers, waar hij ziin uitspraak heeft waar te maken, dat De Amst. de liberalen verwijt slechts te zorgen voor bestendiging der privilegies van eigen cöterie en er sl'chis op uit is vriendjes aan partijen te helpen geeft het hem niets. Daar toch een partij, die in hoofdzaak denkt aan de belangen der bezittecden nog meer malen iets kan verrichten, dat ook voor niet of minder bezittenden eenige waarde heeft. En dit gebeurt natuurlek nu en dan; geheel of ten deele gedwongen; of vrijwillig, maar met de noodige zorg om eigen be langen zoo weing mogelijk te schaden. 3e. Alleen ten opzichte van n punt, ziet hij geen kans er zelfs een praatje bij te houden: »t Is waar dat wij ons te sterk hebben uitgedrukt, waar wij schreven, dat naarde voorstelling van De Amst. de middenstand steeds zwaarder door de belastingen gedrukt wordt en er steeds minder voor krijgt. Die

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl