Historisch Archief 1877-1940
1264
DE AMSTERDAMMER
A°. 1901.
WEEKBLAD YOOE NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden
Voor Indiëper jaar
f 1.50, ir. p. post f 1.65
, . mail .
10.0.121,
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . .
Dit blad U verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dn Capncine» tegenover h«t Grind Café, te Parijs.
Zondag 15 September.
Advertentiën van \?5 regels f 1.10, elke regel meer. . .... f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces nit Duitschknd, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer finua.
Evenals in 1897 is geschied,
niien wfl als premie voor onze
afeottnés verkrijgbaar stellen een
Album, bevattende de Portret*
ten van en eenige
mededeelingen omtrent de. leden der
nieuwe Tweede Kamer.
TJJd van verschijning en condi
ties zullen later te dezer plaatse
worden bekend gemaakt.
Be Uitgevers,
VAN HOLKKMA & rVAREXDOBF.
IK H.O 17 ».
VAS VERRE EK VAN NA.BIJ: Sporl en bescha
ving. Bezuiniging op de uitgaven voor de lands
verdediging, ffl, (slot), door *.*? Bezuiniging op
de militaire ai tga ven, door ftt-?«Politiek begef."?.
Engeland'» zwarte bondgenooten, door A. W. B.
De aanslag op president Mac Kinley (met portret)
SOCIALE AANGELEGENHEDEN:
Arbeids-departementen, IV, (slot), door H. S. KUNST EN
1/ETTEBEN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
Averkamp. Yperen en het Hotel MergheJynok,
door J. Prinsen. Een beeldhouwer, door Tanio.
Indooesiau art, door B. W. P. Jr. Compiègne,
door A. W. Weissman. Vondel onder den hamer,
door S. H. Rösslng. Boek en Tijdschrift, door
G. van Halzen. FEUILLETON: Aan het
Doodenmeer, van Clara Viebig. Naar het Duitsch, door M.
v. O., I. RECLAMES. VOOB DAMES:
Vrouwelyke ambtenaren by het gevangeniswezen, door
E. K.-H. Brieven nit Denemarken, door *B.
Nort. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL.
ITOANOIEJELE EN OËCONOHI8CHE KBONIEK,
door D. Stigter. Brieven nit Utrecht, door Jan van
't Sticht. ALLERLEI. INGEZONDEN. PEN
EN POTLOODKBAS3EN. ADVEBTENTIEN.
Sport en beschaving.
De wielerwedstrijd, op do
Amsterdameche wielerbaan aan den Zeeburgerdijk
gehouden, heeft aanleiding gegeven tot
eenige opmerkingen in de dagbladen.
En geen wonder.
,Alles ging goed," zoo lezen wij in het Han
delsblad, rtot in de eindspurt. Toen sprong
plotseling de voorband van Hoorn, die daardoor
tegen Darcy aanviel en met hem Kok in den
vat meesleepte. Met een smak kwamen de drie
renners op de planken terecht; Rolf kwam onge
deerd aan de eindstreep, doch Darcy was buiten
gevecht gesteld door een ernstige wonde in zijn
zijde. Kok en Hoorn reden over La verbonden
te zijn en werden 2 en 3 geplaatst, terwijl
Darcy_ als vierde werd beschouwd."
«Zij startten. Een paar rondjes gingen ze alleen,
trachtende hun gangmaking te pakken te krij
gen. Vóór het echter zoover was, sprong de
ketting van Bouhours' motor-tandem en sloeg
het gevaarte om, gelukkig zonder dat dit onge
val ernstiger gevolgen had als eenige
ontvellingen van den stuurman."
rEenige tientallen meters, voordat de
Franschman den Hollander lappen ging, in het eind
van de 29e ronde, wrong de band van het
achterwiel van, den voorsten motortandem in de
bocht van het wiel af, sprong daardoor en een
vervaarlijke val van gangmakers en renner
volgde. Dickeutman en zijn gangmakers werden
deerlijk gewond, eerstgenoemde met bloe
dende wonden aan arm, hoofd, borst en beenen
opgenomen en verdwenen in hun boxes.
Boubours' gangmaking was bij het zien van het
ongeval in de bocht naar boven en tegen de
balustrade aangereden, die gedeeltelijk vernield
?werd. De stuurman van de tandem liep daarbij
vrij ernstige wonden aan been en heup op,
tervijl de machine niet meer te gebruiken was.
Bouhours reed het middeuterrein op en kwam
er dus, wonder boven wonder, goed af.
*Nog was echter niet alle leed geleden! In
den vliegenden eindspurt, waarbij weder Smout
en Kok met de Belgen om de eerste plaatsen
streden, kwam een der laatsten in de laatste
bocht te vallen, en vielen thans Vergouweu,
Oostvogels en Snel. Weder gescheurde trui's
en broeken, gebroken machines, ontvelde bee
nen, bloedende armen en hoofden."
«?Dat de ongekende reeks bloedige tooneeleu
ook de ergernis en weerzin van verschillende
toeschouwers heeft opgewekt, is ons reeds dade
lijk van verschillende kanten gebleken."
Een onzer lezers schrijft ons naar aanleiding
van hetgeen hij gisteren zag:
u »Ik ben in geen geval een conservatieve
tegenstander der sport. Integendeel, ik mag ge
rust zeggen een groot voorstander daarvan te
zijn, aangezien ik de meeste takken ervan zelf
beoefen. Deze inleiding is noodig om den lezers
aan te toonen dat onderstaande regelen geen
jeremiade's zijn van een ouden knorrepot. Er
viel, zooals de affiches aankondigden, voor de
liefhebbers van wielerwedstrijden veel te ge
nieten op de Wielerbaan. Doch ieder toeschou
wer, zelfs de grootste enthousiast, zag zich
hierin bedrogen. Dat was geen wedstrijd, maar
een slachtplaats. Afschuwelijk was het hoe tel
ken male jorge mannen werden weggedragen,
kreunend en bloedend nit tal van wonden, ver
oorzaakt door een val. Ik wil hier niet in alle
finesses de ongevallen schetsen, die gisteren
plaats vonden. Genoeg zij het dat dr. De Vries
gedurende den wedstrijd, ja zelfs nog een half
uur na afloop daarvan, aanhoudend bezig was
met het ver tuiden en verzorgen der gekwetsten.
Eene mooie sport l Waarom zijn de stierenge
vechten afgeschaft? Wat ik gisteren zag was
erger. Dat veredelt niet, maar demoraliseert.
Als beste bewijs daarvan is dat ik eenige malen
door verschillende toeschouwers, na eenen
«ngstwekkenden val, met bet leukste gezicht
hoorde zeggen: «jammer van die p<eh," meer
niet. Kortom, ik maak me aan geen overdrijving
schuldig, als ik het schouwspel van gisteren
misselijk noem. Ik doe een beroep op bet
geheele Amsterdamsohe uitgaand publiek, om
hier den toon aan te geven, en geen wielerwed
strijden meer te bezoeken. Ook pp hen die de
wedstrijden prganiseeren. Laten zij liever hunne
krachten wijden aan eea edeler sport, waarvan
de beoefening geen tooneel te aanschouwen
geeft, zooals deze wielerwedstrijd.""
Het dagblad De Tijd heeft ook het zijne
gezegd over dat grove vermaak.
Voor ons bestaat er nog een aanleiding
te meer bij deze gelegenheid onze afkeu
ring over zulk een wedstrijd uit te spreken.
Toen vóór eenigen tijd te Parijs de
wedstrijd om den Bol d'Or plaats vond,
hebben wij gewezen op den noodlottigen
invloed, die van deze verheerlijking van
physieke kracht zou moeten uitgaan, op
ons toch reeds 200 weinig ideëel maat
schappelijk leven. Het ging toen om een
prijs een bol d'or voor den man
die in een wedstrijd van 24 uren achter
een overwon! 'Men zal zich herinneren
hoe toen de helden zich blaren zaten en
nu en dan verdwijnen moesten van 't
tooneel om opgefrischt te worden, zich te
laten verbinden, enz., die door hun
eigen brute ijdelheid gezweept, zich uit
puttende, desnoods tot oezwijmens toe, om
een »gouden kom" en de fanfares van zekere
blaasinstrumenten!
Toen hebben wij gevraagd of de maat
nn nog niet vol was, en er van de
Nederlandscne sportverenigingen niet een be
weging zou kunnen uitgaan, teneinde een
herziening van de wielerwedstrijden ook
bij onze naburen aan de orde te stellen.
Wij werdeu, zij 't dan ook zeer zwak,
door een sportblad bestreden. Maar thans
is misschien de tijd niet ongeschikt om
onze vraag te herhalen.
Dat na zooveel vervellingen, kneuzin
gen, verwondingen als verleden Zondag
voorkwamen, de overheid het allicht tot
haar plicht zal rekenen, zich met deze
wedstrijden in te laten, teneinde her
haling n van zulk een bloedig bedrijf
te voorkomen, spreekt wel van zelf. Ook
dat zij bij een krachtig optreden tegen dit
demoraliseerend vermaak(?; van de sym
pathie der zeer groote meerderheid van
ons volk zich verzekerd mag houden,
achten wij niet aan twijfel onderhevig.
Maar wij zouden Nederland gaarne een
hoogere eer gunnen, dan het eerste land
te zijn, waar de Regeering paal en perk
tracht te stellen aan den groei van deze
uitwassen van het sportbedrijf. Nietwaar,
men spreekt nogal eens van groot te willen
zijn in alles, waarin een klein volk groot
kan wezen. Welnu, waarom zouden de
Nederlandsche sportvereenigingen zich niet
de moeite willen geven op eigen ter
rein en elders, waar zij gaarne geziene
gasten zijn, de eischen der waarachtige
beschaving tot hun recht te brengen, door
deze soort van wedstrijden zooveel moge
lijk te zuiveren van het dierlijk en
verdierlijkend element.
Wij herhalen dus nog eens onze uit
spraak van vóór eenigen tijd : Daar is een
schoone daad te verrichten door Neder
landers, die ook op het terrein van de
sport willen bewijzen, dat een klein volk
groot kan zijn. Of ontbreekt daartoe,
ook thans nog, de zedelijke moed ?
Bezuiniging op de uitgaven
voor de landsverdediging.
III. (Slot.)
Scheiding tusschen de officieren der
bereden- en der niet bereden
artillerie.
Meer en meer doen zich voorstanders van
voormelde scheiding op en bleef de laatst
afgetreden minister van oorlog daarvan ook
niet meer aikeerig. 't Is dan ook veler wensch,
dat bedoelde maatregel, welke in het belang
van het leger wordt geacht te zyn, spoedig tot
stand komt, mede om de daaraan verbonden
bezuiniging te verkregen.
Het opheffen van de rijschool voor
de bereden artillerie.
Terwijl men over het algemeen het er over
eens is, dat bedoelde inrichting zonder over
wegend bezwaar evenals zulks vroeger het
geval was 'by ds ryschool voor de cavalerie
zoude gevoegd kunnen worden, blijft die be
trekkelijk dure inrichting toch bestaan en heeft
men kortelings geleden zelfs een kolonel aan
het hoofd daarvan gesteld.
Als het geld maar voor het grijpen lag zou
er niet roekeloozer met 's lands geld kunnen
worden omgesprongen.
Opheffing van het algemeen depot
van discipline.
Vooral in de laatste jaren zijn ernstige
stemmen opgegaan om de te betrekkelijk dure
en weinig of geea doeltreffende inrichting op
te heffen. Zy, die daarin belang stellen, worden
verwezen J. aar de Militaire Spectator van het
afgeloopen jaar, waarin z er degelyke beschou
wingen daarover geleverd zyn en waarin tot
ophetfing word geadviseerd.
De aanmaak van de uniformen der
militairen op te dragen aan burger
inrichtingen en, in verband daar
mede, de militaire
kleedingmagazünen daarvan te ontheffen.
Onder de bebtaande bepalingen, geschiedt
o. a. bet aanmaken der lakenscbe
uniiormstukken voor bet leger bij die magazijnen nl. te
Amsterdam, Delf c en Woerden.
De kleedingstukken worden by de inrichtingen
gesneden en ter confectie afgegeven aan vast
personeel, daarby werkzaam en verder aan bur
ger personen, ia genoemde plaatsen woonachtig.
Meermalen zyn stemmeu opgegaan dat het
departement van oorlog zou besluiten de con
fectie der lakeasche umformutukken, in zijn
geheel, aan een of meer burgerinjichtingen op
te dragen waarmede, naar beweerd wordt,
belangrijke voordeelen zoulen te behalen zyn.
Opheffen van alle hooge militaire
rangen, welke niet bepaald
noodig zijn.
Vermits deze aangelegenheid voor een minister
van oorlog de moelelykheid is waarvoor hy komt
te staan, is een en.stig onderzoek door eene
enquête commissie hoog noodig. Bij alle wapens
en dienstvakken valt ia de laatste jaren eene
opvoering in de hoogere rangen waar te nemen,
dat noodwendig een ingrepen van de wetgevende
macht noodig is om niet tot hoogere
legeruitgaven te geraken. Het euvel begint bij den
generalen staf en eindigt bij de militaire apo
thekers, waarby, naar het gerucht wil, de
generaalsrang reeds langen tyd wordt tegemoet
gezien.
Het herzien van de vestingwet.
In zyne op 16 Mei j 1. te Wehe gehouden
lezing, zeidde de oud-minister van oorlog o. a.:
de vestingwet van 1874 'a een vloek voor de
schatkist".
Grooter waarheid is voorzeker in den laatsten
tijd niet uitgesproken.
By bedoelde wet (art. 3) werd vastgesteld,
dat jaarlyks by de begrootiiig zou worden be
paald welke som in het betrokken dienstjaar
voor de voltooiing van bet vestingstelsel zou
worden besteed, met dien verstande, dat de
aanvrage der gelden zoodanig zou worden ge
regeld als noodig is om de werken binnen 8
jaren, te rekenen van l Januari 1875, tot
stand te doen komen.
Niettegenstaande die uitdrukkelijke wettelijke
bepaling, is thans het einde nog niet te overzien.
Volgens de desoetr» ffende jaarlyktche be
grootingen, zal op het einde dezes jaarsvoorde
uitvoering van de vestingwet reeds f 44,941,550.00
aan het ryk in rekening zyn gebiacht en toch
ziet het er met de hoofdstelling, die van
Amsterdam, nog treurig uit; millioenen en
millioenen moeten boven de reeds uitgegeven
vyf en veertig millioen daaraan nog worden
besteed, wil de toestand aan redelyker wij se
te stellen eischen voldoen. Ook met de overige
stellingen is dat naumrlyk in mindere maie
het geval.
Neemt men bij het vorenstaande in. aanmer
king de booge kosten, welke nog gemaakt
zullen moeten worden voor aanscaaiting van
geschut met toebehoorend genie- en ander
materieel, in de verschillende stellingen, dan
zal moeten worden toegestemd, dat de naiie
recht heeft te weten boe bet nu eigenlyk met
dit onderwerp gesteld is.
Het op eenvoudige wijze inrichten van
het departement van oorlog.
Dat meer dan 100 {zegge honderd) personen
noodig zy'n om een legertje, hetwelk m
vredesty'd slechts enkele duizende manschappen telt,
in het boogste ressort te bebeeren, en dat
daaraan nog meer dan f 162,000 jaarlijks
besteed moet woeden, is wel het zuiverste
bewy's dat het zaakje niet in orde is.
In de eerste plaats valt ook daarbij eene
opvoering van hooge betrekkingen en bezoldi
gingen waar te nemen, die naar niets ly'kt. Er
bestaan thans reeds drie laad adviseurs, tal van
referendarissen, hoofdcommiezen, enz. Het ge
volg daarvan is, dat aan de hoogere ambtenaren
werkzaamheden moeten worden opgedragen die
met evenveel succes door een onderofficier of
korporaal zouden kunnen worden verricht.
En was het werk van dit departement nu
maar in verhouding tot de hooge kosten daar
van, doch dit is helaas het geval niet.
Hieromtrent zal het rapport van de commissie,
ingesteld tot onderzoek van het kleeding jebeer,
enz., wel hei noodige licht ontsteken, daarom
zwy'gen wy er voorloopig over.
De Minister zou intusschen, als hij het niet
uit zyn eigen doet, bij de aanstaande begroo
ting voor 1902, al dadelijk gedwongen moeten
worden de organisatie van het departement tot
zy'n eenvoudigen vorm terug te brengen, en den
achturigen werkdag in te stellen. De heeren
ambtenaren komen nu tusschen Olfa en 10 uur
vm. aan het departement en blijven tot precies
12 uur, komen tusschen J1/2 en # uur terug
en blijven dan tot 4 uur, indien namelijk nie
mand op hen staat te wachten, want dan gaan
ze nog een beetje eerder heen. Als ej dan ook
' vier a vijf uur per dag gewerkt wordt, is het veel.
Door die regeling hebben de meeste ambte
naren gelegenheid bun inkomen te vermeerde
ren door particulier werk in of buiten bet
departement te verrichten.
Meer werk, inkrimping van personeel en
betere bezoldiging voor de resteerenden, zouden
de regelen moeten zy'n waarop de nieuwe
organisatie gebaseerd behoorde te zyn.
Alhoewel het ons niet moeielyk zou vallen
het aantal punten dat we aanstipten nog
belangryk uit te breiden, zullen wy' het hierby
laten, overtuigd als wy' zy'n te hebben aange
toond, dat de instelling van de in het hoofd
van dit artikel bedoelde euquêe-commissie
dr.ngend noodig en g«wettig i is.
Komt het tot het instellen daarvan, dan
voorzeker zou het overweging verdienen ,4e
commissie zoo talryk te nemen, dat zy zich
zonder bezwaar in onderdeelen kan splitsen.
Aan ieder onderdeel zou een bepaald aange
geven aantal onderwerpen ter behandeling
moeten worden opgedragen.
Doet men dit niet, dan komt van de zaak
niets terecht, omdat ieder onderwerp voor
een grondig onderzoek zeer veel tyd in
beslag zal nemen.
Moge bet de nieuwe regeering gelukken ten
aanzien van de onderwerpelyke en andere
belangrijke zaken het noodige licht te doen
ontsteken en belangryk te bezuinigen op de
onnoodige uitgaven voor de landsverdediging.
De natie zou baar daarvoor zeer zeker
hoogst erkentelyk wezen.
* *
*
Bezuiniging op de militaire
uitgaven.
Het eerste staaltje van den ernstigen wil
die bij de nieuwe regeering voorzit om op
de oorlogsbegrooting te bezuinigen, biedt
ons het kon. besluit van 15 Augustus jl.
Een luit-kolonel, majoor of kapitein stond
tot nu toe aan het hoofd van de rijschool
der bereden artillerie en was tevens voor
zitter van de remontecommissie voor de
bereden artillerie.
Deze occupatie was pas eenige jaren ge
leden in het leven geroepen met geen ander
doel,_ voor zoover men kon nagaan, dan
het in verhouding toch al te groot aantal
hoofdofficieren bij de artillerie, ten behoeve
eener snellere promotie weer met een te
vermeerderen.
Waar bezuiniging op onnoodige weelde
aangekondigd werd, stond dus opheffing
van deze aparte rijschool en terugkeer tot
den vroegeren toestand (combinatie met de
cavalerie), nummer een op de lijst, zoo werd
algemeen verwacht.
Doch ziet hoe men het woord bezuiniging
verstaan moet: In plaats van n, zal men
voortaan twee dezer titularissen hebben,
een voor de rijschool en nog een tweeden
voor de remontecommissie.
Rekent men dat die nieuw gecreëerde
titularis gemiddeld majoor zal zijn, dan
kost dat het rijk voortaan meer: 3000 gld.
aan tractement, benevens fourage voor
twee paarden en wat de voorzitter voorts
aan reis- en verblijfkosten, bijslag enz. zal
deciareeren.
We zijn zeer benieuwd wat de volgende
«bezuiniging" zal zijn.
Het kon. besluit zegt dat de maatregel
genomen is op voordracht van den minister
van oorlog dd. 22 Juli (minister Kool) en
gezien het nader rapport van 10 Augustus
(minister Bergansius).
Beide Ministers verdienen dus den dank
der belanghebbenden. t t t
Politiek besef."
De heer Van Blom klaagt, dat wij
«zakelijk" debat versmaden... en noopt ons dus,
te zijnen wille, het «incident" nog eens «veer
aan de orde te stellen.
In Het Vaderland van «Vrijdag GSept."
had hij dan werkelijk toch eenige woorden
geschreven, die hij ^zakelijk'' noemt, en in
De, Amsterdammer van 8 8ept. vond hij, tot
zijn spijt, daar geen repliek op.
En nu geeft hij op deze wijs zijn teleur
stelling te kennen.
»Was dit (hetgeen hij schreef in het nr.
van Vrijdag) te laat voor de Groene om
in zijn Zaterdagavond-editie te beant
woorden?"
»Het schijnt 1) wel zoo, want enkel van
mr. Macalester's Loup artikel is daarin de
rede."
«De Grgene doei alsof l) onzerzijds geen
woord was gezegd"...
»En De Amsterdammer schijnt 1) zakelijk
debat in deze volmaakt overbodig te ach
ten" ...
»Het is alleen lom deze reden enz.... dat
wij, al versmiadtl) dan onze tegenstander tot
op de kern der kwestie in te gaan ..." enz.
De zaak is eenvoudig, dat het Weekblad,
bij zijn groot aantal abonné's en den
beperkten Zondagsdienst der posterijen,
reeds Vrijdags gedrukt moet worden, om
des Zondags in alle plaatsen van het
laud bezorgd te kunnen zijn, zoodat dan
ook in de meeste steden het nr. reeds
Zaterdagsmiddags verschijnt.
Nu behoeft de schrijver dit niet zoo pre
cies te weten als wij ; maar aangezien
hij niet kon weten hoe laat wij Het Va
derland ontvingen, en ook niet hoe vroeg
het Weekblad voor nieuwe copie gesloten
wordt, schoot hem, als iemand die liefst niet
begint met van zijn naaste het kwade te den
ken, niets anders over, dan te schrijven:
«Waarschijnlijk had de redacteur van De
Amsterdammer nog geen kennis kunnen
nemen van mijn stukje enz." In dien
geest, meepen wij, zou elk fatsoenlijk man
het geval hebben vermeld.
Maar ziet hem nu aan 't werk.
Eerst schijnt het hem, dat wij zijn stuk
nog niet gekend hebben... Immers »het
schijnt wel xoo",
1) Wij curs i veeren.
Dadelijk daarop volgt dan: ->De Amster
dammer doet alsof onzerzijds geen woord
was gezegd".
Welnu, iemand die »doet alsof doet,
volgens het spraakgebruik, dat tegen beter
weten in, neemt den schijn aan van enz.
Of heeft de redacteur alweer gedachteloos
geschreven ?
Nadat hij den argeloozen lezer deze twee
onderstellingen, die elkaar tegenspreken,
heeft aangeboden, vervolgt hij: De Am
sterdammer echflnt zakelijk debat volmaakt
overbodig te achten.
Maar als nu de man eerst verzekert:
het schijnt, dat wij zijn stuk nog niet gekend
hebben, hoe kan hij dan later zeggen
dat het schynt, dat wij debat over z\jn stuk
hetwelk wüniet gekend hebben, overbodig
achten ?! Dit is toch waarlijk al te ormoozel
of onbeholpen. En, alsof hij nu werkelijk
de grootst mogelijke behoefte had aan een
insinuatie, komt hij daarbij nog eens ver
klaren : »al versmaadt dan onze tegen
stander op de kern der quaestie in te
gaan" zoodat lezers van het Vaderland
even oppervlakkig als hy'zelf wel moeten
denken wat heeft onze redacteur dan
toch met een onwaardig mensch te doen!
Zeker, het is te begrijpen, dat de heer
v. Blom, na het optreden van den heer
Macalester Loup, een weinig geplaagd
wordt door het gevoel, als ware hij het
«jongetje die zijn woord niet kan doen";
hij wil dus gaarne m per dan eens een duit
in 't zakje werpen. Maar zóó! Wat doet
hij anders dan opnieuw bewijzen hoe vreemd
het in zijn hoofd toegaat, hoe slordig hy
zijn gedachten uitdrukt en tesamen voegt;
waarlijk een talent, waarmee allerminsteen
degelijk blad behoort geredigeerd te worden.
* *
*
En nu de »kern der quaestie"! in dat,
door ons nog niet besproken stukje in het
Vrijdag-nummer van het Vaderland, aan
geroerd.
lo. Wij hadden geschreven: De afval
van het liberalisme (naar het socialisme) is
nog pas in zyn begin", de Heer v. Blom
had daarvan gemaakt: de aanwas der
socialisten in de Kamer, is voor De Amster
dammer *het begin van den val der eens xoo
machtige party."
Een kind kan het .onderscheid van deze
beide uitspraken begrijpen. En wat krijgen
wij nu te lezen? *Wij (Vadert.) hebben een
voudig geconstateerd, dat de Amst. hierin
(in dien afval) een begin ziet van een nog
die-peren val". Juist wat het Vaderl. natuur
lijk niet geconstateerd had l
»Het is nauwelijks de moeite waard hier
over te twisten", vernemen wij thans. En
dat is zoo; het hangt er slechts van af
voor wien. Voor een redacteur, die er maar
op toe floddert, maakt het ganschelijk geen
vertchil.
2o. Wij pchreven reeds in ons artikeltje
Toeten en Blazen:
«Volgens dienzelfden heer zouden wij be
weerd hebben: dat de liberalen, niet anders
zijn dan een groepje, dat slechts zorgt
voor bestendiging van privileges van eigen
cöterie, dat er slechts op uit is vrienden
aan postjes te helpen."
«Zeker, indien wij ons zóó hadden uit
gedrukt, zulk een onzin hadden geschreven,
wij waren geen antwoord waard. Al zijn
de liberalen, gelijk elke partij van
bezittenden, er in hoofdzaak op uit de belangen
hunner klassegenooten te beschermen,
wie zou allen politieken arbeid, van welke
partij dan ook, samenvatten in de woorden
«cóteriebevoordeeling en baanljesjagerij ?"
Wii wezen er op dat de Staat «waar al te
veel" is een parade-inrichting en een in
strument tot net verschaffen van
welbezoldjgde baantjes ... en lichtten onze meening
uitvoerig toe.
Wat doet de schrijver in 't Vaderland nu?
Hii zal dan waarlijk eens citeeren.
«Zij (nl. de kiezers uit de kleine burgerij
en den middenstand) hebben het geprobeerd
met allerlei soort van liberalen, die zich
voor hervormers uitgaven, maar .die, als
het tot de daad kwam, steeds bleken ge
zworen te hebben elke kliek en cöterie,
die op welke wy's dan ook van de belas
tinggelden profiteerde, in het ongestoord
fenot te laten van haar privilegiën of
ezen nog te versterken."
»Ia het noodig hier meer bij te voegen!
roept hij uit. Ja, inderdaad dat is noodig,
daar ontbreekt aan dat citaat alles, wat
er de beteekenis van kan doen begrijpen.
Maar al ware dat niet het geval, reeds zoo op
zichzelf genomen blijkt het voor ieder na
denkende den heer v. Blom geen dienst te
kunnen bewijzen. Immers, waar hij ziin
uitspraak heeft waar te maken, dat De
Amst. de liberalen verwijt slechts te zorgen
voor bestendiging der privilegies van eigen
cöterie en er sl'chis op uit is vriendjes aan
partijen te helpen geeft het hem niets.
Daar toch een partij, die in hoofdzaak denkt
aan de belangen der bezittecden nog meer
malen iets kan verrichten, dat ook voor
niet of minder bezittenden eenige waarde
heeft. En dit gebeurt natuurlek nu en dan;
geheel of ten deele gedwongen; of vrijwillig,
maar met de noodige zorg om eigen be
langen zoo weing mogelijk te schaden.
3e. Alleen ten opzichte van n punt, ziet
hij geen kans er zelfs een praatje bij te
houden:
»t Is waar dat wij ons te sterk hebben
uitgedrukt, waar wij schreven, dat naarde
voorstelling van De Amst. de middenstand
steeds zwaarder door de belastingen gedrukt
wordt en er steeds minder voor krijgt. Die