Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1264
i";
stand wordt 200 zwaar gedrukt en ontvangt
daarvoor zoo weinig: dat was de grief."
. Maar gelukkig heeft hij bij toeval toch
geüjk, want zoo volgt dan nog de verze
kering, .dat de middenstand profijt van de
liberalen gehad heeft en hij meer van
dezen te hopen heeft dan van de socialisten.
Hel aardigste, als wij het zoo noemen
mogen, is hij bq zijn verdediging tegen onze
opmerking, dat hij ons heeft uitgemaakt,
als "bodemloos oppervlakkig in onze be
schouwingen" en »schromelnk onbillijk in
onze beschuldigingen";?zonder eenig bewijs,
zonder eenige redeneering behoorlijk weer te
geven of zelfs maar een poging om iets van
ons betoog te weerleggen. Och zegt hij, »'t is
volkomen geoorloofd hiertegen (onze ver
klaring van het gedrag der liberalen, die
op socialisten stemden) opkomende, een
groot deel van het artikel van De Amsterd.
ter zijde te laten. Hadden wij het geheel
willen behandelen, we hadden licht eenige
kolommen noodig gehad".
Zeker is dit volkomen geoorloofd voor
? iemand met een ruim journalistengeweten
maar het blijft kinderwerk. Want de zoo
bond uitgesproken veroordeeling van onze
»beschouwingen" en «beschuldigingen" betrof
niet een deel van onzen arbeid, doch ons
geheel betoog. De beide artikelen vormden
een eenheid van het begin tot het eind
En deze lichtzinnige manier van handelen:
de slordigheid en de aanmatiging van een
jeugdig journalist bij het spreken over de
ernstigste vraagstukken, zij vormen de kern
van de quaestie welke door een gebazel
over >zak«lijk en persoonlijk bebat" niet is
te verduisteren maar ter delinquent's
overweging blijft
Wij schreven dit op uitdrukkelijk ver
maan of verzoek van den Eedacteur van
't Vaderland. Ons dunkt, wij hebben in
dezen onzen plicht jegens hem ten volle
vervuld. Mocht hij echter verlangen, dat wij
hem nog verder zouden te woord staan,
hem hierin van dienst te zullen zijn, beloven
WO niet. Aan alle gemoedelijkheid komt
een eind.
EngeM's zwarte Wpooteu.
Over »Engeland's zwarte bondgenooten"
schrijft de Amerikaan Poultney Bigelow:
Boven in 't hoogland van Zuid-Afrika, inge
sloten door de Kaapkolonie, Natal en den
Vrqstaat, leeft de laatste samenhangende
negerstam in het geheele groote gedeelte van het
donkere werelddeel, dat men tegenwoordig
met den naam Zuid-Afrika pleegt aan te
duiden. Deze negerstam is om allerlei bijzon
dere redenen zeer na er aan toe als eene
werkelyk ingeboren natie.te worden beschouwd
en brandt sedert jaren van verlangen om tegen
zijn traditioneeljn vijand, de Baeren, losgelaten
te worden. Men hoort van Basoeto-land wel
eens spreken als van het Afrikaansche Zwit
serland, zoowel om zijne schoone bergpartijen,
als om zyne naar verhouding kleine opper
vlakte. Dit volk der Basoeto's heeft een tamelijk
homogeen karakter bewaard en van 't begin
afaan eene schier volledige onafhankelijkheid,
ook tegenover de blanke nederzettingen, weten
te handhaven. Hat zielental der Basoeto's zal
niet meer dan ongeveer een kwart millioen
menschen bedragen, en hun. land is slechts
ongeveer half zoo groot als Natal. Zy zyn
echter verreweg de krachtigst gebouwde negers,
die ik ooit gezien heb, en onder bekwame
blanke officieren vormen zy een materiaal van
krijgslieden, dat wel geschikt zyn zou om in
sommige gedeelten van Zuid-Afrika de rust
te bewaren.
Het leven eener zwarte natie is gemeenlijk
met het leven van dezen of genen hoofdman
of opperhoofd ten nauwste verbonden, als deze
sterk genoeg is om de krijgszuchtige elementen
'van verschillende stammen, die in normale
omstandigheden slechts schijnen te bestaan om
elkander uit te roeien, tot ne macht samen
te houden. Het woord: »L'état c'est moi!" ij
nooit zoo waar als ten opzichte van Afrikaan
sche stamhoofden. Het volk der Matabelen
stond en viel met het leven van het opperhoofd
Müselikatse, en op gelyke wyze verhieven de
Zoeloes zich en gingen ten onder met
Cetewayo. Slechts in zeldzame gevallen hebben
Afrikaansche volken den dood overleefd van
den man, die hen had samengebracht.
De Basoeto's danken hunne boven andere
stammen uitstekende plaats in Zuid Afrika
aan den ouden Moshesh, klaarblijkelijk
eene verbastering van den naam Mozes, die
afgodendienst en Christendom op zoo eigen
aardige wyze wist te vereenigen. Hy overleed
ten jure 1870 in den ouderdom van 77 jaren
en werd met christelijke ceremoniën op den
top van de beroemde bergvesting Tababasio
ter aarde besteld.
Van 1818 af had deze sluwe zwarte bandiet
de Basoeto's in bedwang gehouden, en zich
by de negers in die mate weten te doen
eerbiedigen, dat zyn naam tot op den huidigen
dag eene soort van godsdienstige gedachte
opwekt. Ik deed voor eenige jaren een pel
grimstocht haar zijn graf op den heiligen
berg Tababasio en werd by die gelegenheid
door hoofdlieden over meer dan n slagveld
geleid, waarop zy zelve aan de zijde van hun
grooten aanvoerder gestreden hadden. Meer
dan eenmaal hebben Bueren en E.ngelschen
in den stryd tegenover de Basoeto's gestaan,
en zij hebben ook gemeenschappelijk de ves
ting Tababasio bestormd, zonder deze nochtans
te veroveren.
Reeds in 't jaar 1835 begon Moshesh zijne
kennismaking met de witmenschen uit de
Kaapkolonie door hun vee te stelen. Later
herhaalde hy zyne rooftochten ook in den
Oranje-Vrystaat. In 1852 was het zoover met
zyne brutaliteit gekomen, dat lord Cathcart
met eene colonne van meer dan 2000 man
geregelde troepen optrok om Moshesh voor
zyne rooveryen 'te komen tuchtigen, maar het
resultaat der Engelsche expeditie was slechts
eene overwinning op 't papier. Het zwarte
opperhoofd erkende, nu gelyk bij alle andere
diergelyke gelegenheden, dat hy overwonnen
was, en beloofde op hetzelfde oogetfblik, al
zyne verplichtingen te zullen nakomen ; maar
intusschen was de inkt van het contract nog
niet droog, waarmee hij zyne beloften
onderteekend had, en de laatste man der vyandelyke
Engelsche troepenmacht ternauwernood uit het
gezicht, of hy begon opnieuw met zyne rooftoch
ten. Op deze wyze hield hy de blanke kolonisten
voortdurend in angst en vreeze. En Moshesh
achtte zich bij zulke gelegenheden al even
weinig een leugenaar als zoovele groote staats
lieden en diplomaten, die zich in allerlei
vredelievende bochten wringen, voordat zy de
wapenen laten beslissen.
Gelijk hierboven gezegd werd, was Moshesh
een meer dan doortrapt strooper. Vooral toonde
hy zyne sluwheid ook hierdoor, dat hij ten
allen tyde met de blanke zendelingen op een
goeden voet wist te bly'ven. Dezen op hunne
beurt verkeerden steeds in het zeker geloof,
dat hy op een mooien dag nog wel eens tot
het Christendom zou overgaan. Alvast had
Moshssh er kostelijk verstand van om voort-,
durend raad en daad te halen by beschaafde
blanke mannen, die hem in zyne onderhande
lingen met Engeland zonder eenige vergoeding
zynerzyds van onschatbaren dienst waren,
vooral omdat ze hem voor de openbare mee
ning in Engeland in een veel gunstiger licht
brachten dan hy het verdiende. De zendelingen
vonden te allen tijde in de E igelsche pers een
sympathiek gehoor, als ze maar zorgden de
deugden der zwarten te prijzen en de roofzucht
der blanke 'kolonisten, vooral der Boeren, aan
de kaak te stellen. De verongelijkte blanke
kolonisten van hun kant hadden geen verde
digers in de Engelsche pers, en werden nog
te erger geïsoleerd, omdat ze niet eens wisten,
in welke mate zy belasterd werden. Onder
deze omstandigheden verhief zich het volk der
Basoeto's naar het voorbeeld van andere Afri
kaansche machten voornamelijk door plnnderin-'
gen ten nadeele hunner naburen en door de
rechtstreeksche samenspanning met hen der
Engelschen tegen de Boeren. Eindelijk, dat
is in 1872, had Engeland van de aanhoudende
moeilijkheden over de grensregeling genoeg en
nam de Basoeto's zonder meer onder zyne
beschermhaerschappij. Er waren wel nieuwe
opperhoofden na Moshesh's dood opgekomen,.
maas. dezen verspilden hunne kracht en hun
tyd meer in onderlinge kibbelarijen dan in de
navolging der politiek van hun grooten voor
ganger.
Te Tababasio had ik een onderhoud met
Masoepa en zynen neef Manga. Beiden adem
den bij deze gelegenheid niets dan wraakzucht
tegen den Orar je-Vrijstaat; maar beiden sche
nen zich in hooge mate aan 't genot van
bedwelmende drai.ken tegoed gedaan te hebben,
en my'ne bewondering voor den zoon van
Moshesh werd van belang verminderd, toen
Masoepa my met de ontnuchterende vraag
overviel, of ik niet eenige kleedingstukken
voor hem had. Hy toonde mij terstond eene
heele verzameling van diergelyke geschenken.
Ze waren alle te zamen in een seheepskoffer
gepakt en bleken te bestaan in eene groote
collectie Europeesche kleeren, die klaarblij
kelijk eenmaal hadden toebehoord aan deser
teurs van het Engelsche leger, aan stuurlui
der stoomschepen, of aan andere menschen,
die in hunne betrekking jassen en vesten met
koperen knoopen gewoon zyn te dragen.
De dagen der Basoeto's als een onafhankelijk
kry'gvoerend volk, zyn thans geteld, maar als
hulptroepen onder blanke officieren zyn ze,
ook heden nog,, niet gering te achten. De
commissaris van Basoetoland, sir Godfrey
Lagden, sprak my daar indertijd eens over,
en stelde my tevens in de gelegenheid my van
deze, zyne gunstige meening persoonlek te
overtuigen.
Ten dage van myn bezoek werd er nl. juist
eene afdeeling recrnten afgeëxerceerd en onder
aanvoering van blanke officieren ten oorlog
tegen de Matabelen uitgezonden. Ik heb deze
recruten op een ry in 't gelid zien staan, en
zy schenen my, wat lichaamsbouw en intelli
gentie aangaat, niet ongelijk aan de soldaten
van het Westindia-regiment, die ik in
Barbadoes gezien heb, of aan de soldaten van het
lOa dragonder-regiment der Vereenigde Staten,
die ik verleden jaar op weg naar Cuba in
oogenschouw nam. De officieren waren met
hun mannen zeer tevreden en de soldaten aan
hunne meerderen over 't geheel stipt gehoor
zaam. In de Vereenigde Staten hebben zich
by de recruteering der zwarte regimenten geen
zwarigheden voorgedaan en men neemt daar
tot zelfs de onderofficieren uit de negersol
daten. Van de Bisoeto's is bovendien te zeg
gen, dat ze allemaal geede ruiters zyn, en in
Maseroe heb ik een polospel bijgewoond,
waaraan ook negers deelnamen, en met eene
intelligentie en geoefend heid, die aan een
elite-cavalerie-regiment niet misstaan zouden
hebben.
A. W. S.
De aanslag op President
Mac Kiuley.
Herostratus, zon verhalen Plutarchus
en Strabo, koesterde den vurigen wenseh,
zijn naam tot in het verste nageslacht te
doen voortleven. Inziende, dat hij dit
doel niet door eigen verdienste zou kun
nen bereiken, stak hij den beroemden
tempel van Diana te Ephesus in brand,
overtuigd dat deze snoode daad door de
geschiedschrijvers van alle eeuwen zou
worden vermeld. De Epheeiürs echter
hebben, ten einde te verhinderen, dat hij
de vruchten van zijn misdaad zou pluk
ken, op de strengste straffen verboden dat
iemand zijn naam zou noemen. Doch zij
hebben daarmede niet kunnen beletten,
dat zijn naam tot in onzen tijd is bewaard
gebleven.
In onze dagen zou men Herostralus
rangschikken onder de gedegenereerden,
en de »crimineele anthropologen" zouden
zijn geslachtsboom ijverig bestudeeren om
aan te toonen, dat hij op de eene of andere
wijze erfelijk belast was. Zeker is Hero
stratus een dier jammerlijke individuen
geweest, die zich bewegen op de grenzen
van krankzinnigheid en misdaad, een ijdel
man en een zwakhoofd. Een
hedendaagsche rechtbank zou waarschijnlijk, op ver
zoek van zijn advokaat, een onderzoek
naar den toestand zijner geestvermogens
hebben toegestaan, en het zou de vraag
zijn, of hij naar de cel van een krank
zinnigengesticht of naar die van een tucht
huis werd verwezen. De oude Ephesiërs
hadden de zaak misschien bij het rechte
einde, toen zij meenden Herostratus h'et
best te straffen, door zijn naam aan de
vergetelheid prijs te geven. Het is hun
niet gelukt, en in onze dagen van repor
tage en publiciteit is zulk eene logische
bestraffing te eenenmale onmogelijk ge
worden.
De motieven der anarchisten zijn voor
ons menschen van gewonen verstandelijken
aanleg ? onder welke rubriek wij ons
met bescheiden zelfkennis meenen te mogen
scharen te eenenmale onbegrijpelijk.
Wij kunnen ona wel voorstellen, dat er
verbitterde naturen zijn, teleurgestelden
en verslagenen in den strijd om het be
staan, schipbreukelingen op de zee des
levens, die in menschelijk gezag de bron
zien van alle kwaad en een vijand zien
in ieder, die in de maatschappij een
domiI neerende positie heeft verkregen of ver
overd. En wij nemen gaarne aan, dat er
onder de «anarchisten van het woord"
j lieden zijn, die, wat hun persoonlijke
ge! voelens betreft, geen vlieg kwaad zouden
doen. Toch zijn die'anarchisten van het
woord de gevaarlijkste van allen. Niet
slechts omdat de menschelijke justitie op
hen geen vat heeft, waar het begrip van
den »Pulizeistaat'' niet tot de uiterste c
n| sequentie eener moderne inquisitie wordt
doorgedreven, maar ook, en vooral, omdat
hunne bedenkelijke en lichtvaardige theo
rieën zoo gemakkelijk door hen, bij wie een
zwak intellect met perverse neigingen ge
paard gaat, in misdadige praktijken wor
den omgezet.
Wij kunnen ons niet voorstellen, wat
de «anarchisten van de daad'' door hun
aanslagen trachten te bereiken. Want die
aanslagen richten zich niet in de eerste
plaats tegen tyrannen en despoten, tegen
hen die misbruik maken van hun gezag.
Keizerin Elisabeth van Oostenrijk, presi
dent Carnot, koning Umberto, president
Mac Kinley de laatst getroffen slacht
offers behoorden zeker niet tot deze
kategorie, en evenmin gaven zij door hun
levenswandel aanleiding tot schandalen,
j die het ingrijpen eener wrekende hand
l zouden kunnen verklaren.
Verbeelden de anarchisten zich inder
daad, dat zij een regeeringsvorm zullen
kunnen veranderen, mér dan dit
dat zij het begrip »regeering" zullen kun
nen doen verdwijnen, wanneer zij, met
meer of minder succes, hun kogels of
dolken richten op enkele regeerders of
bestuurders ? Dan houden zij geen rekening
met de gewichtigste factoren in de ge
schiedenis der menschheid : de traditie, die
in het erkennen van een hoofd geen
schande ziet, maar veeleer de noodzake
lijke voorwaarde voor iedere goede orga
nisatie ; de eerzucht, die het verkrijgen
eener min of meer domïneerende positie
begeerlijk maakt, ook voor hen die zich
volkomen rekenschap geven van de moeite
en de gevaren, aan het bekleeden van
zulk eene positie onafscheidelijk verbon
den ; het plichtbesef, dat het hoofd van
den Staat dringt tot volharding in de taak
hem, hetzij door geboorte, hetzij door de
vrije keuze zijner medeburgers aangewezen,
en niet het minst den algemeenen afkeer
van den sluipmoordenaar, die tegen zijn
slachtoffer geen enkele persoonlijke grief
heeft.
* *
*
Intusschen verdient de moordenaar op
het oogenblik minder belangstelling dan
zijn slachtoffer.
De zwaar verwonde president Mac Kin
ley zal, naar men hoopt, zijne verwonding
overleven en zelfs binnen enkele weken
geheel hersteld zijn. De door hem ge
durende zijn ambtsvervulling toegepaste
politiek heeft zeker niet de onvoorwaar
delijke sympathie van ons Europeanen,
óók niet die van een groot deel der bur
gers van de Vereenigde Staten. Het im
perialisme en het ultra-protectionisme zijn
da zwakke punten van zijn
rageeringsbeleid. Maar als de Vereenigde Staten,
in navolging van de Europeesche, hun
gebied willen uitbreiden door annexatie
van verre landen over de zee; als zij
daarvoor leger en vloot uitbreiden op eene
wijze, waarvan een Amerikaansch burger
eenige jaren geleden niet zou hebben ge
droomd, dan past het ons, verstokte zon
daren van de Oude Wereld, allerminst,
hun daarvan een verwijt te maken. Ieder
moet ten slotte zelf weten, hoe duur hij
zijn koloniale glorie wil betalen. En wat
het protectionisme betreft, men vergete
niet, dat de economische voorwaarden voor
een land als Amerika, dat in zijn onmete
lijk gebied de hulpbronnen en producten
van de tropen en van de gematigde
luchtstreek vindt en waar de levensstandaard
een zeer hooge is, geheel anders zijn dan
d:e voor de oudere en in gebied beperktere
Europeesche Staten. Dat voor de
Europeesche concurrenten de buitensporig hooge
Amerikaansche invoerrechten zeer hinder
lijk zijn, valt niet te ontkennen, en even
min, dat een tarieven-oorlog met de Ver
eenigde Staten altijd eene bedenkelijke
onderneming is. Daartegenover staat, dat
het bestuur van president Mac Kinley,
hetzij dan door of ondanks het protectio
nisme, voor Amerika een periode van
ongekenden voorspoed heeft geopend.
Alle overdrijving schaadt. Dat weet
president Mac Kinley zeer goed, en hij
heeft het getoond in de rede, die hij den
dag vóór den aanslag te Buffalo hield. In
die rede gaf hij duidelijk te kennen, dat
hij in de richting van het imperialisme en
het protectionisme het uiterste punt bereikt,
wellicht reeds overschreden achtte. Een
man van zijn ijver en zijn werkkracht,
die eene groote staatsmanservaring heeft,
en boven alles een eerlijk man is, geeft
meer waarborg voor een geleidelijken en
gestadigen terugkeer tot gematigder op
vattingen en praktijken dan eene op poli
tiek gebied onbekende grootheid, zoo als
Mac Kinley's opvolger Roosevelt zou zijn.
Eene reden te meer, om den president een
voorspoedig en volkomen herstel toe te
wenschen.
iiiiiiiiiiiiimiiiMimMiiiimfimmiimiuniiimiiliiiiiiiiiiiiMlliliiiiiiiiiiii
Sociak
0
MIIIIIII IHIIIIIIIIIIIIIII
iiiliiiliiilliiiiliiiiiliiiililliillll
Arbeifls-deBarteieHtfiB,
17. (Slot;.
Het streven om de sociale, hygiënische ea
zedelijke verhoudingen waaronder de arbeidende
klasse leeft, van regeeringwege te onderzoeken,
en de resultaten dezer onderzoekingen dienst
baar te maken aan de meerdere kennis omtrent
de arbeiderstoeatanden en stelselmatige ver
beteringen door middel der sociale wetgeving,
dateert reeds uit de eerste jaren na '60.
Kn reeds in 1869 was het een der
Amerikaansche Unie-Staten, nl. Massacliussttg, welke
den anderen bondsstaten ten voorbeeld werd,
door reeds toen een arbeids-departement in te
stellen. Merkwaardig als het is, dat deze
Amerikaan sche staat den Europeeschen landen
zoo ver vooruit was, even merkwaardig was
ook de totstandkoming dezer instt Hing; het is
desty'd den arbeider in den schoot gevallen,
althans deze hebben er nimmer om gevraagd.
Nadat in de ju-en 1867 en '68 een aantal
arbeidersetschen door de heerschende partyen
in het wetgevend lichaam verworpen waren,
werd, als equivalent waarschynlyk daarvoor, in
genoemd jaar een arbeidsstatiBtisch departe
ment gesticht, welks taak als volgt omschreven
werd: Dj taak van het nieuwe departement
zal daarin bestaan, feiten en cijfers te verza
melen en systematisch te rangschikken en te
publiceeren, welke al e betreffen de materieele
en induitrieele toestanden des volks, in het
bijzonder die toestanden, waaronder de arbei
dende klasse leeft; en de resultaten dezer
oiderzoekingen vóór of op l Mei in een
verslag systematisch te publiceeren". (Deze, of
hiermede overeenkomende formuleering is de
grondslag geworden voor elk der, later in de
andere staten ingestelde arbeids departementen).
Aan het hoofd van dit nieuwe departement
kwam te staan de heer Carrol D. Wright, de
bekende arbeidsstatisticus, aan wiens voortref
felijke leiding zeker voor ean goed deel de
gunstige resultaten dezer instelling te wijten
zijn.
Ditzelfle arbeids departement van Massa
chusetts is trouwens ook het voorbeeld en de
aanstoot geweest voor de oprichting van een
arbeids-departement voor alle bondsstaten,
ondergeschikt dus direct aan de bondsregeering
te Washington. Men begon daarvoor reeds te
ijveren in 1871, nadat het departement van
Massachusetts zyn eerste jaarverslag gepubli
ceerd had en daarmee het groote nut van zulk
een instelling was bewezen. Heel gemakkelijk
ging dat echter niet. Door het Huis van Ver
tegenwoordiging werd in December 1871 een
desbetreffend wetsontwerp, ingediend door F.
Hoar, aangenomen, doch door de
senaats-commissie werd dit ontwerp een begrafenis eerste
klasse bezorgd. Ia 1879 stelde de vertegen
woordiging van Massachusetts op het Congres
de oprichting voor van een nationaal arbeids
bureau". Ojk dit bleef zonder gevolg, totdat
in 1884 een drietal wetsontwerpen in denzelf len
geest, resp. van Willis, Blair en Hopkins aan
eene commissie ter beoordeeling werden toe
gewezen. Deze commissie verklaarde zich vóór
het ontwerp-Hopkins, en ook door het Huis
werd dit ontwerp aangenomen, natuurlijk na
den vuurproef van allerlei amendementen, die
ten deele werden aangenomen, te hebben door
staan. Het arbeidsbureau werd een
onderafdeeling van het departement van binnenlandsche
zaken. 11 Januari 1885 werd het bureau in
werking gesteld, en tot leider benoemd Carrol
D. Wright, die tot dat oogenblik in dezelide
functie in Massachusetts was werkzaam geweest.
De ondergeschikte positie, die het arbeids
bureau, als onderafleeling van een ministerie
was toegewezen, wekte spoedig in ruimen kring
de vrees, dat het zich onder deze omstandigheden
niet vrij genosg kon bewegen, en drie jaren lang
ijverde de organisatie van de Ridders van den
Arbeid er voor, daf. het bureau zou worden een
zelfstandig arbeidsdepartement. En niet zonder
gevolg. Ken wetsvoorstel van O'Meill, waarin
deze reorganisatie was belichaamd, kreeg de
toestemming van beide Huizen, en sedert 13
Juni 1883 bestaat het nieuwe zelfstandige
departement van arbeid.
De taak van dtt departement komt op het
zelfde neer als welke boven voor dat in Mas
sachusetts omschreven is. De stelling die het
inneemt tegenover partyen en klassen preci
seerde de heer Wright in een adres aan de
regeering in 1885 als volgt: Men moet be
denken, dat een arbeids-departement geen
maatschappelijke of industrieele vraagstukken
kan oplossen, noch ook eenigerlei deel der
staatsburgers materieele voordeelen kan aan
brengen ; maar dat een arbeids-departement
opvoedend moet werken. Door degelijke onder
zoekingen en da meest conseqiienteopenbaarheid,
zal het het volk in staat stellen, vele van de
vragen die ons thans bezighouden en waarvoor
wij geen uiting weten, meer helder en meer
grondig te begrijpen". Hieruit spreekt dus
duidelijk de stelling, die het departement in
het openbare leven inneemt.
De zamenstelling van het departement van
arbeid is als volgt: Aan het hoofd staat een
door den president van de bondsstaten benoem
den arbeids-commissaris, aan wien de leiding
van het departement, de aanstelling zijner
beamb'en, de administratie, de verzorging der
bibliotheek en van het archief en de uitgave
der jaarverslagen en maandbladen is opgedra
gen. Hy kiest zich een hoofd-ambtenaar, {die
tevens als plaatsvervanger optreedt, vier statis
tische deskundigen, en 19 beambten van ver
schillenden rang, daaronder: steno^raphen,
copiïiten, een beheerder der kas, vijf lagere
. beambten, en overig kantoor- en bodenpersoneel,
zoomede 20 speciale agenten, die de roodige
opgaven en inlichtingen bij patroons en werk
lieden moeten ophalen.
Het is dus een zuiver ambtenaars-corps. Den
vakvereenigingen of patroonsorganisaties is
geen den geringsten invloed op de samenstelling
toegekend. Toch zyn er onder-de ambtenaren.
verscheidene, die lange jaren van arbeid in de
vakvereenigingen achter den rug hebben. De
heer Carrol Wright noemt het in een brief
zeer natuurlijk, dat zulke personen worden
gekozen, die op een of ander terrein van socialen
arbeid reeds bewezen hebben, iets. te, kunnen.
Geheel in overeenstemming hiermee bewaart
het Arnerikaansche arbeids departement zyn
streng objectief karakter: zyn arbeid bepaalt
zich uitslutend tot enquêtes en onderzoekingen,
en is aldus een hoogst belangrijk wetenschap
pelijk orgaan der socialogie, wat niet wegneemt,
dat de arbeidswetgeving toch ten zeerste daar
door bevorderd wordt. En bij de scherpte
waarmee de klassenstrijd in de Vereenigde
Staten gevoerd wordt, en de hartstochtelijkheid
waarmee daar de politieke partyen tegenover
elkander staan, kan deze wijze van samenstelling
en dit objectief karakter noodzakelijk zyn.
Van de onderwerpen die in de jaarverslagen
van het departement uitvoerig zij a behandeld
noem ik:
1. ludustrieele crisissen, hare oorzaken en
hare werkingnn op den toestand der a -beiders.
2. Gevangenis arbeid in de Amerikaansche
Staten.
3. Overzicht der werkstakingen en uitsluitin
gen in de Vereenigde Staten van 1881 tot 1886.
4. Toestand der fabrieks-arbeidsters in de
22 grootste steden der Vereenigde Staten, wat
aangaat baar werktijd, gezondheid, zedelijkheid
etc., benevens een overzicht van
arbeidstersvereenigingen, tehuizen voor jonge meisjes enz.
6 en 7. Kosten van productie van ijzer- en
s t aal-fabrikaten en aanverwante producten in
de Vereenigde Staten en in andere landen
(met het oog op het vraagstuk der in voerrechten).
8. De vakopleiding in de Vereenigde Staten
in vergelijking met die in andere landen.
9. Onderzoek naar coöperatieve
bouw-vereenigingen en spaarkassen.
1U. Voortzetting van de statistiek over de
werkstakingen en uitsluitingen van 1887?1894
(in twee deelen).
11. Vergelijkend onderzoek over de verhou
ding tusschen arbeid en arbeidsloon van man
nen, vrouwen en kinderen.
12. Alcohol, productie, -verbruik, uitwerking
der beperkings-maatregelen, straffen, enz.
13. Hand- en machine-arbeid (na een vierjarig
ondereoek in twee deelen uitgegeven).
14. Exploitatie en resultaten wat water-,
gas- en electriciteits-werken in particulier- en
in gemeentelijk beheer.
15. Loon en arbeidstijd in de voornaamste,
handeldryvende en industrieele landen der
wereld.
16. Voortzetting der statistiek over werk
stakingen en uitsluitingen van 1894 tot 1900.
Ik heb hier de veelvuldige arbeid van het
departement gesorteerd laten volgen wijl daaruit
bly'kt, welk een veelomvattende en belangrijke
taak het verricht, en het is bekend dat de
banden die vanuit deze inrichting het licht
zien, dege stukken werk zyn, voor de sociologie
van zeer groote waarde. Behalve het boven
staande zyn nog omtrent verschillende andere
vraagstukken aparte rapporten verschenen:
over huwelyken en echtscheidingen, over de
sociale wetgeving in de afzonderlyke staten.
Buitendien werd in 1895 begonnen met de
uitgave van een maandschrift, naar het moüel
van de engelsche Labour Gazette, waarin ge
regeld de resultaten der enquêces en onder
zoekingen, cijfers en feiten omtrent werksta
kingen en arbeidsloonen worden gepubliceerd,
en welke .tevens bevatten den inhoud van
nieuwe soc;ale wetten van binnen- of buiten
land, met de noodige toelichtingen. Zoo heeft
dit arbeidi departement, in zijn 15 jaren van
bestaan zijn moeielyke taajc zoo ruim mogelijk
opgevat, en is het aan hem te danken, dat wy
ons in vele opzichten met den socialen toestand
in de Vereenigde Staten vél juister op de
hoogte kunnen stellen, dan met dien in ons
eigen 'land.
* *
Naast dit, voortreffelijk geleide
arbeidsdepartement der Vereenigde rftaten, en naast
dat in den staat Massachusetts, hebben zich
ook, na 1830, in de verschillende afzonderlyke
staten der Unie allerwege deze instellingen
ontwikkeld ; nog in de jaren 1898 en '97 zyn
daartoe de lastste staten overgegaan. In het
jaar 1900 bestoiden er in 3J verschillende
staten arbeids-departementen, waarvan de
oudere veelal beter ingericht zyn dan die van
lateren datum. De meesten dezer arbeidsbureaux
dragen tot titel: Bureau of Labor statistici",
en zyn ook in den regel niet meer dan dat. Hun
taak isopvrywel dezelfde wyze omschreven als
dat van Massachusetts, maar niet overal gelukt
het, leiders en ambtenaren te krijgen als
waarover het bondsdepartement thans beschikt.
Overal worden de hoofden dezer arbeidsbureaui's
door de regeeringen (den gouverneur) benoemd.
Hun salaris bedraagt van 1200 dollar (West
Virginie) tot 5000 dollar (Connecticut. De
kosten voor drukwerk en bureaubehoeften resp.
van 803tot3')00 dollar. Het departement van
Connecticut komt jaarlijks op 20tOO dollar te.
staan; dat is het hoogste der 30 Een bezwaar
op dit gebied is de menigvuldige verwisseling
van personen in de functies van leiders der
bureau's; na elke verwisseling in
regeeringsmeerderheid wordt er naar goeddunken van
personen veranderd. Maar over het geheel kan
recht gegeven worden aan prof. Benais, die in
zyn werk over de Amerikaansche
arbeidsdepartementen concludeert, dat in geen ander
land ter wereld zooveel moeite wordt gedaan
op het gebied der arbeids-statistiek dan in de
Vereenigde Staten.
* *
*
Ten slotte moet ik nog met een enkel woord
wy'zen op het bestaan van een arbeids-depar
tement in Canada, de groote engelsche kolonie
noordelyk van de Vereenigde Staten. De hoofd
zakelijke bronnen van bestaan voor de inwoners
in dit groote land zyn nog alty'd, landbouw,
visscherij en houthakkerij ; maar de reusachtige
industrieele ontwikkeling der Vereenigde Staten
is ook op Canada niet zonder uitwerking en
gevolg gebleven. Mijnbouw, leder- en schoen
industrie, en van den lateren tyd ook textiel
nijverheid, machine-industrie, glasblazeryen en
meubelfabrieken, die elk hun gronds offen
vinden in het land zelf, hebben daar indus
trieele centra en daarmede een industrieel
proletariaat geschapen, voor welke de wetge
ving al spoedig geroepen werd, beschermend
op te treden. Ten dienste daarvan werd in
1900, op voorstel en aandringen vooral van
den postmeester generaal William Mullock, een
arbcids- departement opgericht, ten taak heb
bende, statistieke gegevens te verzamelen
omtrent den toestand der arbeiders: loon,
werktijd, werkloosheid, stakingen, enz. In Juli
1900 trad dit departement in werking, en werd
Mullock tot minister van arbeid benoemd. Nog
in dezelfde en in de daaropvolgende maand
werd het departement georganiseerd en van
het noodige ambtenaarspersoneel voorz'en,