Historisch Archief 1877-1940
No 1265
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Boek en Tijdschrift.
De Arbeid.
Wat in de afleveringen 10 en 11, als 't
meestopmerkelijk aantrekt is een aanvangend opstel
van A. Rehm over /t Vuur" van Annunzio, dat
hij volgt Baar de Fransehe vertaling van S.
Hérelle, Hij wil aantoonen eenige goede kwali
teiten in dit boek, als zoovele aanklachten tegen
slechte litteratuur in 't algemeen.
In dit eerste gedeelte noemt h'j de eischen van
den dialoop, waarbij hij merkwaardig Heyermans
vergeet, of opzettelijk terzijde laat, terwijl hij
toch wel anderen noemt. Bij de bespreking van de
stijl in Annunzio's proza, geeft hij eerst vooraf
een litteraire psychologie over v. Deyssels talent,
uit diens geschriften gezift eu verklaard : hij wil
er mede aantoonen het paradoxale in v. Deyssel,
als grootste kwaliteit.
Rehm, die hier zegt, dat het sensitivisme is
de uiterste verparadoxeering der averechtsche
formnleering van 't naturalisme, verklaart het
te houden met den stijl vau den bewusten
kunstzin; de afwerking en proportioneering
van een enkelen zin tot zijn eigen inhoud en
het geheel; die, wegend de zwaarte van elk
woord, het plaatseed met wei-bewust innerlijk
gehoor, afkeerig van het overbodige, het vage
en 't bombastische, verkiezend het kernachtig
enkelvoud, boven de plas van oneigenaardige
drukke woorden, de spiegelend-klare stijl is van
het gezond verstand, slechts door een gelukkig
voorbeeld versterkt in hechtheid en intensiteit,
maar oud als de Bergrede en de Jakatra's, oud
als Plato en Plutarchus, oud als Boccaccio en
Cervantes, oud als Baco en Swift, Voltaire
Rousseau en Göthe, Chateaubriand en Elaubert,
oud als Vondel l
Wat de heer Rehm hier zegt, zal wel ieder
met hem eens zijn, dat wil zeggen onder 't
voorbehoud, dat alles aankomt op wat men heeft
te beschrijven.
Wie b.v. aan anderen een sensatie wil
mededeelen van een stormende zee, een brand, een
slagveld, kan niet volstaan met het kernachtig
woord alleen, Hij moet ter zijne beschikking
hebbeu die stortvloed, die reeks van woorden,
waardoor werkelijk sensatie in ons kan worden
opgeroepen, en bet geval zó<5 voor ons komt
te staan, alsof wij het zelf medeleven.
Er is niet te generaliseeren, 't Komt toch
neer op het in zichzelf zuiver voelen van wat
moet en van wat niet mag, het gelukkig even
wicht, waarmee begaafde, bij intuïtie voelende
schrijvers, zich onderscheiden van de meer
grover aangelegden, die meenen dat de kunst in
verhalen en woordjesschrijven alleen zit.
Er kunnen gevallen voorkomen, waarbij men
wel deugdelijk een ris van adjektieven noodig
heeft, zooals die door v. Deyssel zijn toegepast.
Gevoegelijk kan men wel zeggen, dat bij de
meeste de lijn van het klaai-heldere, ineens
rake woord eerst gaat over het
sensitief-opborreiende heen. Men moet het sterk kunnen ge
voelen, om het fijne, preciese, precieuse, later
zuiver téplaatsen.
Verder in de aflevering:
Een schets van Joh. W. Bakker over
vegeteerende vrouwtjes, een schets in zijn genre
niet slecht, maar wel wat vlak-af van op
zet en samenstelling. Ook in deze schets
is, gelijk bij menig vlot romancier, het eerste
hoofdstuk een klein stukje actie, om tot lezen
aan te moedigen als: ,Mina heb je al 'ens
opgeschonke P" ,'k wou nog wel 'n koppie !"
Bij 't tweede schuift de antenr zich eens
recht-goed er voor, om ons dat alles keurig
te vertellen waarbij we al dan zinnen krijgen,
gelijk hier:
Ze naren vriendinnen geweest...
Amsteroctm.
JVLardi
Septembre
smvants
Nouveautes
Ilivcr
interieur
magasms
magasms et bureaux resteront fermés Dimanche et Lundi
iiiHiAiiiHiiiniiiiiiiiiiiiiiiii
DAME£.
Confectie,
Als men door een groots stad loopt, ziet
men op de beste punten confectie-magazynen,
waar de kleedingstukken, die de hedendaagsche
mannen dragen, tegen onbegrijpelijk lage
prezen te koop liggen.
Hier te Amsterdam vindt gij er verscheidene;
hun eigenaars maken, ondanks de lage prijzen,
goede zaken. Zij bewonen fraaie buitenhuizen
en worden langzamerhand menschen met ruggen.
Maar zy' kunnen toch nog niet vergeleken
worden bij hun collega's te Parijs. De maga
zijnen zy'n daar fraaier, de pryzen lager.
Ean pantalon van twee franc, een geheel
costuum van negen franc kan men, geloof ik,
te Amsterdam niet koopen.
Hoe is het mogelyk, vraagt men zich af,
dat de magazijnen kleedingstukken van laken,
en oogenschynïyk stevig samengesteld, tot zulke
lage prijzen kunnen leveren, en nog winst
behalen ?
Loon voor werklieden kan er, denkt men,
niet af; de naald schynt machinaal heen en
weer bewogen te moeten worden, alles schijnt
met stoom te moeten gaan. Maar wie ooit in
de gelegenheid is geweest, een der Parysche
confectie-ateliers te bezoeken, zal van stoom
of werktuigen niets bemerkt hebben.
Men vindt deze inrichtingen vooral in den
Faubourg St. Martin. Zij zijn in gewone buur
huizen gevestigd. Als men binnentreedt, denkt
men aan een manufactunrwinkel. Gelykstraats
leggen de stoffen opgestapeld; zij hebben dien
eigenaardiger! geur, welke voor wie er niet
aan gewend is, allesbehalve aangenaam schijnt.
Er zy'n daar stoffen van zeer verschillende
hoedanigheid. De betere komen uit Roubaix,
Tourcoing en Vienne, de mindere uitLisienx.
De voering is meest afkomstig uit Saint-Dié,
Epinal of La val.
De goede lakensche stoffen worden geweven
uit draden van verschillende kleuren, zoodat
deze het dessin vormen. Maar de goedkoope
worden geheel uit witte draden van wol en
katoen geweven, en dan bedrukt. Geschiedt
dit drukken aan twee zijden, dan is de namaak
vry' volkomen. Maar voor de goedkoopste stoffen
drukt men maar aan ne zijde. Om de be
drukte stoffen van de uit draden gewevene
te herkennen, steekt men een speld door een
pnnt van het dessin; vertoont die speld zich
aan de andere zijde op dezelfde wijze in de
teekening, dan is de stof geweven. Is er
verschil, dan heeft men een bedrukte stof
voor zich. Dit is een eenvoudig middel om
zy'n kleedermaker te controleeren.
Boven dit magazijn van stoffen bevindt zich
de snijkamer. Daar gaan de rollen laken of
katoen heen, die meestal l 35 M. breed zijn.
Voor een pantalon wordt 1.10 M., voor een
jas 1.50 M., voor een vest 0.35 M., voor een
overjas 2.20 M. afgesneden. Al naar mate de
kwaliteit van de stof legt men nu vijftig tot
tachtig dezer lappen op elkander, zoo, dat zij
als het ware een reusachtige bloc-note vormen.
De maat is zoo gekozen, dat met een minimum
verlies, alle onderdeelen van bet kleedingstuk
er nit gemaakt kunnen worden. Die onder
deelen zijn op een stuk bordpapier geteekend,
waarna men de lijnen heeft doorgeprikt. Legt
men nu dit bordpapier op het bovenste stuk
en klopt men er op met een tampon
die fijn krijt bevat, dan komen de lijnen op
het laken. Met een lang scherp mes, dat in
een gleuf van de tafel op en neer bewogen
kan worden, snijdt men nu de stukken nit.
Op deze wy'ze wordt geen onberispelijke coupe
verkregen, natuurlijk. Maar het werk gaat
gauw. Als de stof niet al te zwaar is kannen
drie werklieden per dag duizend
kleedingstukken uitsnijden.
De fabrikant pakt nu alle stukken, die tot
n geheel behooren, by'een, en zendt ze naar
de naaister. Deze houdt er een atelier voor
haar eigen rekening op na, waar vrouwen en
meisjes werken. Er wordt hier het systeem
van stukwerk gevolgd. De naaister krijgt voor
iederen pantalon 60 centimes, voor een jas
1.50 franc, voor een vest 50 centimes. Dit zijn
de prijzen te Parijs; in de provincie dalen zy'
tot de helft dezer bedragen. De allergoedkoopste
kleedingstukken laten de fabrikanten dan ook
te Rysael in elkander zetten. Een werkster
kan per dag vier pantalons, of twee jassen
naaien. Zij verdient dus al zeer weinig, daar
pok de eigenlijke naaister, die de werksters
in haar dienst heeft, nog haar winst moet
hebben.
Om een zoo groot mogelijke productie te
bereiken passen daarom de naaisters de ver
deeling van den arbeid toe. De eene werkster
maakt niets dan knoopsgaten, de tweede zet
knoopen aan, de derde naait de naden,
enzoovoorts. Men begrijpt, hoe geestdoodend het
moet zy'n, zijn leven lang tot het verrichten
van n zelfde werk verplicht te worden. Een
werkster, die het tot 3 franc per dag wil
brengen, heeft veertien uur per etmaal daar
voor te werken l
Alleen op deze wijze is het mogelijk,
heerencostuums te maken, die voor negen franc met
winst verkocht kunnen worden. De groote
concurrentie drukt prijzen en loonen. De
hedendaagscbe mensch wil als een heer gekleed
gaan, ook als bet hem aan het geld ontbreekt,
dat daarvoor noodig is. Ieder wil meer lijken,
dan hy' is. En om hem daartoe in staat te
stellen moeten tal van zijn medemenschen zich
afsloven voor een hongerloontje.
Zoowel de snijders als de naaisters zijn tot
machines verlaagd, omdat het onmogelijk is,
met werktuigen kleedingstukken te maken.
Velerlei andere dingen kunnen wel machinaal
vervaardigd, en tot zeer lage prijzen geleverd
worden. En dit veroorzaakt dat ook de klee
dermakers moeten trachten dit te doen, al
kunnen zy slechts voor enkele onderdeelen
werktuigen bezigen.
De werkster moet nu maar in de plaats van
de machines treden; dit verlaagt niet alleen
haar zelf, maar ook baar loon. Men is nu
reeds zoover, dat men voor een minimum loon
een maximum arbeid weet te verkrijgen. De
werksters verdienen zoo weinig, dat zelfs de
goedkoope kleederen, die zij maken, nog te
duur voor haar zy'n.
Ruskin had wel gelijk, toen hij de machines
de schuld er van gaf, het ongeluk van millioenen
te hebben veroorzaakt.
Wie onzer lezers of lezeressen in een confec
tiemagazijn van de koopjes profiteert, weet nu,
op welke wijze dat profijt verkregen wordt.
TANIO.
De Borflnnrtnnst
door JOHANNA W. A. NABER.
Eenige dagen geleden ontving ik een prospec
tus van bovengenoemd boek en omdat de
schrijfster mej. Naber was, liet ik het boek
komen.
Nietwaar, iemand is nooit te oud om te
leeren en zy'n fouten te verbeteren; want,
zooals in het prospectus gezegd wordt: «Allén
door de aandachtige beschouwing van werkelijk
goed werk, is het mogelijk eigen tekortko
mingen te ontdekken, den smaak te vormen
en te leeren onderscheiden, welke hoogte van
technische ontwikkeling, welke volmaaktheid
van compositie bereikbaar is."
My'ns inziens, had mej. Naber aan de
teekeningen in uit boek geheel andere en veel
hoogere eischen moeten stellen, dan zy voor
de uitgave hiervan deed.
Hoe is 't mogelyk, dat iemand, die bekend
staat als autoriteit op het gebied van
kunstnaaldwerk, verscheiden jaren lid was der
commissie, belast met het afnemen der examens
ter verkrijging der akte voor huis- en
schoolonderwys in de fraaie handwerken, zulke
teekeningen, zoo uitgevoerd, als b.v. fig. 14,
17, 21, 22 en 40 in haar boek opneemt.
Ik bespreek hier alleen de afbeeldingen,
niet den tekst.
Ik denk toch, dat de candidaat, die op het exa
men zulk werk inleverde als o.a. het linksche
blaadje op fig. 17 en de hobbelige ly'ntjes van
fig. 22 een alles behalve mooi cy'fer zou
behalen, daargelaten nog de kans, dat zy',
misschien werd afgewezen. Voor fig. 21 was
toch werkelyk wel iets mooiers te vinden, dan
dit styve, lompe motief, bovendien, zooals 't
bier is afgebeeld, geheel verkeerd uitgevoerd,
door in het middenmotief aan de eene zyde
de richting der steken horizontaal en aan de
andere zijde vertikaal te nemen. Is hier be
doeld, dat men beide richtingen kan gebruiken
(niet in n motief ) dan is dit al zeer onduidelyk.
Wat verder te zeggen van de zoo fijn ge
voelde (?) teekening en uitvoering op fig. 40 ?
Dat fig. 37 een paneelvulling voorstelt, is op
deze wyze afgebeeld, zeker een drukfout.
En zulke dingen worden dan aangeboden
als leiddraad aan meergevorderden, om te doen
zien, welke hoogte van technische uitvoering
bereikbaar is l
Ten eerste, ben ik overtuigd, dat een der
leerlingen der Industriescholen beter werk zou
hebben geleverd, ten tweede hoop ik, dat zy
beter op de hoogte van die technische vol
maaktheid zullen zy'n, dan dat zy dit ooit als
zoodanig zullen beschouwen. Trouwens de
Haagsche school bewy'st dit al, zie b.v. fig. 19, 26, 42.
Maar nu »de fraaie band, die voor de kunst
werken, in dit boek bijeengebracht, zulk eene
keurige lijst vormt."
Volgens my is de band niets dan een
stalenkaart van motieven, zonder zin op en door
elkander geplaatst, geen enkel verband tnsschen
titel, rug en achterzijde. Mej. Brandt had zeker
alle fantaisie al verbruikt voor »de aardige
figuren tusschen den tekst", dan dat zy' hier
nog iets goeds had kunnen leveren.
Hoe te denken over die twee slordig
geteekende motieven, leukjes naast elkaar geplaatst
en bovenaan nog eens kleiner herhaald. En
dan die twee opgaande of ondergaande zonnen
met het daarboven zoo scheef mogelyk
geteekende randje. Duidelijk is door kolossale
letters aangegeven, dat 't is De Borduurkunst l
Men moest anders eens meenen, dat kunst
onzijdig is. En aan de achterzijde die fuchsia!
Wat een verband zit er in dit alles. Zoo wél
doordacht en fijn gevoeld geteekend !
Jammer voor den te duidelijk aangebrachten
naam.
Is 't wonder, dat dergelijke compositie (?)
en de hierboven genoemde afbeeldingen de
verontwaardiging opwekken van velen, die
fde Borduurkunst" beoefenen en liefhebben.
14 Sept. 1901. J. H. A. LINDEN.
Leerares Industrieschool v. meisjes
te Rotterdam.
llllllllllllllllllllllllllllllllllirillllllHlllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIHIHII
Een moderne gems. Uiteet van mejuf
frouw Pecci. Lord Rosebery buiten.
Hofkeukens. Keizerin Friedrich.
Oogenkarakteristiek.
Dat men in Zwitserland volgens de dagbladen
»met den diepsten eerbied" spreekt over de
klouter-juffrouw Gertrud Bell, is wel wat over
dreven. In het Berner-Oberland waagde zy
zich met twee gidsen aan een stoute klimparty.
Gertrud had er haar zinnen op gezet, dat
h;5ar lange, smalle Engelsche voeten bergtoppen
zouden drukken, ongerept van elke menschely'ke
aanraking. Wat heeft deze jonge dame nu
bewezen ? Dat zy een normalen hartslag heeft;
dat zy in 't bezit is van een paar longen om
een karrepaard jaloersch te maken; dat haar
kuit- en lendespieren niet behoeven onder te
doen voor die van een polderjongen ...
En verder ?
Verder ? ... Heeft zy' iets bijgedragen tot
de beschavingsgeschiedenis ?
Zal haar waaghalzerij niet velen ten verderf
worden ? Zal haar roekelooze daad geen prikkel
worden voor andere «Gertrud's" en sDaisy's"
in Helvetia stukjes uit te halen waarvan men
>met den diepsten eerbied" getuigt ? !
* *
*
Dat de Paus nog wel eens een woordje zou
meepraten over den uitzet van een bruid, zal
iedereen verbazen. Toch is het een feit. Toen
onlangs een jong meisje uit het geslacht der
Pecci zou trouwen, drong de Paus er by zyne
bloedverwante op aan, dat zij geen andere
japonnen zou nemen, dan witte, blauwe en
zwarte. Grijs en bruin zy'n kleuren voor ouwe
vrouwen, die moet ge zeker niet nemen, dus
luidde het advies van den hoogsten prelaat.
* *
*
Lord Rosebery, de afvallige Whig, brengt
geregeld drie maanden van het jaar door te
Mentmore, waar hy' nog liever is dan op zy'n
buitenverblijf te Dalmeny in Schotland. Een
maal te Mentmore ingekwartierd, richt lord
Rosebery zijn leven zoo genoegelyk mogelijk
in. Hy ontvangt gaarne zyne vrienden, legt
bezoeken af, vermy'dt angstvallig den omgang
met staatslieden en is buitengewoon in zy'n
nopjes wanneer men hem eens een dag heel
alleen in zy'n bibliotheek laat. Geleerden en
artisten zy'n welkome gasten op Mentmore.
*
De voornaamste keukengereedschappen van
het keizerlyk paleis te St. Petersburg zy'n van
zuiver goud en 1,200,000 gulden waard. Er is
een vischschotel van ? 12,000 en zoutvaatjes
van f 600 het stuk. Het keukenpersoneel is
267 personen sterk. De eerste kak geniet een
loon van / 120,000, de zes opperkoks verdienen
tusschen / 10,000 en f 4,000. Na de Spaanache
is de Russische hofkeuken de weelderigst
ingerichtte van Europa,, maar beide worden
overtroffen door de kookplaats van den Shah
van Perziëte Teheran. Daar zy'n de kleinste
dingetjes van goud en is elk stuk van bet
eetservies versierd met kostbare diamanten.
Geen wonder, dat het keukenstel van den Shah
geschat wordt op f 12,000,000. Ook de
Atnerikaansche geldkoning Van der Bilt moet een
keukenpaleis hebben, dat niet veel minder
waarde heeft dan dat van den Shah.
(Maandblad gewijd aan hygiëne en industrie
van dr. Van Hamel Roos en Harmens).
De Duitsehe bladen zy'n nog onuitputtelijk
in lof over de gestorven keizerin Friedrich.
»Hoewel niet meer behoorend tot de levenden,
zal men haar nimmer vergeten; haar nage
dachtenis zal men eeren; in die vrouw zal
men steeds zien een der merkwaardigste
vorstinnen die een sieraad waren van den troon
der Hohenzollern".
Keizerin Friedrich was inderdaad een zeld
zame vrouw. Zy bezat een helder verstand,
een zuiver oordeel, een beschaafden, ontwik
kelden geest en een fijn, artistiek gemoed.
Door de zachtheid van haar karakter kwam
zij minder in botsing met den ijzeren
rykskanselier Bismarck, dan haar tot kibbelen
geneigde on onverdraagzame schoonmoeder
Augusta. Zooveel mogelijk ging zij alle
moeielykheden uit den weg. Dwang was haar pijnlijk;
tot verzet te geraken daartoe was zy' te veel
echte, lieve, inschikkelyke vrouw. Dikwijls
heeft men de keizerin haar Engelsche sym
pathieën verweten, maar n ding is zeker,
dat zij over een mate onderdanigheid en mee
gaandheid beschikte als ware zij een vrouw
van vol-bloed Germaansch ras. Zy ging met
haar ty'd mee ; zij veroordeelde niet bat nieuwe
omdat het nieuw was. Zy' hield er van de
dingen met eigen oogen en eigen oordeel te
onderzoeken. Aan ziekenverpleging wijdde zy'
steeds de grootste aandacht. Op haar initiatief
werden in de Duitsche ziekenhuizen vele ver
beteringen aangebracht. Het lot der vrouw was
haar niet onverschillig. Aan talloos veel
vrouwen-vereenigingen schonk zy' geldely'ken steun.
Een buitengewone minzaamheid ging vanhaar
uit. Aan vrouwen die zich op moedige wyze een
weg wisten te banen door 'E levens kreupelhout,
gaf zy gaarne blyken van persoonlijke belang
stelling. Keizerin Friedrich was een niet onver
dienstelijk schilderes; haar vry'e uren besteedde
zy aan die lievelingsstudie.
Het lyden en sterven van haar sympathieken
gemaal heeft zy niet verergerd door wan
hoopskreten en luidruchtige klachten. Vol
toewy'ding, met den aangrypenden moed der
berustende christin heeft zy' hem op voorbeel
dige wyze verpleegd. Die moed en berusting
hebben haar ook niet begeven, toen zy' aan
het eind van haar leven door veel lichamelijk
lyden gefolterd werd.
* *
*
Uit authentieke bron put ik volgende niet
minder authentieke gegevens aangaande de
kleur der oogen en haar beteekenis:
Zwarte oogen : Hartstochtelijk tempe
rament.
Donkerblauwe oogen: Aanhankelijkheid, rein
heid, middelmatig ver
stand.
Lichtblauwe cogen Vrooly'kheid. Gelijkmatig
met vasten, rustigen humeur.
blik :
Bleekblauwe oogen met
bewegelijke oogleden: Bedrog, zelfzucht.
Bruine oogen: Minzaamheid.
Blauwe oogen
metgroenigen weerglans: Verstand, moed.
Gryze, groen-gry'ze
oogen met steeds
wisselende tinten en
blauwigen glans: Poëtischen zin, artistiek
gemoed.
Geelige, licht-bruine Wispelturigheid,
onbeoogen: trouwbaarheid.
Groene oogen: Misleiding, behaagzucht.
CAPRICE.