De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 22 september pagina 5

22 september 1901 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No 1265 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Boek en Tijdschrift. De Arbeid. Wat in de afleveringen 10 en 11, als 't meestopmerkelijk aantrekt is een aanvangend opstel van A. Rehm over /t Vuur" van Annunzio, dat hij volgt Baar de Fransehe vertaling van S. Hérelle, Hij wil aantoonen eenige goede kwali teiten in dit boek, als zoovele aanklachten tegen slechte litteratuur in 't algemeen. In dit eerste gedeelte noemt h'j de eischen van den dialoop, waarbij hij merkwaardig Heyermans vergeet, of opzettelijk terzijde laat, terwijl hij toch wel anderen noemt. Bij de bespreking van de stijl in Annunzio's proza, geeft hij eerst vooraf een litteraire psychologie over v. Deyssels talent, uit diens geschriften gezift eu verklaard : hij wil er mede aantoonen het paradoxale in v. Deyssel, als grootste kwaliteit. Rehm, die hier zegt, dat het sensitivisme is de uiterste verparadoxeering der averechtsche formnleering van 't naturalisme, verklaart het te houden met den stijl vau den bewusten kunstzin; de afwerking en proportioneering van een enkelen zin tot zijn eigen inhoud en het geheel; die, wegend de zwaarte van elk woord, het plaatseed met wei-bewust innerlijk gehoor, afkeerig van het overbodige, het vage en 't bombastische, verkiezend het kernachtig enkelvoud, boven de plas van oneigenaardige drukke woorden, de spiegelend-klare stijl is van het gezond verstand, slechts door een gelukkig voorbeeld versterkt in hechtheid en intensiteit, maar oud als de Bergrede en de Jakatra's, oud als Plato en Plutarchus, oud als Boccaccio en Cervantes, oud als Baco en Swift, Voltaire Rousseau en Göthe, Chateaubriand en Elaubert, oud als Vondel l Wat de heer Rehm hier zegt, zal wel ieder met hem eens zijn, dat wil zeggen onder 't voorbehoud, dat alles aankomt op wat men heeft te beschrijven. Wie b.v. aan anderen een sensatie wil mededeelen van een stormende zee, een brand, een slagveld, kan niet volstaan met het kernachtig woord alleen, Hij moet ter zijne beschikking hebbeu die stortvloed, die reeks van woorden, waardoor werkelijk sensatie in ons kan worden opgeroepen, en bet geval zó<5 voor ons komt te staan, alsof wij het zelf medeleven. Er is niet te generaliseeren, 't Komt toch neer op het in zichzelf zuiver voelen van wat moet en van wat niet mag, het gelukkig even wicht, waarmee begaafde, bij intuïtie voelende schrijvers, zich onderscheiden van de meer grover aangelegden, die meenen dat de kunst in verhalen en woordjesschrijven alleen zit. Er kunnen gevallen voorkomen, waarbij men wel deugdelijk een ris van adjektieven noodig heeft, zooals die door v. Deyssel zijn toegepast. Gevoegelijk kan men wel zeggen, dat bij de meeste de lijn van het klaai-heldere, ineens rake woord eerst gaat over het sensitief-opborreiende heen. Men moet het sterk kunnen ge voelen, om het fijne, preciese, precieuse, later zuiver téplaatsen. Verder in de aflevering: Een schets van Joh. W. Bakker over vegeteerende vrouwtjes, een schets in zijn genre niet slecht, maar wel wat vlak-af van op zet en samenstelling. Ook in deze schets is, gelijk bij menig vlot romancier, het eerste hoofdstuk een klein stukje actie, om tot lezen aan te moedigen als: ,Mina heb je al 'ens opgeschonke P" ,'k wou nog wel 'n koppie !" Bij 't tweede schuift de antenr zich eens recht-goed er voor, om ons dat alles keurig te vertellen waarbij we al dan zinnen krijgen, gelijk hier: Ze naren vriendinnen geweest... Amsteroctm. JVLardi Septembre smvants Nouveautes Ilivcr interieur magasms magasms et bureaux resteront fermés Dimanche et Lundi iiiHiAiiiHiiiniiiiiiiiiiiiiiiii DAME£. Confectie, Als men door een groots stad loopt, ziet men op de beste punten confectie-magazynen, waar de kleedingstukken, die de hedendaagsche mannen dragen, tegen onbegrijpelijk lage prezen te koop liggen. Hier te Amsterdam vindt gij er verscheidene; hun eigenaars maken, ondanks de lage prijzen, goede zaken. Zij bewonen fraaie buitenhuizen en worden langzamerhand menschen met ruggen. Maar zy' kunnen toch nog niet vergeleken worden bij hun collega's te Parijs. De maga zijnen zy'n daar fraaier, de pryzen lager. Ean pantalon van twee franc, een geheel costuum van negen franc kan men, geloof ik, te Amsterdam niet koopen. Hoe is het mogelyk, vraagt men zich af, dat de magazijnen kleedingstukken van laken, en oogenschynïyk stevig samengesteld, tot zulke lage prijzen kunnen leveren, en nog winst behalen ? Loon voor werklieden kan er, denkt men, niet af; de naald schynt machinaal heen en weer bewogen te moeten worden, alles schijnt met stoom te moeten gaan. Maar wie ooit in de gelegenheid is geweest, een der Parysche confectie-ateliers te bezoeken, zal van stoom of werktuigen niets bemerkt hebben. Men vindt deze inrichtingen vooral in den Faubourg St. Martin. Zij zijn in gewone buur huizen gevestigd. Als men binnentreedt, denkt men aan een manufactunrwinkel. Gelykstraats leggen de stoffen opgestapeld; zij hebben dien eigenaardiger! geur, welke voor wie er niet aan gewend is, allesbehalve aangenaam schijnt. Er zy'n daar stoffen van zeer verschillende hoedanigheid. De betere komen uit Roubaix, Tourcoing en Vienne, de mindere uitLisienx. De voering is meest afkomstig uit Saint-Dié, Epinal of La val. De goede lakensche stoffen worden geweven uit draden van verschillende kleuren, zoodat deze het dessin vormen. Maar de goedkoope worden geheel uit witte draden van wol en katoen geweven, en dan bedrukt. Geschiedt dit drukken aan twee zijden, dan is de namaak vry' volkomen. Maar voor de goedkoopste stoffen drukt men maar aan ne zijde. Om de be drukte stoffen van de uit draden gewevene te herkennen, steekt men een speld door een pnnt van het dessin; vertoont die speld zich aan de andere zijde op dezelfde wijze in de teekening, dan is de stof geweven. Is er verschil, dan heeft men een bedrukte stof voor zich. Dit is een eenvoudig middel om zy'n kleedermaker te controleeren. Boven dit magazijn van stoffen bevindt zich de snijkamer. Daar gaan de rollen laken of katoen heen, die meestal l 35 M. breed zijn. Voor een pantalon wordt 1.10 M., voor een jas 1.50 M., voor een vest 0.35 M., voor een overjas 2.20 M. afgesneden. Al naar mate de kwaliteit van de stof legt men nu vijftig tot tachtig dezer lappen op elkander, zoo, dat zij als het ware een reusachtige bloc-note vormen. De maat is zoo gekozen, dat met een minimum verlies, alle onderdeelen van bet kleedingstuk er nit gemaakt kunnen worden. Die onder deelen zijn op een stuk bordpapier geteekend, waarna men de lijnen heeft doorgeprikt. Legt men nu dit bordpapier op het bovenste stuk en klopt men er op met een tampon die fijn krijt bevat, dan komen de lijnen op het laken. Met een lang scherp mes, dat in een gleuf van de tafel op en neer bewogen kan worden, snijdt men nu de stukken nit. Op deze wy'ze wordt geen onberispelijke coupe verkregen, natuurlijk. Maar het werk gaat gauw. Als de stof niet al te zwaar is kannen drie werklieden per dag duizend kleedingstukken uitsnijden. De fabrikant pakt nu alle stukken, die tot n geheel behooren, by'een, en zendt ze naar de naaister. Deze houdt er een atelier voor haar eigen rekening op na, waar vrouwen en meisjes werken. Er wordt hier het systeem van stukwerk gevolgd. De naaister krijgt voor iederen pantalon 60 centimes, voor een jas 1.50 franc, voor een vest 50 centimes. Dit zijn de prijzen te Parijs; in de provincie dalen zy' tot de helft dezer bedragen. De allergoedkoopste kleedingstukken laten de fabrikanten dan ook te Rysael in elkander zetten. Een werkster kan per dag vier pantalons, of twee jassen naaien. Zij verdient dus al zeer weinig, daar pok de eigenlijke naaister, die de werksters in haar dienst heeft, nog haar winst moet hebben. Om een zoo groot mogelijke productie te bereiken passen daarom de naaisters de ver deeling van den arbeid toe. De eene werkster maakt niets dan knoopsgaten, de tweede zet knoopen aan, de derde naait de naden, enzoovoorts. Men begrijpt, hoe geestdoodend het moet zy'n, zijn leven lang tot het verrichten van n zelfde werk verplicht te worden. Een werkster, die het tot 3 franc per dag wil brengen, heeft veertien uur per etmaal daar voor te werken l Alleen op deze wijze is het mogelijk, heerencostuums te maken, die voor negen franc met winst verkocht kunnen worden. De groote concurrentie drukt prijzen en loonen. De hedendaagscbe mensch wil als een heer gekleed gaan, ook als bet hem aan het geld ontbreekt, dat daarvoor noodig is. Ieder wil meer lijken, dan hy' is. En om hem daartoe in staat te stellen moeten tal van zijn medemenschen zich afsloven voor een hongerloontje. Zoowel de snijders als de naaisters zijn tot machines verlaagd, omdat het onmogelijk is, met werktuigen kleedingstukken te maken. Velerlei andere dingen kunnen wel machinaal vervaardigd, en tot zeer lage prijzen geleverd worden. En dit veroorzaakt dat ook de klee dermakers moeten trachten dit te doen, al kunnen zy slechts voor enkele onderdeelen werktuigen bezigen. De werkster moet nu maar in de plaats van de machines treden; dit verlaagt niet alleen haar zelf, maar ook baar loon. Men is nu reeds zoover, dat men voor een minimum loon een maximum arbeid weet te verkrijgen. De werksters verdienen zoo weinig, dat zelfs de goedkoope kleederen, die zij maken, nog te duur voor haar zy'n. Ruskin had wel gelijk, toen hij de machines de schuld er van gaf, het ongeluk van millioenen te hebben veroorzaakt. Wie onzer lezers of lezeressen in een confec tiemagazijn van de koopjes profiteert, weet nu, op welke wijze dat profijt verkregen wordt. TANIO. De Borflnnrtnnst door JOHANNA W. A. NABER. Eenige dagen geleden ontving ik een prospec tus van bovengenoemd boek en omdat de schrijfster mej. Naber was, liet ik het boek komen. Nietwaar, iemand is nooit te oud om te leeren en zy'n fouten te verbeteren; want, zooals in het prospectus gezegd wordt: «Allén door de aandachtige beschouwing van werkelijk goed werk, is het mogelijk eigen tekortko mingen te ontdekken, den smaak te vormen en te leeren onderscheiden, welke hoogte van technische ontwikkeling, welke volmaaktheid van compositie bereikbaar is." My'ns inziens, had mej. Naber aan de teekeningen in uit boek geheel andere en veel hoogere eischen moeten stellen, dan zy voor de uitgave hiervan deed. Hoe is 't mogelyk, dat iemand, die bekend staat als autoriteit op het gebied van kunstnaaldwerk, verscheiden jaren lid was der commissie, belast met het afnemen der examens ter verkrijging der akte voor huis- en schoolonderwys in de fraaie handwerken, zulke teekeningen, zoo uitgevoerd, als b.v. fig. 14, 17, 21, 22 en 40 in haar boek opneemt. Ik bespreek hier alleen de afbeeldingen, niet den tekst. Ik denk toch, dat de candidaat, die op het exa men zulk werk inleverde als o.a. het linksche blaadje op fig. 17 en de hobbelige ly'ntjes van fig. 22 een alles behalve mooi cy'fer zou behalen, daargelaten nog de kans, dat zy', misschien werd afgewezen. Voor fig. 21 was toch werkelyk wel iets mooiers te vinden, dan dit styve, lompe motief, bovendien, zooals 't bier is afgebeeld, geheel verkeerd uitgevoerd, door in het middenmotief aan de eene zyde de richting der steken horizontaal en aan de andere zijde vertikaal te nemen. Is hier be doeld, dat men beide richtingen kan gebruiken (niet in n motief ) dan is dit al zeer onduidelyk. Wat verder te zeggen van de zoo fijn ge voelde (?) teekening en uitvoering op fig. 40 ? Dat fig. 37 een paneelvulling voorstelt, is op deze wyze afgebeeld, zeker een drukfout. En zulke dingen worden dan aangeboden als leiddraad aan meergevorderden, om te doen zien, welke hoogte van technische uitvoering bereikbaar is l Ten eerste, ben ik overtuigd, dat een der leerlingen der Industriescholen beter werk zou hebben geleverd, ten tweede hoop ik, dat zy beter op de hoogte van die technische vol maaktheid zullen zy'n, dan dat zy dit ooit als zoodanig zullen beschouwen. Trouwens de Haagsche school bewy'st dit al, zie b.v. fig. 19, 26, 42. Maar nu »de fraaie band, die voor de kunst werken, in dit boek bijeengebracht, zulk eene keurige lijst vormt." Volgens my is de band niets dan een stalenkaart van motieven, zonder zin op en door elkander geplaatst, geen enkel verband tnsschen titel, rug en achterzijde. Mej. Brandt had zeker alle fantaisie al verbruikt voor »de aardige figuren tusschen den tekst", dan dat zy' hier nog iets goeds had kunnen leveren. Hoe te denken over die twee slordig geteekende motieven, leukjes naast elkaar geplaatst en bovenaan nog eens kleiner herhaald. En dan die twee opgaande of ondergaande zonnen met het daarboven zoo scheef mogelyk geteekende randje. Duidelijk is door kolossale letters aangegeven, dat 't is De Borduurkunst l Men moest anders eens meenen, dat kunst onzijdig is. En aan de achterzijde die fuchsia! Wat een verband zit er in dit alles. Zoo wél doordacht en fijn gevoeld geteekend ! Jammer voor den te duidelijk aangebrachten naam. Is 't wonder, dat dergelijke compositie (?) en de hierboven genoemde afbeeldingen de verontwaardiging opwekken van velen, die fde Borduurkunst" beoefenen en liefhebben. 14 Sept. 1901. J. H. A. LINDEN. Leerares Industrieschool v. meisjes te Rotterdam. llllllllllllllllllllllllllllllllllirillllllHlllllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIHIHII Een moderne gems. Uiteet van mejuf frouw Pecci. Lord Rosebery buiten. Hofkeukens. Keizerin Friedrich. Oogenkarakteristiek. Dat men in Zwitserland volgens de dagbladen »met den diepsten eerbied" spreekt over de klouter-juffrouw Gertrud Bell, is wel wat over dreven. In het Berner-Oberland waagde zy zich met twee gidsen aan een stoute klimparty. Gertrud had er haar zinnen op gezet, dat h;5ar lange, smalle Engelsche voeten bergtoppen zouden drukken, ongerept van elke menschely'ke aanraking. Wat heeft deze jonge dame nu bewezen ? Dat zy een normalen hartslag heeft; dat zy in 't bezit is van een paar longen om een karrepaard jaloersch te maken; dat haar kuit- en lendespieren niet behoeven onder te doen voor die van een polderjongen ... En verder ? Verder ? ... Heeft zy' iets bijgedragen tot de beschavingsgeschiedenis ? Zal haar waaghalzerij niet velen ten verderf worden ? Zal haar roekelooze daad geen prikkel worden voor andere «Gertrud's" en sDaisy's" in Helvetia stukjes uit te halen waarvan men >met den diepsten eerbied" getuigt ? ! * * * Dat de Paus nog wel eens een woordje zou meepraten over den uitzet van een bruid, zal iedereen verbazen. Toch is het een feit. Toen onlangs een jong meisje uit het geslacht der Pecci zou trouwen, drong de Paus er by zyne bloedverwante op aan, dat zij geen andere japonnen zou nemen, dan witte, blauwe en zwarte. Grijs en bruin zy'n kleuren voor ouwe vrouwen, die moet ge zeker niet nemen, dus luidde het advies van den hoogsten prelaat. * * * Lord Rosebery, de afvallige Whig, brengt geregeld drie maanden van het jaar door te Mentmore, waar hy' nog liever is dan op zy'n buitenverblijf te Dalmeny in Schotland. Een maal te Mentmore ingekwartierd, richt lord Rosebery zijn leven zoo genoegelyk mogelijk in. Hy ontvangt gaarne zyne vrienden, legt bezoeken af, vermy'dt angstvallig den omgang met staatslieden en is buitengewoon in zy'n nopjes wanneer men hem eens een dag heel alleen in zy'n bibliotheek laat. Geleerden en artisten zy'n welkome gasten op Mentmore. * De voornaamste keukengereedschappen van het keizerlyk paleis te St. Petersburg zy'n van zuiver goud en 1,200,000 gulden waard. Er is een vischschotel van ? 12,000 en zoutvaatjes van f 600 het stuk. Het keukenpersoneel is 267 personen sterk. De eerste kak geniet een loon van / 120,000, de zes opperkoks verdienen tusschen / 10,000 en f 4,000. Na de Spaanache is de Russische hofkeuken de weelderigst ingerichtte van Europa,, maar beide worden overtroffen door de kookplaats van den Shah van Perziëte Teheran. Daar zy'n de kleinste dingetjes van goud en is elk stuk van bet eetservies versierd met kostbare diamanten. Geen wonder, dat het keukenstel van den Shah geschat wordt op f 12,000,000. Ook de Atnerikaansche geldkoning Van der Bilt moet een keukenpaleis hebben, dat niet veel minder waarde heeft dan dat van den Shah. (Maandblad gewijd aan hygiëne en industrie van dr. Van Hamel Roos en Harmens). De Duitsehe bladen zy'n nog onuitputtelijk in lof over de gestorven keizerin Friedrich. »Hoewel niet meer behoorend tot de levenden, zal men haar nimmer vergeten; haar nage dachtenis zal men eeren; in die vrouw zal men steeds zien een der merkwaardigste vorstinnen die een sieraad waren van den troon der Hohenzollern". Keizerin Friedrich was inderdaad een zeld zame vrouw. Zy bezat een helder verstand, een zuiver oordeel, een beschaafden, ontwik kelden geest en een fijn, artistiek gemoed. Door de zachtheid van haar karakter kwam zij minder in botsing met den ijzeren rykskanselier Bismarck, dan haar tot kibbelen geneigde on onverdraagzame schoonmoeder Augusta. Zooveel mogelijk ging zij alle moeielykheden uit den weg. Dwang was haar pijnlijk; tot verzet te geraken daartoe was zy' te veel echte, lieve, inschikkelyke vrouw. Dikwijls heeft men de keizerin haar Engelsche sym pathieën verweten, maar n ding is zeker, dat zij over een mate onderdanigheid en mee gaandheid beschikte als ware zij een vrouw van vol-bloed Germaansch ras. Zy ging met haar ty'd mee ; zij veroordeelde niet bat nieuwe omdat het nieuw was. Zy' hield er van de dingen met eigen oogen en eigen oordeel te onderzoeken. Aan ziekenverpleging wijdde zy' steeds de grootste aandacht. Op haar initiatief werden in de Duitsche ziekenhuizen vele ver beteringen aangebracht. Het lot der vrouw was haar niet onverschillig. Aan talloos veel vrouwen-vereenigingen schonk zy' geldely'ken steun. Een buitengewone minzaamheid ging vanhaar uit. Aan vrouwen die zich op moedige wyze een weg wisten te banen door 'E levens kreupelhout, gaf zy gaarne blyken van persoonlijke belang stelling. Keizerin Friedrich was een niet onver dienstelijk schilderes; haar vry'e uren besteedde zy aan die lievelingsstudie. Het lyden en sterven van haar sympathieken gemaal heeft zy niet verergerd door wan hoopskreten en luidruchtige klachten. Vol toewy'ding, met den aangrypenden moed der berustende christin heeft zy' hem op voorbeel dige wyze verpleegd. Die moed en berusting hebben haar ook niet begeven, toen zy' aan het eind van haar leven door veel lichamelijk lyden gefolterd werd. * * * Uit authentieke bron put ik volgende niet minder authentieke gegevens aangaande de kleur der oogen en haar beteekenis: Zwarte oogen : Hartstochtelijk tempe rament. Donkerblauwe oogen: Aanhankelijkheid, rein heid, middelmatig ver stand. Lichtblauwe cogen Vrooly'kheid. Gelijkmatig met vasten, rustigen humeur. blik : Bleekblauwe oogen met bewegelijke oogleden: Bedrog, zelfzucht. Bruine oogen: Minzaamheid. Blauwe oogen metgroenigen weerglans: Verstand, moed. Gryze, groen-gry'ze oogen met steeds wisselende tinten en blauwigen glans: Poëtischen zin, artistiek gemoed. Geelige, licht-bruine Wispelturigheid, onbeoogen: trouwbaarheid. Groene oogen: Misleiding, behaagzucht. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl