Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1266
Ook in dit bedrijf oefent de concurrentie haar
neerdrukkenden invloed uit. Wellicht heeft het
verkoopen van houders die beangst geworden
waren door de oprichting van de Stoomv. Mpij
Nederlandsche Lloyd, waarvan de vorige week
werd melding gemaakt, de daling veroorzaakt.
Bevinden zich bovendien nog niet vele aan
deelen in de eerste hand? Wel zijnde
vrachtprijzen gedaald en ia de concurrentie-vrees
niet ongemotiveerd, maar men mag niet ver
geten dat de vermindering in het transport
tusschen Amerika en Europa waarschijnlijk
slechts tijdehjk zal zijn.
Onder de groep der Diversen maken de
aandeelen Wagon-LUs een treurig figuur. De
koers ging van 64% tot 55 H terug. Ookdaze
Mpy heeft van de parysche tentoonstelling
treurige herinneringer, ze zal heel wat
verlies, veroorzaakt door arbeid die buiten
haar terrein lag, hebben in te halen.
Da noteering van de Amerik. Sporen is over
bet algemeen achteruit gegaan.
Sspt.
19 '26
Atchiëon c. v. a 70 74%
dito c. v. p 971A 96
Chesp. & Ohio c. v. a. ... 46X 44
Clev. Akron c. v. a 44% 42%
Denver Eio c. v. a 46% 44%
dito c. v. p 93)4 92
Erie commons 42% 40%
dito c. v. late p 71 Ji 6834
Kansas City Southern commons 20% 1934
dito c. v. p. . 41X 39%
Frisco c. v. a 46% 45
dito c. v. 2de p 69>s 67>£
Miss. Kans. Texis c. v. a. . . 29 % 27%
dito 21e hyp.. . 82^ 80%
Ontario commons 35 33 V»
Norfolk c. v. a. ...... 54% 52 K
Eeading c. v. a , . 44 39 M
dito c. v. 2de p. , ... 54% 50%
Southern Pac. Camp. commons. 58 55 *4
Southern Railw. Comp. commrns 33 X 32%
Union Pac c. v. a 100% 98K
dith c. v. p 89M 88
Wabash c. v. p 40^ 381A
dito B. Bands 62 60%
De daling heeft over het algemeen geen
voldoend gemotiveerde reden. De teruggang
in de waarden van de groote kopertrust en
de neerdrukkende invloed op de londensche
beurs door de Engelsche neerlagen veroorzaakt,
gaf den baissiers gelegenheid om nu wederom
eens door speculaties op de daling der koersen,
wat te verdienen.
De vorige week sprak ik over de zeer ge
reserveerde uitdrukking in het verslag van de
Wabash voorkomende. Er was reden voor. De
uitkomst van het laatste dienstjaar is heel
wat minder dan die van het daaraan vooraf
gaande. Toch staan de pryzen der Income Bjnds
B, der preferente en de gewone aandeeien
bjjna tweemaal hooger dan het vorige jaar.
Weest voorzichtig.
A'dam,
B u ss u m,
Q) } 26 Sept.
_
STIGTEEHifiitiMiimmiiiiHiiitiinimMiiiii
HtTSJES
De drie kleine meisjes.
Naar het Fr-aitsch, vaa Frump.
De drie kleine msisjss, die uitverkoren zijn
om een bouqaet aaa te bieden aan de keizerin
van Rusland, komea langzaam en ernstig uit
school, diep doordrongen van het, gewicht, van
de haar toebedeelde rol; haar mskkertjes kijken
haar afgunstig, maar niet zonder bewondering
aan ; de haar toevertrouwde taak verheft haar
boven de menigte.
De drie kleine meisjes zijn zich vaag hiervan
bewust, en loopen met opgeheven hoofd over
de straat. Da winkeliers.komen op den drempel
staac, om haat na te zien, en de voorbijgangers
kijken haar met een welwillenden glimlaoli aan.
Het is onmogelijk, haar niet dadelijk te her
kennen, reeds zijn haar hoofden omgeven
door een stralenkrans, eu is er bovendien op
haar blonde haren een zwerm van papillotten
neergedaald, die haar dadelijk tot voorwerp der
algemeene nieuwsgierigheid maakt. De dunne
papiertjes, ineengedraaid door vaardige handen,
roepeu bij ons de herinnering wakker 'aan de
lekkernijen ia de glazen vaien bij den ban
ketbakker in de Rue Thiers, die eertijds zoozeer
op onzen snoeplust werkten ; en wij komen in de
verzoeking, de pap'.llotten van de blonde
hoofJjes te plukken en haastig open te scheuren, om
de stukjes chocolade en de kleine versjes te
zoeken, die erin verborgen zijn. Maar wij heb'jen
eerbied voor het werk van den kapper. De
kapper is bij plechtige gelegenheden onvermij
delijk. Zoodra de drie kliiae meisjes waren
aangewezen voor hun hoogst vereeaeiide taak,
werd hij in de drie gezinnen ontboden, en ver
scheen hij vol waardigheid, met zija pakje onder
den arm. Hij stalde zijn ouderwetsche
instruSNUIFJES.
Je kunt tegenwoordig ook geen vinger
in de asch steken, of ze bemoeien zich
met je, en probeeren je in discrediet te
brengen. Zoo nu weer met den Duitschen
keizer. Was Z. M. niet in elk opzicht zoo'n
groot man, je zou kunnen spreken van een
pik op den kleinen jongen. Nietwaar, daar
gaat hij op een paard zitten, rijdt naar Polen,
roept de burgers van een verbrand stadje
te zamen, houdt een lieve toespraak en
deelt 5000 roebels onder de rampzaligen
uit. Geen marken, maar roebels. En dat
op de meest bescheiden manier. Hij zegt
niet, menschen, daar heb je nu iets van mij,
dat heb ik nog over van de taels, die ik
meuten uit op de toiletlafels als een chirurg
die een belangrijke operatie gaat verrichten,
terwijl de ouders, broers en zusters van het
slachtoffer zich om hem heen verdrongen en
angstig al zijn bewegingen met de oogen
vo'gdea. Maar de haarkuastenaar blijft onbewogen;
een langjarige ervaring heeft zijn gemoed
verhard, zijn vaardige vingers hebben reeds
zooveel luchtige gebouwen opgetrokken op de
hoofden van bekroonde scholieren,
aannemelingeu ea bralden! Doof voor de klachten, van
sijn slachtoffer, grijpt hij lok voor lok de haren
van het kinderhoofd, rolt ze op, en knijp1; ze
een oogenblik vast in een verwarmde tang.
Zonder zich aan tranen of zuchten te storen
zet hij kalm zijn werk voort, te midden van
een onaangename brandlucht. De kleine meisjes
moeten zich in haar lot schikken, wie mooi
wil zijn moet pijn lijden! Zj weten, dat zij
op deze manier mooi zullen worden, en ia
gedachte zien zij zich zelve reeds op den
gewichtigen da?, waarop baar bevrijde haren haar
zullen omgeven met een gulden aurioji, die de
oogen de: vorsten zal verblinden.
De drie kleine meisjes moeten nu naar htt
stadhuis, waar de sous-préjet generale repetitie
van de plechtigheid wil houitn. De sous-pré/el
is een jonge man vol ambitie; bij is er op ge
steld, dat de ontvangst, die hij moet
voorbsreiden, onberispelijk zal zijn. Hij loopt in groote
opgewondenheid heen en weer in de zaal, waar
van de parketvloer a! te glad gewreven is ; hij
schikt de verschillende grojpen, hij plaat sïde
personen, die der regeering welgezind zijn op
den voorgrond, hij verstopt zooveel mogelijk de
leden van de oppositie. Hij peinst er over, hoe
hij een lid van den conseil général, dat sprekend
op dea hertog van Orléans gelijkt, in een don
keren hoek kan wegmoffelen, tegelijk met een
stedelijken ambtenaar, die zich verstokt, een
baard te dragen a fimperiale, en dia door
belofien noch dreigementen te bewegen is, zijn
aanhankelijkheid aan een gevallen lé^ime op
een minder in het oogloopende wijze te verkon
digen. De sous-prèfet is nog niet er in geslaagd,
deze moeilijke qunesties op bevred'gende wijze
op te lossen, en loopt nog steeds met bewolkt
gelaat er over te piekerer.
Eeu bediende ontrukt hem aan zijn
overdengen, door hem een ontwerp voor een menu te
overhandigen. De sous-préfet leest het haastig
door, en vindt er een welkome aanleiding in,
tot, l^et ontlasten van zijn reeds lang ingehouden
woede.
u'\ Lijkt waaiashtig wel, alsof ze het opzet
telijk doen!" roept hij ui1', in zijn toorn het
papier geheel verkreukelende. //Daar willen ze
me nu de keizerin poularde d la l'ompadour
voorzetten ! Schaamt ge u niet, haar er aan te
herinneren, welk een onbeperkte macht, een
regeereud vorst aan een fafonte kaa toekennen ?
Ziet ge tiet in, hoe hoogst onbetamelijk dat is F"
Ds bediende maakt een eerbiedige buiging;
in de groote zaal lieerscht een di:pj stilte, eu
de drie k'eine mei^ps sperren haar oogen wijd
open. Dd sotts-prefet gaat verder:
/,Ea daar hebbeu we waaiachtig een bombe!
Wilt ge den czaar een bom aanbieden ':"
//Het is een ijs-born", mompeit de oii.;elukk'ge
bediende.
»Den czaar een bom voor te zetten !" roept
de sous-prefet nog eens uit. //'t Is om dol te
wordeu. Zelfs de kU-iuste kleinigheden kan ik
nitt aan anderen ov<rlateu l"
Bij dezen uitval hebben de blikken van alle
aanwezigen zich gericht op dea professeur <le
philosophie aan het hjcée, wiens lange baaid en
vooruiistrevtnde dtukbeelden de algemeene ver
ontwaardiging opïfkkeu, en die nu onafgewend
naar de li^uren van den parketvloer staat te staren,
terwijl iiij zijn groo'eu slappen hoed ia zijn
handen htea en weer draait.
//Je kunt gaan," zsgt de sous-préfet tot den
bediende. »Zorg ervoor, dat de verandjriageB,
die ik heb aangegeven, worden gemaakt,, eu dat
het ontwerp dan weer bij mij wordt gebracht."
Hij strijkt vluchtig met deu hand over het
voorhoofd om de hoofdpijn 'e verjagen, die al
zijn beslommeringen i cm drajrn ta bezorgen.
Hij slaakt een diepe zucht, maar hij mag niet
toegeven aan ziju vermoeidheid; hij heelt; niet
het recht, in dergelijke o:nstandigtieden ziek
te zija. Met een uiterste inspanning van zijn
wil ncht hij zich op eu zegt op matten toon :
//Laat ons thans overgaan tot da aankomst
der vorstelijke piisonca. Waar zijn de drie kleine
meisjes?"
De drie kleine muisjes ziju aanwezig, geheel
verborgen achter de leden van den gemeente
raad. Verlegen komen zij 1e vooriCliiju, hand
in hand; zij schamen zich in deze vergulde
zial oyer haar daagscue jurken ea over haar
stevige laarzen met spijkers, die over den glad
den parketvloer krassen. DJ sous-pfé/'et kijkt
ze welwillend aa'n, tikt ze vaderlijk op de
wangen eu verklaart, dat zij allerliefst zijn. l)i
drie kleine me sj -s krijgea een kleur, slaan de
oogen neer, kijk-n elkaar aia en schuifelen
heen eu weer, tegelijkertijd verlegen eu verruk!-.
De smis-jifi'fcl verzoekt n van do drie, de
toespraak op te zeggfii, die zij tot de keizerin
moet richten, en die d; Sec^etarfs van den
S'juspréfet heeft, opgesteld. Aarzelend met een
klanklous stemme'js begint de kleine:
tltllllllltllllllllltlltlliriii
voor de redding van Europeanen in (Aina
ha-1 uitgetrokken, maar nog niet heb kunnen
uitbetalen ; of iets van de niillioenen taels,
die ik van Cuina te wachten hei), en
waarvan ik best wat missen kan, omdat
de schadevergoeding nogal ruim berekend
is ; neen, in zijn weergaasche fijnheid van
gevoel, heeft hij zijn eigen beurs heele
maal buiten de zaak gehouden, komt met
51,1110 roebels van den C «aar zelf en doet
er geen mark bij. E:i daar verschijnt hij,
niet als Rex Imperator, maar eenvoudig als
boodschaplojper van den grooten Nicolaas,
precies als het zwarte knechtje van den
Heilige, die op zijn naam-iag hier en elders
de cadeautjes in der kinderen schoenen
stopt. Hoe is 't mogelijk zoo welwillend
zich te betoonen ? moet je wel vragen.
Maar heelemaal onverklaarbaar is het niet.
De Czaar eu Willern, zijn pakjesdrager,
houden zoo dol van de Polen. Het is waar,
de Ciaar draagt ook de Finnen op zijn
hart, maar Willem en Nicolaas gevoelen
het warmst juist voor de menschen, die
hen liever van achteren zien dan van voren ;
want als het een kenmerk is van het ware
geloof', dat je je vijanden lief hebt, dan leven
er geen beter Caristenen dan de vorsten.
Maar 't spreekt van zelf', dat zulke men
schen, als zij nu eens echte vrienden wor
den, eigenlijk geen raad meer weten om met
voeg hun bruisend gevoel te vertolken. Dan
stappen zij om zoo te zeggen in eikaars uni
form dat is inderdaad een van de krach
tigst sprekende symbolische handelingen,
welke wij aan vorsten verschuldigd zijn;
kussen elkaar op de rechter en op de lin
kerwang, en daar dit toch altijd nog maar
//Mevrouw! wij verzoeken U eerbiedig deze
rozen te willen "
De sous-préfet valt haar in de, en zegt heftig
tot zijn secretaris gewend;
Wat? rozen?! Zijt gij van plan de keizerin
rozen aan te bieden? En dat, terwijl gij weet,
mijnheer, dat de lievelingsbloem van Hare
majesteit het heidekruid is. Heidekruid, be
grepen? Er is geen enkel Franschmap, die dat
niet weer, en toch mijnheer, denkt gij er over,
Hare Msjssteit rozen aan te bieden!"
rik dacht" mompelt de secretarisj //dat de
keizerin voor een enkelen keer wel eens liever
wat anders dan heidekruid zou willen hebban."
»Zio, hebt gij dat gedacht, mijnheer," zegt
de sous-pre fel droogjes. »Dan hebt ge u vergist,
en dan spijt het mij zeer, dat ik zulk een kiesche
zaak aan u heb opgedragen. Da keizerin houdt
veel van heidekruid, en daarom zullen wij haar
heidekruid geven, ea niets anders. Overal waar
Hare Majesteit zullen ontvangen, zal men haar
heidekruid aanbieder, alle afgevaardigden, die
laar komen begroeten, zullen heidekruid aan
baar voeten leggen. Heidekruid ! heidekruid ! en
niets dan heidekruid l"
Een goedkeurend gemompel hegroef deze
ener^iike woorden, en de sous pré/el zegt tot
Let kleine meisje :
»Ga voort, kindlief."
Maar het kleine meisje is faar geheugen
kwijt; de toorn van den sous pré/'e( heeft haar
in de war gebracht, en zij doet te vergeefs haar
best, zich de mooie zinnen te herinneren die
de secretaris met zooveel geduld heeft opgesteld.
3S"a eeuige mislukte pogingen barst zij m tranen
uit, en de twee oudere meisjes beginnen dadelijk
mee te doen.
Maar wat drommel is dat nu!" roept de
sou-i pré/'et uit, terwijl het gesnik in hevigheid
toeneemt. //Kalm, als je blieit, kalm ! Geef
dien kinderea suikergoed, chocolaadjes, koekjes,
alles wat zij m ar hebben willen, als ze maar
ophouden met dat gehuil!"
De drie kleine meisjes vegen hun oogen af;
van tijd tot tijd snikken zij nog eecs even, maar
het verdriet is toch voorbij. De soux-préfel is in
een armstoel etrgezonken en vei g, zich het
voorhoofd af. DJ groote zaal komt
Ungzamerhand weer tot kalmte.
Kom aan," zegt, de sous préfet, laat ons
nog eïi.s beginnen. We zullen ger geld de heele
plechtigheid doornemen. i)e stoet treedt
bini ea door de middendeur, hij wordt aan
gekondigd door de kreten: //Lsve de Cjar!
Leve L'iubet! L?ve de Repnbhek !" Dan ..."
fNeem mij niet kwalijk dat ik u in de rede
val, monsieur Ie totis-jirffef' zegt de kolonrl,
//maar ik wil toch hopen dat wij ook zuüeu
hooren roepan: Leve het le;;er!;'
//Dat spreekt van zelf, kolonel //Leve htt
leger!'' De uitroepen worden luider, komen
naderbij, worden oorverdoovend, en do )r de
geopsnde deur zien wij den Ciar, de Ciarina
en deu heer Liubet binnentreden. Mijnheer
Durand, wilt gij den Czar voorstellen?
Do heer Durand is commies van de
soitnpréfet'lare; hij durft haast, niet gelooven, dat
deze woorden tot hem zijn gerici.t; nocit ge
durende zijn gehei 11 largdurige en bescbe:dene
loopbaan, heeft hij durven deuken, dat hij
eenmaal zulk een bslaugrijke rol zou spelen,
en dat hij Czar van Ruslatd zou worden, al
was het maar gedurende een kwartier. De
oc.verwae' te eer verblindt hem, de gedachte
schiet hem door het hoofd of hij vaa ziju kort
stondige aluiac'it {reen gebruik zou kunnen
maken om zich ze f de pal/nes ac/ii/caii'jacs 'e
schenken, waa op hij reeds meer dan t ea jnren
tevergeefs heeft gfhoopf.
//Nu, mijnheer Daraud?" vraagt de sous prifct.
Maar mijnheer Durand trekt zich tem.;:
ȟ. .. ik hoop dat u mij zult (xjusteren..,.
Het is te veel eer.... Miju po.-itic. .."
,/Xu, goed," zegt, de sons-fri'fr/, »ian zal ik
de roi van Czar wel op mij nemen."
Hij gaat midden iu de zaal staan, en richt
zich in zijn volle lengte op, opdat de menigte
hem in zijn bijua goddelijke m-.j-steit zal kun
nen bewonderen. Zijn oogen nemen een starei.de
uitdrukking aan: hij ziet niet de millioi-nim
menschen die zich buigen voor ziju nunlit; zijn
blikken dringen o?er do menigte lieeu, door tot
in de toekomst. Met fnr opgeheven ho fd denkt
hij aan het onmetelijke rijk, dat aaa zijn wetten
gelnorzaamt, aan de talioozs heerscharen c u d«
reusachtige vloo*", die zija gebied verdedigen,
aan de indrukwekkende wegen, die hii, voorde
beschaving heeft opengesteld. Ei de drie kleine
meii-jss staan met open mond de gedaautt ver
wisseling vaa deu sous jiré/'et aan te gapen.
Toch richt, hij zich tot haar eu zegt:
»M»akt uw compliment voor de keizerin"!
Maar de dr,e kleine mesjes zij» stom v;:n
verwondering en eerbied, en zeer gevleid door
zijn succts, zegt de soui-pri\l\'t:
,Het zal h; si fraai', -- ifc bes. heel tevreden.
Denkt er alleen nuar aan, dat, j'ill e de bloemen
moet aanb'.clcn, waur.ecr de president kHar is
met zijn toespraak, dat wil zegzeu wanneer hij
deze woorden heeft, uitgesproken: ,0.ne be
vriende ea verhouden i.aties."
DJ aanwezigen beginnen zich langzamerhand
te verwijderd). e saiis-préfft roept de kleine
meisjes echter nog eeus terug.
een zeer zwakke uitdrukking blijft voor het ?
geen erin hun binnenste omgaat, begrijp ik
best dat Wil'ielm,oorspronkelijk als hij altijd
is. tot den Czaar gezegd hetft... vraag mij
L" een dienst, te be_wijzen, leg mij een last
op... kan ik ook iets voor U halen of be
zorgen .. ? waarop dan dtCzaar in zijn groote
goedheid, een welgevulde beurs uithalende,
hem waarschijnlijk geantwoord heeft: me
lieve majesteit, wip voor mij even over de
I'oolsche grenzen.
Welnu, Wilhelm kwijt zich van zijn op
dracht, nadat de Ciaar voor hem de woor
den had opgeschreven, die hij, zoo goed en
zoo kwaad als dat zou gaan, moest uit
spreken, en hij brengt het er voor een
Duitscher, die een Uussischen zin van buiten
heeft geleerd, naar alle telegrafische berich
ten, uitstekend af. Maar wat lees ik nu in
de N. Iluttenlanuner »Zou de Duitsche
Keizer werkelijk zoo slecht Ilussisch ken
nen, dat hij in acht woorden twee fouten
tegen de grarnmatika, een germanisme en
een fout in de uitspraak maakt? Nogal
onwaarschijnlijk. Hij za_l wel gezegd heb
ben: »Za zdarówje jewó welitfjestwa
gasoediirja imperatera NikahVja! Oeral" of
meer in overeenstemming met de Russische
spelling: zdoróvvje, gosóedarja, impeiutora
en jSikoliija. En dan is zijn Russisch nog
verkeerd geweest, want men kan dat alleen
zeggen bij een toost. Ander^ behoort het
te luiden: »Da zdriifstwoejetjewó wel
trjestwagasoedürj imperater Nikolaj! Oera'.ofmeer
Russisch gespeld: welïtsjestwo, gosoedarj,
imperator en Nikolaj = L3ve Z. M. enz.
(Het eerste beteekent: »0p de gezondheid
van enz.")
//Dat is waar ook," zegt hu, wat voor jurken
trek jullie aan?"
Onze rste-communie jurken."
De sous-préfet denkt een oogenblik na en zegt
dan:
Heel goed, maar ik zal jullie ieder een
driekleurige ceintuur zenden."
De groote dag is aangebroken. Terwijl de
militaire muziek het Russische volkslied en de
Marseillaise speelt, en de menigte op straat
luidkeels roept en jucht, is de stoet de zaal van
het stadhuis binnengetreden. De kleine meisjes
zijn een beetje teleurgesteld bij het zien van
de hooggeplaatste personen. Zij hadden zich
voorgesteld, dat de keizer en d^ keizerin lange
mantels van fluweel ea zijde zouden dragen, en
kronen van goud en ed^lgesteenten op het hoofd
zouden hebben. In plaats daarvan staan zij
tegenover een heel eenvoudige jonge dame en
een jongen i ffioier met zachte vriendelijke oogen.
De kleine meisjas voelen zich veel minder ver
legen dan dea vorigen dag tegenover
densoaspréfel. Naast den keizer en de keizerin staat
nog iemand anders, een kleine man die hen
aanmoedigt door zijn goedhartig gezic'it en hen
toelacht met de toegevendheid van een groot
vader. Zij voelen dat zij in een atmosfeer van
zachtheid en vriendelijkheid zijn, en kalm en
oubeschroomd zegt n van de drie het toe
spraakje van den secretaris op, terwijl de ande
ren het heidekruid neerlfggen voor de keizerin,
die glimlacht tegen haar blauwe oogen en
veel te sterk gekrulde haren. Misschien denkt
zij wel aan de kleine meisjes die zij in Dene
marken heeft achtergelaten, en die ze binneiikort
weer aan haar hart zal kunnen drukken.
De plechtightii is afgeloopen ; de drie kleine
meisjes gaan weer naar huis terug; merken
worden de mooie neteldoektche jurken weer
zorgvuldig weïgebor^erj, de gekrulde haren
worden langzamerhand weer glad, en het duurt
niet lang, of dj drie kleine m isjes zijn door
f een enkel kenteeken meer van haar makkertjes
te onlerscheiden. Maar zij heiben een onver
getelijk uur beleefd, en later, veel later, zullen
zij vol trots aan haar kinderen of kleinkinderen
kunnen vertellen :
//Ik was een van de drie kleine meisjes, die
door de stad waren uitverkoren om bloemen
aan te bieden aan de keizerin van Rusland."
?iiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiimmunimiiiiiiiiiiiiMiiHiMimniiiiiiiiiiiiiiiiit
ofngvzcnbm.
IIIIIIHIIIIIIflIllllllllllllllllHlllllltllllflIIIIIIIIIIIIIIIIIHIlllllllllllllH
Uit 's-Gravenhage wordt ons het volgende
ter plaatsing gezonden :
Aan de Redactie van het Weekblad
De Amsterdammer.
Van het artikel «Bezuinigen op de uit
gaven voor de landsverdediging", waarvan
het slot in het nummer van 13 dezer voor
komt, werd ook door de ambtenaren van
het departement van oorlog gretig kennis
genomen. Ik schrijf'dit toe aan de omstan
digheid, dat op menig punt de spijker op
den kop wordt geslagen. In het bijzonder
is dit het geval waar gehandeld woidt over
het maken van bijverdiensten door het
personeel ambtenaren aan gezegd departe
ment werkzaam.
Hoe schandelijk de hoogste en
rijkbezoldigde ambtenaren daarmede le.i koste
van het R'jk worden bevoordeel'!, blijkt
overtuigend uit het volgende knipsel uit
het »Verslag van de Algemeene Reken
kamer over lüOO'' hetwelk dezer dagen
verscheen.
Door eene uitgeverilirma te 's-Gravenhage
werd eene declaratie ingezonden, wegens de
levtring aan het Departement van Oorlog van
SOO exemplaren van het Rtcueil Militaire, derde
beknopte uitgave, 1813 1191, f'.'% vel diuks
a /5(i.?per vel en van fcütxeruplaren linnen
balden a / 0.10 per stuk.
Do berekening per vel diuks en per band
gaf de Algemeene Rekenkamer aanleiding tot
liet vermoeden dat het werk was gedrukt voor
reken ng van het Departement, hetgeen dan
ook zou overeenkomen met de vermelding op
het titelblad Uitgegeven door het Departement
van Oorlog" en met inhoud van het voorwoord.
Inti;sschen waren door bedoelde firma eenige
exemplaren van het werk aan de Algemeene
Rekenkamer geleverd voor / 7.50 per exemplaar;
het Ijleek dus dat het werk bij de iiruia ver
krijgbaar was.
Van de ftOO exemplaren, waarvan in de
declaratie sprake is, waren er dus waarschijnlijk
cenigen ter verkoop aan do firma verstrekt, in
welk geval deze aan het college ter zake
rekening behoorde te doen; zoo niet, dan
vereischte het toelichting op welke wy'ze en op
welke voorwaarden de firma de in haar bezit
zijnde exemplaren van bet op last van den
Minister van Ojrlog bewerkte en door het
Departement uitgegeven werk had verkregen,
met de bevoegdheid van die ten eigen bate te
verkoopen.
Omtrent een en ander deelde de Minister
op verzoek d«r Kamer het volgende mede:
Aan de firma waren geen exemplaren van
het werk ten verkoop verstrekt. De voor
waarden, waarop baar de bezorging der uit
gaven was opgedragen, waren gelijkluidend met
die waaronder dezelfde firma onder dagteekening
van 9 December 1891 had verklaard zich te
belasten met de bezorging van de Kieuwe
beknopte uitgave van het Recueil, welke ver
klaring zij eerst had afgelegd, nadat uit de
haar gestelde voorwaarden was weggelaten het
bij de bezorging der oorspronkelijke beknopte
uitgave gemaakte beding, dat de firma verplicht
was een door haar te bepalen aantal exem
plaren van het werk in den handel te brengen
tegen denzelfden pry's als waarvoor dit aan
het Departement van Oorlog werd geleverd.
Het was derhalve thans aan de firma overge
laten om zoovele exemplaren van het werk in
den handel te brengen als zij voor eventueel
debiet meende nooiig te hebben en om voor
die exemplaren den prijs te rekenen, welke
haar in haar belang geraden voorkwam, terwijl
voor het Departemeit van Oorlog alleen de
zekerheid behoefde te bestaan, dat door de
firma het door dat Departement bencodigde
aantal exemplaren werd geleverd.
By de kennisneming der voorwaarden door
den Minister in afschrift overgelegd, trok het
de aandacht der Kamer, dat daarin geenerlei
bepaling voorkwam omtrent de bevoegdheid der
firma tot verkoop van exemplaren van het
wei k ten eigen bate, ofschoon die, met het
oog op de omstandigheid dat het, ook blijkens
het titelblad, was uitgegeven door het Depar
tement van Oarlog, niet overbodig kan geacht
worden. Vloeide die bevoegdheid \oort uit de
door de firma op zich genomen verplichting tot
bezorging van de uitgaaf, dan moest de firma
ook als uitgeefster worden beschouwd, en was
de gegeven voorstelling van zaken niet gelieel
juist. 1) Afgescheiden echter van de vraag
wie in deze als uitgever moest worden beschouwd,
meende het co:lege dat afkeuring verdiende de
bepaling, in de vierde voorwaarde, dat in den
prijs van f 56 per vel druks begrepen zou
zyn, een honorarium voor den bewerker, een
referendaris (thans Baad-Adviseur) bij het
Departement van Oorlog, van / 20.?(zegge
Twintig gulden) par vel druks, eene bepaling
dus, krachtens welke een boofdambteuaar bij
een der Departementen van Algemeen Bestuur
voor de, blijkens het voorwoord, op lasi van
den Minister verrichte bewerking van deze vrij
snel op de vroegere gevolgde derde uitgaaf, door
eene uitgevers-firma werd betaald. Het bszwaar
woog te meer, in aanmerking genomen, dat,
j bij eene levering van de vellen druka voor fcOO
j exemplaren aan het Departement van Oorlog
en tnet het oog op den i.ihoud van het Recueil,
het debiet verder wel niet groot zou zijn, en
j de bewerking dus bijna uitbuitend voor het
Departement was geschied. Daar de derde
bekt.opte uitgaaf bestond uit 59% vel druk?.
, had hét door bedoelden Raad adviseur genoten
honorarium, evenals vroeger berekend tegen
/ 2?).?per vel, / 1192.50 (Een duizend en
honderd twee en negentig gulden vijftig cent)
bedragen."
i
i De HoofSambtenaar waarop de Algemeene
; Rekenkamer het oog heeft, beeft in de laatste
' jaren een belangrijk bedrag boven zijn hoog
tractement verdiend door zg. bijwerk te ver
richter. Het is niet alleen de beknopte uitgaaf
van het Recueil welke hij bewerkt, maar ook
i vele andere boekjes enkel besta.nde uit
j verzamelingen van wetten, besluiten, enz.
worden door hem sa a ongesteld. Het Departement
' van Oorlog neemt daarvan een zeer groot
aantal exemplaren tegen den vollen prijs. Zoo
doende vaart bij evenals de uitge\er goed
bij overigens vrij wel onmogelijke uitgaven.
i Deze omstandigheden hebben haat en nijd
onder de ambtenaren zeer in de hand gewerkt.
natuurlijk ten koste van den goeden gang van
zaken.
Ik vestig de aandacht van Uwe Redactie op
het vorenstaande, enkel en alleen om aan te
toonen dat eene er quête-commissie ook liinnen
du muren van het Depar, eme; t van Oorlog
een rijk veld ter bearbeiding zou vinden.
P.
Wat een gevit! Waartoe moest zoo iets j
nu geschreven worden ': Siel, dat er morgen
een engel neerdaalt, die ons in het Hol
landsen toespreekt, maar met een paar taal
fouten en een vreemd aceent wie zou
dan zoo onbeleefd wezen daar aanmerking
op te maken, om zijn wijsheid te luchten !
En Wilhelm in dat stadje veischijnend,
was, wie zal 'r, ontkennen, een reddende
engel gelijk! En dan, wie is de
taalgeleerde, (iie hier het woord voert'/ "Ken
belangstellend lezer schrijft ons" zegt de
krant; maar wat heb ik en de andere
lezers, die met mij hun Russisch heelemaal
verleerd zijn, aan de verzekering ^van
een .-^belangstellend lezer" ? Had de A. R.
b. v. geschreven : de oude heer Kern maakt
de volgende opmerkingen, nietwaar, ik
zou niets meer gevraagd hebben, ik nam
mijn hoed af, en luisterde eerbiedig toe...
maar een «belangstellend lezer"!!! En als
dat nu werkelijk afkomstig is van een
linguïst,die beter Russisch kent dan de Czaar,
j en wat misschien nog meer zegt,dan Wilhelm,
die, zooals de geheele wereld weet, haast alles
kent, wat hier op deze benedenwereld^ te
kennen is, waarom het niet in de^rubriek
Letteren en Kunst opgenomen? Nu heeft
het den schijn als of men den redacteur van
deze af deeling de beste brokjes niet gunt.
Maar het genie is steeds het_ doelwit
waarop de naijyerigen hun pijlen afschieten.
En waarop zijn de lieden in den regel
jaloerscher dan op de yyelsprekenden, die
hun uitingen in harmonie weten te brengen
met het bruisen van de champagne? Wie
weet niet hoe weinigen in staat zijn ook
maar een enkele maal een welluidenden
1) Wij cursiveeren. Red.
en zinrijken toost te slaan; en hoe meet
dan de ijdeltuitige wereld niet tegenover den
man van verdienste staan, wiens geheele le
ven, gelijk dat van den Duiischen Keizer,
voor zoover het zich in taalklanktn kenbaar
maakt, n gloeiende toost blijkt, te zijn ?
Vandaar dat eeuwige gebak pp Wilhelm's
toespraken, 't zij dan dat zij in't Russisch
of in 't Duitsch gehouden worden. Zoo
heeft dezelfde JV. J', ook dit nog te vertellen :
»De Keizer heeft onlangs aan een
oliiciemliner van de Doodshoofden brigade
de huzaren van zijn lijfwacht die in hun
wapenvaantjes een doodskop voeren een
toespraak gehouden. Hij roerde de
persaanvallen op zijn _ beruchte rede in zake
Ciiina aan, De Keizer zeide te vei trouwen
dat de brigade, bij het bevechten van een
barbaarschen vijand, zich de woorden zoude
herinneren, die hij indertijd had gesproken,
en die hij nog staande hield. De oorlog
moest, als hij eenmaal begonnen was, een
verschrikkelijke geesel voor de volken blij
ven ; maar in den laatsten tijd had men
gezien dat verkeerde zachtmoedigheid, be
toond tegenover een zwakkere strijdmacht,
slechts strekte om een blocdigen strijd te
rekken."
Gulden woorden, nietwaar? Reeds van
de dagen van Kaïn af is het door de we
reldgeschiedenis bevestigd, dat iemand, die
je vermoord hebt, geen moord meer kan
begaan. Als je dan toch oorlog voert,
bedotlt \Vilhelm, als groote Mogendheid, sla
de kleine murw, ransel ze dood; maar
daar maakt de N. -K. de opmerking, dat
je met zachtheid verder komt.?Nu, zoo
kan je altijd wel wat zeggen.