De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 6 oktober pagina 3

6 oktober 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1267 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Wel waren niet a!!e koren even belangrijk ; dat ii nu eenmaal zoo met de mannenkosr-litteratuur. Echter, de koren van Schuben, Sihumaan, Brahms en het. alleraardigste Nummertje vaa Lachner verhtff n zicb toch verre boven de zoogenaamde Hedertafelmiuiek. Dank nu let voortreffelijke materiaal waarover de heeren zangers beschikken en de u.tstekende leiling van den heer Fieisch genoten alle uummers een zeer goede vertolking. Dat. mij het mooie Ritortell van Schumann, als nummer en als uitvoering het best beviel wil ik gaarne erkennen. E'iu prachtig piano, dat in het N.ëJetliijdisches S andcht-n" van Kremser, nog dimiaueerde tot cea bijta onhoorbaar pianissimo staat den heeren zangers even ^oed ten dienste als een krachtig helder kikkend fortissimo zooais in Galdmark's //Früblingsnetz" waar do vier hoorns, d' or ons hcon.quar'.et uit. htt concertgebou «orehest voortriffclyfc bezet, geheel werden oversttni-l. E;n zeer schooue uitvoering viel ten deel aan de beide oude nummers van Gastoldi en Donati; alleen zou bij htt rtfrein: an tan tan tan tara en Pa la la In, door een stacoato de lichtheid van de voordracht nog hebben kunnen winnen. Het heerlijke volkslied Z\i stiller Nacht", door B aïms gezet tn het allerliefste, in Duitsehland popuhjre S.indiiiainchen klonken eveneens mooi genuanceerd. De pittige canon. van. L<*c ,ner ov;r de on schuldige woorden : Wann ,'ch wtiss, was du weisst und du weisst was icb weiss1, daun weiss ich was du wtisst und du weisst utder weiss ucd sie weiss . . . was ich weiss'' moest brrhaali worden. Daverende toejuichingen betu'gden den heeren uit Frankfort hoe hunne voordrachten gewaardeerd werden. O er gemis aan waar deering hebben de heeren Hugo Becke1-, Frederic Laruorid en Ado f Muller evaumin te klagen gehad. De eetste speelie eeu cello-sonate van den Florentijnschen compouiit Guisepp:; Valentisi, een werk van degelijk gehalte dat ec!iter in de kleine za-jl meer tot zijn reclit zou zijn gekomen, voorts een stukje vau Cui en een van Jeriil. Limond speelde met de genoegzaam van hem bekende virtuose eigenschappen Lie.bts(raum en Tarentella van L:szt, enevei s een marsch van Schubert Tiusig ea de c-mol nocturne vaa Chopm. De heer Ad. Muller behaalde veel succes met Lowe's Balsade, Torn der Ruimer, welke hij waarlijk uitstekend zong ; eveueets werd hij warm 1oeg<ju:cht, voor eeu solo uit eeii koor-toegift (van Kosc! a' ?). Wültm de Mol's »Lentehed" met duitschea tekst, werd veel te Jatgiaam en daarom te zoetilijk gezongen, eu de aadere composities waren van minder btteekenis. Twee heeren leden der Vereeniging kweten zich op verdienstelijke wijze van de begeleidn.g. ik wil i i -t, vergeten te vermelden, dat onze Iredertafel yApollj" de hupïche attentie haH, om ouder leiding van haren directeur Roesk«, den gasten 'Jie Wacht am R lein" en een » Welkomstgroet" van Kuntz toe te zingen; eene atttntie welke blijkbaar zeer gewaardeerd werd, zoowel door de F-ankfoiter zangers als doar de aanwezigen. Vorrieker zullen de eetsien een goede herinnert! g mede naar huis nemen aan de dankbaarheid van het Amst.erdamsche publiek. Maar ook wij zijn hun dank schuldig voor de onbaatzuchtige wijze, waarop zij hunne gaven hebben dienstbaar wiheu maken aan de liefdadigheid. Moge het bedrag dat voor de noodlijdende boerenvrouwen 'en kinderen in Zui !-Afrifca kan worden afgezonderd, een aanziealijk cijfer beloopen. ? KT. AVEUKAIIP. Uit ea ora Patgieter's BriOT aan Huet. Potgieter over Alb. Thijm. Onder den algemeenen titel »De werken van B. J. Potgieter, deel XXI", is dezer dagen iiiiKjiitUiliMiinMiillniNilililMHliilllimuimillllllHll iitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Hoe een AiiislmliiminiT aan den kost komt. Schets door JUSTUS VAN MAUBIK. 3) Kiet lang daarna ontmoette ik hem weer, maar onder geheel andere omstandigheden ; ik dineerde namelijk by' een mijner vrienden, die ter gelegenheid van den ondertrouw zijner dochter een huiselyk feestje gaf. De soep was gediend geworden door iemand, van wien ik alleen de wit gehandschoende virgers aan den rand van mijn bord had gezien ; het gebruike lijke vleeschpastytja wal op dezelfde wijze tot mij gekomen, en zeker zou ik mij van de vol ger de gerechten hebben bediend, zonder eenige notitie te nemen van hem of hair, die ze mij aanbood, indien niet bij de visch een glas Chateau Yquem ware gepresenteerd. Terwijl ik lachend en pratend met een paar aardige tafelbuurij'-s, een stukje tarbot poogde te verwerken, hoorde ik een zachte stem aan mijn oor vragen : Chateau Yquem, meneer ? Onwillekeurig keek ik om, want die stem kwam mij bekend voor, maar ik kon mij niet dadelijk herinneren, wadr ik ze eerder had gehoord. Chateau Yquem, mevrouw ! klonk 't nu schuins over mij, en ik herkende eensklaps mijn vriend Verhoeeen, die keurig netjes in't zwart, met witten das en wit garen handschoenen aan, den wijn uit een met een servet omwonden flesch rondschonk. Hij boog zich met kalme, vriendelijke waardigheid naar ieder gast en herhaalde met zachten aandrang zijn vraag. Zy'n gezicht zag er r u veel gezonder, zelfs eenigszins blozend uit; zijn anders glad haar scheen gefriseerd en zijn kleine oogjes schit terden ? als gitten. Ik durf het natuurlijk niet voor waar en zeker zeggen, maar ik vermoed dat hij, uit vriendelijke bezorgdheid voor 't welzijn van zijn medemenschen, zich had over tuigd, of de Chateau Yquem goed was. Natuurlijk herkende hij my evengoed, als ik hem, maar hy toonde het niet; zy'n gelaat kwam geen oogenblik uit de beminnelyke plooi, waarin hy het had gezet; hij had zelfs geen enkel van zijn gewone knipoogjes voor my over; hy negeerde mij totaal. Herhaaldelijk murmelde hij aan mijn oor een of anderen wijnnaam, en ik zag een paar malen, hoe hij met een zekere nederbuigende vriendelykheid het dienstmeisje, dat met hem bediende, eenige nuttige wenken gaf. Hij fcheen volleerd in het vak, dat hij nu uitoefende, diende vlug en netjes, trancheerde by het buffet staande handig eenig gevogelte en maakte keurig, met nuffige bewegingen en omhoog gestoken pinken, de s)a aan. Hij opende flesschei champagne, zeer voorzichtig de kur ken in bedwang houdend, zoodat ze maar heel zachtjes knalden, als wilden ze zeer bescheiden Caricatuurteekening No, 3. ?.4a>t£l£;>fci-V.-:t ia P^^^ffiK p^:-V^^'':^1!M^V' £* )' -^'?'M^ïto^ W/:;-:;\'v:;%^|% Mr. P. J. TROELSTRA. het eerste deel der Brieten aan Ctl. lluet, uitgegeven door O. Utisken. JL<t,ct', van de pers gekomen. Natuurlijk zullen velen met groote belangstelling van deze brieven kencis nemen. Esnige teleurstelling echter moeten 29 vooralsnog voor luf remen. Omdat Potgieter met zooveel vrijmoedigheid placht te schrijven, wat by van de menschen dacht, moesten »s>mmig9 brieven worden weggelaten", van andere «regels of eigennamen woiden geschrapt". Ook konden de epistels van lluet aan Potgieter, die ratuurüjk met Potgieters brieven een geheel uitmaken, nog niet gedrukt worden, dewijl ze volgens testamentaire beschikking van wijlen de eigenaresse rnej. S. Potgieter, njiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitifiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiHiii HHiiiiiiiiiiiiiiiir l iiiiimiiiiiiimiu llllltllKIIIIIIIIIMMMIIIIIIIIIKIIIIIIMM hun tegenwoordigheid te kennen geven, en toen hij den schuimenden wijn rondschonk, kreeg ik de overtuiging, dat hij 't niet voor de eerste maal deed. Na 't desssrt de meeste gas'en waren rog biflnen of stonden vroolijk babbelend onder de verandah, presenteerde bij sigaren aan eenige heeren, die in den tuin waren. Ik was een oogenbl k met hem alleen en ik kon me niet weerhouden te vragen : Wel, Kees, ben je tafeldienaar ook ? Hy zag snel om en antwoordde toen, gedempt en zeer beschaafd sprekend : Pardon, msieer'. Hier heet ik Carneille. Kees is m'n srüstieke naam; op een atelier klinkt Kees niet onaardig, maar 't vleit niet als een gedistingeerde familie, waar je tafel dient, zou zeggen : Koes ! geef rne de pat eens aan, of: Kees ! serveer de kofti; daarom laat ik me Corneille noemen, dat klinkt onein dig netter. Best, Corneilie d»n. Ik wist niet dat je zoo kranig kon tafeldienen ; ik maak je myn compliment. Dank u! Ja, 't is nog lang niet heiwerk van iedereen; daar moet je ook a),zoo gezegd, de intuïtie van hebben. U heeft gehoord hce ik b.v. vraag: Cha'eau Yquem, meneer? dat moet uitnoodigencl en toca oveiredend klinken. Je kan 't den menschen niet in de ooren schreeuwen of toesnauwen, en te veA vleh rig mag 't ook niet; 't is een bijzondere stembuiging die je noodig hebt. Natuurlijk l Blieft u Manilla of Ha.'ana? en vertrou welijk : de Manilla's zijn goed hier beging Kees, zonder dat bij 't opmerkte, een onvoor zichtigheid waarvan ik geen n-jta ram .' O ! prefereert u Havana? 't af'snij-chaarfje ? Asje blieft! ... Ja, 'k heb s'ag van dienen, dat durf ik zeggen 'k heb ook'n fijne clientèle, eerste families ; Jhr. van Duchtelen kan geen diner geven zonder mij; de lamilie Brantsen de Haan zou dood ongelukkig wezen, als ik ze niet kon helpen en bij mevrouw de Douairière Sloet van Maerle ben 'k zoo gezegd als kind in huis. Dat ik vandaag hier bedien is puur toevallig, omdat ik min of meer geparenteerd ben aan 't tweede meisje. Hij zag voorzichtig een oogenblik om en zei toen vertrouwelijk critisch : 't Ia hier netjes, degelijk, royaal zeis, maar je moet 't niet vergelijken met 'n diner van de Van Duchtelens bijvoorbeeld Nu ! dat zal u zelf ook wel hebben opgemerkt, wij, hij drukte op dat voornaamwoord, wij zien nog wel eens wat meer dan gewone menschen, niet waar ? ... Etfin! ik dacht: 'k heb van avond toch geen ander werk en daarom kan ik hier wel even assisteeren; 't is meegenomen allicht is er nog wat verval ook... Neem dit ad notam als je strakjes heengaat, dacht ik bij mezelf. Och, meneer l als je een huishouden hebt, mag je in. den tegenwoordigen tyd niets van de hand wy'zen, anders.... - Corneilie l Asjeblieft, dadelijk! Hy draaide zich haastig om, want een stem uit de kamer riep bevelend. mniMHHiiMimiiiiHiiiiinn» Corneilie, sigaren ! Een kappersbedic-nde, die weinig praat, is ongetwijfeld een aangename zeldzaamheid, vooral wanneer rueti gaarne, terwijl raen de kunstbe werking van het knippen" ondergaat, een krant f een illustratie ingiet Daarom was ik recht in mijn tchik, in het nieuwe, bescheiden, maar ze r zinde ijse Salon pour la barbe et coupe des cheveux", dat sedert kort in mijn buurt geopend was, een bijzonder stilzwijgend exemplaar aan te treti'.n. Ik liet mij daar op een namiddag en brosse" knipper, een conpe'; die volgens de mannen van het vak, veel tijd, veel oefening en kunstvaardigheid vereischt, en zat half lezend, half druilend, geduldig onder d« schaar. 't Was stil in het salon op <Ut unr en ik was de eenige cliënt, totdat de deur met een vrij forschen ruk werd opengegooid en 't schelle wir.keibviiletjfl me door zijn klank deed opschrik ken. Kr kwam iemand met zware, lompe stappen binnen in den spiegel zag ik, dat 't een tamelijk dik buitenman was, zeer opgezet r-n blozend en i.iet al te intelligent van uiterlijk. G'miiida aj ! zei hij, met een overij'sch accent, terwij! hij zija roi/den vilten hoed op den kapstok hing en een groen trijpen reiszak er nsast op een stoel lei. Toen wond hij een dikke zwarte wollen bouffante van zijn hals. 't Is k< d l geniepig weer ! Hij wreef in zijn handen. Niemand antwoordde ; ik voelde 't weer zelf wel en mijn zwijgend j knipper waarschijnlijk even goed. Misoraebcl weer ! herhaalde de buitenman en ginj; met zijn rti^ voor de vulkachel staan: 'k wil me laeten schiêren ! D'r komt dadelijk iemand, zsi de zwijgende eindelijk en tikte luid met de oogen van zijn schaar op de marmeren plaat van de toilettafel. Achter mij werd een deur open gedaan en ik hoerde iemand binnen komen. O ! is u dïar, 'k zal u dadelijk helpen ; 'k ben blij u te zien ! Nou, dat kan 'k van jou nou niet krek zoo zeggen, hè'? Asjeblieft ! gaat u zitten. Zeg! 'k ben 'n beetje hurerig, is d'r niemand anders t'htii. De patroon is op 't oogenblik niet aan wezig en de andere bediende knipt, zooals u ziet; gaat u zitten asjeblieft; 'k heb den stoel al op de goeie hoogte gezet... Nou, maer jai moet 'n beetje voorzichtiger wezen dan verlfjen week, hoor ! anders ... ? Eén zwaluw maakt geen zomer, meneer l ik begrijp nog niet hoe ik de vorige keer zoo ongelukkig wa*, u even te raken. Ik wel, je verstaet je vak niet te best, man ! Pardon ! ik durf zeggen dat ik niet alleen goed scheer, maar buitengewoon goed ; ik weet bij intuïtie hoe ik de heeren behandelen moet. Onwillekeurig luisterend had ik al gedacht: die stem komt me bekend voor, maar toen ik het woord intuïtie" hoorde, wist ik eensklaps dat Verhoesen daar naast mij stond in een nieuwe gedaante. Is flat je collega ? vropg ik zach'jes aan mijn coift'eur. M'n collega? herhaalde hij op etnigszins minachtenden toon, r.ecn meLeer, hij is maar noodhulp, losse man voor een dag of wat, zcolang mijn collega z'ek is. Ah, zoo ! heet hij niet Verhcesen ? Kan ik u niet zeggen houd u je hoofd stil a.'jeblieit wij noemen hem Corcelis. Ja, 't was Verhoesen wel, maar gemetamorphoscerd ; hij stond r,u in hemdsinoLwen, met ten groot wit linnen sloof voor, dat borst en lijf bedekte en tot over de knieën afhing. Zijn gtlaat was opgeruimd, zijn kleine zwarle oogjes kt ken met hun gewone lever digheid rond en zijn handen waren in snelle beweging, terwijl hij zeep^chuim sloeg in het koperen bekken, steeds pratend met den buitenman. U wil dus met de hand worden ingezeept ? Jac, die smeerlapperij van die kwaesies laikt ir.e niks. 't I-i tegenwoordig anders algemeen gebruik; de meeste heeren htbben hier hun eigen kwast en zeeppot, beste rozenzeep voor n. vijf en en twintig en ... Zaenik nou maer niet langer, maer ze-èp me in 'k zal 't in tiodsnaem nog 'rais met je waegen. Ja, wil u per se niet, dan moet u wachten totdat de patroon komt; maar ik zeg u, die had 't ook kunnen gebeuren u heeft een forschen baard, permitteer me even ? Verhoesen streek met zaakkundige hand over des buitenmans kin hard en dwars gegroeid en uw tuid is dun is 't wonder dat 't vel eens even springt als 't mes niet te scherp is. Dan moeten jailui 't slaipen ik kom hier alle markdaegen en daerom heb 'k m'n aigen mes hier. Van wie heeft u 't? Van den patrooi ? Wel neen, van die groote messenwinkel oit de Kalverstraet. 'n Heel goed adres houd u je hoofd een beetje achterover maar de patroon heett toch nog betere, direct uit Engeland; laat ik u nu eens een piek, piekfijn mesje verkoopen. Neen, man, ik dankje wél! ~ 'n Mes zooals u geen tweede vindt, voor drie gulden; daar kan u je een half jaar lan<j mee laten scheren, zonder dat 't hoeft te wor den aangezet of geslepen. Mooi! dan koop ik zoo'n mes aigenlijk voor jullie voor mijn part slaip jij 't alle daegen, als 't bot i*. Kristenenzielen man, wat zeep jai lang in! 'k Wil niet nog eens riskeeren, dat uw huid springt. Je kletst je had me 'esnejen an m'n oor. O, zoo! was 't aan uw oor ? 'k zie er niets m«er van. Schai nou oit met zeepen, té! Goed ingezeept is half geschoren, n:eceer; de meeste lui houën er niet van, maar 't is hoog noodig, want de harde stoppels moeten juist door 't lange inzeepen smeuïjj worden, en dan.. . tot 1925 in portefeuille moeten Wijven. Toch is de gegeven brievenreeks, ook zóó als ze nu voor ons ligt, met de hiaten en zonder Huet's brieven, belangrijk. Ze hebben mg geboeid van 't begin tot het einde: om de vele en velerlei herinneringen aan personen en qnaestiën van allerlei belang uit den tyd vóór 1870 toen deze wereld nog zoo'n heel ander gelaat vertoonde dan nu; om de hoogheid van geest en karakter, die er spreken uit ieder van Potgieters brieven; om de kostelijke critiekjes achter de schermen van een zoo bevoegd criticus ale de oude Gidsredacteur is geweebt; om de vele humoristische b\adz\jder>, die dit brievenboek aantrekkelnk maken; om den adel der vriendschap van hooger orde, waarvan ze de proefsteen zijn. Van een en ander wensch ik te dezer plaatse verslag te geven. Ik zal in eenige van elkaar betrekkelijk onafhankelijke opstelleljos myce indrukken geven over Pot gieters brieven aan Huet. Mag ik beginnen met Potgieter over Alb. Th\jm ? * * ' * Het is bekend welk eene groote versering ook Busken Huet voor Alberdirgk Tnijm koesterde, en met name in de Persoonlijke Herinneringen aan Potgieter heeft hij op 't ondubbelzinnigst van Tnym's meerderheid ge tuigd, die hem »hinderl\jk ver vooruit was", gely'k hij 't noemt. Maar reeds in 1800 wilde hy toch met dezen meerdere in 't krijt gaan naar aanleiding van Th^m's verslagover Huet's letterkundige voorlezingen, die Biiderdijk («de oude met de stroef geplooide trekken"') te ra kwamen. Huet raadpleegde Potgieter over de zaak, en deze ontried zijn j^rgen vriend den aanval: »wie Thijm wil schetsen, geve geheel die belangrijke persoonlijkheid, geleerde, schrijver, dichters tevens, representant van het beste wat het catholicismus in ons land in onzen tijd oplevert. Hij waardeere heel zijne studie ondanks al bare eenzijdigheid zoo krachtig. Zijt gij er onbevangen genoeg toe? Ik geloof neen. U ergeren vele gezegden, vele aanmerkingen, die ge zegevierend zoudt kur.nen. weerleggen; maar eer gij er op uwe beurt boos over wordt, herinner u, hoe vele malen uwe mtlice hem moet hebben gegriefd''. Men ziet het: Potgieter, die »ongaarr-e twee talenten hun beste gaven zou zien verspillen in een pleit (over Bildsr i^k) ; dat toch niet tusschen hen te slechten valt, dat voor wie beider individualiteit kent, alree:'s geslecht is", wil den kamp der beide vrienden voorkomen; »het is mogelijk", zegt hij verder, «dat ik de zaak dus op het terrein des hartan overbreng; zou het wonder zijn, daar ik beiden liefheb?" Is het niet tusbchen de regels te lezen, dat Putgieter meer bevreesd is voor de mogelijk heid van T fl ij in's nederlaag dan voor de eventualiteit van Huet's ondergars? Mij komt het voor, dat Potgieter destijds inderdaad heiden liefhad, maar Thijm toch het meest. Een jaar of drie later, toen Huet in den veelvuldigen omgang met Pjtgiett'r en na dieper gaarde studie van Tnijai's arbeid op ailprlei gebied, in bewondering voor den Koomschen vriend gewonnen had, schrei f hij dat merkwaardige opstel, waarin bij zoowfel aan Alberdingk's omvattende kennis ais aan Pauwels Forestier's vriendelijken humor recht deed weervaren. Wat was Potgieter met dit Gids-opstel van 18U4 in zijn humeur: »heb dank lieve vriend ! vaor de flinke wijza, op welke g^j Alb. Tüijm regt hebt laten wt er varen, 'het schijnt inij een der verdienstelijkste uwer opstellen. Het waardeert onbevangen, en het krachtig, kernig slot zet de ganscha beschouwing .do^ kroon, op!1' Welnu, Huet had den lof verdiend, en het zal ham een zoet gevoel geweest zijn, uit den mor.d van zijn Maecenas te hebben gehoord, dat de studie over Thijm door onbevangenheid uit UtllMIIIIIIHIIEIIItllllMIIUmHIHIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIlllHIIMtlllltlMllltMIHI Jai hebt 'n blikslaegers goed praeija, maer scheer rou assieblitf? 'k Ben tot uw dienst: Hij sloeg het mea met snelle bewegingen eenige malen over de vlakke hand heen en weer, en begon te scheren. Uw hoofd kan nog wel 'n beo'je hooger? Zoo ! . . Jonger.s, jongens, meceer wat 'n harde baard ! Is 't mes goed ? Jaewel! Hum ! lijn is 't toch niet even over den riem haleu .' zóó is 't beter niet waar r 't Skikt noga , gae maer deur ! U moest toch 'reis 'n mes van den patroon nemen dat zou u zooveel beter bevallen, .. Man, wat ben jai een zaenik ; je verdient zeker 'n mooi percentje als je de klanten wat aenpraet .. Verhoesen nam eenvoudig geen no'itie van deze opmerking, mair schoor zwijgend venier, totdat hij met een ?. AVeblieft, meneer !" bet mes kon wegleggen. 't Is beter 'egaen. dan de vorige mael, maer 'en perfester in 't vak ben jai r,og lang niet.., zei de klant, voor den spiegel zijn gelaat beziende, dat hij had afgewasschen. U is uitstekend schoon geschoren, meneer ; voel maar eens langs uw kin, r iial sadjn .' Daer nou viel de klant in eens knorrig uit, terwijl hij den handdoek bekeek?je hebt me alweer 'eraekt. Pardon ! dat 's totaal onmogelijk ! Ver hoesen schoot ijlings toe, tam hem den banddoek uit de hand en bette daarmee 't bescha digde oor 't is nog 't schrampje van den vorigen keer ! Jae, of 't van nou of van den vorigen keer is, kan me deksels weinig schelen--'t is beroerd, want 't bloedt! ... 't Roofje is er afgegaan, meneer, maar ik zal u dadelijk helpen. Wacht! een beetje aluin en een pluisje watten... Loop naer de maen met je aluin, dat goed bait als de weerlich; 't heugt me nog van Maendag ? Eventjes maar I Verhoesen hield eensklaps een stukje bevochtigd aluin aan zijn oor. Ai ! ben je beduveld! laet staen ! Kom meneer je bent toch geen jongejuffrouw, 't is alleen maar dat uw boord niet morsig wordt... hy drukte handig een watje tegen 't wonoje. Ik kom hier niet weerom; denk jai dat ik me telkens door jou wil doen aderlaeten? Als dat zoo was meneer, fpaarde u een gulden uit, maar u zal tiet verlangen, dat u voor n dubbeltje scheergeld nog geneeskundig wordt behandeld ook. U is de kwaadste niet; u maakt er maas rralligheid mee. Om de weergaai niet!... zei de buitenman nog altijd boos. Jawel! ik zie aan uw heele gezicht dat u een loopje met me neemt u heeft zoo'n gezond uiterlijk ... zoo'n in-goedig gezicht, dat u om zoo'n beetje- onschuldig vergotea bloed myn patroon geen goeie klant wilt doen missen. 't Zou me in m'n ziel sprjten, dat ik daar dede oorzaak van was. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl