Historisch Archief 1877-1940
No. 1267
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Wel waren niet a!!e koren even belangrijk ; dat
ii nu eenmaal zoo met de mannenkosr-litteratuur.
Echter, de koren van Schuben, Sihumaan,
Brahms en het. alleraardigste Nummertje vaa
Lachner verhtff n zicb toch verre boven de
zoogenaamde Hedertafelmiuiek. Dank nu let
voortreffelijke materiaal waarover de heeren
zangers beschikken en de u.tstekende leiling
van den heer Fieisch genoten alle uummers een
zeer goede vertolking. Dat. mij het mooie
Ritortell van Schumann, als nummer en als uitvoering
het best beviel wil ik gaarne erkennen. E'iu
prachtig piano, dat in het N.ëJetliijdisches
S andcht-n" van Kremser, nog dimiaueerde tot
cea bijta onhoorbaar pianissimo staat den heeren
zangers even ^oed ten dienste als een krachtig
helder kikkend fortissimo zooais in Galdmark's
//Früblingsnetz" waar do vier hoorns, d' or ons
hcon.quar'.et uit. htt concertgebou «orehest
voortriffclyfc bezet, geheel werden oversttni-l.
E;n zeer schooue uitvoering viel ten deel
aan de beide oude nummers van Gastoldi en
Donati; alleen zou bij htt rtfrein: an tan
tan tan tara en Pa la la In, door een stacoato
de lichtheid van de voordracht nog hebben
kunnen winnen. Het heerlijke volkslied Z\i
stiller Nacht", door B aïms gezet tn het
allerliefste, in Duitsehland popuhjre
S.indiiiainchen klonken eveneens mooi genuanceerd.
De pittige canon. van. L<*c ,ner ov;r de on
schuldige woorden : Wann ,'ch wtiss, was du
weisst und du weisst was icb weiss1, daun weiss
ich was du wtisst und du weisst utder weiss
ucd sie weiss . . . was ich weiss'' moest brrhaali
worden. Daverende toejuichingen betu'gden den
heeren uit Frankfort hoe hunne voordrachten
gewaardeerd werden. O er gemis aan waar
deering hebben de heeren Hugo Becke1-, Frederic
Laruorid en Ado f Muller evaumin te klagen
gehad. De eetste speelie eeu cello-sonate van
den Florentijnschen compouiit Guisepp:;
Valentisi, een werk van degelijk gehalte dat ec!iter
in de kleine za-jl meer tot zijn reclit zou zijn
gekomen, voorts een stukje vau Cui en een van
Jeriil. Limond speelde met de genoegzaam van
hem bekende virtuose eigenschappen
Lie.bts(raum en Tarentella van L:szt, enevei s een
marsch van Schubert Tiusig ea de c-mol
nocturne vaa Chopm. De heer Ad. Muller
behaalde veel succes met Lowe's Balsade, Torn
der Ruimer, welke hij waarlijk uitstekend zong ;
eveueets werd hij warm 1oeg<ju:cht, voor eeu
solo uit eeii koor-toegift (van Kosc! a' ?).
Wültm de Mol's »Lentehed" met duitschea
tekst, werd veel te Jatgiaam en daarom te
zoetilijk gezongen, eu de aadere composities waren
van minder btteekenis. Twee heeren leden
der Vereeniging kweten zich op verdienstelijke
wijze van de begeleidn.g. ik wil i i -t, vergeten
te vermelden, dat onze Iredertafel yApollj" de
hupïche attentie haH, om ouder leiding van
haren directeur Roesk«, den gasten 'Jie Wacht
am R lein" en een » Welkomstgroet" van Kuntz
toe te zingen; eene atttntie welke blijkbaar
zeer gewaardeerd werd, zoowel door de
F-ankfoiter zangers als doar de aanwezigen. Vorrieker
zullen de eetsien een goede herinnert! g mede
naar huis nemen aan de dankbaarheid van het
Amst.erdamsche publiek. Maar ook wij zijn hun
dank schuldig voor de onbaatzuchtige wijze,
waarop zij hunne gaven hebben dienstbaar wiheu
maken aan de liefdadigheid. Moge het bedrag
dat voor de noodlijdende boerenvrouwen 'en
kinderen in Zui !-Afrifca kan worden afgezonderd,
een aanziealijk cijfer beloopen.
? KT. AVEUKAIIP.
Uit ea ora Patgieter's BriOT aan Huet.
Potgieter over Alb. Thijm.
Onder den algemeenen titel »De werken
van B. J. Potgieter, deel XXI", is dezer dagen
iiiiKjiitUiliMiinMiillniNilililMHliilllimuimillllllHll
iitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Hoe een AiiislmliiminiT aan den kost komt.
Schets door JUSTUS VAN MAUBIK.
3)
Kiet lang daarna ontmoette ik hem weer,
maar onder geheel andere omstandigheden ; ik
dineerde namelijk by' een mijner vrienden, die
ter gelegenheid van den ondertrouw zijner
dochter een huiselyk feestje gaf. De soep was
gediend geworden door iemand, van wien ik
alleen de wit gehandschoende virgers aan den
rand van mijn bord had gezien ; het gebruike
lijke vleeschpastytja wal op dezelfde wijze tot
mij gekomen, en zeker zou ik mij van de vol
ger de gerechten hebben bediend, zonder eenige
notitie te nemen van hem of hair, die ze mij
aanbood, indien niet bij de visch een glas
Chateau Yquem ware gepresenteerd. Terwijl ik
lachend en pratend met een paar aardige
tafelbuurij'-s, een stukje tarbot poogde te verwerken,
hoorde ik een zachte stem aan mijn oor vragen :
Chateau Yquem, meneer ?
Onwillekeurig keek ik om, want die stem
kwam mij bekend voor, maar ik kon mij niet
dadelijk herinneren, wadr ik ze eerder had
gehoord.
Chateau Yquem, mevrouw ! klonk 't nu
schuins over mij, en ik herkende eensklaps mijn
vriend Verhoeeen, die keurig netjes in't zwart,
met witten das en wit garen handschoenen
aan, den wijn uit een met een servet omwonden
flesch rondschonk. Hij boog zich met kalme,
vriendelijke waardigheid naar ieder gast en
herhaalde met zachten aandrang zijn vraag.
Zy'n gezicht zag er r u veel gezonder, zelfs
eenigszins blozend uit; zijn anders glad haar
scheen gefriseerd en zijn kleine oogjes schit
terden ? als gitten. Ik durf het natuurlijk niet
voor waar en zeker zeggen, maar ik vermoed
dat hij, uit vriendelijke bezorgdheid voor 't
welzijn van zijn medemenschen, zich had over
tuigd, of de Chateau Yquem goed was.
Natuurlijk herkende hij my evengoed, als ik
hem, maar hy toonde het niet; zy'n gelaat
kwam geen oogenblik uit de beminnelyke plooi,
waarin hy het had gezet; hij had zelfs geen
enkel van zijn gewone knipoogjes voor my over;
hy negeerde mij totaal. Herhaaldelijk murmelde
hij aan mijn oor een of anderen wijnnaam, en
ik zag een paar malen, hoe hij met een zekere
nederbuigende vriendelykheid het dienstmeisje,
dat met hem bediende, eenige nuttige wenken
gaf. Hij fcheen volleerd in het vak, dat hij nu
uitoefende, diende vlug en netjes, trancheerde
by het buffet staande handig eenig gevogelte
en maakte keurig, met nuffige bewegingen en
omhoog gestoken pinken, de s)a aan. Hij opende
flesschei champagne, zeer voorzichtig de kur
ken in bedwang houdend, zoodat ze maar heel
zachtjes knalden, als wilden ze zeer bescheiden
Caricatuurteekening No, 3.
?.4a>t£l£;>fci-V.-:t ia
P^^^ffiK
p^:-V^^'':^1!M^V'
£* )' -^'?'M^ïto^
W/:;-:;\'v:;%^|%
Mr. P. J. TROELSTRA.
het eerste deel der Brieten aan Ctl.
lluet, uitgegeven door O. Utisken. JL<t,ct', van
de pers gekomen. Natuurlijk zullen velen met
groote belangstelling van deze brieven kencis
nemen. Esnige teleurstelling echter moeten
29 vooralsnog voor luf remen. Omdat Potgieter
met zooveel vrijmoedigheid placht te schrijven,
wat by van de menschen dacht, moesten
»s>mmig9 brieven worden weggelaten", van
andere «regels of eigennamen woiden geschrapt".
Ook konden de epistels van lluet aan Potgieter,
die ratuurüjk met Potgieters brieven een
geheel uitmaken, nog niet gedrukt worden,
dewijl ze volgens testamentaire beschikking
van wijlen de eigenaresse rnej. S. Potgieter,
njiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitifiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiHiii
HHiiiiiiiiiiiiiiiir l iiiiimiiiiiiimiu
llllltllKIIIIIIIIIMMMIIIIIIIIIKIIIIIIMM
hun tegenwoordigheid te kennen geven, en toen
hij den schuimenden wijn rondschonk, kreeg
ik de overtuiging, dat hij 't niet voor de eerste
maal deed.
Na 't desssrt de meeste gas'en waren rog
biflnen of stonden vroolijk babbelend onder de
verandah, presenteerde bij sigaren aan eenige
heeren, die in den tuin waren.
Ik was een oogenbl k met hem alleen en ik
kon me niet weerhouden te vragen : Wel,
Kees, ben je tafeldienaar ook ?
Hy zag snel om en antwoordde toen, gedempt
en zeer beschaafd sprekend :
Pardon, msieer'. Hier heet ik Carneille.
Kees is m'n srüstieke naam; op een atelier
klinkt Kees niet onaardig, maar 't vleit niet
als een gedistingeerde familie, waar je tafel
dient, zou zeggen : Koes ! geef rne de pat
eens aan, of: Kees ! serveer de kofti; daarom
laat ik me Corneille noemen, dat klinkt onein
dig netter.
Best, Corneilie d»n. Ik wist niet dat je
zoo kranig kon tafeldienen ; ik maak je myn
compliment.
Dank u! Ja, 't is nog lang niet heiwerk
van iedereen; daar moet je ook a),zoo gezegd,
de intuïtie van hebben. U heeft gehoord hce
ik b.v. vraag: Cha'eau Yquem, meneer? dat
moet uitnoodigencl en toca oveiredend klinken.
Je kan 't den menschen niet in de ooren
schreeuwen of toesnauwen, en te veA vleh rig
mag 't ook niet; 't is een bijzondere stembuiging
die je noodig hebt.
Natuurlijk l
Blieft u Manilla of Ha.'ana? en vertrou
welijk : de Manilla's zijn goed hier beging
Kees, zonder dat bij 't opmerkte, een onvoor
zichtigheid waarvan ik geen n-jta ram .' O !
prefereert u Havana? 't af'snij-chaarfje ? Asje
blieft! ... Ja, 'k heb s'ag van dienen, dat durf
ik zeggen 'k heb ook'n fijne clientèle, eerste
families ; Jhr. van Duchtelen kan geen diner
geven zonder mij; de lamilie Brantsen de Haan
zou dood ongelukkig wezen, als ik ze niet kon
helpen en bij mevrouw de Douairière Sloet van
Maerle ben 'k zoo gezegd als kind in huis. Dat
ik vandaag hier bedien is puur toevallig, omdat
ik min of meer geparenteerd ben aan 't tweede
meisje. Hij zag voorzichtig een oogenblik om
en zei toen vertrouwelijk critisch : 't Ia hier
netjes, degelijk, royaal zeis, maar je moet 't
niet vergelijken met 'n diner van de Van
Duchtelens bijvoorbeeld Nu ! dat zal u zelf
ook wel hebben opgemerkt, wij, hij drukte op
dat voornaamwoord, wij zien nog wel eens wat
meer dan gewone menschen, niet waar ? ...
Etfin! ik dacht: 'k heb van avond toch geen
ander werk en daarom kan ik hier wel even
assisteeren; 't is meegenomen allicht is er
nog wat verval ook... Neem dit ad notam als
je strakjes heengaat, dacht ik bij mezelf.
Och, meneer l als je een huishouden hebt, mag
je in. den tegenwoordigen tyd niets van de
hand wy'zen, anders....
- Corneilie l
Asjeblieft, dadelijk! Hy draaide zich
haastig om, want een stem uit de kamer riep
bevelend.
mniMHHiiMimiiiiHiiiiinn»
Corneilie, sigaren !
Een kappersbedic-nde, die weinig praat, is
ongetwijfeld een aangename zeldzaamheid, vooral
wanneer rueti gaarne, terwijl raen de kunstbe
werking van het knippen" ondergaat, een
krant f een illustratie ingiet Daarom was ik
recht in mijn tchik, in het nieuwe, bescheiden,
maar ze r zinde ijse Salon pour la barbe et
coupe des cheveux", dat sedert kort in mijn
buurt geopend was, een bijzonder stilzwijgend
exemplaar aan te treti'.n.
Ik liet mij daar op een namiddag en brosse"
knipper, een conpe'; die volgens de mannen
van het vak, veel tijd, veel oefening en
kunstvaardigheid vereischt, en zat half lezend, half
druilend, geduldig onder d« schaar.
't Was stil in het salon op <Ut unr en ik
was de eenige cliënt, totdat de deur met een
vrij forschen ruk werd opengegooid en 't schelle
wir.keibviiletjfl me door zijn klank deed opschrik
ken. Kr kwam iemand met zware, lompe stappen
binnen in den spiegel zag ik, dat 't een
tamelijk dik buitenman was, zeer opgezet r-n
blozend en i.iet al te intelligent van uiterlijk.
G'miiida aj ! zei hij, met een overij'sch
accent, terwij! hij zija roi/den vilten hoed op
den kapstok hing en een groen trijpen reiszak
er nsast op een stoel lei. Toen wond hij een
dikke zwarte wollen bouffante van zijn hals.
't Is k< d l geniepig weer ! Hij wreef in
zijn handen.
Niemand antwoordde ; ik voelde 't weer zelf
wel en mijn zwijgend j knipper waarschijnlijk
even goed.
Misoraebcl weer ! herhaalde de buitenman
en ginj; met zijn rti^ voor de vulkachel staan:
'k wil me laeten schiêren !
D'r komt dadelijk iemand, zsi de zwijgende
eindelijk en tikte luid met de oogen van zijn
schaar op de marmeren plaat van de
toilettafel.
Achter mij werd een deur open gedaan en
ik hoerde iemand binnen komen.
O ! is u dïar, 'k zal u dadelijk helpen ;
'k ben blij u te zien !
Nou, dat kan 'k van jou nou niet krek
zoo zeggen, hè'?
Asjeblieft ! gaat u zitten.
Zeg! 'k ben 'n beetje hurerig, is d'r
niemand anders t'htii.
De patroon is op 't oogenblik niet aan
wezig en de andere bediende knipt, zooals u
ziet; gaat u zitten asjeblieft; 'k heb den stoel
al op de goeie hoogte gezet...
Nou, maer jai moet 'n beetje voorzichtiger
wezen dan verlfjen week, hoor ! anders ...
? Eén zwaluw maakt geen zomer, meneer l
ik begrijp nog niet hoe ik de vorige keer zoo
ongelukkig wa*, u even te raken.
Ik wel, je verstaet je vak niet te best, man !
Pardon ! ik durf zeggen dat ik niet alleen
goed scheer, maar buitengewoon goed ; ik weet
bij intuïtie hoe ik de heeren behandelen moet.
Onwillekeurig luisterend had ik al gedacht:
die stem komt me bekend voor, maar toen ik
het woord intuïtie" hoorde, wist ik eensklaps
dat Verhoesen daar naast mij stond in een
nieuwe gedaante.
Is flat je collega ? vropg ik zach'jes aan
mijn coift'eur.
M'n collega? herhaalde hij op etnigszins
minachtenden toon, r.ecn meLeer, hij is maar
noodhulp, losse man voor een dag of wat,
zcolang mijn collega z'ek is.
Ah, zoo ! heet hij niet Verhcesen ?
Kan ik u niet zeggen houd u je hoofd
stil a.'jeblieit wij noemen hem Corcelis.
Ja, 't was Verhoesen wel, maar
gemetamorphoscerd ; hij stond r,u in hemdsinoLwen, met
ten groot wit linnen sloof voor, dat borst en
lijf bedekte en tot over de knieën afhing. Zijn
gtlaat was opgeruimd, zijn kleine zwarle oogjes
kt ken met hun gewone lever digheid rond en
zijn handen waren in snelle beweging, terwijl
hij zeep^chuim sloeg in het koperen bekken,
steeds pratend met den buitenman.
U wil dus met de hand worden ingezeept ?
Jac, die smeerlapperij van die kwaesies
laikt ir.e niks.
't I-i tegenwoordig anders algemeen gebruik;
de meeste heeren htbben hier hun eigen kwast
en zeeppot, beste rozenzeep voor n. vijf en
en twintig en ...
Zaenik nou maer niet langer, maer ze-èp
me in 'k zal 't in tiodsnaem nog 'rais met
je waegen.
Ja, wil u per se niet, dan moet u
wachten totdat de patroon komt; maar ik zeg
u, die had 't ook kunnen gebeuren u heeft
een forschen baard, permitteer me even ?
Verhoesen streek met zaakkundige hand over
des buitenmans kin hard en dwars gegroeid
en uw tuid is dun is 't wonder dat 't vel
eens even springt als 't mes niet te scherp is.
Dan moeten jailui 't slaipen ik kom hier
alle markdaegen en daerom heb 'k m'n aigen
mes hier.
Van wie heeft u 't? Van den patrooi ?
Wel neen, van die groote messenwinkel
oit de Kalverstraet.
'n Heel goed adres houd u je hoofd een
beetje achterover maar de patroon heett toch
nog betere, direct uit Engeland; laat ik u nu
eens een piek, piekfijn mesje verkoopen.
Neen, man, ik dankje wél!
~ 'n Mes zooals u geen tweede vindt, voor
drie gulden; daar kan u je een half jaar lan<j
mee laten scheren, zonder dat 't hoeft te wor
den aangezet of geslepen.
Mooi! dan koop ik zoo'n mes aigenlijk
voor jullie voor mijn part slaip jij 't alle
daegen, als 't bot i*. Kristenenzielen man,
wat zeep jai lang in!
'k Wil niet nog eens riskeeren, dat uw
huid springt.
Je kletst je had me 'esnejen an m'n oor.
O, zoo! was 't aan uw oor ? 'k zie er niets
m«er van.
Schai nou oit met zeepen, té!
Goed ingezeept is half geschoren, n:eceer;
de meeste lui houën er niet van, maar 't is
hoog noodig, want de harde stoppels moeten
juist door 't lange inzeepen smeuïjj worden,
en dan.. .
tot 1925 in portefeuille moeten Wijven. Toch
is de gegeven brievenreeks, ook zóó als ze nu
voor ons ligt, met de hiaten en zonder Huet's
brieven, belangrijk. Ze hebben mg geboeid
van 't begin tot het einde: om de vele en
velerlei herinneringen aan personen en qnaestiën
van allerlei belang uit den tyd vóór 1870 toen
deze wereld nog zoo'n heel ander gelaat
vertoonde dan nu; om de hoogheid van geest
en karakter, die er spreken uit ieder van
Potgieters brieven; om de kostelijke critiekjes
achter de schermen van een zoo bevoegd
criticus ale de oude Gidsredacteur is geweebt;
om de vele humoristische b\adz\jder>, die dit
brievenboek aantrekkelnk maken; om den adel
der vriendschap van hooger orde, waarvan ze
de proefsteen zijn. Van een en ander wensch
ik te dezer plaatse verslag te geven. Ik zal
in eenige van elkaar betrekkelijk onafhankelijke
opstelleljos myce indrukken geven over Pot
gieters brieven aan Huet. Mag ik beginnen
met Potgieter over Alb. Th\jm ?
* * '
*
Het is bekend welk eene groote versering
ook Busken Huet voor Alberdirgk Tnijm
koesterde, en met name in de Persoonlijke
Herinneringen aan Potgieter heeft hij op 't
ondubbelzinnigst van Tnym's meerderheid ge
tuigd, die hem »hinderl\jk ver vooruit was",
gely'k hij 't noemt. Maar reeds in 1800 wilde
hy toch met dezen meerdere in 't krijt gaan
naar aanleiding van Th^m's verslagover Huet's
letterkundige voorlezingen, die Biiderdijk («de
oude met de stroef geplooide trekken"') te ra
kwamen. Huet raadpleegde Potgieter over de
zaak, en deze ontried zijn j^rgen vriend den
aanval: »wie Thijm wil schetsen, geve geheel
die belangrijke persoonlijkheid, geleerde,
schrijver, dichters tevens, representant van het
beste wat het catholicismus in ons land in
onzen tijd oplevert. Hij waardeere heel zijne
studie ondanks al bare eenzijdigheid zoo
krachtig. Zijt gij er onbevangen genoeg toe?
Ik geloof neen. U ergeren vele gezegden, vele
aanmerkingen, die ge zegevierend zoudt kur.nen.
weerleggen; maar eer gij er op uwe beurt
boos over wordt, herinner u, hoe vele malen
uwe mtlice hem moet hebben gegriefd''.
Men ziet het: Potgieter, die »ongaarr-e twee
talenten hun beste gaven zou zien verspillen
in een pleit (over Bildsr i^k) ; dat toch niet
tusschen hen te slechten valt, dat voor wie
beider individualiteit kent, alree:'s geslecht is",
wil den kamp der beide vrienden voorkomen;
»het is mogelijk", zegt hij verder, «dat ik de
zaak dus op het terrein des hartan overbreng;
zou het wonder zijn, daar ik beiden liefheb?"
Is het niet tusbchen de regels te lezen, dat
Putgieter meer bevreesd is voor de mogelijk
heid van T fl ij in's nederlaag dan voor de
eventualiteit van Huet's ondergars? Mij komt
het voor, dat Potgieter destijds inderdaad
heiden liefhad, maar Thijm toch het meest.
Een jaar of drie later, toen Huet in den
veelvuldigen omgang met Pjtgiett'r en na
dieper gaarde studie van Tnijai's arbeid op
ailprlei gebied, in bewondering voor den
Koomschen vriend gewonnen had, schrei f hij
dat merkwaardige opstel, waarin bij zoowfel
aan Alberdingk's omvattende kennis ais aan
Pauwels Forestier's vriendelijken humor recht
deed weervaren. Wat was Potgieter met dit
Gids-opstel van 18U4 in zijn humeur: »heb
dank lieve vriend ! vaor de flinke wijza, op
welke g^j Alb. Tüijm regt hebt laten wt er
varen, 'het schijnt inij een der verdienstelijkste
uwer opstellen. Het waardeert onbevangen,
en het krachtig, kernig slot zet de ganscha
beschouwing .do^ kroon, op!1' Welnu, Huet
had den lof verdiend, en het zal ham een
zoet gevoel geweest zijn, uit den mor.d van
zijn Maecenas te hebben gehoord, dat de
studie over Thijm door onbevangenheid
uit
UtllMIIIIIIHIIEIIItllllMIIUmHIHIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIlllHIIMtlllltlMllltMIHI
Jai hebt 'n blikslaegers goed praeija,
maer scheer rou assieblitf?
'k Ben tot uw dienst: Hij sloeg het mea
met snelle bewegingen eenige malen over de
vlakke hand heen en weer, en begon te scheren.
Uw hoofd kan nog wel 'n beo'je hooger?
Zoo ! . . Jonger.s, jongens, meceer wat 'n harde
baard ! Is 't mes goed ?
Jaewel!
Hum ! lijn is 't toch niet even over
den riem haleu .' zóó is 't beter niet waar r
't Skikt noga , gae maer deur !
U moest toch 'reis 'n mes van den patroon
nemen dat zou u zooveel beter bevallen, ..
Man, wat ben jai een zaenik ; je verdient
zeker 'n mooi percentje als je de klanten wat
aenpraet ..
Verhoesen nam eenvoudig geen no'itie van
deze opmerking, mair schoor zwijgend venier,
totdat hij met een ?. AVeblieft, meneer !" bet
mes kon wegleggen.
't Is beter 'egaen. dan de vorige mael,
maer 'en perfester in 't vak ben jai r,og lang
niet.., zei de klant, voor den spiegel zijn gelaat
beziende, dat hij had afgewasschen.
U is uitstekend schoon geschoren, meneer ;
voel maar eens langs uw kin, r iial sadjn .'
Daer nou viel de klant in eens knorrig
uit, terwijl hij den handdoek bekeek?je hebt
me alweer 'eraekt.
Pardon ! dat 's totaal onmogelijk ! Ver
hoesen schoot ijlings toe, tam hem den
banddoek uit de hand en bette daarmee 't bescha
digde oor 't is nog 't schrampje van den
vorigen keer !
Jae, of 't van nou of van den vorigen
keer is, kan me deksels weinig schelen--'t is
beroerd, want 't bloedt! ...
't Roofje is er afgegaan, meneer, maar
ik zal u dadelijk helpen. Wacht! een beetje
aluin en een pluisje watten...
Loop naer de maen met je aluin, dat
goed bait als de weerlich; 't heugt me nog
van Maendag ?
Eventjes maar I Verhoesen hield eensklaps
een stukje bevochtigd aluin aan zijn oor.
Ai ! ben je beduveld! laet staen !
Kom meneer je bent toch geen
jongejuffrouw, 't is alleen maar dat uw boord niet
morsig wordt... hy drukte handig een watje
tegen 't wonoje.
Ik kom hier niet weerom; denk jai dat
ik me telkens door jou wil doen aderlaeten?
Als dat zoo was meneer, fpaarde u een
gulden uit, maar u zal tiet verlangen, dat u
voor n dubbeltje scheergeld nog geneeskundig
wordt behandeld ook. U is de kwaadste niet;
u maakt er maas rralligheid mee.
Om de weergaai niet!... zei de buitenman
nog altijd boos.
Jawel! ik zie aan uw heele gezicht dat
u een loopje met me neemt u heeft zoo'n
gezond uiterlijk ... zoo'n in-goedig gezicht, dat
u om zoo'n beetje- onschuldig vergotea bloed
myn patroon geen goeie klant wilt doen missen.
't Zou me in m'n ziel sprjten, dat ik daar
dede oorzaak van was.
(Wordt vervolgd).