Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1267
muntte; door «onbevangenheid", juist de deugd,
waarvan Potgieter vóór drie jaren nog bad
gevreesd, dat z« Huet's deel niet zon wezen.
Hoofdzaak voor Potgieter, om Huet te pryzen,
bleef intusschen des kroniekschrijvers 1)
waardeering van Thym Daarin was hy immers
Huet's leermeester ? »De Zeven Feettredenaan
hebt ge zeker in de Dtetsehe Warande genoten.
Wie onzer theologische recensenten heeft
O jsterzee treffender gekastijd 2) dan Alberdingk
Thy'm in dien terugkeer tot Van der Palm?''
had hij voor een paar maanden nog aan Huet
geschreven, als om er hem op te wyzen hoe
veel er van Thym te leeren viel voor den
eenvoud van den Nederlandschen stijl. Een
paar jaren later, kort na 't verschenen van
Lidewvjde, en toen Huet in Indiëeen ver
beterd dagely'ksch brood zocht, toen heel
Nederland het zich met den »onzedelyken
roman" en zyne «gewaagde voorrede" over
druk maakte, reisde Potgieter als 't ware met
den letterkundigen verneemstok rond om te
hooren, wat de onderscheiden litterarische
richtingen ten onzent van 't boek zeiden. En
wél opmerkelijk, dat Potgieter juist aan Thym's
oordeel veel waarde hecht. >0rie vierde van
het boek bewees, dat gij nog altijd onze eerste
schryver zyt, maar het laatste vierde fi, l'
horreux!" had Thy'm gezegd. Natuurlijk was
er een aanvallend en verwerend gesprek
ge1) De opstellen van Huet, die naderhand
als Litterarische Fantasten in twee bundels
zyn verschenen, hebben 't eerst een e plaats
in »De Gids'' gehad, waar ze onder den titel
Kroniek en Kritiek groote waardeering
verwierven.
2) Deze kastijding van Oosterzee's beeld
spraak door Alb. Tnym is daarom zóó
belangryk, omdat ze, twintig jaar, voordat de
jongeren den strijd tegen de rbetoriek begonnen,
aan de onnatuur der declamatie rechtuit de
waarheid zei. Een voorbeeld: Prof Ojsterzee
had eene «feestrede" uitgesproken by den
50-jarigen gedenkdag van Nederlands herstel,
en Thym heeft die feestrede beoordeeld. Uit
de beoordeeling hot volgende: >op bladz. 8
(bg Oosterzee) heet het: Nu de ketenen af
gerukt, het zwaard uit de schede, den bsiem
op den mast, de hand aan d°.n broeder, en
bovenal het hart aan den Vorst!" ja nog
meer: *Nu de harp aan da wilgen!" De
feestredenaar (zegt Thy'm) vreest niet, den
mannen van het j aar-13 de banden vol te
geven; maar de zuiverheid van den klimax
dier drukten laten wy den lezer ter beoor
deeling: den bezem op den maat, de hand
aan den broeder" (en passant), >en bovenal
het hart aan de Vorst I" Wat smaak!
Heilige Polyhymnia, hoe gedoogt ge 't? Men
gry'pt den bezem en hecht hem (allegorisch)
aan den mast; men drukt (daarna) de hand
van den broeder (nu de bezem aan de mast
is bevestigd), en daarna, in dezelfde aan-een
schakeling van daden, neemt men en geeft
men het hart aan den vorst! Ziedaar bet
peil der Nederlandsche f eest welsprekendheid
in 1863".
Ziet men wel. dat aan de rhetoriek lang
genoeg tóór 1880 hare opgeblazenheid is
verweten ?
volgd, en had Potgieter Lidewi/jde op sommige
punten verdedigd, maar.... Thym's «overige
opmerkingen kan ik moeielyk weerleggen
het verzuimde gesprek Stephenson-Ruardi . ..
idem Ruardi-André, darah feuille morte
gebleven, de afwezigheid van eenige releveerende
figuren". In quaestiën van letterkundigen
smaak en van kunstzin in 't algemeen heeft
Potgieter de beteekenis van Thytn wellicht
zelfs overschat. In zake Tny'm's meeningen
van godsdienstig-pulitieken aard heeft onze
Gids- Rhadamantus dien paapschen Alberdingk
echter altyd op een afstand gehouden: »als
ik om de regten der Cunoly'ken te eerbiedigen,
hunne beschouwingen over den opstand tegen
Spanje, over onze prinsen van Oranje, over
onze zeventiende eeuw 3) aanhoorea moet,
is het al erg genoeg, schoon ik beter weet
maar als ik mij voorstel, dat die begrippen
der jeugd zullen worden ingescherpt, dan zie
ik voor Nederland eene 'toekomst aanbreken,
waarbij waarachtig het heden nog
benjjdenswaardig is", heet het in een brief van 18
September 1868, en eene bladzy'de verder:
«Alberdingk heeft nogmaals zyn cheeal de
bataille bereden, zyn «Catholiiken zyn ook Neder
landers" uitbazuinende. En,, qui en doute ?
Maar of zy' ook in de negentiende als in de
zeventiende eeuw achterstaan door hunne
liefhebberij om voor gezag te bukken, by' dat
onderdeel der nati« 't geen van onderzoek
hield et ne lui en déplaise nog houdt, eh! qui
en doute aussi 1
«We zijn geen pak vagebonden zonder
tehuis", volstrekt niet, liefste vriend ! Maar
maak het mij dan ook in uwe kluis niet te
benaauwd frissche lucht is eene levens
behoefte ...."
Hier zyn wy er. Ten j we 1868. den 18an
September, was een man als Everhardus
Johannes Potgieter, na een betrekkelijk lang
leven in arbeid en studie en nadenken ge
sleten, met een horizon, door reizen ver
ruimd, en door den omgang met menschen
van allerlei belydenis ontvankelijk geworden
voor 't begrip, dat de goede menschen van
iederen godsdienst beter zyn dan hun slecht
geloof.... ten jare 18t>8, z»g ik, was een
ruimdenkend Protestant als Potgieter, er nog
mijlen verre af om in te zien, dat «de lief
hebberij der Riomschen om voor 't gezag te
bukken'' in de practyk volstrekt niet grooter
is dai die der Hervormden. In geloofszaken
en vormen, nu ja ! Of er zeeën sacramenten
zyn, of twee; of het doopsel ter zaligheid
noodig is, of niet; of een bedienaar des
goddelyken woords in een wit kleed of met
een zwarte ias op den kansel kan komen;
of vleesch en visch te eten hetzelfde is of
niet; of men aan de woorden van den Paus
3) Wie het opstel van Potgieter H:t
Sijktmuieum te Amsterdam (Gids, 1^43) gelezen
hebben, weten, dat het zeventiendeeeuwsche
Holland zyn paradijs was, de menschelyke
samenleving tot eene soort van volmaaktheid
gekomen. Maar in het opstel van P. was,
ondanks de overdrijving, toch een grond van
waarheid, een toetssteen en hou-vast voorde
toekomst.
lltiMiiiiitniMiiMlttiiiiiiuiMiiliMiti imtmiiimmmiMMiMliiiii
van Rome of aan den Heidelbergschen cate
chismus de hoogste waarde toekent.... dit
maakt verschil. Maar in de politiek is een
geloovi? Riomsch staatsburger niet meer of
niet minder dan een geloovije Protestantsche
dito «liefhebber van 't gezag".
En verder. Wat zou Potgieter er een leed
van gehad hebben, indien hy in het Land van
Rembranftt had moeten lezen, b.v. tot welk
oordeel over de Orar j R- vorsten bet vrije
iiiRtnrisch onderzoek leiaen moest. Hy, die voor
Willem I by'na eene heiligverklaring hoopte,
en best zou begrijpen, dat men den Zwijger
voor een mytisch wezen verklaarde; hy, die
voor de andere stadhouders geen eerbied ge
noeg kon uitdenken, en met name voor
Willem III, den koning-stadhouder, den hoog
sten adel van karakter bedong! Al den lof
en al de glorie, die ook H tiet aan «den leeuw
en al zijn. welpen", heeft geschonken, zou voor
Potgieter het smartgevoel niet hebben wegge
nomen der waarheid, die in het Land van
Rembrandt niet wordt verbloemd : de
Oranjevorsten hebben hoogeren rang in 't geniale
dan in 't moreele. Maar daar valt my'n oog
op een brief van Augustus 1868, waarin Potgieter
klaagt over het onleesbare Gidsnutnmer dier
maand : «Groen geeft in zijne
Ultramontaansche kritiek citaat op citaat en baalt Fruin
tegenover Nuyeos aan, alsof beide grootheden
waren, met welke een man van zijne gaven
had te rekenen ! Het eenige belangrijke mo
ment, dat waarin de gedachte by' hem opkomt,
of Van Hall niet gely'k had, toen hy hem
waarschuwde, dat hy de vijanden van het
Huis van Oranje de wapens in handen gaf,
leidt niet tot wat ik er van verwachtte, tot
eene hulde aan de waarheid, het eeniye hooge
en heilige hitr beneden".
Den toon van kleinachting over Fruin en
Nuyens daarlatende, bly'kt hi«r duidely'k, dat
wy Potgieter, ondanks al 't leed over de
zaak, vrede zouden zien hebben met Huet's
onbeschroomde critiek, mnar die uit kracht
der waarheid is, over de Willems, over Maurits
en Frederik Hendrik. Alleen zou hy, den
«verplttterenden spotter" hebben bewogen,
sommige uitspraken een weinig te verzachten;
daar ben ik wel zeker van.
Doch wy keeran nog n oogenhlik tot
Alberdingk Thy'm terug, en gaan niet Potgieter
by hem op bezoek naar Hilversum: «de stores
waren neergebleven om de kamer koel te
houden, de schemering was niet
onbehaagly'k een zekere mr. en een mevr., ons
deftig voorgesteld en wier naam ik toch al
vergeten heb, maakten met mevr. Thy'm, de
bloeiende dochter des huizes, en den gastheer
zelf, het gezelschap uit; ik vergat de natuur
lijkste van allen in den driejarigen Carel, een
reuzenkind, dat, binnengekomen, allerliefst de
rinde by de gasten deed en toen uitriep :
«Trien (ie oudste dochter beet Catharyne)
nu ben ik lief geweest, waar is nu de pistache ?"
Ja, dat reuzenkind ! Natuurly'k trok het
Potgieter's aandacht, wint een echte gulle
kindervriend was hy', gely'k Gideon Huet zou
kunnen getuigen, die eens ter gelegenheid van
eene Amsterdamsche kermis een hobbelpaard
van Potgieter kreeg, en toen de vriendelyke
gever met het heerlijke cadeau binnenkwam
zeide: «u bent net my'n Vader!"
Doch wat ik maar zeegen wilde, is dit:
wat zou Potgieter wel gevoeld hebben, als een
voorzeggende geest hem voorspeld had: dit
reuzenkind, dit natuurlijke Careltje, zal te
zyner ty'd de Gids-redactie wakker schudden
uit de verdooving van den overgeleverden
room, die roemloos werd. En hoe zou hy den
knaap de hand op Jt hoofd gelegd hebben
om hem te zegenen ! Maar ook, hoe zou hy'
dit kind een druppeltje van de zelfbeheerschina;
hebben toegeheden, die Goethe voor alle genieën
een voorbeeld doet zyn.
A. W. STELIAVAGEN.
TRADEMARK
MARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg*
baar bij alle Wijnkan delaars en
bij de vertegenwoordigers
KOOPMANS A HUI IXIER,
Wjjnhandelaars te Amsterdam.
K AM S T R A's Matrassen-, Bedden* en
Slaapkamer-Meubelfabriek, S a e e k.
BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan
tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratis.
Honderden bewy'zen van tevredenheid.
Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H. RAHR, te Utrecht.
Opgericht 1835.
NIEUWE UITGAVEN.
Verslag van onderzoekingen naar archivalia
in Italië, belangrijk voor de geschiedenis van
Nederland, op last der regeering ingesteld door
prof. P. J. BLOK. 's Gravenhage, W. P. van
Stockum & Zoon.
L. H. A. DBABBE, Levenslol. Amsterdam,
D. Buys Dzn.
Hoe verzorg ik mijn kleintje ? Handleiding
voor moeders hy' de verpleging van het kind
in het eerste 'e'ensjaar door dr. C. C. VAN DER
HEIDE. Haarlem, A E. van der Heide.
ROEERT FRUINS Verspreide aeschriften, afl.
23 Den Haag, Mnrtinus Ny'hoff.
Ned. fluitsch Hiindelswuorde-nboek, tevens
voor bedry'f. scheepvaart, burgerlijke en mili
taire zaken, rechtspraak enz. door H. L
HEUKOOP. Amsterdam, Wilms & Co.
iiliiilliitiMiiiiiiiiniiiiiMiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiii
c/Uclamw.
40 cents per r eg e L
ItlllllllllimilllllllllllimilllHIIIIIIMIIItlllMIIIIIIIIMIIIMIUMIMinil
Telephoon No. 443.
en
imiiiiiiiimiiMiiimmiiiiiimHiiiimimiiim
Amerikaansche, Duitsche
Fransche
PIANINO'S en ORGELS.
Groote keuze in:
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in d» Fabriek ten spoedigste
uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in en
buiten abonnement.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGEB'S ORI&>
taaal-IolartMei
K. F. DEUSCHLB-BKNGEB,
Amxterdam, Kalverstr. lüff
Eenig specialiteit in de*»
artikelen in geheel NederL
VIcORAWATËR.
GRAND MAKMER.
Cordon Jaime & Rouge.
LIQUEUR ROYALE.
Agents-GenerauxB.A.RIPPING&Co.,Amsterd.
Piano-, Oriel- en Mnzietaflel
«EYHOOS A KAE-SHOVES»
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huw.
Bepareeren Stemmen Ruilen.
nmiMiimmimiiMiill
eons<fflfin
per doosje | UiUU
mum iniiim u u 11111 itm mi n i i m n 111 i 111 niii nu niini in i iiiimmiiimii i nu inuiiii i n in in i u ui ui i n i i i i i i niinu i mi
YOO^ DAMEjg.
II. (Slot).
Men heeft dikwijls gemeend, dat alle fabrieks
arbeid aan getrouwde vrouwen verboden moest
worden, opdat zij zich geheel aan kun gezin
zouden kunnen wijden.
En vaak zijn er reeds pogingen in deze rich
ting gedaan. Maar wat was het eenige resultaat?
Dat de vrouwen in plaats van in ruime werk
plaatsen in de fabrieken, waar ze door den
Staat beschermd worden tegen overmatigen
arbeid, den geheelen dag thuis in hun benauwde
woning over hun werk gebogen moesten zitten.
Meent men werkelijk, dat de vrouw beter voor
haar gezin kan zorgen, als ze thuis genoodzaakt
is tegen no» lager betaling dan in de fabrieken
te arbeiden ?
't Eenige verschil is, dat zij nu nog langer
moet werken en haar leven nog moeilijker en
harder wordt.
't Was immers geen vrije keuze of verlangen,
dat haar naar de fabriek dreef, maar de onver
biddelijke noodzakelijkheid om voor haar zelf
en haar kinderen een stuk brood te verdienen,
nu de verdiensten van haar man daartoe niet
voldoende waren.
En onder die duizende van arbeidsters zijn
ook vele weduwen die de eenige verzor
gers zijn voor hun gezin. Worden «ij uit de
fabrieken geweerd, dan vervallen al deze
vrouwen in de nog veel slechter toestanden van de
huisindustrie, waarop de Staat geen controle
kan uitoefenen.
En behalve dat deze reactionaire maatregelen
de getrouwde vrouw zeer weinig zouden heipsn,
zullen ze op den duur geheel onmogelijk blijken
te zijn.
Hoe zou men, nu de maatschappij zich steeds
meer en meer ontwikkelt, terug kunnen gaan
tot de verouderde vormen van de huisindustrie.
Dat zou zijn als met een zwak klein bootje
te willen roeien tegen den machtigen stroom
der golven.
Wel is het voor al deze arbeidende vrouwen
dringend noodzakelijk, dat er verandering in
hun toestand komt, maar niet door haar den
arbeid te ontnemen, die haar economisch onaf
hankelijk maakt en voor velen een harden
noodzaak is, maar door de huishouding in te
richten naar de eischen des tijds.
,Weg met de keuken uit onze huizen",
moet de leuze zijn van alle arbeidende vrouwen
uit welken stand dan ook.
Eerst als het koken buitenshuis geschiedt,
zal de getrouwde vrouw zich aan haar vak, of
indien ze kleine kinderen heeft, geheel aan haar
moederschap kunnen wijden.
Feitelijk is het koken buitenshuis ook geen
nieuw idee meer, dat de grondslagen van bet
familieieren bedreigt. Integendeel, reeds werden
telkens onderdeelen vau het koken uit het gezin
genomen en naar de fabrieken verplaatst. Zoo
als b.v. het bakken van brood en lekkernijen,
het conserveereu van groenten en vruchten het
maken van worst enz. We gaan slechts n
stap verder, als we de keuken geheel uit oaze
woning verbannen, waar zij niet meer behoort.
En deze maatregel zou niet alleen een zegen,
een bevrijding zijn voor tal van huisvrouwen,
maar ook een groot voordeel voor de geheele
maatschappij.
Het voedsel, door deskundigen toebereid met
behulp van de nieuwste uitvindingen op het
gebied van machines en chemie zou immers
veel beter en gezonder ziju dan zooals het nu
gekookt wordt in het gezin door vrouwen of
dienstmeisjes, die meestügeen fliuw besef
hebben van de voedingswaarde der grondstoffen
of van de eerste beginselen der gezondheidsleer.
De vrees dat het voedsel duurder zou worden
is geheel ongegrond. De levensmiddelen in het
groot opgedaan, zullen immers veel goedkooper
zijn, dan zooals nu gekocht in kleine hoeveel
heden voor elk apart. Bsvendien zal veel tijd
en moeite bespaard worden, wijl men in de
gemeenschappelijke keuken voor talrijke gezinnen
gebruik kan maken van machines, die te kost
baar zijn om voor een enkel huishouding aan
geschaft te worden.
Terloops moet ik er nog even op wijzen, dat
vele vrouwen na een degelijke vakopleiding,
een nieuwe en passende werkkring in deze
gemeenschappelijke keukens zouden vinden.
Misschien zullen velenvreez3n.dat de huise
lijkheid er onder leiden za), indien het eten
niet meer thuis gekookt werd, maar dat behoeft
immers volstrekt niet.
Integendeel de huiselijkheid en de rust van
't gezin zou verhoogd worden, als de huis
vrouw niet meer gedrukt wordt door den zorg
voor het eten, en voor de meesten zou bet
voedsel winnen aan smakelijkheid en voedings
waarde, al was het dan ook niet meer bereid
door moeder de vrouw zelf of door een meer
of minder onhandige dienstmeisje, maar door
een bekwame kookster.
Men zou immers ook even goed als nu thuis
kunnen blijven eten met zijn eigen gezin, al
kwam het eten niet uit de eigen, maar uit de
gemeenschappelijke keuken. Behalve thuis, zou
men ook naar verkiezing kunnen eten in een
gemeenschappelijke eetzasl, die aan de keuken
verbonden moet zijn. Dat zou vooral voor een
zame mannen en vrouwen een groot voor
deel zija.
't Is natuurlijk in het praktische Amerika,
dat de gemeenschappelijke keuken 't eerst inge
voerd is. In Newhaven bestaat een coöperatieve
vereenigiag voor voeding die honderd geiinnen
omvat.
De aanleiding tot de stichting der vereeniging
was volgens den oprichter mr. Street, de te
groote stijging der prijzen van de levensmid
delen, door den tusschenhandel veroorzaakt,
terwijl een vereeni^in^ in het groot, zooveel
mogelijk vau de producenten zelf, de eetwaren
zoo goedkoop mogelijk kan koopen. Verder de
verspilling van tijd en moeite als honderd
afzonderlijke vuren moeten branden om honderd
maaltijden te bereiden, terwijl al dat eten op
;i vuur gekookt kan worden. Terwijl zes
keukenmeiden het werk kunnen verrichten als
het gemeenschappelijk wordt gedaan, waar
anders honderd personen moeten werken; en
de huisvrouw velerlei ergernissen en schade
postjes heeft, als haar keukenmeid niet goed of
te verspillend kookt.
Een aantal huisvrouwen, leden der
vereenigine, hebben nu de keukenmeid afgeschaft.
waardoor ze zeer veel geld en ergernis besparen.
Een wagen der vereeniging, brengt de maal
tijden in blikken bussen met dubbele wauden
en warmtehouders bij de leien. Elk gezin kiest
zijn maaltijd uit de groote spijslijst der keuken.
Het afwasschea der schotels is de eenige arbeid,
waarvoor de huisvrouwen met betrekking tot de
maaltijden te zorgen heeft.
(Nieuwsblad v. 't Noorden).
Eenigen tijd geledon richtte men in Man
chester ook zulk een gemeenschappelijke keuken
in. De reden daarvan was ook daar niet zoo zeer
de arbeidende vrouwen den last der huishouding
te verlichten, maar wel het groote gebrek aan
dienstmeisjes in die fabrieksstad.
In Kopenhagen en Berlijn echter wordt het
idee van gemeenschappelijke keukens verwezen
lijkt, omdat het een dringende eisch van den
tijd voor de arbeidende vrouwen blijkt te zijn.
Maar daar in beide steden de proefnemingen
nog te jong zijn en men nog bezig is aan het
bouwen der woningen, kan men nu nog niets
van de resultaten vermelden.
In Kopenhagen is het een energieke architect
die een groep kleine woningen bouwt zonder
keukens, geschikt voor kleine gezinnen. Midden
in deze groep huizen staat de gemeenschap
pelijke keuken, ingericht naar alle eischeu des
tijds, een eetzaal is daaraan verbonden.
Ongetwijfeld zullen de geriefelijke woningen
niet Jaag leeg staan, want de ondernemer heeft
zeer juist begrepen, dat voor tal van arbeidende
vrouwen vereenvoudiging der huishouding
diingend noodzakelijk wa?.
In Berlijn gaat de gedachte uit van een
dame, n evrouw Braun, die het lot der getrouwde
arbeidsters wil verbeteren.
Zoodra zich genoeg gezinnen bij haar aange
meld hebben, hoopt ze evenals in Kopenhagen,
een aantal geriefelijke, kleine woningen te laten
bouwen zonder keukeus.
Natuurlijk zal er wel in iedere woning een
gasstel zijn voor het geval, dat een van de leden
van het gezin ongesteld is en het eten uit de
gemeenschappelijke keuken niet kan gebruiken.
Tusschen deze woningen zal het
gemeenschapshuis komen te staan, waarin de keuken en de
eetzaal.
Mevrouw Braun hoopt, dat de gemeenschapszin
der leden van deze colonie door het samenwonen
en sameneten, sterker ontwikkeld zal worden,
zoodat ze ook besluiten zullen
eengemesEschappelijke speelplaats voor dekinderen in te richten.
Een bevoegde persoon zou dan het opzicht
over de kleintjes houden, terwijl de moeders
aan hun werk waren.
Hoe veel beter zou het lot van deze kinderen
dan niet zijn, dan zooals tegenwoordig, nu ze
soms geheel aan zichzelf worden overgelaten,
terwijl tnoejer en vader naar de fabriek ZIJD,
of toevertrouwd worden aan de zorgen vaneen
buurvrouw, die ook haar bezigheden heeft en
wie het dikwijls aan den tijd en ook aan den
tact ontbreekt om op de kinderen te passen.
En waarschijnlijk is het, dat de bewoners
dezer huizen, indien ze nmaal samenwerking
hebben leeren waardeeren, zich zullen aaneen
sluiten om hun couranten en boeken gemeen
schappelijk te lezen, in plaats van elk apart op
een courant geabonneerd te zijn, misschien
zullen ze besluiten samen cursussen te volgen
en .
Maar Jaat ik dit aantrekkelijk toekomstbeeld
niet verder uitwerken, doch liever den wensch
uitspreken dat er ook in ons land energieke
mannen en vrouwen gevonden zullen worden.
die een begin zullen maken aan het idee
gemeenschappelijke keukens. Dit zou niet alleen i
een weldaad zijn voor alle arbeidende vrouwen
maar ook voor de geheele maatschappij.
B. NOKT.
Lage leyensiiealBn.
>De hinderpaal om vrouwenkiesrecht ter ver
krijgen is die verwenschte middelmatigheid."
Zoo schreef Warrington, de eminente poli
tieke criticus van de wetgevende macht in
Massachuset, dertig jaar geleden in de
Springfield sRepublican". Die opmerking geldt heden
nog evenzoo goed voor de wetgevende macht
hier als elders.
Zy is ook toepassely'k op de kiezers. Weinig
mannen denken vry' voor zichzelf over welk
onderwerp ook, of beschouwen openbare
kwesties naar hare waarde.
Helaas! moet men dit ook van vrouwen
zepeen.
Wat my het meest ontmoedigt in zake
vrouwenkiesrecht is niet het geschrijf in de
dagbladen tegen vrouwenkiesrecht, maar de
inhoud der zoogenaamde >damesafdeeling".
Dikwyls vrasg ik mij af: »is het mogejyk dat
die holle en oppervlakkige kolommen werkelijk
bestemd zyn voor vrouwen, of een juiste voor
stelling geven van haar smaak en haar streven ?
Natuurlyk brengt het gezelschapsleven het
mee, dat men op de hoogte wenscht te bly'ven
van hetgeen daar voorvalt, dat men zich druk
bezig houdt met toiletten, flirtations en amuse
menten van allerlei aard. Jonge menschen
hebben het recht vroolyk te zijn.
Maar bestaat er geen geestelyke en
intellectueele zijde in het leven der vrouw, eene
zy'de die dieper ligt dan haar opschik en beuze
larijen ? Zijn vrouwenzielen net zoo verdraaid
als hare figuren in een mode keurslyf? Zyn
hare karakters evenzoo kunstmatig als hare
toiletten ?
Als dat zoo is wee de natie!
Gelukkig voor de vrouw, dat het duizeling
wekkend gedwarrel van vermakelykheden niet
toegankelyk is voor allen en dat het getal der
genen, die daaraan deelnemen, niet grooter
wordt.
Vroeg of laat maken vrouwen, zoowel als
mannen kennis met de harde werkelykheid van
het leven, en moeten zy zich schikken naar
de eischen van hun omgeving. Hoe dikwyls
heb ik de grootste «vlinders" en lichtzinnigen
onder de jonge meisjes zien bedaren tot ernstige,
werkzame, degelijke vrouwen. Ten slotte is
geen school zoo heilzaam voor den mensen
als die van tegenspoed en stryd.
Als onze jonge vrouwen nu maar bezield
konden worden met eene breedere levensop
vatting en 's levens plichten en
verantwoordely'kheid moedig op zich nemen willen.
Bovenal, als men hare aandacht slechts ves
tigen kon op de onnatuurlijke beperkingen en
de tekortkomingen, waaraan de meeste vrouwen
blootstaan, dan zouden zy' zeker wakker worden
en krachtige pogingen aanwenden om sociale
verbeteringen tot stand te brengen. Dan zouden
wy spoedig verwezenlijk zien die edele op
vatting van politieke rechtvaardigheid eene