Historisch Archief 1877-1940
8
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1267
kracht der bevolking; het conservatisme, den
mensch eigen, stelde de vrachtkarren en de
karretjes voor de reizigers nog tot concurrentie
in staat.
Bepaalde redenen om te wanhopen bestaan
evenwel niet. Integendeel. De
ModjokertoNgoro der Oost-Java stoomtram zag haar
reizigersvervoer van slechts ?159 bij een totaal
ontvangst van ? 3 36 per dagkm. in 1890
stijgen tot ?4.62 by' een totaalontvangst per
dagkm. van ?8.12. In die tien jaren was dus
op die lijn de opbrengst van het
reizigeravervoer met 191 pCt. en de totaalopbrengst met
122 pCt. toegenomen.
Deze vergelijkende cyfers eener naburige
mpy, die in vele opzichten in gelijksoortige
transportomstandigheden als de Modjokerto
verkeert, geven goede hoop en wekken de
verwachting van de geleidelyke ontwikkeling
?van het verkeer op. Reeds bestaat de kans op
het suikervervoer van de suikerfabriek Sedati.
Vermoedelyk zal dit jaar de fabriek Pandfün
voor het eerst haar prodact met de Modjokerto
vervoeren. Dan zal het transport van 5 suiker
fabrieken reeds verzekerd zyn.
Er is nog reden om goeden moed te houden.
4- 1901'
D. SlIGTEB.
kniiiiiiiiiiiitiiiinii
minimi IIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMI
BOEKAANKONDIGING
Die blaue Blume, Eine Anthologie roman
tischer Lyrik von FBIEDRICU VON OPPELN
BBONIKOWSKI und LUDWIG JACOBOWSKI.
Mit Einleitungen der Herausgeber.
Leipzig, Verlag von Eugen Diederichs.
LXIV, 468 bl. (1900).
»Die blaue Blume!" Een uitstekend gekozen
tietel voor een bloemlezing als deze. Herinnert
hy niet dadelik aan het voornaamste werk van
de vooral in de laatste jaren weer in enigsins
ruimer kring gewaardeerde romanticus bij uit
nemendheid, Friedrich von Hardenberg ?
Toch bevat dit boek meer dan een keuze
uit de verzen van da eigenlike romantieken,
d. i. van de tweevoudige groep poëten, tot de
eerste waarvan Novalis, ontegenzeggelik de
meest karakteristiekste en grootste, de beide
Schlegel's, Tieck en noch twee von
Hardenberg's-, tot de tweede waarvan Fouqué, von
Arnim, Brentano, Eichendoiff en ook enigsins
Chamisso behoorden.
Steunend op de overtuiging, dat romanties
gevoel in werkelikheid onafscheidbaar is van
de Duitse dichting in het algemeen, zijn
de verzamelaars, naar ons oordeel met het
volste recht, hun voorbeelden gaan zoeken in
de werken van haast al degenen, die, sedert
de eerste aanvang van de herbloei van Duits
land» letteren in de 183 eeuw, in verzen ge
schreven hebben.
Zeer geschikt achten wij de wy'zp, waarop
zy' de stof indeelden. De eigenlike bloemlezing
omvat vijf delen: I. dichters uit de 18s eeuw,
als Klopstok, Herder, Burger, Claudius, H
lderlin, Matthisspn, Schiller, Goethe; II. «.
vroegste romantiek, de Schlegel's, Novalis,
Tieck, Schelling, Saphie Barnhardi, b vader
landse romantiek , Körner , Sshenkendorf,
Arndt, Rüekert; III. a. latere, romantiek,
Fouqué, Arndt, de Brentano's, Karoline von
Giinderode; b. geestverwanten van deze laatsten,
Chamisso, Hoffxann, Eichendoiff, Warner;
c. de Zwaben, als Uhland, Hauff, Schwab,
Kercer, Pfizer, Morike; de RynlandsrWestfaalse
school, met Simrock, Wolfgang Müer,
DrosteHülshoff; en de Oostenrijkers, als Collin,
Gtiin, Ebert, Lsnau,; IV. a. romantiese tijd
genoten (?), namelik Wilh. Muller, Strachwitz,
Hoffcnann v. Fall., Kopisch, Reinick, Heine;
1). tegenstanders van de romantische richting
als Zedlitz, Platen, Kinkel, Prutz, Freiligrath;
IV. Auskliïnge, verzen van Kamerling', Hebbel.
Jordan, Storm, Gaibel, Lingg, Ssheffel,
Fontane, enz..
Waarom Heine niet en Zedlitz wél tot da
tegenstanders van 't romantisme gerekend
wordt, is ons niet duidelik.
De keuze, uit de werken van deze talryke
schrijvers gedaan, is, op weinige uitzonderingen
na, uitmuntend.
Slechts een paar aanmerkingen veroorloven
wij ons.
Van Uhland missen wij zeer ongaarne wat
natuurstemmingen en een enkele grootere
ballade.
Van Kerner ontbreekt een van zijn meer
karakteristieke stukken, iets in de-n-aard van
Kndolfs Sitt zum Crrube.
Van W. Muller bidden wel een paar stukjes
uit Die schone Miillerin mogen opgenomen
worden.
Eindelik had men van Hebbel wel wat
volmaakters en van Lingg wat mér mogien geven.
Alle lof verdienen de algemene Jïinleüitng
van v. Oppeln-Bronikowsky en Zur Psychologie
tier romantiichen Lyrik van Jacobowski.
Beide opstellen bevatten treffende en soms
ook nieuwe gedachten.
I1. I>E M..
Inhoud van Tijdschriften.
? De Gidi. Ojtober 1901 : Vaderlandsche
Gjschiedenisstudies, Dorus' droefheid III, door
dr. W. G C Bijvanck. Na den slag, door
mr. J. Limburg. Gijsbert Kirel Hogendorp,
door mr. H. graaf v. Hogendorp. Uit de
geheime aanteekeningen van G K. van Hogen
dorp, met inleiding en toelichtingen van dr.
W. G C. Byvanck. Het Hooger-Onderwijs
in de Geneeskunde in Nederlaed, door prof.
C. Winkler. ??Het Dagboek van van
Hardenbroek, door dr. II T. Cjlenbrander
Gedenkschriften van Gy'sbert Jan van
Hardenbroek, uitgegeven en toegelicht door dr. F.
J. L. Ktatner, Deel I. Verzen, door Helene
Lapidoth-Swarth. Letterkundige Kroniek.
E. J. Potgieter, Brieven aan Cd. Busken Iluet.
Uitgegeven door G. Busken Huet. Ie deel
1801?18G8. Muzikaal Overzicht, door mr.
Henri Yiotta. Gedenkteekenen voor Robert
Schumann. S^humann j en de dichters der
romantiek. Bibliographie: Catalogus van de
Vondelverzameling, bijeengebracht door A. Th.
Hartkamp.
Onze Eeuw, Maandschrift voor Staatkunde,
Letteren, Wetenschap en Kunst, Ie jiarg. :
St. Odiliënberg, door mr. S. Muller Fz.
De «aanvullende" Staats-bemoeiing, door jhr.
mr. H. Smissaert. Em land van belofte,
door E. B. Kielstra. Een Christelijk-Nationaal
Ministerie, door jhr. mr. D. J. de Geer.
Strandidylle van prof. dr. J. van der Vliet.
Verzen van Frans Bastiaanse. Sir Robert
Peel, door jhr. mr. B. de Jonge. De stad
van gruwb'ren nacht, door Edward B. Koster.
Uit het ry'k der Tonen, door dr. J. de Jong.
Een stem is in Rima gehoord! door J. A.
Wormser Jr. Onze leestafel.
De Arbeid. Maandschrift voor Nederland en
België, gewyd aan Litteratuur en Kunst. No. 12:
Het bloedende hart van Daneelken, V. de
Meyere. ??Marieken van Nijmegen, Lode
Backelmans. Het vuurtje, A. Rahm.
Nummer zes, F. H. Leonhard.
Boekbeoordeelingen. H. Borel. De laatste Incarnatie, F.
Hulleman. Verzen. A. Rehm, Arie Verhoeff
Dolore. Walter van Weide, d. Verburgh.
Omslagteekening door Walter Vaes,
textversieringen door E. van Averbeeke, J. A. Loeber,
Willy C. Brouwer en Walter Vaes.
Van Nu en Straks. Alfred Hegenscheidr,
Middag. Styn Streuvels, Verovering. Ren
de Clercq, Zomernacht, Herfsjwee,
Driewielkarre. Adolf Herckenratb, Najaar, Simpele
Zangen. Prosper van Langendonck, De
organisatie. Karel van de Woestyne, De
moeder en de Zoon. Herman Teirlinck,
Beternis. George Dwelsauvers, De
vóórsocratische wy'sgeeren. Guido Gazelle, Nage
laten verzen.
Nederland, onder redactie van mr. M. G. L.
van Loghem. Jaarg. 1901, no. 10. Proza, Max
van Hove, de Suikerfabriek »de Matador". ?
Dr. D. C. Nyhcff, de Staatsman- dichter Willem
van Haren. Marie Marx ; Koning Nacht.
G. van Herwerden, Een Moeder. J. Her
derschee, het Zwembroekje der oude juffrouw.
Poëzie. Henri Bakees, Herfstwandeling.
Henri Bakees, Zomeravond. W. F. Gouwe,
Neveldag in 't Bosch.
Eigen Haard No. 40. De Waterwolf, eene
dorpsvertelling uit den ty'd der droogmaking
van het Haarlemmermeer, door J. Eigenhuis,
IX De Rykslandbouwschool te Wageningen,
1876?1901, door dr. H. Bos, met afb., I.
Hollanders en Eagelschen, door M. W. Maclaine
Pont, V. Voor onze Amateur-fotografen:
Het gevoelige papier, door dr. J. E. Rombouts,
met afb. naar eene opname van den
Amat.fotograaf L. J. Guittart te Rotterdam. De
gouden medaille der Amsterdamsche brand
weer, met afb. Het Russen-monument bij
Bergen, door GOS. de Voogt, met afb. Ver
scheidenheid. Feuilleton.
HE.TSJES
Eote Kees!
(Volkisdtets).
Daar staat ie.
Ean stuk vettig postpapier houdt hij in z'n
eeltige houtskoolhanden.. ... hij zal beginnen
te lezen.
Eerst de gebruikelijke «echumetjes" en dan
komt zyn heesch bromgeluid schoorvoetend
uit zijn bruin-bepruimden mond tevoorschijn,
heel schor als werd het tegengehouden door
den reusachtigen tabakskolos, die hem de
gelegenheid geeft om telkens links en rechts
om zich heen te spuwen, onmeedoogend, niet
denkend aan de zindelijkheid van moeder de
vrouw, die juist de kamer »gedaan'' heeft.
Vol eigenwaarde vloeien van zijn dikke
omgekrulde lippen met de horten en stooten,
die Kobus ook in 't spreken eigen zijn, de
woorden :
Koningin!
Ik laat uwes weten, aisdat ik veroordeeld
ben voor twee maand gevangenisstraf. Het
eene geval ben ik onschuldig aan.
Daarom Moeder van myn en ons dierbaar
Nederland vraag ik uw om een paar daag
uitstelling. En gisteren moest mijn vrouw
naar de winkel en toen heeft zij het been
gebroken, zooJat wij den avond niet eens
koffia konden krijgen en ik heb vier kinderen
en een meisje te onderhouden. Sien, wou
net om nen uur by de kruienier koflh halen,
is zy uitgeglfjan en ik, Moeder van ons allen,
ben nog nooit met de pliaie in aanraking
gewees en nu hoop ik een spoedig antwoord,
Moeder van ons allen en in 't bijzonder van
mijn
KOISLS BRINKHUIS.
Het einde kende ie zeker uit 't hoofd, war.t
by de laatsta woorden keek ie van onder z'n
zware wenkbrauwen, zóó zegevierend in 't
rond, alsof ie zeggen wou. Zie je dat heb ik
gedaan, ik, Kobus Brinkhuis.
En zachtjes fluisterde bij er bij, alsof 't
geheim het eerst door hem ontdekt was.
»'k Doe d'r een postzegel van vijf centen bij
in, dan motten ze me anzwoord terugsturen".
Dan ging ie weg vol zelfbewustzijn, na eerst
nog een vies-grauwe enveloppe, die eertijds
wit geweest was, uit den zak gehaald te hebben
het gom likkend met de tong, die hem geen
rust liet of ze moest per dag een «douche van
vier of vijf slokkies" hebben gehad ; daarna
alles liichtplakkend met zijn roetzwarte handen,
zoodat een zwarte streep, dit puikje van stijl
nog versierde.
Kobus Brinkhuis heet ie, maar 't volk kent
hem niet anders dan onder den naam van
Kobus Kees.
Hoe dat komt ?
Wel doodeenvoudig.
Papa heette Kees, zoonlief K >bus, en ziedaar
den oorsprong van den niet erg poëtiscaen
naam van het manneke.
Papa Kees had vroeger betere dagen gekend
maar de te groote aantrekkelijkheid van de
»3lokkies"had hem achteruitgeholpen, en Keesje
werd arm, doodarm en moest vim de genade
zijner medeburgers leven ; somtijds onder den
blooten hemel slapen.
Daarom kan Kobus niet rentenieren, dat is
licht te begrypen, maar a ding heeft Lij
geërfd en dat is de ziuht om in elke kroeg
die hij voorbijkomt een graantje te pikken.
Kobus is anders een doodgoeie kerel, die geen
mensch kwaad zal doen, behalve als hij iets
te veel opheeft. Zie je zoo'n vijf, zes glaasjes
kan ie verdragen, maar bij het zevende wordt
ie vroolijk, bij 't achtste gaat io vechten en
bij 't negende bekruipt hem de lust om de
ruiten bij eerbare burgers is te gooien.
Nu, is dat niet mooi van Kobus en hij moest
dan ook twee maanden brommen vanwege de
venijnige uitwerking van 't achtste en Legende
glaasje.
Hij denkt nu dat hij niet gevochten heeft
en vandaar het verzoekschrift.
Kobus is een eerste klas werkezel; alles
pakt ie aan. Dan zie je hem eens als
kalveropkooper langs 's haeren wegen llineeren,
dan is ie weer werkman in een
houtskolenpakhuis enz. enz.
Maar 't kalveren koopen is zyn grootste
pleizier, dan kan ie de boeren voor den
gek houden ; staalljss kan ie js vertellen, dat
je er van omvalt van 't lachen.
Hij koopt natuurlyk niet voor zichzelf, dat
laten zyn financiën hem niet toe, maar hij doet
het met een yver, alsof 't bestaan van zijn
heele familie er van afhangt.
En om z'n patroon te laten zien, dat ie
niet geluierd heeft en bij al de boeren waar
hy' zijn moest, geweest is, heeft zijn letter
kundig brein een gedicht verzonnen van den
volgenden inhoud:
Hg' is er gewees;
Kobus van Kees.
Hieronder volgt dan gewoonlyk den naam
van den boer, waar hy geweest is, en z'n
portefeuille, bestaande uit een ouden
sigarenkoker, zit vol papiertjes, waarop het bewijs
met z'n hanepooterige hand is geschreven.
Nu evenwel 't verzoekschrift; het scheen
niet veel te helpen, want Kobus moest de
kast in. Hy had echter geen acht dagen
gezeten, toen de Officier van Justitie hem by
zich riep.
Kobus vertelde, later, dat ie er vroolijk uitzag
en »da's altyd een goed voorteeken, zie je !"
»Heet jij Kobus Brinkhuis ?"
»Ja meheer."
»Zoo, zoo, kerel, dan is 't jou beter gegaan
dan menigeen dre z'n stukken door de beste
advocaten heeft laten opstellen, hoor! De
koningin schenkt je vergiffenis, je kunt naar
huis gaan l"
En of Kobus blij was l zelfs zóó bly, dat ie zich
waarachtig weer te buiten ging en 't negende
glaapje hem parten speelde, waarvoor hij
nu toch nog een maand moet zitten, maar
afijn, zegt ie, >'k heb dan toch eer van m'n
werk gehad," en in het volle bewustzyn zyner
waardigheid, vertelt by aan iedereen, die maar
luisteren wil, de geschiedenis van den brief
aan H. M. en wat het gevolg er van was.
Utrecht. MCIWKKN MÜI.LA.
imitiiiiiimimmittiiiiiiiiitiii-.iiiiHMiiiiiimimmit
<?
UUIIIIIUIIIIIIIHIIinilllllMl
EIIIIIIIIEIIIIMIIIIIIIIIIIH
Een taÉd geflenlteten,
De nagedachtenis van een kunstenaar eist
geen monument.
Zijn werk is het door hem zelf gasticht
gedenkteken ; onvergankelik zolang er mensen
leven die het begrijpen.
Een standbeeld doet onthouden dat er een
man geleefi heeft die zo en zo heette; dat
kan men iedere dag op het voetstuk lezen,
nadat vergeten werd wat die man wel ge
daan heeft.
Het mooiste en maest doeltreffende monument
voor een kunstenaar als men een zichtbaar
wenst is een verzameling van zijn werken.
A's 't een dichter geldt: een verzameling van
zover mogelik al zijn werken, in elke vorm
waarin ze in verschillende tijden zijn uitge
geven, allereerst in handschrift. ZQ wordt niet
alleen bewaard wat bij gaf, maar blijkt ook
boa tijdgenoot en nageslacht hem waardeerden.
Zo wordt aan iedereen gelegenheid gegeven,
rechtstreeks tot de kunstenaar te gaan; uit
zijn wei k te doen herleven wat verwaarloosd,
vergeten mocht zijn.
Tegelijk toont men aan landgenoot en
vreemdeling beter dan door een beeld dat men,
de kunstenaar eert en geëerd wil zien.
En wordt aan die verzameling toegevoegd
wat uit de dagen van de kunstenaar bewaard
bleef aan handschriften, brieven, portretten,
voorwerpen van hem en zijn omgeving, dan
kan_ men een deel van een gestorven eeuw
doen herleven ; dan kan de betekenis van een
gedictit, een versregel, een v/oord soms her
vonden worden. In dat alles staat da dichter
voor ons, heel anders dan in het doda beeld,
dat voor wie hem niet kennen alleen zijn
naam noemt.
Vondel heeft zijn standbeeld ; maar ook
zulk een monument waarin hij zelf leeft werd
voor hem opgericht- Isdereen kan het weten,
al was het maar door de verslagen in de cou
ranten van de beide tentoonstellingen, in 1887
en in 1900, dat de heer A. Th. Hartkamp
met grote liefde en piëteit jarenlang bijeen
bracht wat voor zulk een monument nodig is ?
en dat hij daarin zeldzaam gelukkig was.
De uitstekend bewerkte en keurig gedrukte
catalogus, door do firma It. W. P. de Vries
te Amsterdam in 't licht gezonden, maakt het
voor iedereen duidelik hoe belangrijk deze
Vondel-verzameling is; maar ook dat er gevaar
voor versnippering dreigt, dat zelfs alles voor
ons land verloren zou kunnen gaan. Want de
catalogus is samengesteld met het oog op een
publieke verkoping, die 1 1 November a. s. plaats
zal hebben als niet vóór l November het
geheel onJershsnds verkoelt IF.
»0nze Maecenaten smelten vast" schreef de
ouder wordende Vondel in 1616, zich
vereenI zaamd voelende, in zijn bekende brief aan Hooft.
j l-t f-r gcfn vermogend Amsterdammer, die
i tor.en wil dat een Vondel nooit te vergeefs
! een Maecfir.as zoekt ; die er, laten we zeggen
een / 25000, voor over heeft om zijn stad en
de stad van Vondel te begiftigen met een
geschenk waarom het buitenland, Duitsland,
Amerika, haar benijden zal 'l
Zijn er geen twee, geen vijf, desroods tien
gegoeder, die samen willen doen wat voor n
te veel mocht zijn 'f
Is er geen Maatschappij der Nederlandse
letterkunde en gevoelen de leden zich niet
door hun lidmaatschap verplicht aan hun
bestuur te vragen wat het denkt te doen of
misschien al gedaan heeft? *)
Zijn. er geen Vondelvereerders en
Yondelkanr.ers, die zich willen verenigen om te
onderzoeken wat er in de korte tijd van een
paar weken nog godaan kan worden, wat er
wellicht ai gedaan is ; die trachten willen da
aangewezen Maecena'en op en aan te sporen
en de medewerking van da regering te ver
krijgen ?
De kunstenaar heeft geen monument nodig.
En in een tijd dat er een Inleiding tol Vondel
als die van Verwfy kan geschreven worden,
behoeft niet gevreesd dat men de dichter
vergeet.
Maar nu er eenmaal een monument ais de
collectie-Hartkamp is, nu eist de eer van 't
lard dat het behouden blijft, in z'n geheel,
binnen onze grenzen.
II. J. L. C. A. MEIJER.
*) >De Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde hield op '2 Juni haar
jaarly'ksche vergadering. De heer Boele van Hensbroek
vestigde de aandacht op het feit, dat de Vondel
verzameling van den heer Hartkamp naar het
buitenland dreigt te zullen verhuizen. Men
wake er voor!" Spectator 15 Juni 1901. Zie
ook het nummer van 7 September 1.1. blz. 284.
benoeming van een candidaat-notaris, meester
in de rechten tot notaris te Utrecht.
Volkomen ben ik het met den inzender eens,
dat het voor den candidaat die 18 jaar het
radicaal had, hard was, zich te zien voorbij
gegaan door een collega, die 12 j aar candidaat was.
Doch men diene zich de omstandigheden
voor oogen te stellen.
De vaders sedert jaren een geacht notaris te
Utrecht, was sedert de laatste jaren zeer
sukkelend; de ZOOP, csindidaat-notaris, nam
geheel de leiding van het kantoor op zich.
Eindelyk neemt de vader zijn ontslag, in
de hoop en de billijke verwachting dat zijn
zoon hem zal opvolgen.
Inmiddels sterft de vader, nog vóór den
datum waarop zijn ontslagname ingaat. En de
zoon wordt daarna benoemd.
Wat moet de minister bij notarisbenoemingen
in acht nemen ? Hy diene te zorgen, dat de
belangen van het publiek worden gebaat. En
dit is in casu zeer zeker het geval.
By het inroepen van notarieele hulp op dit
kantoor, was het publiek gewoon met den
zoon de zaken te behandelen, was het nu ook
niet billijk dat de zoon die sedert jaren fei
telijk de notaris was, thans tot de betrekking
van notaris werd benoemd en was het dus in
casu niet in het waarlyk belang van deze
notarieele vacature, dat de zoon zijn vader
opvolgde ?
Het is mijne intieme overtuiging dat de
vorige Minister van Justitie deze benoe
ming tegenover een ieder kan verantwoorden.
Met dankzegging voor de verleende plaats
ruimte, Hoogachtend,
30 Sspt. 1901. V.
* *
*
Geachte Redactie!
Het antwoord op het hierbovenstaande kan
kort zijn.
Dat het publiek belang door die benoeming
werd gebaat, is onwaar.
Het publiek belang! een van die gewone
dooddoeners als men geen krachtige argumen
ten kan aanvoeren. Nee i mijnheer V. niet het
publiek belang, maar invloeden van anderen
aard, hebben gemaakt, dat een candidaat die
18 jaren het radicaal bezat en alle aanspraak
op die benoeming had, gepasseerd werd voor
een collega die 12 jaren candidaat was.
Billijkheidsoverwegingen?zooals u beweert
hebben bij den minister niet voorgezeten toen
hij da voordracht deed, evenmin als toen hij
zijn zwager die 5 of (i jaren candidaat-notaris
was, tot notaris deed benoemen, niettegen
staande er oude candidaten en notarissen voor
die standplaats vroegen.
L.
Aan de Redactie De Amsterdammer
WetlMad voor Nederland.
Geachte Redactie.
Heeft u 't slot van de S.sptemberkroniek der
»S;emmen voor Waarheid en Vrede" ai gelezen?
Ik hoop van niet, want dan wacht u iets
potsierlijks:
»En r.u vergun mij, geëerde lezer, hier
afscheid te nemen. Ik hoop, na bijna een jlar
onafgebroken te hebben gearbeid, enkele weken
mij te gaan verpozen in Biuan-Biden. Moge
het verblyf aljaar terwijl het mijn. hart en
geest verwarmt en verfmcht, ook u ten goede
komen."
Weizoo, gaat Bronsveld van 't jjar naar
Baden-BaJer; ! Belangwekkend.
! »Ja maar." zegt ge wellicht, »hij deelt dat
j mee ter wille van gansch Nederland. Zoo'n
! verblijf da:i-, ziet ge, «verwarmt en verfrischt
zijn hart en geest" en komt later door zijn
kronieken en andere geschrifien »ons ten goede."
Weet u wat ik hojp, geachte Redactie?
Ddt Bronsveld in 't Sahwarzwald moge
leeren hoe God groot en hij klein is.
Je zoudt je gaan geneeren voor sommige
collega's met hun malle ijdeltuiterij, al .ben je
zelf maar een domineese vergeleken bij dr.
Brorsveld.
U dankend voor de opneming dezer regelen
in uw blaJ,
S n e e k. Uw dienstw ,
20 Sept. 1901. V. LOOSJUS, predikant.
Notam-liunoeininp,
Mijnheer de Redacteur'
Met groote verwondering las ik in uw blad
van 2'J September jl. het protest tegen de
Van een coiistitnecreiiie yeriatói in ..ürn"
en iets o?er arlisMeenuolitieke oraiufc
Het waa de eonstifueerende vergadering
dpr »Rotterdanifcho Yereetiigirg voor (ie
Kunst''. Een goede tien dagen geleden
kwam een vrind bij mij oploopen niet een
i n teeken lijs t om con tri hueerer.d lid te worden.
Deze ont'wtrp-vereeniging had geschreven
de loffelijke leuze in haar vaan «Verschaf
fing van kunstgenot ook aan fiaantieel
minvermogenden.'' Het spreekt vanzelf dat
ik hem i;iei teleurstelde. Ook zelfs de
allerniinstvermogende kon tot de verwe
zenlijking van dit schoone doe) bijdragen,
daar de minitnum-contributie was gesteld
op vijf'-en-twintig cent.
Merkwaardig alweer was de lijst van het
voorloop!? comité. De heer Henri Hartog,
die tot alles het initiatief had genomen, heeft
natuurlijk gemeend dat bijna uitsluitend
het proletariaat van bet bestaan en werken
dezer vereeniging zou profkeeren. Ondtr
de tvvee-en-vijftig gecommitteerden kwam
ons als werkman en arbeidervertegenwoor
diger alleen onder het oog het eei'sie
sociaaldemocratische Rotterdamsche gemeente
raadslid H. Spiekrnan. Wij trollen ondd1
dezen ook aan, wier namen even goed
hadden kunnen staan onder een comit
dat warme poiferijes wil verschaffen aan
arme kinderijes of kleeren aan de kinder
tjes van gevangen boeren. Ook hierom
waren we, hél benieuwd naar de dingen
die komen zouden, naar deze
constitueerende vergadering opgegaan.
Het extract van deze twee en vijftig ge
committeerden was als voorloopig bureau,
lijfelijk door het «eerbiedwaardig" getal elf'
vertegenwoordigd, met als woordvoerder
de heer I'. Haverkorn van Rijswijk tot
leiding dezer vergadering ter tribune op
geklommen. Waarom juist dit aantal zal
u zoo dadelijk duidelijk worden.
De heer P. Haverkorn van Rijswijk is
een zeer deftige en onder Rotte's burgerij
zeer geachte persoonlijkheid, die, zooals
wij hem eenigen tijd later in de vergadering
den volke hoorden verkonden, al heel wat
vergaderingen geleid en heel wat ervaring
had opgedaan. Het zou dus sr.ood zijn,
nu we dit zoo uit zijn eigen mond hoorden
hieraan te twijfelen. Trouwens aan de zeer
eigenaardige wijze waarop deze ervarenrijke
praeses de vergadering leidde, zou dit vol
doende blijken. Hij begon dan ons
mededeeling te doen dat voorloopig 509 personen
zich hadden opgegeven tot een gezamenlijk
bedrag aan contributie van een vierhonderd
gulden. Iedereen begreep dat dit veel te
weinig was, vooral de heer H. v. R. gaf
hier duidelijk blijk van. Bij acclamatie
werd nu besloten tot het oprichten der
vereeniging. Behandeling van statuten en
huishoudelijk reglement (naar wij meenden
te begrijpen door mr. Nolst Treniléin
ontwerp opgezet) kwam nu aan de orde.
De geachte voorzitter begint ze voor te
lezen. De eerste artikelen worden grif door
de vergadering geaccepteerd. Maar, o wee!
De stem des voorzitters klinkt plechtig
door de zaal «Beschermheer der vereeniging
zal worden hij die zich door een belang
rijke geldelijke bijdrage jegens de vereeni
ging bijzonder verdienstelijk heefi gemaakt."
Rumoer in de vergadering. De hter Bran
denburg vraagt het woord. Na welwillende
verleening door den praefes betoogt de
?verstandige heer Brandenburg dat het niet
te pas komt deze bepaling in de statuten
op te nemen op voor ieder begrijpbare
gronden.
Daarop brengt de geachte praeses, de
heer Haverkorn van Rijsewijk, in het mid
den, dat wij in een eventueel geval onze
dankbaarheid en erkentelijkheid toch wel
niet andeis ztuden kunnen uitdrukken,
waarop de verstandige vorige spreker ant
woordde dat een goede daad belooning in
zich zelf vindt. Dit ging blijkbaar boven
het petje van den geachten voorzitter en
na lang geharrewar werd het voorstel ge
formuleerd en in stemming gebracht.
Voorstel-Brandenburg werd daarop met ver
pletterende meerderheid door de vergadering
aangenomen. Nu begon het interessante
van den avond pas. Ik had er achteraf
gezien lang geen epijt van dat ik mijn
kaartje voor de avondvoorstelling van
Barnum & Bailty dien avor.d had wegge
geven om deze wél merkwaardige verga
dering bij te wonen. De heer P. Haverkorn
van Rijsewijk hamerde eerst de bel ar gs telling
der ter vergadering aanwezige bijeikaareii
sprak toen :
»Geachte, vergadering. Door Jut genomen
besluit iie ik mij genoodzaakt mijn ftinc/ie
als i'oorziller deztr vergadering neer/nleyge/t,
ttvens roor mijn lidmaatschap bedankend. Ik
kan geen vergadering voorzitten waarin
l>zsluitcit iroi'ilen genomen die Icc/en mijn, be
ginselen iii'tlruisclieit, want ziet, gcaclitfi ver
gadering, ik ben een man i:an karakter."
(Geschuifel met voeten en stoelen in de zaal,
achter me hoorde ik uit twee damesmonden
spreken o va c een artikel uit Woord en Heeld
en over burgemeester 's Jacob en over
salavisverhooging). ->Eu ver m Uu ik /tier iu
mijn moralitcil*(jei;ocl ben geL'wetst en geen
baker u'cnsch te zijn van een doodgeboren
kind, leg ik den coorziltcrshamcr neer." (Ver
slagenheid onder sommige aanwezigen. De
beleedigde voorzitter met een gezicht van
daar zit-je-r.ou met je-gebakken peeren en
hoe-hoa ik-me-riou 'i glimt iu 't eerwaardig
gelaat als een «ingesmeerde visscherslaars").
Na het verkrijg* n van het woord vraagt
de verstandige heer Brandenburg aan den
nog achter het lessenaartje veitoe.'enden
voorzitter (op verdoek zou hij de vergadering
nog aibiden) of de overige heeren van 't
voorloopig bureau soms ook bij verschil
van gevoelen van plan waren n voor n
van 't podium af te wandelen. Gelach
onder de aanwezigen. Er worden door enkele
heeren pogingen in 't werk gettell den toorn
des heeren Haverkorns te bezweren en hem
tot het weer toetreden over te halen. Alles
tevergeefs. Hij lei z'n hamer neer omdat-ie
geen baker wou worden. Dat had-t-ie,
dunkt me, duidelijk genoeg gelegd. Na het
aannemen van nog enkele andere artikelen
probeereie tue-j. I.ta Heiji.rnians nogmaals
in welsprekende woorden het geschil bij
te leggen. La<y, het mocht niet baten.
De heer Haverkorn zat (of liever stondx
intusschen op iets te broeien, dat zag ik
duidelijk aaii ziju wel verstoorde maar
peinzende gelaatstrekken. Van boosheid
verwisselde de expressie op dat achtbare
gelaat tot een uitelrukking van leedver
maak als van een Engeischman, die de
voldoening smaakt een boer temassacretren.
Hij stond in al zijn lengte en sprak on
geveer deze gedenkwaardige woorden :
«Geachte Dames en Hoeren (dier wendde
hij het hoofd van elen heer Brandenburg
af;. »7?e» kunstenaar is ionand die iels
heeft, il: zon bijna zeggen iemand die, be
genadigd in met iets, dal duizenden anderen
missen." Daar ik wist dat er duizenden
in de goede stad Rotterdam rondliepen
zonder »een rijksdaalder in d'r
liukervestjezakje" en ook duizenden zonder »aen
hoogen hoed", trok ik, listig als ik ben,
dadelijk de conclusie dat een kunstenaar
iemand is met een «rijksdaalder in zijn
linker vestjezakje" maar bespeurende alras
dat hij ook iemand is met een »hoogen.
hoed" begon ik wet grond te twijfelen aan
de juistheid dezer door den geachten heer
praeses gegeven bepaling. Hij ging verder :
Ecu li'iotflctianr is iemand die door
ont'.ctijlijlcc insjinnning en arbeid de gave lieo/i
gekregen .... etc."
Ik dacht alweer in m'n onnoozelheid dat
een kunstenaar eerst de gave had, die hij
dan verder ging ontwikkelen. Na nog enkele
dergelijke scherpzinniglieden betoogde de
voorzitter dat kunstenaars dus wel waard
waren eereleden te worden. En wederom
zijn stem verheffende sprak hij:
-Kcnkapitdlikt hfc/'l de gave geld Ie bezitlen en
intellekt.'' ('t Is heusch waar dat zti-die. Da
dikke Spiekrnan, heel oneerbiedig als lid
van 't voorloopig bureau, sloeg z'n handen
op z'n buik van 't lachen, het verstandige
volksdeel dezer vergadering gierde), rik
gewaag van de energie en de noeste vlijt,
waarmee zij zich Ititn kapitaal bijecnlioopten."
(Hij had even te voren gezegd toen H.
Hartog het woord had dat de politiek er
buiten moest blijven, door interruptie). Na
nog enkele enormiteiten verliet de geachte
voorzitter als pauw met uitgetrokken staart
de vergadering.
Een pressie op de bestuursverkiezing werd
nog geoefend door het feit dat de statuten
spraken van elf bestuursleden. Daar er
toevallig (?) juist elf op 't podium zaten
werd natuurlijk door een der aanwezigen
voorgesteld deze in hun geheel tot bestuur
te verkiezen wat (met uitzondering van den
heer H. v. II. natuurlijk) bij acclamatie
werd aangenomen.
ARIE V.