Historisch Archief 1877-1940
No 1268
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5
Rollen van 6 Tabletten. ? Rollen van 6 Tabletten
l O dubb. Capsules
«oor koppefj
tiiiitititiiitimiiiimiiiuiiiMiiiiiiiiiiiiMMiimiiniiimiiiiiuiiiiiiiiiiJiiiM
Neeltje Lettinga.
Er zijn misschien weinig menschen meer, die
cich van de Nationale Tentoonstelling van
Vrouwenarbeid, vóór 3 jaar in den Haag ge
houden, den naam herinneren dien we hierboven
plaatsten. Wjjst de uitgang op a menigeen
direct naar het land der Friezen, waar vele
namen op die eersten letter van het alfabet
uitgaat), 't is te denken dat de gedachten daarbij
verwijlen bij »dat vrouwtje uit Warga dat zoo
aardig matten vlechtte" in het op oud-friesche
wyze gestoffeerde gedeelte der Industriezaal,
of wel naar dat andere deel dier zelfde om
geving, waar een broer en zus aldoor proeven
gaven van meerdere ontwikkeling op hetzelfde
terrein als waarop dat moedertje uit Warga
zich bewoog, door fijner soort mat-en
mandenwerk, en ook geheele stoelen etc. etc. te
fabricaeren.
Of ook, men wandelt in den geest weer
door dien gang en die deur die toegang gaven
tot >de Zuivelbereiding in volle werking" onder
leiding van die friesche veehoudersdochter uit
Pingjum, mej. A. Hilarides, die wel niet zoo
beslist met haar naam aan het oude Friesland
herinnerde, maar een zoo groot terrein van
werkzaamheid op de tentoonstelling innam,
dat zy alleen daarom reeds wel moest blijven
voortleven in de herinnering der bezoekers
dat kan niet anders.
Maar Neeltje Lettinga... ? wat had die ook
weer ? j Die onderwetsche weefstoel uit Garijp
misschien?... of wacht eens... was 't niet?!?...
Geef het gerust op, mevrouwt U herinnert
het u toch niet meer, dat zie ik wel. En eerlijk
gezegd, dat verwondert me ook niemendal.
Die typische groepjes, die lompe weefstoel, die
inrichting waar ge boter en kaas zaagt maken
(kis ge er lang genoeg bij hebt stilgestaan; er
liep zoo menigeen ongeduldig direct weer weg I)
dat alles bleef u onwillekeurig mér by. Toen
ge er onlangs eens toevallig toe kwaamt, om
den catologus dier tentoonstelling nog eens
door te bladeren, toen hebt ge misschien den
naam van Neeltje Lettinga heelemaal niet meer
opgemerkt en dus ook niet gedacht aan hare
expositie van twaalf stuks houtsnijwerk in de
afdeeling Huisarbeid. En wjjl de
vervaardigster er zelve niet by tegenwoordig en
voor het oog' van n en anderen er mee bezig
was, viel het «eigen werk" ook minder op, al
zeiden we zoo in 't algemeen dat het «heel
mooi" of «heel aardig" was. Men kon dan ook
moeilijk weten wat er aan de vervaardiging
van dat twaalftal voorwerpen was voorafgegaan,
voordat z\j met andere stukken en stukjes
houtsnijwerk uit Souburg, Velsen en elders
eene plaats veroverd hadden tusschen al die
dnizenderlei zoo bezienswaardige dingen van
vroegeren en lateren tyd. Laat ik er u alleen
dit van vertellen, dat Neeltje Lettinga, eene
eenvoudige boerendochter van het Bildt (Fries
land), toenmaals te St. Jacobi Parochie wonende,
reeds vanaf hare schooljaren lust tot knutselen
en peuteren had. Allerlei kleedjes en kleine
voorwerpen van katoen en wol, van papier en
leer, getuigden van haar lust tot doen niet
alleen, maar ook van hare vindingrijkheid op
verschillend gebied. Doch 't geld voor lessen
nemen en 't aanschaffen van goede stoffen en
deugdelijk werkmaterieel ontbraken haar en wel
licht ware er nooit iets anders als betrekkelijk
waardeloos geknutsel uit hare handen blijven
komen, als niet de tentoonstelling van vrouwen
arbeid in zicht was gesteld en deze ook Neeltje
Lettinga had doen denken: «komaan, daar
moet ik ook bij zijn l"
Onmiddelyk na dat genomen besluit kwam
echter de vraag: «maar w kt zal het zy'n? en
waarvan? van welke stof?"
Waar een wil is, is ook een weg; doch by
een bezoek aan de dames die zich in Friesland's
hoofdstad beschikbaar stelden voor het geven
van inlichtingen omtrent hetgeen daar op die
Tentoonstelling werd verwacht en gewenscht,
bleek het Neeltje al heel gauw dat al hetgeen
z\j tot dusverre vervaardigd had, niet werd
begeerd al hoe de dames van 't Comitéhare
knutselaryen ook bewonderden omdat er
«iets" inzat als men bedacht dat er zonder
leiding was gewerkt.
Dat was eene teleurstelling, en löch l 't was
de eerste aanleiding dat door eene begaafde
lesgeefster in nuttige en fraaie handwerken
aan Neeltje de helpende hand werd toegestoken,
dat eene andere dame aanbood, haar teekenles
te geven als vader Lettinga voor de reis
kosten elke week opnieuw zorgen wou, dat
een derde dame aanried een bepaalden tak van
werkzaamheid te kiezen, dat weer anderen
haar op verschillende wijze voorthielpen en
de wegen aangaven die Neeltje inslaan moest,
om goed begrip van houtsnijwerk als kunst
te kr\jgen en 't gemaakte onder de oogen van
't publiek te brengen.
Sedert die Tentoonstelling van Vrouwen
arbeid in den Haag zijn drie jaren verloopen.
Ware er dezen zomer weer zulk eene expositie
hier te lande gehouden, wy maken ons sterk
dat de voorwerpen, ingezonden door Neeltje
Lettinga (thans) te Berlikum, gemeente
Menaldumadeel wonende, eene gereserveerde plaats
zouden hebben ingenomen en voortdurend de
aandacht zouden hebben getrokken. De knutse
laarster van voorheen is eene kunstenares
geworden, door oefening werd de kunst ver
kregen, ook de gemakkelijkheid waarmede het
mesje word bewogen zelfs in het hardste hout,
de vaardigheid om zonder model te teekenen
op het hout, de vlugheid van begrijpen wat
past of minder goed zou voegen, de smaak om
bet geheel keurig af te werken, de bevallige
overeenstemming der figuren by veel verschei
denheid. Neeltje Lettinga, de onvermoeide,
die haar werk liefheeft om het werk zelf,
hoewel het haar tevens tot onderhoud, tot een
bestaan dienen moet, 't geen zoo geheel past
in de lijst van onzen tijd: Neeltje Lettinga is
in den laatsten tyd meer bekend geworden.
Zy kan u als ge haar bezoekt eene mooie
zilveren medaille laten kijken, in 1899 te
Appingedam van de daar bestaande afdeeling
van 't Genootschap van Nijverheid gekregen,
welke afdeeling toen van 1-4 Juni haar
20jarig bestaan met eene expositie vierde.
't Mooiste van die medaille is zeker wel
de op het vlak vermelde mededeeling dat zij
voor houtsnijwerk als Ie prijs werd toegekend.
Daarna is onze frieain nog in 't vorig jaar
te Leens en te Finsterwolde, op de eerste
plaats met eene verguld zilveren medaille
bekroond, terwijl te Finsterwolde by het diploma
eene kleine geldsom was gevoegd. Een grootere
diploma in lijst, mede uit Leens, prijkt aan
den wand der kamer en zal eerstdaags ge
zelschap krijgen aan het onlangs (in Aug. j.l.)
te Bolsward behaalde eerbewijs, diploma van de
zilveren medaille dat, 71 cM. lang en 50 X cM.
breed, niet minder een sieraad zal zy'n, getuige
van voortdurenden vrouwenarbeid in den
huisely'ken kring.
Reeds een paar malen mochten we de
kunstwerken van Neeltje Lettinga bekijken,
gisteren nog. En toen we in gezelschap eener
vriendin de niet zeer talrijke maar alle van
evenveel volharding als goede smaak getuigende
voorwerpen bekeken hadden en tot onze vol
doening zagen hoe Neeltje steeds haar best
doet, om het schoonste te leveren en daarvoor
alles achterstelt wat anders de meisjes van
hare jaren aantrekt en boven alles gaat,
toen konden we den wensen niet onderdrukken
dat haar werk meer bekend mocht worden in
de kringen van hen die ook den scheppingslust
der vrouw op hoogen prys stellen, die weten
te waardeeren en te prijzen het werk van
uren en dagen lang, te pryzen ook in dien
zin dat het werk worde betaald niet met
karige hand, wyl onze Friesin moet leven van
haar kunst en eene liefhebbende dochter is...
Meer zeggen we hiervan niet. De goede
verstaander heeft geen verderen uitleg noodig.
Bovendien weet ieder dat de kunst wél voedt,
mits anderen van haar zy'n gediend en haar
kunnen betalen.
Eunt ge evenwel dat laatste niet, ga toch
gerust als ge in de gelegenheid zyt, te Berlikum
eens een kijkje nemen. Dat ge er vriendelijk
ontvangen wordt, daarvoor sta ik u borg, en
eene wandeling door en achter om het schoone
bouwdorp heen, zal u heel wel bevallen.
Woont ge soms in Groningen, ook dda> kunt
ge in den kunsthandel van mejuffrouw
Fokker (Pelsterstraat No. 6) by zooveel ander
schoons de scheppingen van onze Friezin be
wonderen; want dat ge dat laatste doen zult,
daarvan ben ik zeker. Hond vooral in uwe
gedachten dat wat ge ziet, niet komt uit het
een of ander beroemd geworden magazijn,
waarin ge langen tyd vertoeven kunt en door
de menigte voorwerpen telkens wordt afgeleid;
maar dat dit weinige is gemaakt door ne
en dezelfde vrouwenhand die eerst zelve ont
wierp en toen daarstelde wat z\j wilde laten
zien. Beky'k dat tweemalen bekroonde tafeltje,
Hindelooper model, vooral ook eens aan den
achterkant; er is geen moeite aan gespaard.
En die hooge bloemstander, ook heel geschikt
voor een vogelkooi: is dat elzenhout niet keurig
bewerkt? Dat vuurscherm in 3 afdeelingen
met scharnieren, waarvan het hoogste stuk het
Gtloof zoo hoog ernstig weergeeft, het middelste
stuk de Hoop in iets losser ly'nen maalt en
het kleinste de Liefde als 't teerste doet spre
ken: 't is driemaal bekroond en dat verbaast
u niet, is 't wel ?
't Is alles, alles EIGEN werk. In notenboomhout,
in elzen- of linden- of eikenhout: al dat
kleinere goedje is zoo fijn; men zou zich
bijna gaan verbeelden dat het geen menschen
werk zou kunnen zijn.
Wat nog niemand gezien heeft en in de
eerate weken ook nog door niemand of
althans weinigen gezien zal worden, is een
echt friesch voorwerp uit den ouden tyd, een
pultrum van minstens 95 jaren oud. Dit .
familiestuk van eikenhout is nog geheel gaaf l
gebleven, van de bovenste laag ontdaan, en nu
wordt het blanke, steenharde hout door de
eigenares in een heerlijk kunststuk herschapen.
Wat we er van zagen, vervulde ons met ver
langen naar de voltooiing.... Doch genoeg I
Moge het bovenstaande de aandacht op onze
Friesche kunstsny'dster gevestigd hebben, velen
hebben nieuwsgierig gemaakt naar hare kunst,
dan zullen wy er ons hartelijk in verheugen.
Neeltje Lettinga en haar werk zy'n het ten
volle waard.
Leeuwarden,
30 Sept. 1901.
G. C. STELLINGWEEP
JENTINK.
iiHmwiHHimMiwimiHiniiiiii
Tuberculose. Thérèse Huber. Victorien
Sardou. Margretha van Gonnaught.
Wie door Noorwegen reist en zich in de
gelegenheid bevindt met de inwoners over de
inheemsche toestanden te spreken, moet ge
troffen worden door de algemeene klacht over
de zich sterk uitbreidende tuberculose. Terwijl
de vroeger veel voorkomende lepra-lyders
afnemen, groeit het getal teringlijders steeds
aan. Zoo is te Bergen van de voorheen drie
bestaande hospitalen voor melaatschen nog
maar een voor dezen bestemd en huisvest het
aan de bezoekers van het heerlijk gelegen
Molde welbekende hospitaal Beknaes niet
langer lepra-lyders maar dient als sanatorium
voor lijders aan tuberculose.
Verontrust over de uitbreiding dezer ver
raderlijke ziekte heeft »de
vrouwen-vereeniging voor sanitaire doeleinden" in Noorwegen
zich tot taak gesteld kennis te verbreiden over
de tuberculose en de hygiënische middelen
ter voorkoming. Vooral vrouwen en moeders
uit de armere klassen worden onderricht over
de maatregelen, om besmetting te verhoeden;
voorlezingen worden over dit onderwerp ge
houden, vlugschriften uitgegeven.
Wat de verspreiding dezer ziekte vooral in
de hand werkt is de verderfelijke gewoonte
der Noren om te spuwen, waar zy' zich ook
bevinden, zoodat de vloeren op stoombooten,
in trams en openbare lokalen hiervan overal
de sporen dragen. In de scholen worden thans
de kinderen opmerkzaam gemaakt en gewaar
schuwd tegen dit euvel, maar t er wyl de onder
wijzeressen haar leerlingen goede lessen in
deze richting geven, gaan de onderwijzers der
volksscholen zoo verzekerde mvj een
Noorsche dame ongestoord met de slechte
gewoonte van spuwen voort \
(Belang en Recht).
» *
«
In de Cottasche Buchhandlung is verschenen
van de hand van den bekenden Berlynschen
professos Ludwig Geiger: «Leven en brieven
van een Duitsche vrouw."
Een lijvig boek, groot 436 bladzijden. Die
Duitsche vrouw is Thérèse Huber, die tijdens
haar leren 1764?1829 bekend was als eene
«interessante" vrouw.
Van het etiket «interessant" en «onbegre
pen" ben ik een ietsje huiverachtig. Met «des
femmes intéressantes et des femmes
incomprises" moet men uiterst voorzichtig zy'n in
persoonlijken omgang, Zoo licht steekt men
de hand in een wespennest...
Revenons a Thérèae Huber, geboren Heyne.
Haar vader Christiaan Gottlob Heyne was een
bekend philoloog en oudheidkundige, een man
van strengs beginselen en onkreukbare mora
liteit. Thérèse's moeder was een wufte, licht
zinnige, hartstochtelijke vrouw, wier levens
wandel de ergernis van magen en geburen
gaande maakte.
Het spreekt van zelf zeggen wy' tegenwoor
dig met moderne overtuiging, dat een
«liefdspand", gesproten uit zulk een onharmonische
echtverbintenis in zich heeft alle kiemen en
neigingen om den psycholoog onzer dagen te
doen watertanden! Een prachtig gegeven voor
den nieuwerwetschen uitpluizer om met
onderwetsch Jobs-geduld aan't pluizen en uitrafelen
te gaan. Zoo ook Ludwig Geiger. Uit Thérèse's
eigen brieven, haar verbitterde uitvallen en
liefdelooze aantijgingen, construeert hij het
beeld, dat hem het meest aannemelijk voor
komt. Professor Dr. Ludwig Geiger, deyverige
«Goethe-Forscher", is niet vruchteloos aan het
speuren, navorschen en snuffolen gegaan. Een
schat bizonderheden uit Thérèse's leven, brie
ven en novellen brengt hy te berde. Zy was
journaliste, schreef artikelen en novellen waar
van de strekking niet in ieders smaak viel.
Dat is ook niet noodzakelijk: »Kannst du
nicht Allen gefallen, so mache es Wenigen
Recht". Thérèse Huber heeft een woelig lief de
leven gehad. Als jong meisje koesterde zy een
platonische liefde voor een jongmensch, die
haar gaarne tot vrouw had genomen, maar
aan wien zy' alleen toestond haar geest te
vereeren en lief te hebben. Toen, mir nichts, dir
nichts, huwde zy met zekeren heer Forster
dien zy' absoluut niet liefhad! Nog vóór haar
lippen de gelofte van eeuwige trouw aan
Forster prevelden, ontvlamde zy voor een
meneer Meyer.
Meyer mocht toekijken en Forster «führte
sie heim".
Toen zy tot over de ooren verliefd werd
op Huber, achtte zy het oogenblik gekomen,
zich van den ongelukkigen Forster te laten
scheiden. Na diens dood trouwde zy met
Huber. Dit feit had plaats in 1794. Tot aan
haar dood, in 1829 bleef zy trouw aan den
naam Huber. Of haar tweede man de kunst
verstond haar in alle opzichten te behagen,
is moeielvjk te zeggen van iemand, die zoo
als deze vrouw, zooveel schakeering en ver
andering zocht in het schalke minnespel, dat
ik noch in Harleky'nspak zooals hier, noch in
konings-gewaad als het nig noodige erken
voor de vrouw.
* *
*
Den 7den September jl. vierde Victorien
Sardou zy'n zeventigsten verjaardag. Hy is
nog een schrander, levendig prater, die dezen
winter onvermoeid was, toen hy' de lange
repetities van zy'n «Patrie!" bijwoonde in het
théiUre Francais. Na veel struikelen, vallen
en opstaan, gelukte het Sardou zyn naam voor
goed te vestigen, door de opvoering van «Les
pattes de mouche", die den loden Mei 1860
in het Gymnase te Parijs plaats had. Toen
volgden met langer of korter tusschenruimten
de série van zyn werken, die heel knap réper
toire houden en waarvan wy er vluchtig enkelen
opnoemen: «De familie Benoiton", «Vrienden
van ons", «Dora", «Cyprienne'" «Odette",
«Fedora", «Madame Sans-Gêne".
Over Sardou's huwelijk lezen wy in het
Journal des Goncourt het volgende, onder den
datum van 20 Mei 1872.
«Het huwelyk van Sardou en mejuffrouw
Souliéis origineel. Een graveur die naar een
schilderij uit de galerij te Versailles werkte,
had den heer Souliéiets te vragen, en vindt
de familie aan het déjeuner. Souliénoodigt
hem uit met hen te déjeuneeren. De graveur
verontschuldigt zich, zeggende dat Sardou
buiten op hem wachtte. Souliéverzocht hem
den auteur van «de familie Benoiton" te gaan
halen. Sardou ziet het jonge meisj j... en hy
wordt verliefd, precies zooals de Jheld uit een
zijner stukken verliefd bad kunnen worden."
In hetzelfde boek, zegt Goncourt het vol
gende, naar aanleiding van een persoonlijke
kennismaking met Sardou.
«Ik at vandaag met Sardou Ik had hem
wel eens hier en daar gezien, maar nooit
gesproken. Sardou heeft niets van Dumas;
niets van diens torenhooge minachting voor
menschen, die hy' niet kent. Sardou is een
joviale vent. Hy' gaat met iedereen
kameraadschappelyk om. Daarby is hy' spraakzaam,
buitengewoon spraakzaam; hy praat als een
man van zaken. Hy spreekt over niets dan
geld, over cy'fers en recettes. Men zou nooit
een letterkundige in hem zoeken. Wordt hij
vroolyk en geestig, dan is hy onuitputtelijk
in bomediantengrappen."
* *
*
Margaretha van Connaught, is volgens
Engelsche berichten, die wij echter uit droevige
ervaring der laatste tyden, Liet onvoorwaar
delijk mogen aannemen, de aanstaande vrouw
van den Duitschen Kroonprins. Matgaretha is
een lief, zeer begaafd, uiterst eenvoudig
meisje van 19 jaar. Zij heeft geprononceerde
neigingen voor het rustige huiselijke leven.
Meestal kleedt zy zich in 't wit. Haar
lievelingsbloemen zy'n witte margrieten.
CAPKICB.
WIIIIIIIHIIIIIlllllllltllltMUMIIIIHIIlllltHWIUimiM
INGEZONDEN.
Aan Caprics! *
Uw randschrift by Emma Goldman's afbeel
ding eindigt: «Het is zonde en jammer dat
zelfs de slimme en praktische Amerikanen
geen termen wisten te vinden, dit anarchistisch
«Liebchen" achter slot en grendel te bewaren."
Zoo staat er.
Ik vertrouwde my'n oogen niet. Is deze zin
van een ontwikkelde, Hollandsche vrouw ?
Uwe zoete woordjes, uwe zachte vrouwen
woordjes hebben het parfum van brutaal
despotisme.
Den mensch levend inmetselen, niet om wat
hy doet, maar om wat hy' denkt of vermoedelijk
denkt.
Om iemand van zyn vrijheid te berooven,
moet er eerst een daad zy'n, door hem of
haar gepleegd.
Hebt gij geen echtgenoot, willens genoeg
om u wat rechtsgevoel in te boezemen?
Pas maar op, of u zelf komt achter slot en
grendel.
Zydelings hitst u Amerika aan tot bet plegen
van onwettige handelingen.
En dat is strafbaar...
Leersum, 6 Oct. H. WOLFGANG v. D. MEIJ.
* *
*
Ontoegankelijk voor bovenstaand pleidooi
van my'n vriend v. d. Mey, ten bate eener
anarchiste van het merk Emma Goldman en
ongevoelig voor zijne bedreiging, handhaaf ik
myne meening.
C.
Trademark
THEE - E. BRANDSMA.
KOLDEWEIJ & COBBIiBI
Groot Beddenmagazfln.
Telephoon No. 1752.
Groote collectie Wiegen,
KInderledekanten, Luiermanden,
Babytafeltjes, Babybascules, etc.
etc. Vraagt geïllustreerde catalogus,
Verzekering-maatschappij HOLDA".
Amsterdam, Damrak 74.
Goedgekeurd by Kon. Besluit van 3 December 1895, No. 38.
Sluit alle soorten Verzekeringen op Uet Leven en
van L|f frenten, met of zonder ophouden van premie
betaling ingeval van Invaliditeit.
Werkkracht-Verzekering, al of niet in verband met
Levensverzekeringen of Lijfrenten.
Vraagt de nieuwe Prospectussen.
PHILIPPONA KETELAAR,
fournisseur de la Cour.
K A I. VERSTU A AT 166, A M H T F. U D A n.
BANDE SPECIALITE POUB
Tronsseanx & Layettes,
Sur demande envoi franco de Devis et de modèles.
Dichter (verwaand):?Men wordt
dichter geboren, mijnheer, niet gemaakt.
Criticus: Zeg dat nooit in
tegenwoordigheid uwer ouders meneer
de dichter. Zoudt u hen zulk een blaam
willen opleggen ?
Ongevallen-Verzekering
Hoofdkantoor: Hnygensplein l, 's-Gravenhage.
Kapitaal t ? l.OOO.OOO.-.
Fatum.
Levenslange Spoorweg-, Tram- en StOOmbOOtongevallen-Verzekeringen.
Verzekeringen van Jachtopzieners en Drijvers met ingesloten wettelijke aansprakelijkheid.
Speciale Verzekeringen van Artsen, waarbij infectie, \ook zonder dat een ongeval
is bewezen, is ingesloten. Inlichtingen gratis. Agenten en agentessen gevraagd.
Zij (sentimenteel): Hou je l
nog net zooveel van me als vroeger, j ,
mijn lieveling ? '
H (ijverig in de krant studee
rend) : Zeker schat!
Zü: En waarom dan, engel ?
H rj (kalm): Ja, dat weet ik
eigenlijk niet, ik denk uit gewoonte.,
VITOS is een smakelijk ontbijt en staat evenmin als brood tegen
per pak van £ en9- P«n(Jen * / -45
ALLÉN DOELMATIGE VOEDING MAAKT KRACHTIG EN GEZOND
«foor ENG ROS en EXPORT
\>\\ PAUL HORN Amsterdam
n rv»v». nurira «msreroarr