De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 27 oktober pagina 10

27 oktober 1901 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ko. 1270 Aan de directie is ontslag gegeven. De benoeming voor een nieuwen directeur aange houden. Machtiging is verleend om, onder goedkeuring van den raad van commissarissen, boven de vroeger toegestane sommen nog 50000 gulden op te nemen en tot zekerheid voor de richtige terugbetaling van hoofdsom en rente, de bezitting der vennootschap geheel of gedeeltelijk te verpanden. Op den prijs der Moeara schijnen de Baissiers hun invloed voor een groot deel verloren te hebben. Dat is, geloof ik, goed. Volgens de Soer. courant zou de heer J. A. Stoop, directeur van de Dordt het verzoek gedaan hebben om concessie tot 't ontginnen van petroleum, bergteer, naphta, aardpek, asphalt, aardhars en natuurlijke koolwater stoffen op een terrein in de afdeeling Soerabaya gelegen. De noteering der N. I. mijnb. mij. waarover ik de beide vorige keeren gesproken heb, ging tot 64 a 66 M achteruit. Waarom blijft het bestuur toch zoo onwillig tegenover de Nederl. aandeelhouders, die een geldleening tegen voordeeliger conditie dan de 10de penning, terecht verlangen. De commissie heeft nu aan de aandeelhouders voorgesteld een 6 percent obligatieleening groot 8 ton met hypothecair verband op alle bezit tingen der Mpy' tegen 95 pet. uit te geven. De aflossing tegen 110 pet. most uiterlyk op l Dec. 1920 gedaan zijn. Inschrijving op deze leening is opengesteld tot 28 Ó3t. a s. M. i. mogen dl? aandeelhouders wel medewerken om het slagen van dit plan te bevorderen. A'dam, ^ 24 Oct. 1901. Bussum l2' >> l D. STIÖTEB. «HiiHimmmuiiiiiiiiimmimmmiumummininlMiumluiliiuiiiiuiH BOEKAANKONDIGING De genezing van alle teringlijders of de Nordrach-kwir. Met toestemming van de uitgevers vertaald uit T/ie Nmettenth Centunj door C. en J. W. K. itg. C. L. G. Yelit, Amsterdam. Te Nordrach in het Saksisch Schwarzwald is voor eenige jaren door dr. O. Walther een sanatorium geopend, waarin lyders aan longteering op >eene grootendeels door hem ge vonden en verbeterde" wy'ze worden behandeld. Deze behandeling bestaat in hoofdzaak uit: Voeding (overvoeding), regeling van beweging en rust en zuivere lucht. Zooals men zien kan, verschilt deze methode van die, in nagenoeg alle andere sanatoria toegepast, in hoofdzaak door den nadruk, welke op de voeding wordt gelegd en, ofschoon het hier de plaats niet is de wetenschappelijke juistheid van dezen factor te bespreken, zal iedereen, die de op blz 49 en 50 voorkomende voedingskat inziet, wel tot de overtuiging komen dat er »een gezonde maag" toe behoort om dit alles te verzwelgen en dat van de functiën van de spy'sverteringswegen heel wat wordt gevorderd, meer dan menigeen kan ver dragen, afgezien nog van het feit dat bij dergelijke overvloedige opname van spijzen, vol gens de leer der pbysiologie, een groot deel onverteerd, dus onnut het lichaam passee ren moet. Intusschen moet worden toegegeven, dat men tegenwoordig in de andere sanatoria ook meer nadruk op krachtige voeding legt, doch op 4e bewering in dit boekje (bl. 33) geuit, nl. »d*t het beste middel tegen elke dige&tie (bedoeld wordt: indigestie) is overvoeding'', ook in andere Sanatoria bevestigd gevonden wordt, valt te betwijfelen. Men zal daar wel niet in staat zyn, door over-voeding het gebrek aan eetlust, waaraan zoovele teringzieken ly'den, te overwinnen. In Nordrach schijnt dit echter mogelyk, ten minste daar schijnen de patiënten »die daar kwamen met slecht werkende spysverteriogsorganen, in bijna ongelooflijk korten tijd hunne dyspepsia en alle andere onregel matigheden van hunne voedingskanalen kwijt te raken. Wie intusschen die weinige bladzijden door leest, moet wel tot de overtuiging komen dat de wy'ze waarop te Nordrach geleefd wordt, te midden eener prachtige natuur en in zui vere berglucht, alle elementen omvat, die de hedendaagsche phtysio-therapie met goed ge volg toepast. Alleen vond ik niet vermeld of er veel (en welk) gewicht gehecht wordt aan de leer der besmettelijkheid der tuberculose en ook niets over de zorg die men uit dit oogpunt elders besteedt, om gevaar van besmet ting door middel van de sputa te voorkomen. Doch hoe dan ook, indien het waar is wat de enthousiaste schry'ver beweert, nl. dat in plaats van de 30 pet. genezenen, waarop de gewone sanatoria zich in den regel kunnen beroemen, Nordrach er op 90 pet. kan wyzen dan voorzeker zal het »üe aanbeveling ver dienen, om overal elders, ook in ons land (dat daartoe door den schryver even geschikt geacht wordt als elk ander), dergelyke inrich tingen met tientallen in het leven te roepen te meer omdat »niet enkelen slechts, in het beginstadium verkeerenden, neen, aan allen wordt de reddende hand geboden." Alvorens echter daartoe wordt overgegaan, zal het noodig zy'n, dat de Nordrach-methode zoowel als de daar verkregen resultaten, aan strenge wetenschippelijke kritiek worde onder worpen. Want dankbare, herstelde patiënten en hunne vrienden, zooals schrijver en ver talers van dit boekje, mogen niet als bevoegde beoordeelaars worden beschouwd, missende zij de noodige objectiviteit, otn met wetenschap pelijke argumenten, zoo ingry'pende behandeling te kunnen beoordeelen. Het boekje is duidelijk en in goed Nederlandsch geschreven. Ieder die iets meer van de genoemde behandeling wil te weten komen, kan het met gerustheid wordea aanbevolen. Dr. K. Julius PruUelmaD Brommeijer. Ze mogen den lof van denzomer zingen zooveel ze willen, maar je moet dan toch zeggen, dat er geen ongezelliger saisoen te beden ken, is. dan dat van Juni, Juli en Augustus, al wordt je ook met het mooiste weer gezegend, zooals dit jaar. Ja, hoe mooier hoe slech ter, lijkt het wel. Nog nooit heb ik zoo iets beleefd. Geen mensch thuis; de heele wereld aan het uitrusten, zoodat je, om je vrin den een voor een te ontmoeten, haast een rondreisbiljet had dienen te nemen voor alle kust-en bergstreken te gelijk. Voor menschen als ik, die, ge moedelijk van aard, vriendschaphoudend zij n, wordt het zomers, om zoo te zeggen, geen leven meer. Vroeger, als je dan iemand uit je omgeving miste, kreeg je ten minste nog een fatsoenlijken brief; ik heb, uit den tijd van '7Üen '80, stapeltjes liggen van-C^uack, Tobias, Charles, Gijs, \Vi_llem, Böhriuger, de van aghens enz., waaruit een bloemlezing, na mijn dood, ons volk al is het 't God beter 't niet waard eens zal kunnen merken wat er in al die voortreffe lijke breinen is omgegaan, als zij, ergens in den vreemde, rustig zaten te genieten van hetgeen je lijf en je ziel voor de rijks daalders koopen kan, welke Onze L;eve Heer ieder heeft toebedeeld, die zich door vlijt of spaarzaamheid zich dat waardig wist te maken. Maar tusschen_'80 en '00 kwamen al meer en meer de briefkaarten in de mode, zelfs bij de deftigste lui uit de Bocht, die aanvankelijk hun vertrouwe lijke ontboezemingen nog onder couvert je .toezonden; zoodat, op een zeer enkele uitzondering na, alle missives, die van mijn Hollandsche vrienden uit het Bui tenland door den post mij besteld wer den, door Jacob en de meiden het eerst zijn gelezen. En nu na '90 is het ook met die kattebelletjes gedaan. Te spellen krijg je niets meer! Ze sturen je een prentje. Dat is makkelijker nog. Een groet met Gothische letters uit... een drukkers-atelier. Alleen een extra warm gemoed vindt soms gelegen heid daaraan iets toe te voegen, zooals Quack me onlangs van den Il'gi toeriep: «Nimmer te vergeten oogenblik! Mijn ziel gloeit niet de gletschers mede, en bij 't C8&HELTSJE1S Vaa een msciije, dat op aarde viel. Oonpronkelijke Schets, door F. DE SINCLAIR. Zondagmorgen. 'n Loome gloeiïng ligt drukkend op de stijve kaïle, waar de kerk staat. Nergens schaduw. 't Water in de gracht roerloos met hier en daar regenboogtinten tusschen iets drabbig?, als 'n verschoten lap met vetvlekben. 'n Rij magere Loomjijes omtimmerd met hek]es laten hun stoifige blaren a's verzengd neerhangen langs de sprieterige takje». De straatkeien hard en glimmend ia hoekerige evenwijdigheid, de droge goot ah 'n _gore streep er langs met daar tegen aan de zuivere liniaallijn van den blauwen trottoirrand. 't Trottoir zelf hard geel met peuterige ruitjes van de tegels. Rechthoekig oprijzend de voorgevel van de kerk, een stijf hoog vlak van korrelig pleister, de deur wy'd opengapend ?MtiiiiiiiiiliftiiiiiftiiiutitirMiiHiiiiiiMiiiuiMmiiiiimiiiiiiiimiiHiim* blozen van den bergreus denk ik aan. ..u'. In elk geval, na zoolang buiten de ge wone conversatie te hebben geleefd, verlang je naar je vrienden meer dan ooit. Dat is zeker de lichtzij van de historie, en zoo heb ik dan ook in de laatste dagen nog al wat afgebabbeld ; eindelijk ook met G ij s, die pas is terug gekomen. Zijn eerste uitgang na zijn intocht te Haarlem, zoo verze kerde'hij mij plechtig en gejokt heeft hij nooit was naar de Bocht, om mij te zien ; en joviaal en hartelijk als aliij'i, bracht hij voor Thérèse een cadeautje mtê, dat haar uitstekend; maar hemzelf weinig voldeed, omdat hij, zooals hij volkomen terecht zei, voor eiken vriend en vriendin de heele wereld wel zou willen koopen,als zijn beurs hem geen perken stelde ; doch dat hij, al ware dit niet zoo, het ook hierom niet met voeg kon doen, wijl zijn goed hart de heele wereld in den loop der jaren reeds aan minstens een paar dozijn menschen had beloofd. Maar zooveel hij kon gaf hij mij: zijn gezelschap en zijn tijd. We waren, ik mag dit zeggen, samen erg op dreef. Wat bepraatten wij tal van zaken en dit onder vier oogen, zoodat je hel, zonder het vaderland in gevaar te brengen, zelfs niet had kunnen notuleereii. Zoo kwamen wij ook op de veel besproken kwestie van den aankoop der Holl. Klectr. Spw. MijHet punt trok mij niet aan, en al een paar maal had ik Gijs op een ander chapitre gebracht, maar hij was er zoo vol van, ik kon hem er niet van at' houden, 't Is een beroerde geschiedenis, begon hij weef; ik wou wel, mijnheer Brommeijer, dat ze er over gezwegen hadden, maar die akelige kranten! Eerst waren er een paar week bladen aan het woord, waaronder de Groene, uw lijf'orgaan ; u begrijpt dat zoekt steeds naar stof om alles wat maar een beetje op Bochtmenschen gelijkt over straat ie brengen, en als ik me over iets verwonderen moet, dan is het wel. dat u zelf'u van zoo'n blad bedient om uw hooggewaardeerde denkbeelden wereldkundig te maken Geloof tne, voor een rustige, vreedzame, ordelijke, neite maatschappij is dat ding de pest, en het zou nog zoo'n vaan niet hebben geloopen, als Polak en Charles zich niet in dien strijd hadden gemengd ; maar daardoor is het geheele publiek te weet gekomen wat er aan de hand was. Het Handelsblad hebbeu \vij uu er toe gekregen zijn hand niet verder in dit wespennest te steken... maar de zaak is eenmaal aan het rollen, en als een sneeuwbal, mijnheer, gaat het van den berg af, om als een lawine te eindigen ._. ? Hoor eens, zei ik, er is veel waars in hetgeen je daar vertelt, maar je moet niet voorbijzien, dat de wereld en jij en je cornuiten, er veel slechter aan toe zouden zijn, als ik de Groene niet gebruikte, dat wil zeggen: juilie hielp, door op d'.- laatste pagina in mijn, je zult het moeten erkennen, popuiairen stijl al dien onzin te vernietigen, dien ze op de eerste pagina gewoon zijn voor een verveloos schot; hooger een klein kerkraam met gekleurde glaasjes. Daarboven ineens de styve ly'n van de uitstekende goot, 'n puntdak van lei met 'n kruis er op, dat zwart is in 't heldere licht van den hemel. Op den rand van de goot tjilpen drie musschen, twee ouden met 'n jong, nog kaal in de veeren, de groote snavel geel. Maar 't kan al wat vliegen. Rrrrt daar gaat 't omlaag, de ouden met hun ranke pootjes komen neer met veerkrach tige wipjes; 't jong valt eerst en scharrelt weer op, angstig als de anderen zoo ver gaan. Maar ze komen terug en de eene duwt met driftige gebaartjes 'n kruimel in den gapenden snavel van 't jonge dier en weer en weer met 'n druk piepen en getjilp. Snetterend wippen ze naar den waterkant, 't jong hun na, half fladderend en springend. Op 't randje van den kaaimuur kruipt 'n zwarte tor. . De jonge musch pikt er naar, de tor schar relt achteruit... nog meer .,. over den rand .., weg. 't Vogeltje zoekt... kykt naar beneê... 't eene pootje verliest z'n steun, 'n angstige tjilp als 'n zwakke kreet, dan tuimelt 't om laag, met wanhopig gefhdder tegen den stellen kaaimuur. ? Hulp ! De ouden schieten als pijlen omlaag. Snetterend en fladderend helpen ze 't jong, dat met angstige oogjes naar boven kykt, drijvend op de korte vleugeltjes. Eerst mislukt 't... nog eens, dan heffen ze 't jonge diertje omhoog met zwaren moeilyken vleugelslag. Zoo komea ze weer boven op de straat en vroolijk fjüpend wippend ze op de fijne pootjes om 't jong heen dat op dan trottoirrand met z'n natte vlerkjes klappert in de felle zonhitte en weer duwen ze driftig voedsel in den wijden gelen snavel. In de kerk spreekt de man op den kansel van Gods liefde, als de reinste, de puurste; maar de zonnestralen komen rood en groen en paarsch door de gekleurde rui'jes naar binnen. En hij galmt 't uit, dat zonder de wil des Allerhoogsten geen muscbja op aarde valt. Dan wordt er gedankt en gebeden. De dienst is afgeloopen, 't orgel valt plotseling in met zware koraal-accoorden. Met langzame schuifelpassen drumt de menigte naar den uitgang 'n Paar jingens zijn vooraan; de petten sty'f in de hand geklemd. Dan gaan de deuren open en proest de menscheumassa naar buiten. Op 't (rottoir schrikken de ouie musschen en fladderen met 'n waarschuwend tjilpen, dat al angstiger wordt om 't jong dat nog altijd z'n natte vlerken wil drogen in de zon. Hulpeloos scharrelt 't wat vooruit, dan vliegt eersklaps 'n jongenspet over hem heen. De ouden vliegen omhoog op den gootrand en zien raar beneden met hijger de borst j 3S. Wa''s dat Gerrit ?" 'n Musch," en de jongen scharrelt met z'n forsche hand onder de pet, tot hij 't warme zachte lijfje van 't beest stevig omvat heelt. La 's kijke." Even opent zich de hand, mair dan snapt de vogel weg en Siddert tusschen de kerk gangers, die staan blijver. Kijk, kijk 'n jonge musch.'' Hier Jö, da zit-ie," zegt 'n groote kerel met bakkebaarden en 'n wit dasje er. hij drukt met den knop van z'n paraplu op 't diertje, uit te kramen; want waarom dwepen jij en jou en mijn vrienden zóó met mijn toe spraken? Eenvoudig, omdat je zonder jezelf er rekenschap van te geven, bemerkt, hoe ik in het hol van den leeuw afdaal, om hem onschadelijk te maken, zóó dat er ten sjotte van geen enkel orgaan zoo'n tnftelijken invloed uitgaat op het publiek tot waar deering van Bochtsmenschen en Bochtsdeugden. Wat nu de zaak zelve betreft, ik geloof volstrekt niet, dat Roëll en Wes terwoudt zich schuldig hebben gemaakt aan een gebrek van onpartijdigheid bij de behartiging van het algemeen belang. Je weet evengoed als ik, dat wij, die zelf in de tonnetjes grabbelen, er niet aandenken ons of onzen vriendjes nog iets toe te schuiven boven hetgeen hun al zoo ruimschoots van hemelswege is toebedeeld. Waarvoor zou dat iioodig wezen? Maardie krantenmenschen en al dat tuig, waar van de brandkast zóó mager voorden is, dat het de moeite niet eens waard is de deur er van toe te slaan ; dat volk, dat bijna een toeval krijgt van begeerlijkheid, als het een tienije ot ' een rijksdaalier hoort rinkelen, denkt altijd het ergste; en je kunt er zeker van zijn, dat zoo je ze maar wal meer m de melk gaf te brokkelen, ze .precies even eerlijk en belangeloos zouden zijn als jij en ik. Geloof me, ook hier zit weer die sociale quaestie achter ; dat monster, dat niet anders dan kwaad weet te spreken van het gouden kalf, met de bedoeling o;n er ons atkeerig van te maken en, zoodra irijlwl in den steek zouden laten, het stilletjes mee te ne.nen om er gouden willempjes van te slaan. _ (iijs scheen het met mij eens te zijn, althans hij sprak mij niet tegen. Maar zoo vervolgde ik, wat mij het meest bevreemt en laat mij het bekennen, het meest ergert ook, bet is, dat zenuweer o adftv jon bestuur als Commissaris van Hare Majesteit een aanslag tegen de zuiverheid van den gang van zaken in de Prov. Blaten meenen te hebben ontdekt. Wat duivel, beu jij, na alles wat je in je overheid-q laliteit hebt gewrocht, dan nog geen voldoende waar borg tegen gescharrel en geknoei ? Wat voor soort van bewijzen eisenen die kerels dan ? { Gijs stak mij. met zijn vriendelijkst knikje, de hand toe. Zeker, mijn waarde heer Brommeijer, 't onmogelijke wordt gevraagd, Luister eens, zoo ging hij voort met nauw verstaanbare stem, laat ik u onder vier ooffcii verhalen, wat er onder zes oogen is gebeurd. Roëll en Westerwoudt kwamen op zekeren dag, niet zoo heel lang geleden, bij mij, en zeiden : we moeten eens samen praten. Wij beiden zijn spoorweg-commis sarissen, en van meer dan n zijde is ons meermalen de vraag gedaan, zoudt gij dat wel kunnen blijven, als Gedeputeerden ; wat denkt gij daarvan? En weet u wat ik toen geantwoord heb? Vrienden, laat zulk_eeu twijfel niet toe in uw binnenste te huizen. Wij kennen elkaar van ouds, Willem en dat angstig met jagend borsfje in 'n hoek tegen den muur beklemd zit. Toe, geef myn 't," drenst 'n kind, dat z'n moeders hand vasthoudt, maar als de vrouw 't diertje wil grypen, grist 'n jongen 't onder haar hand weg. Geef hier, akelig mirakel" en ze grijpt den jongen bij z'n schouder, maar hij laat z'n buit niet los. Alla, geef op," roept 'n ander, zoo'n groote lummel, wat doe je er mee ? ' De kleine vogel tjilpt even, net als da»r strak, 'n kreet om hulp als van 'n kind. De oude musschen boven schuiven onrustig heen en weer. De lummel knijpt het teere lijfje, bang om 't kwijt te raker. 't Kind aan de moederhand grijpt er naar, vat het kopje met de angstige oogjes en de gele bek en trekt. .. trekt.... La los!" en de jongen trapt van zich af. Dan komt de man met de bakkebaarden en de witte das en geeft den jongen 'n klap in 't gezicht. De moeder trekt haar kind mee, dat den kop van 't vogeltje nog altijd vast klemt. Jeses, ie trekt z'n kop af " Even spartelen de teere pootjes in de ruwe jongenshand .... De jongen huilend, duwt 't kind omver, dat loslaat, gooit 't vogedje over de menschen heen, die overal opdringen om te zien .... 't Vogeltje wordt vertrapt onder de hak van 'n dame, die thuis vertelt dat ze bijna was uitgegleden over iets glibberigs. Maar dan gaat de jongen weg en 't kind met de moeder en de man m t de bakke baarden en al de andere menschen. 't Laatst komt uit de kerk de man van den kansel en als hij 't dooie vogeltje ziet liggen, denkt hij met welgevallen aan z'n preek en aan Gods liefde voor zijn schepselen. Dan ligt in loome gloeiïng weer sul en sty'f de kade waar da kerk staat. Op den gootrand zitten twee oude musschen. Ze vliegen omlaag en kijken naar 't kleine vogeltje, dat doodgemarteld werd door merjschenhanrien. In de verte klinkt 'n stap op 't trottoir. Stil vliegen ze op en zetten zich neer op 't kruis, dat zwart is, in 't heldere licht van den hemel. Een vriendelijk verzoek van de Vereeniging voor Volksbibliotheken. Ky het aanbreken van de lange winteravon den denkt menigeen er eens over na, hoe hij deze wel op de aangenaamste wijze zal door brengen; voor hen, dis de onkosten van comedies en concerten niet kunnen betalen, is het ter lezing halen van een mooi boek in een der vele leesbibliotheken, 't begin van een aangenaam door te brengen avond. Hoe vliegen de uren om. wanneer m9n verdiept is in een' mooien roman of mst ernst het een of ander wetenschappelijk werk bestudeert! Men vindt dit dan een goedkoop genot, maar toch is 't nog veel te duur voor hen, die met hun gezin utmmmMmmmiiditiimmtiiiiiiiiiiiiiiiiitiilnuiummmltiiuuiii ik in 't bijzonder. Welnu ik ben er van overtuigd, (lat er voor mannen als juilie bent, geen strijd van plichten kan bestaan. _Ik heb van den beginne af nagegaan of ik mij in die meening ook vergist zou kunnen hebben. Maar dat durf ik voor_ieder, des noods onder eede, getuigen, dat juilie beiden, bij alle discussies in het college van Gede puteerden en van de Staten, nooit nog, zelfs maar in de verste verte, je zelf herinnerd hebt, dat je ook Commissaris van de H. Ijzeren bent. VoorjuilietweeO'n bestaatereen scheiding tusschen het particulier en het algemeen belang als een waterdicht schot in een stoomschip. En toch, zei ik._ i.orzou ik jelui aanraden, voor het een of'voor het ander te bedanken.... want de wereld is zoo boos en de laster siepelt door als olie; ware het niet, dat ik Voorzitter van Gedeputeerden was. Want mocht er eer.s een valsch gerucht of zelfs een valscli alarm ontstaan, ik zou je met mijn schuldeloos lijf dekken ... en ik verzeker je Koel l wist dat ook wel ik heb al zooveel gedekt.... wat voor de oppervlakkigen op't eerste ge zicht niet heelemaal kauscher leek'. Aldus, u merkt het, was mijn gedachtegang als do uwe; maar Roëll had toch nog een bezwaar. Jawel, Tienhoven, zei hij, je waardeert je zelf en ons niet anders dan juist. Je beeld spraak van (lat waterdichte schot is niet minder vernuftig gevonden dan waar, maar en u had moeten zien hoe de gemoede lijkheid H/.ëlls gezicht: overtoog al gerüimen tijd komt er nu en dan een gevoel bij mij op, zoo'n onbestemde gewaarwording, die je niet dadelijk onder woorden Kunt brengen, als waren Westerwoudt en ik in het college van Gedeputeerden toch. niet lieelemaal op onze plaats. Wat er eigenlijk aan haperde wist ik eerst niet, maar nu ht'b ik het gerenden ; ik geloof namelijk, hoe zuiver wij ons ook gedragen, dat er een aantal leden in de efateu zijn, die ons naar de oogen meenen te moeten zien bij spoorwegzaken, omdat wij gedeputeerden ziju, en als gedeputeerden, omdat wij spoorwegrnannen zijn. Ik lachte even, maar Willem liet zich daarmee niet afschepen. Ja, herhaalde hij, je kunt het niet weten. Daar zijn van die complicaties.... mij benauwt dat toch! En hoe stelde je hem gerust? vroeg ik, want ik was nieuwsgierig geworden, daar ik zelf ook wel eens zoo iets had gedaelit. Hoe! riep Gijs niet zonder verbazing. Hoe ? ! Zooals het behoorde, en zooals misschien ?ik al'een het recht had het te doen. Roëll, sprak ik, hem mijn rechterhand toestekend, en Westerwoudt de linker reikend _soes zoo niet voort. Zeker, daar zou voor juilie beiden in een ander college van Ge<leputecrden reden kunnen bestaan ook zóó iets te overwegen. Maar hier, In Noord-Holland, ik bid je, denk eens na! Wie is hier Co.nmissaris ? //>', nietwaar. En zou je dan niet weten, dat elk lid van de Staten, zelfs al heeft hij niet zoo'n water ..licht schot in zijn van f 8 of ? 10 per week moeten leven ; ;10 cent of een stuiver vinden zy' te duur. 't Moest wellicht niet zoo zy'n, want velen onder hen zullen wel 5 cent uitgeven voor een glas bier of een borrel en brengen dan helaas daardoor nog enkele uren in de kroeg door met minder goed gezelschap. De vereeniging voor volksbibliotheken tracht velen in de gelegenheid fe stellen, zich voor n cent in de week en 5 cent per jaar van goede boeken te voorzien. De vereeniging voorziet hierdoor in een ware behoeften 't geen duidelijk bly'kt uit 't groote aantal lezers, dat zich laat inschrijven. Wel moeten zij er wat tyd en geduld voor over hebben, daar het soms zoo vol is dat ze langen tijd moeten wachten vóór de uitgeefsters hen kunnen helpen. De bibliotheken zijn in zeer verschillend» buurten van Amsterdam gevestigd: No. l Gavert Fiinckstraat; No. 2 Kraijenhoffitraat; No. 3 (a en 6) Oas Huis, Rozenstraat; No. 4 Joden Breestraat. De oprichting van deze laatste heeft weder veel geld gekost en daar ze met bescheiden middelen moest geschieden kan ze nog zeer uitgebreid worden, ook de andere bibliotheken zou men gaarne versterkt zien met boeken van de volgende schry'vers: Andriessen, Bos boom-Toussaint, van Lennep, van Maurik, Verne, Marryat, Dickens en de tijdschriften Eigen Haard, Elzevier, Boon, Aarde en haar volken, de Natuur, Bato en Jong Nederland. Mochten er soms onder de lezers of leze ressen van dit blad zy'n, die n of meer dezer boeken willen missen voor dit doel dan zijn de hieronder genoemde dames gaarne bereid ze in ontvangst te nemen. Mej. C. Tdanus, Heerengracht 406. » II. Krusemann, Haerengraeht 202. » C. Scalogne, K'dyksplein 12. » M. Boom, P. C. Hooftstraat IQ. » J. Westerman, P. C. Hooftstraat 19. De vrouwenbeweging in China. In China beginnen zelfs de dames langza merhand over den grooten muur te kijken. De Chineesche vrouwen emancipeeren zich gelyk hare Europeesche zusters, wellicht nog sneller en nog meer. Zy fietsen ijverig door het land en dragen daarbij de bekende bloomers (wijde pantalons), die by de beschaafde volken van het Westen nog weinig of geen ingang hebben gevonden. Zij hebben den strijd tegen de mode aangebonnen. Maar noch tegen het staalpartser, noch tegen den sleep hebben zij te strijden. Haar oppositie geldt een veel erger, verderfelijk kwaad : het verminken der voeten. Zy willen niet meer dulden, dat hare kinderen door snoeren en banden de voetjes worden misvormd. Zij dragen Europeesche laar(-J9s met zeer lage hakken. Ook hebben zy' de wollen slobkousen afgeschaft en zy'n tot zijden kousen overge gaan. Zij poederen zich gezicht, haar en handen. Dat alles behoeven onze dames haar t.iet te benijden. Misschien wel, dat zy een eigen Chineesch blad uitgeven, dat uitsluitend door vrouwen wordt geredigeerd en beheerd. caput als j uilie beiden.... geen gevaat' kan duchten; daar zit Van Tienhoven, zi'l hij zeggen zij die met hem aan n tafel tronen, doen me onmogelijk kwaaci! Het kostte mij geen minuut een passend woord te vinden, om Gijs mijn instemming te betuigen, en tegelijkertijd hem eenigszins van deze zijde van de quaestie weg te lokken, opdat een begin van opgewonden heid bij een zoo persoonlijk geval hem niet tot nog belangrijker uitwijdingen mocht voeren. Daarom vertelde ik hem, hoe ik iSam. van Eeghen had gesproken, en gat hem verslag van ons discours. Sam, had ik gezegd, wat heb ik opgehoord van jou makelaaréchap voor de H. IJ. S. Dat jij in spoorwegaandeelen op zijn lijd detd, be grijp ik als koopman, maar hoe je er toe bent kunnen komen om spoorwegmaatschap pijen te helpen verschacheren, dat snap ik niet. Eti zooals Ovens verklaard heeft, was die inval toch van jezelf' moederziel alleen. Als je neef Jan, de commissaris van de H. 8of je zwager Ovens, die zijn aaiuieeJen \yel kwijt wou, of een ander ie dat nu nog had in gestoken je wett zelf niet over hoeveel zichl bare en onzichtbare schijven zoo'n denk beeld soms loopt eriliu ik zou't dadelijk begrepen hebben, maar jij . . .! Och, zei Sam, gelooven moet je dat toch. Ik haalde mijn schouders op^ wij wandelden op de Keizeisgracht en .Sam blttf even stilstaan. Zie, zei hij, wijzende naar de overzij, daar onder die lantaarn viel hè! mij in. Wat zou je er van deuken, vroeg ik aan Van Hasselt, als jij de Eiectr. Sp. M. eens kocht? v.; Hasselt schokte even tegen mij aan,.., 't eeneen wel van de schrik. Een nieuw denkbeeld! riep hij uit; geef' mij een half jaar om er in te komen en zoo spraken we voort, natuur lijk zonder getuigen. En 't was nog niet in de dagen van het va.11 en der bladeren? hernam ik. Ook vercchoot er geen ster hc ? Ik wil maar zeggen, dat er zoo licht iets in de natuur kan zijn, dat je geest onmerk baar in een zekere richting leidt,... 't Een noch 't ander, mijheer Bromrueijer. Nu, zei ik bij 't afscheid nemen... ilaii nat hel :iek r in de lucht. Gijs had pleizier in 't verhaal en dat detd Weer mij genoegen. Opmerkelijk, glimlachte hij, dat ieder zich /GO gaarne met een spoorwegmaatschappij bemoeit... er aan annex is of haar diensten bewijst. Excellenties niet uitgezonderd. Excellenties? herhaalde ik. Ja, zei Gijs. Daar heb je eerst Sprenger van Eyk, die als fiicus-rrjinisterden staatsspoor beeft gevonden, en nu weer Lely, den ingenieur-minister, die zich commissaris liet maken van de Z.-H. Elect. Maatschappij, dat wil zeggen van den Hol], Ijzeren spoor. Zoo bereikt de een na den ander zijn station,...

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl