Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ko. 1270
Aan de directie is ontslag gegeven. De
benoeming voor een nieuwen directeur aange
houden. Machtiging is verleend om, onder
goedkeuring van den raad van commissarissen,
boven de vroeger toegestane sommen nog
50000 gulden op te nemen en tot zekerheid
voor de richtige terugbetaling van hoofdsom
en rente, de bezitting der vennootschap geheel
of gedeeltelijk te verpanden.
Op den prijs der Moeara schijnen de Baissiers
hun invloed voor een groot deel verloren te
hebben. Dat is, geloof ik, goed.
Volgens de Soer. courant zou de heer J. A.
Stoop, directeur van de Dordt het verzoek
gedaan hebben om concessie tot 't ontginnen
van petroleum, bergteer, naphta, aardpek,
asphalt, aardhars en natuurlijke koolwater
stoffen op een terrein in de afdeeling
Soerabaya gelegen.
De noteering der N. I. mijnb. mij. waarover
ik de beide vorige keeren gesproken heb, ging
tot 64 a 66 M achteruit.
Waarom blijft het bestuur toch zoo onwillig
tegenover de Nederl. aandeelhouders, die een
geldleening tegen voordeeliger conditie dan de
10de penning, terecht verlangen.
De commissie heeft nu aan de aandeelhouders
voorgesteld een 6 percent obligatieleening groot
8 ton met hypothecair verband op alle bezit
tingen der Mpy' tegen 95 pet. uit te geven. De
aflossing tegen 110 pet. most uiterlyk op l
Dec. 1920 gedaan zijn. Inschrijving op deze
leening is opengesteld tot 28 Ó3t. a s. M. i.
mogen dl? aandeelhouders wel medewerken om
het slagen van dit plan te bevorderen.
A'dam, ^ 24 Oct. 1901.
Bussum
l2'
>> l
D. STIÖTEB.
«HiiHimmmuiiiiiiiiimmimmmiumummininlMiumluiliiuiiiiuiH
BOEKAANKONDIGING
De genezing van alle teringlijders of de
Nordrach-kwir. Met toestemming van
de uitgevers vertaald uit T/ie Nmettenth
Centunj door C. en J. W. K. itg. C.
L. G. Yelit, Amsterdam.
Te Nordrach in het Saksisch Schwarzwald
is voor eenige jaren door dr. O. Walther een
sanatorium geopend, waarin lyders aan
longteering op >eene grootendeels door hem ge
vonden en verbeterde" wy'ze worden behandeld.
Deze behandeling bestaat in hoofdzaak uit:
Voeding (overvoeding), regeling van beweging
en rust en zuivere lucht.
Zooals men zien kan, verschilt deze methode
van die, in nagenoeg alle andere sanatoria
toegepast, in hoofdzaak door den nadruk, welke
op de voeding wordt gelegd en, ofschoon het
hier de plaats niet is de wetenschappelijke
juistheid van dezen factor te bespreken, zal
iedereen, die de op blz 49 en 50 voorkomende
voedingskat inziet, wel tot de overtuiging
komen dat er »een gezonde maag" toe behoort
om dit alles te verzwelgen en dat van de
functiën van de spy'sverteringswegen heel wat
wordt gevorderd, meer dan menigeen kan ver
dragen, afgezien nog van het feit dat bij
dergelijke overvloedige opname van spijzen, vol
gens de leer der pbysiologie, een groot deel
onverteerd, dus onnut het lichaam passee
ren moet.
Intusschen moet worden toegegeven, dat men
tegenwoordig in de andere sanatoria ook meer
nadruk op krachtige voeding legt, doch op 4e
bewering in dit boekje (bl. 33) geuit, nl. »d*t
het beste middel tegen elke dige&tie (bedoeld
wordt: indigestie) is overvoeding'', ook in
andere Sanatoria bevestigd gevonden wordt,
valt te betwijfelen. Men zal daar wel niet in
staat zyn, door over-voeding het gebrek aan
eetlust, waaraan zoovele teringzieken ly'den, te
overwinnen. In Nordrach schijnt dit echter
mogelyk, ten minste daar schijnen de patiënten
»die daar kwamen met slecht werkende
spysverteriogsorganen, in bijna ongelooflijk korten
tijd hunne dyspepsia en alle andere onregel
matigheden van hunne voedingskanalen kwijt
te raken.
Wie intusschen die weinige bladzijden door
leest, moet wel tot de overtuiging komen dat
de wy'ze waarop te Nordrach geleefd wordt,
te midden eener prachtige natuur en in zui
vere berglucht, alle elementen omvat, die de
hedendaagsche phtysio-therapie met goed ge
volg toepast. Alleen vond ik niet vermeld of
er veel (en welk) gewicht gehecht wordt aan
de leer der besmettelijkheid der tuberculose
en ook niets over de zorg die men uit dit
oogpunt elders besteedt, om gevaar van besmet
ting door middel van de sputa te voorkomen.
Doch hoe dan ook, indien het waar is wat
de enthousiaste schry'ver beweert, nl. dat in
plaats van de 30 pet. genezenen, waarop de
gewone sanatoria zich in den regel kunnen
beroemen, Nordrach er op 90 pet. kan wyzen
dan voorzeker zal het ȟe aanbeveling ver
dienen, om overal elders, ook in ons land
(dat daartoe door den schryver even geschikt
geacht wordt als elk ander), dergelyke inrich
tingen met tientallen in het leven te roepen
te meer omdat »niet enkelen slechts, in het
beginstadium verkeerenden, neen, aan allen
wordt de reddende hand geboden."
Alvorens echter daartoe wordt overgegaan,
zal het noodig zy'n, dat de Nordrach-methode
zoowel als de daar verkregen resultaten, aan
strenge wetenschippelijke kritiek worde onder
worpen. Want dankbare, herstelde patiënten
en hunne vrienden, zooals schrijver en ver
talers van dit boekje, mogen niet als bevoegde
beoordeelaars worden beschouwd, missende zij
de noodige objectiviteit, otn met wetenschap
pelijke argumenten, zoo ingry'pende behandeling
te kunnen beoordeelen.
Het boekje is duidelijk en in goed
Nederlandsch geschreven. Ieder die iets meer van
de genoemde behandeling wil te weten komen,
kan het met gerustheid wordea aanbevolen.
Dr. K.
Julius PruUelmaD Brommeijer.
Ze mogen den
lof van denzomer
zingen zooveel
ze willen, maar
je moet dan toch
zeggen, dat er
geen ongezelliger
saisoen te beden
ken, is. dan dat
van Juni, Juli
en Augustus, al
wordt je ook met
het mooiste weer
gezegend, zooals
dit jaar. Ja, hoe
mooier hoe slech
ter, lijkt het wel.
Nog nooit heb ik
zoo iets beleefd.
Geen mensch
thuis; de heele
wereld aan het
uitrusten, zoodat
je, om je vrin
den een voor een
te ontmoeten, haast een rondreisbiljet had
dienen te nemen voor alle kust-en
bergstreken te gelijk. Voor menschen als ik, die, ge
moedelijk van aard, vriendschaphoudend zij n,
wordt het zomers, om zoo te zeggen, geen leven
meer. Vroeger, als je dan iemand uit je
omgeving miste, kreeg je ten minste nog
een fatsoenlijken brief; ik heb, uit
den tijd van '7Üen '80, stapeltjes liggen
van-C^uack, Tobias, Charles, Gijs, \Vi_llem,
Böhriuger, de van aghens enz., waaruit een
bloemlezing, na mijn dood, ons volk al
is het 't God beter 't niet waard eens zal
kunnen merken wat er in al die voortreffe
lijke breinen is omgegaan, als zij, ergens in
den vreemde, rustig zaten te genieten van
hetgeen je lijf en je ziel voor de rijks
daalders koopen kan, welke Onze L;eve
Heer ieder heeft toebedeeld, die zich door
vlijt of spaarzaamheid zich dat waardig
wist te maken. Maar tusschen_'80 en '00
kwamen al meer en meer de briefkaarten
in de mode, zelfs bij de deftigste lui uit
de Bocht, die aanvankelijk hun vertrouwe
lijke ontboezemingen nog onder couvert
je .toezonden; zoodat, op een zeer enkele
uitzondering na, alle missives, die van
mijn Hollandsche vrienden uit het Bui
tenland door den post mij besteld wer
den, door Jacob en de meiden het eerst
zijn gelezen. En nu na '90 is het ook met
die kattebelletjes gedaan. Te spellen krijg je
niets meer! Ze sturen je een prentje. Dat
is makkelijker nog. Een groet met Gothische
letters uit... een drukkers-atelier. Alleen
een extra warm gemoed vindt soms gelegen
heid daaraan iets toe te voegen, zooals
Quack me onlangs van den Il'gi toeriep:
«Nimmer te vergeten oogenblik! Mijn ziel
gloeit niet de gletschers mede, en bij 't
C8&HELTSJE1S
Vaa een msciije, dat op
aarde viel.
Oonpronkelijke Schets, door F. DE SINCLAIR.
Zondagmorgen.
'n Loome gloeiïng ligt drukkend op de stijve
kaïle, waar de kerk staat.
Nergens schaduw.
't Water in de gracht roerloos met hier en
daar regenboogtinten tusschen iets drabbig?,
als 'n verschoten lap met vetvlekben.
'n Rij magere Loomjijes omtimmerd met
hek]es laten hun stoifige blaren a's verzengd
neerhangen langs de sprieterige takje».
De straatkeien hard en glimmend ia
hoekerige evenwijdigheid, de droge goot ah 'n _gore
streep er langs met daar tegen aan de zuivere
liniaallijn van den blauwen trottoirrand.
't Trottoir zelf hard geel met peuterige
ruitjes van de tegels. Rechthoekig oprijzend
de voorgevel van de kerk, een stijf hoog vlak
van korrelig pleister, de deur wy'd opengapend
?MtiiiiiiiiiliftiiiiiftiiiutitirMiiHiiiiiiMiiiuiMmiiiiimiiiiiiiimiiHiim*
blozen van den bergreus denk ik aan. ..u'.
In elk geval, na zoolang buiten de ge
wone conversatie te hebben geleefd, verlang
je naar je vrienden meer dan ooit. Dat is
zeker de lichtzij van de historie, en zoo heb
ik dan ook in de laatste dagen nog al wat
afgebabbeld ; eindelijk ook met G ij s, die
pas is terug gekomen. Zijn eerste uitgang
na zijn intocht te Haarlem, zoo verze
kerde'hij mij plechtig en gejokt heeft
hij nooit was naar de Bocht, om mij
te zien ; en joviaal en hartelijk als aliij'i,
bracht hij voor Thérèse een cadeautje mtê,
dat haar uitstekend; maar hemzelf weinig
voldeed, omdat hij, zooals hij volkomen
terecht zei, voor eiken vriend en vriendin
de heele wereld wel zou willen koopen,als
zijn beurs hem geen perken stelde ; doch dat
hij, al ware dit niet zoo, het ook hierom niet
met voeg kon doen, wijl zijn goed hart
de heele wereld in den loop der jaren reeds
aan minstens een paar dozijn menschen
had beloofd. Maar zooveel hij kon gaf hij
mij: zijn gezelschap en zijn tijd. We waren,
ik mag dit zeggen, samen erg op dreef.
Wat bepraatten wij tal van zaken en
dit onder vier oogen, zoodat je hel, zonder
het vaderland in gevaar te brengen, zelfs
niet had kunnen notuleereii. Zoo kwamen
wij ook op de veel besproken kwestie van
den aankoop der Holl. Klectr. Spw.
MijHet punt trok mij niet aan, en al een paar
maal had ik Gijs op een ander chapitre
gebracht, maar hij was er zoo vol van,
ik kon hem er niet van at' houden, 't Is
een beroerde geschiedenis, begon hij weef;
ik wou wel, mijnheer Brommeijer, dat ze
er over gezwegen hadden, maar die akelige
kranten! Eerst waren er een paar week
bladen aan het woord, waaronder de Groene,
uw lijf'orgaan ; u begrijpt dat zoekt steeds
naar stof om alles wat maar een beetje
op Bochtmenschen gelijkt over straat ie
brengen, en als ik me over iets verwonderen
moet, dan is het wel. dat u zelf'u van zoo'n
blad bedient om uw hooggewaardeerde
denkbeelden wereldkundig te maken Geloof
tne, voor een rustige, vreedzame, ordelijke,
neite maatschappij is dat ding de pest,
en het zou nog zoo'n vaan niet hebben
geloopen, als Polak en Charles zich niet in
dien strijd hadden gemengd ; maar daardoor
is het geheele publiek te weet gekomen
wat er aan de hand was. Het Handelsblad
hebbeu \vij uu er toe gekregen zijn hand
niet verder in dit wespennest te steken...
maar de zaak is eenmaal aan het rollen,
en als een sneeuwbal, mijnheer, gaat het van
den berg af, om als een lawine te eindigen ._. ?
Hoor eens, zei ik, er is veel waars in
hetgeen je daar vertelt, maar je moet niet
voorbijzien, dat de wereld en jij en je
cornuiten, er veel slechter aan toe zouden zijn, als ik
de Groene niet gebruikte, dat wil zeggen:
juilie hielp, door op d'.- laatste pagina
in mijn, je zult het moeten erkennen,
popuiairen stijl al dien onzin te vernietigen,
dien ze op de eerste pagina gewoon zijn
voor een verveloos schot; hooger een klein
kerkraam met gekleurde glaasjes. Daarboven
ineens de styve ly'n van de uitstekende goot,
'n puntdak van lei met 'n kruis er op, dat
zwart is in 't heldere licht van den hemel.
Op den rand van de goot tjilpen drie
musschen, twee ouden met 'n jong, nog kaal in
de veeren, de groote snavel geel.
Maar 't kan al wat vliegen.
Rrrrt daar gaat 't omlaag, de ouden met
hun ranke pootjes komen neer met veerkrach
tige wipjes; 't jong valt eerst en scharrelt weer
op, angstig als de anderen zoo ver gaan.
Maar ze komen terug en de eene duwt met
driftige gebaartjes 'n kruimel in den gapenden
snavel van 't jonge dier en weer en weer met
'n druk piepen en getjilp.
Snetterend wippen ze naar den waterkant,
't jong hun na, half fladderend en springend.
Op 't randje van den kaaimuur kruipt 'n
zwarte tor.
. De jonge musch pikt er naar, de tor schar
relt achteruit... nog meer .,. over den rand ..,
weg. 't Vogeltje zoekt... kykt naar beneê...
't eene pootje verliest z'n steun, 'n angstige
tjilp als 'n zwakke kreet, dan tuimelt 't om
laag, met wanhopig gefhdder tegen den stellen
kaaimuur. ?
Hulp ! De ouden schieten als pijlen omlaag.
Snetterend en fladderend helpen ze 't jong,
dat met angstige oogjes naar boven kykt,
drijvend op de korte vleugeltjes.
Eerst mislukt 't... nog eens, dan heffen ze
't jonge diertje omhoog met zwaren moeilyken
vleugelslag.
Zoo komea ze weer boven op de straat en
vroolijk fjüpend wippend ze op de fijne pootjes
om 't jong heen dat op dan trottoirrand met
z'n natte vlerkjes klappert in de felle zonhitte
en weer duwen ze driftig voedsel in den wijden
gelen snavel.
In de kerk spreekt de man op den kansel
van Gods liefde, als de reinste, de puurste;
maar de zonnestralen komen rood en groen en
paarsch door de gekleurde rui'jes naar binnen.
En hij galmt 't uit, dat zonder de wil des
Allerhoogsten geen muscbja op aarde valt.
Dan wordt er gedankt en gebeden. De dienst
is afgeloopen, 't orgel valt plotseling in met
zware koraal-accoorden.
Met langzame schuifelpassen drumt de menigte
naar den uitgang
'n Paar jingens zijn vooraan; de petten sty'f
in de hand geklemd.
Dan gaan de deuren open en proest de
menscheumassa naar buiten.
Op 't (rottoir schrikken de ouie musschen
en fladderen met 'n waarschuwend tjilpen, dat
al angstiger wordt om 't jong dat nog altijd
z'n natte vlerken wil drogen in de zon.
Hulpeloos scharrelt 't wat vooruit, dan vliegt
eersklaps 'n jongenspet over hem heen.
De ouden vliegen omhoog op den gootrand
en zien raar beneden met hijger de borst j 3S.
Wa''s dat Gerrit ?"
'n Musch," en de jongen scharrelt met z'n
forsche hand onder de pet, tot hij 't warme
zachte lijfje van 't beest stevig omvat heelt.
La 's kijke."
Even opent zich de hand, mair dan snapt
de vogel weg en Siddert tusschen de kerk
gangers, die staan blijver.
Kijk, kijk 'n jonge musch.''
Hier Jö, da zit-ie," zegt 'n groote kerel
met bakkebaarden en 'n wit dasje er. hij drukt
met den knop van z'n paraplu op 't diertje,
uit te kramen; want waarom dwepen jij en
jou en mijn vrienden zóó met mijn toe
spraken? Eenvoudig, omdat je zonder jezelf
er rekenschap van te geven, bemerkt, hoe
ik in het hol van den leeuw afdaal, om hem
onschadelijk te maken, zóó dat er ten sjotte
van geen enkel orgaan zoo'n tnftelijken
invloed uitgaat op het publiek tot waar
deering van Bochtsmenschen en
Bochtsdeugden. Wat nu de zaak zelve betreft,
ik geloof volstrekt niet, dat Roëll en Wes
terwoudt zich schuldig hebben gemaakt
aan een gebrek van onpartijdigheid bij de
behartiging van het algemeen belang. Je
weet evengoed als ik, dat wij, die zelf in
de tonnetjes grabbelen, er niet aandenken
ons of onzen vriendjes nog iets toe
te schuiven boven hetgeen hun al zoo
ruimschoots van hemelswege is toebedeeld.
Waarvoor zou dat iioodig wezen?
Maardie krantenmenschen en al dat tuig, waar
van de brandkast zóó mager voorden is, dat
het de moeite niet eens waard is de deur er
van toe te slaan ; dat volk, dat bijna een
toeval krijgt van begeerlijkheid, als het een
tienije ot ' een rijksdaalier hoort rinkelen,
denkt altijd het ergste; en je kunt er zeker
van zijn, dat zoo je ze maar wal meer m
de melk gaf te brokkelen, ze .precies even
eerlijk en belangeloos zouden zijn als jij en ik.
Geloof me, ook hier zit weer die sociale
quaestie achter ; dat monster, dat niet anders
dan kwaad weet te spreken van het gouden
kalf, met de bedoeling o;n er ons atkeerig
van te maken en, zoodra irijlwl in den steek
zouden laten, het stilletjes mee te ne.nen
om er gouden willempjes van te slaan. _
(iijs scheen het met mij eens te zijn,
althans hij sprak mij niet tegen. Maar
zoo vervolgde ik, wat mij het meest bevreemt
en laat mij het bekennen, het meest ergert
ook, bet is, dat zenuweer o adftv jon bestuur
als Commissaris van Hare Majesteit een
aanslag tegen de zuiverheid van den gang
van zaken in de Prov. Blaten meenen te
hebben ontdekt. Wat duivel, beu jij, na
alles wat je in je overheid-q laliteit hebt
gewrocht, dan nog geen voldoende waar
borg tegen gescharrel en geknoei ? Wat
voor soort van bewijzen eisenen die kerels
dan ?
{ Gijs stak mij. met zijn vriendelijkst knikje,
de hand toe. Zeker, mijn waarde heer
Brommeijer, 't onmogelijke wordt gevraagd,
Luister eens, zoo ging hij voort met nauw
verstaanbare stem, laat ik u onder vier
ooffcii verhalen, wat er onder zes oogen is
gebeurd. Roëll en Westerwoudt kwamen
op zekeren dag, niet zoo heel lang geleden,
bij mij, en zeiden : we moeten eens samen
praten. Wij beiden zijn spoorweg-commis
sarissen, en van meer dan n zijde is ons
meermalen de vraag gedaan, zoudt gij dat
wel kunnen blijven, als Gedeputeerden ; wat
denkt gij daarvan? En weet u wat ik toen
geantwoord heb? Vrienden, laat zulk_eeu
twijfel niet toe in uw binnenste te huizen.
Wij kennen elkaar van ouds, Willem en
dat angstig met jagend borsfje in 'n hoek tegen
den muur beklemd zit.
Toe, geef myn 't," drenst 'n kind, dat z'n
moeders hand vasthoudt, maar als de vrouw
't diertje wil grypen, grist 'n jongen 't onder
haar hand weg.
Geef hier, akelig mirakel" en ze grijpt den
jongen bij z'n schouder, maar hij laat z'n buit
niet los.
Alla, geef op," roept 'n ander, zoo'n groote
lummel, wat doe je er mee ? '
De kleine vogel tjilpt even, net als da»r
strak, 'n kreet om hulp als van 'n kind.
De oude musschen boven schuiven onrustig
heen en weer.
De lummel knijpt het teere lijfje, bang om
't kwijt te raker.
't Kind aan de moederhand grijpt er naar,
vat het kopje met de angstige oogjes en de
gele bek en trekt. .. trekt....
La los!" en de jongen trapt van zich af.
Dan komt de man met de bakkebaarden en
de witte das en geeft den jongen 'n klap in
't gezicht.
De moeder trekt haar kind mee, dat den
kop van 't vogeltje nog altijd vast klemt.
Jeses, ie trekt z'n kop af "
Even spartelen de teere pootjes in de ruwe
jongenshand ....
De jongen huilend, duwt 't kind omver, dat
loslaat, gooit 't vogedje over de menschen heen,
die overal opdringen om te zien ....
't Vogeltje wordt vertrapt onder de hak van
'n dame, die thuis vertelt dat ze bijna was
uitgegleden over iets glibberigs.
Maar dan gaat de jongen weg en 't kind
met de moeder en de man m t de bakke
baarden en al de andere menschen.
't Laatst komt uit de kerk de man van den
kansel en als hij 't dooie vogeltje ziet liggen,
denkt hij met welgevallen aan z'n preek en
aan Gods liefde voor zijn schepselen.
Dan ligt in loome gloeiïng weer sul en sty'f
de kade waar da kerk staat.
Op den gootrand zitten twee oude musschen.
Ze vliegen omlaag en kijken naar 't kleine
vogeltje, dat doodgemarteld werd door
merjschenhanrien.
In de verte klinkt 'n stap op 't trottoir.
Stil vliegen ze op en zetten zich neer op
't kruis, dat zwart is, in 't heldere licht van
den hemel.
Een vriendelijk verzoek van de
Vereeniging voor Volksbibliotheken.
Ky het aanbreken van de lange winteravon
den denkt menigeen er eens over na, hoe hij
deze wel op de aangenaamste wijze zal door
brengen; voor hen, dis de onkosten van
comedies en concerten niet kunnen betalen,
is het ter lezing halen van een mooi boek in
een der vele leesbibliotheken, 't begin van een
aangenaam door te brengen avond. Hoe vliegen
de uren om. wanneer m9n verdiept is in een'
mooien roman of mst ernst het een of ander
wetenschappelijk werk bestudeert! Men vindt
dit dan een goedkoop genot, maar toch is 't
nog veel te duur voor hen, die met hun gezin
utmmmMmmmiiditiimmtiiiiiiiiiiiiiiiiitiilnuiummmltiiuuiii
ik in 't bijzonder. Welnu ik ben er van
overtuigd, (lat er voor mannen als juilie bent,
geen strijd van plichten kan bestaan. _Ik
heb van den beginne af nagegaan of ik
mij in die meening ook vergist zou kunnen
hebben. Maar dat durf ik voor_ieder, des
noods onder eede, getuigen, dat juilie beiden,
bij alle discussies in het college van Gede
puteerden en van de Staten, nooit nog, zelfs
maar in de verste verte, je zelf herinnerd
hebt, dat je ook Commissaris van de H.
Ijzeren bent. VoorjuilietweeO'n bestaatereen
scheiding tusschen het particulier en het
algemeen belang als een waterdicht schot
in een stoomschip. En toch, zei ik._ i.orzou
ik jelui aanraden, voor het een of'voor het
ander te bedanken.... want de wereld is
zoo boos en de laster siepelt door als
olie; ware het niet, dat ik Voorzitter van
Gedeputeerden was. Want mocht er eer.s
een valsch gerucht of zelfs een valscli alarm
ontstaan, ik zou je met mijn schuldeloos
lijf dekken ... en ik verzeker je Koel l wist
dat ook wel ik heb al zooveel gedekt....
wat voor de oppervlakkigen op't eerste ge
zicht niet heelemaal kauscher leek'. Aldus,
u merkt het, was mijn gedachtegang als do
uwe; maar Roëll had toch nog een bezwaar.
Jawel, Tienhoven, zei hij, je waardeert je
zelf en ons niet anders dan juist. Je beeld
spraak van (lat waterdichte schot is niet
minder vernuftig gevonden dan waar, maar
en u had moeten zien hoe de gemoede
lijkheid H/.ëlls gezicht: overtoog al
gerüimen tijd komt er nu en dan een gevoel
bij mij op, zoo'n onbestemde gewaarwording,
die je niet dadelijk onder woorden Kunt
brengen, als waren Westerwoudt en ik
in het college van Gedeputeerden toch. niet
lieelemaal op onze plaats. Wat er eigenlijk
aan haperde wist ik eerst niet, maar nu
ht'b ik het gerenden ; ik geloof namelijk,
hoe zuiver wij ons ook gedragen, dat er
een aantal leden in de efateu zijn, die ons
naar de oogen meenen te moeten zien bij
spoorwegzaken, omdat wij gedeputeerden
ziju, en als gedeputeerden, omdat wij
spoorwegrnannen zijn. Ik lachte even, maar
Willem liet zich daarmee niet afschepen.
Ja, herhaalde hij, je kunt het niet weten.
Daar zijn van die complicaties.... mij
benauwt dat toch!
En hoe stelde je hem gerust? vroeg ik,
want ik was nieuwsgierig geworden, daar ik
zelf ook wel eens zoo iets had gedaelit.
Hoe! riep Gijs niet zonder verbazing. Hoe ? !
Zooals het behoorde, en zooals misschien
?ik al'een het recht had het te doen. Roëll,
sprak ik, hem mijn rechterhand toestekend,
en Westerwoudt de linker reikend _soes
zoo niet voort. Zeker, daar zou voor juilie
beiden in een ander college van
Ge<leputecrden reden kunnen bestaan ook zóó iets
te overwegen. Maar hier, In Noord-Holland,
ik bid je, denk eens na! Wie is hier
Co.nmissaris ? //>', nietwaar. En zou je dan niet
weten, dat elk lid van de Staten, zelfs al
heeft hij niet zoo'n water ..licht schot in zijn
van f 8 of ? 10 per week moeten leven ; ;10
cent of een stuiver vinden zy' te duur. 't Moest
wellicht niet zoo zy'n, want velen onder hen
zullen wel 5 cent uitgeven voor een glas bier
of een borrel en brengen dan helaas daardoor
nog enkele uren in de kroeg door met minder
goed gezelschap.
De vereeniging voor volksbibliotheken tracht
velen in de gelegenheid fe stellen, zich voor
n cent in de week en 5 cent per jaar van
goede boeken te voorzien. De vereeniging
voorziet hierdoor in een ware behoeften 't geen
duidelijk bly'kt uit 't groote aantal lezers, dat
zich laat inschrijven. Wel moeten zij er wat
tyd en geduld voor over hebben, daar het soms
zoo vol is dat ze langen tijd moeten wachten
vóór de uitgeefsters hen kunnen helpen. De
bibliotheken zijn in zeer verschillend» buurten
van Amsterdam gevestigd: No. l Gavert
Fiinckstraat; No. 2 Kraijenhoffitraat; No. 3 (a en 6)
Oas Huis, Rozenstraat; No. 4 Joden Breestraat.
De oprichting van deze laatste heeft weder
veel geld gekost en daar ze met bescheiden
middelen moest geschieden kan ze nog zeer
uitgebreid worden, ook de andere bibliotheken
zou men gaarne versterkt zien met boeken
van de volgende schry'vers: Andriessen, Bos
boom-Toussaint, van Lennep, van Maurik,
Verne, Marryat, Dickens en de tijdschriften
Eigen Haard, Elzevier, Boon, Aarde en haar
volken, de Natuur, Bato en Jong Nederland.
Mochten er soms onder de lezers of leze
ressen van dit blad zy'n, die n of meer dezer
boeken willen missen voor dit doel dan zijn
de hieronder genoemde dames gaarne bereid
ze in ontvangst te nemen.
Mej. C. Tdanus, Heerengracht 406.
» II. Krusemann, Haerengraeht 202.
» C. Scalogne, K'dyksplein 12.
» M. Boom, P. C. Hooftstraat IQ.
» J. Westerman, P. C. Hooftstraat 19.
De vrouwenbeweging in China.
In China beginnen zelfs de dames langza
merhand over den grooten muur te kijken. De
Chineesche vrouwen emancipeeren zich gelyk
hare Europeesche zusters, wellicht nog sneller
en nog meer. Zy fietsen ijverig door het land
en dragen daarbij de bekende bloomers (wijde
pantalons), die by de beschaafde volken van
het Westen nog weinig of geen ingang hebben
gevonden. Zij hebben den strijd tegen de mode
aangebonnen. Maar noch tegen het staalpartser,
noch tegen den sleep hebben zij te strijden.
Haar oppositie geldt een veel erger, verderfelijk
kwaad : het verminken der voeten. Zy willen
niet meer dulden, dat hare kinderen door
snoeren en banden de voetjes worden misvormd.
Zij dragen Europeesche laar(-J9s met zeer lage
hakken. Ook hebben zy' de wollen slobkousen
afgeschaft en zy'n tot zijden kousen overge
gaan. Zij poederen zich gezicht, haar en handen.
Dat alles behoeven onze dames haar t.iet te
benijden. Misschien wel, dat zy een eigen
Chineesch blad uitgeven, dat uitsluitend door
vrouwen wordt geredigeerd en beheerd.
caput als j uilie beiden.... geen gevaat'
kan duchten; daar zit Van Tienhoven, zi'l
hij zeggen zij die met hem aan n
tafel tronen, doen me onmogelijk kwaaci!
Het kostte mij geen minuut een passend
woord te vinden, om Gijs mijn instemming
te betuigen, en tegelijkertijd hem eenigszins
van deze zijde van de quaestie weg te
lokken, opdat een begin van opgewonden
heid bij een zoo persoonlijk geval hem niet
tot nog belangrijker uitwijdingen mocht
voeren. Daarom vertelde ik hem, hoe ik
iSam. van Eeghen had gesproken, en gat
hem verslag van ons discours. Sam, had
ik gezegd, wat heb ik opgehoord van jou
makelaaréchap voor de H. IJ. S. Dat jij
in spoorwegaandeelen op zijn lijd detd, be
grijp ik als koopman, maar hoe je er toe
bent kunnen komen om spoorwegmaatschap
pijen te helpen verschacheren, dat snap ik
niet. Eti zooals Ovens verklaard heeft, was
die inval toch van jezelf' moederziel alleen.
Als je neef Jan, de commissaris van de H.
8of je zwager Ovens, die zijn aaiuieeJen \yel
kwijt wou, of een ander ie dat nu nog had in
gestoken je wett zelf niet over hoeveel
zichl bare en onzichtbare schijven zoo'n denk
beeld soms loopt eriliu ik zou't dadelijk
begrepen hebben, maar jij . . .! Och, zei
Sam, gelooven moet je dat toch. Ik
haalde mijn schouders op^ wij wandelden
op de Keizeisgracht en .Sam blttf even
stilstaan. Zie, zei hij, wijzende naar de
overzij, daar onder die lantaarn viel hè!
mij in. Wat zou je er van deuken, vroeg
ik aan Van Hasselt, als jij de Eiectr.
Sp. M. eens kocht? v.; Hasselt schokte
even tegen mij aan,.., 't eeneen wel van
de schrik. Een nieuw denkbeeld! riep hij
uit; geef' mij een half jaar om er in te
komen en zoo spraken we voort, natuur
lijk zonder getuigen.
En 't was nog niet in de dagen van het
va.11 en der bladeren? hernam ik.
Ook vercchoot er geen ster hc ?
Ik wil maar zeggen, dat er zoo licht iets
in de natuur kan zijn, dat je geest onmerk
baar in een zekere richting leidt,...
't Een noch 't ander, mijheer Bromrueijer.
Nu, zei ik bij 't afscheid nemen... ilaii
nat hel :iek r in de lucht.
Gijs had pleizier in 't verhaal en dat
detd Weer mij genoegen. Opmerkelijk,
glimlachte hij, dat ieder zich /GO gaarne
met een spoorwegmaatschappij bemoeit...
er aan annex is of haar diensten bewijst.
Excellenties niet uitgezonderd.
Excellenties? herhaalde ik.
Ja, zei Gijs. Daar heb je eerst Sprenger
van Eyk, die als fiicus-rrjinisterden
staatsspoor beeft gevonden, en nu weer Lely, den
ingenieur-minister, die zich commissaris liet
maken van de Z.-H. Elect. Maatschappij,
dat wil zeggen van den Hol], Ijzeren spoor.
Zoo bereikt de een na den ander zijn
station,...