De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 3 november pagina 3

3 november 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ho. 1271 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Omgekeerd: wanneer men, als de blyde boodschap en kern van de Reformatie, als haar idonumectum aere perennius, in den ontwik kelingsgang der menschheid, aanmerk : het heilig in onaantastbaar recht op de eigen o?ertulgirg; wanneer men haar vry'nei liievend karakter en algemeen humanitaire strekking in Let oog vat en houdt, dan kan de staats- en rechtsbeschouwing, waaraan zy het leven schonk, j>iet onchristelijk zy'n, tenzy' men, wederom, Christendom in dogmatiek en conie sie doet opgaan d. w. z. even benepen oordeelt, als wie den cosmos van een dorpstoren meent te ont waren. Trouwens, het doemvonnis over de staats en rechtsbeschouwing der Riformatie nog eens : contradictoir tegengesteld aan dievanRjme zou een niet geringeren, dan Luther treffen. Hy' huldigde steeds de grondstelling van de zelfstandigheid van den Staat, scheidde helder de gebieden van geloef en recht, en waarschuwde, de eischen en grondstellingen van het eene, niet op het an tere over te brengen. Nauwelijks ne uitspraak des hervormers legt van dezen zynen wensch, om geestelijk en wereldlijk regiment duidely* uiteen te honden, en de grenzen tusschen wereldlyk en geestelijk wezen scherp te trekker, welsprekender getuigenis af, dan hst woord, dat ik ongaarne Vy W-ud heb gemist en dat hier volgen moge : tc!i arbeite Loch ciran, dass dia zwei Aemter »oder R^gimente, weltlich und geibtlicü, unterschieden und von einander gesoLdert ,,?ein jeglicaes zu seir/em Werk eigentJ.ch unterrich'et ucd gehalten werJe." " Zóó oordeelt Sommerlad, een der beste Luther-kenners. 6) Men ziet, de zelfstandigheid van het staatsrecht heeft eerbied waardigen stamboom. Spraakverwarring mede, zich openbarend in het aanleggen van een va'scien maatstaf, bij mr. Aiinema 7). Van hem, vernemen wy: Tegen de Revolutie het Evang.-lie, tegei de souvereiniteit der menschelyke red«, de so ivereiniteit van den geopenbaarden God, aldus de pa-tyleus." (blz. 31). Weet ge, boa lang die partijleus" ncn'.snoer zjn kan? Juist zoolang, al<t mei, zich gelyk ile tchr^ver doet uitsluitend en alleen beweegt op het gebied der wydgolvende algemeenheid, eu niet n oogenbiik la; ger. Uitnemend agitaüemiiidal, in verkiezhigsdagen, omdat z;j de redenen, waarin de schrijver zich verdiept, blyven in het midden het volk pakt", laat deze leus den practischea staatsman, die, in den constiiutioneelen recht staat, maatregelen van regeeriügsbeleid, voor eene, naar overtuiging en gezindheid g imengde, bevolking te beramen en uit te voeren heeft, onmiddellijk in den steek. Prachtig dialectisch wapen, gelijk Groen tegen Thorbecke haar bezigde, leent deze leuze zich niet, dan met onduldbaren ge «retensdwang en geloofsvervolging, tot ontvouwing, belicha ming, verwerkelijking van feitelijk btaattbestel. Het was en is dan ook niet toevall-g, dat Groen voorheen, zyne volgelingen thans, voor en in de practijk, ik gaf er vooorbeelden van ? of achter inconsequenties zich verscholen en verschansten, of tut dezelfde slotsommen kwa men als hun wederpartyders. Aangedr mgen slechts werden die slotsommen mit ein bischen andern Worten. Deswege echter is de leuze niet van gevaar ontbloot. D^ch het ge vaar begint eerst, waar men getuige de Friesche broederen" ernst met haar maakt, mitsdien dan O3k de constitutie op zijde schuift. Voor het overige, wil het mij voorkomen, dat wy liberalen, niet r>y' het Vatikaansch Concilie ter school behoeven te gaan, om de juiste ver houding tusschen Rede en Openbaring te kenneu, gely'k dr. Sjhaepoian, Laar aanleiding van het Leidsche batojg (Chronica, Sie reeks no. 6) ons vermaant. Wederom wil het geval, dat Dr. Schaepman aan mijne bespreking van mr. Liefi's Proef schrift het slotwoo d ontleent. Dat slotwoord luidt: deze schrijver is een te klaar hootd c/'wrillaton. VMIIIIIIIHIIIIIlIIMIIIIIItlllllllllllllltttHIIIIIIMM LETTA DOOR OUÏDA. Eens toen L-ïtta, op het heetst van den dag, boonen plukte in het veld, hoorde zij opeens in het kreupelhout een buurmin haar djor zijn saamgevouwen handen heen luid toeroepen: Hei! Hier is oen man, die je spreken wil. 't Ij een landlooper, die op sterven, ligt. Van nacht heeft hy in mrjn schuur geslapen en daar heb ik hem van morgen gevonden." Die mij spreken wil?' vroeg zy mot onverholen verbazing. Toen was het haar alsof h»ar hart ophield te kloppen. Als ... als het Kizzsrdo eens was ? Hij is hier vreemd in de streek, maar j m moet hij spreken," vervolgde haar buurman. Ga maar gerust mee, hij ligt op sterven. Hy zal je niets doen." Ik ben riet bang," zeide Letta; maar haar tanden klapperden van aar.doening, toen zij haar boonen neerwierp en de twee velden, die haar van den spreker scheidden, overstak. Te zamen gingen zij langs den meidoorn, de braamstruiken en de j >nge lorkebjomen van het kleine erf, totdat zrj een hobbelig grasveldje bereikten waar, tus chen twee op den rand van een bron aange irachte steenen waterreservoirs, die gebruikt werden om linnen in uit te spoelen, het schuurtje zich bevond. Hier zag zij een ellendig wezen, aan een hoop ineengezakte ou ie lompen gelyk, op de dorre bladeren en varens liggen. Zij maakte het teeken des kruises. Rizzardo was het niet en zij zig dat deze man ging sterven. Gij zijt de vrouw, met wia by getrouwd zou zijn ?'' vrosg de landlooper, het hooid even opheffende. Gij zyt Coletta, nietwaar ?" Zij knikte toestemmend. Ja, 't is Lstta," zeide de buurman, nieuws gierig toekykende. Na," zeide de man met onvaste stem, dan wilde ik je nog vertellen dat Rizzardo dien anderen man Fulvio Nestio niet gedtoi heeft. Met zijn eigen mes ten minste niet. Walt ik had diflnzelfden dag, op de markt, zijn mes gestolen. Hier heb je het." Lstta greep haastig het mes en bezag het. Op het hoornen heft waren eenige welbekende letters gekrast. De heilige moeder Gods zij geloofd ! 't Is zy'n eigen mes," riep zij met bevende lippen. Toen, zich weer in vertwyteling tot den land looper wender.de, vroeg zy : Maar, mrjn Gjd, om te blyven steken in de windselen eener theorie, die hem belet, gelijk het een' vry'en man betaamt, de.knie te buigen roor Rtcht alleen." Deze woorden gaven mr. L W. C. van den Berg a»nleidiüg tot de opmerking, door Schaepman overgenomen: Recht zonder e ei e hoogere wyding is eene weegschaal, die in de lucht hangt, en daarvoor alleen de knie te buigen" is het aa?oidden van het geschapene in stede van den Schepper. Neen, zoo luidt mijn bescheid, het is het aarsbiiden van den Schepper in het geschapene. Zóó is werkelyk hèkort begrip van het libe ralisme op Staatsgebied. Wij, die, buiten alle Openbaring om, het Staatsbestel gehanteerd willen zien, zyn haar niet vijandig, maar laten de vrijheid om, ia het gemoedsleven, methair al dan niat rekening te houden. Gy, die haar ten grondslag legt aan uwe staatspractijk, moet, noodwendig, in botsing komen met iederen vorm van aanbidding, die de uwe riet is. Dit gevaar, hoe men het te bezweren trachte, is onontwykbaar Van dr. Schaepmai vernemen wy: (t. a p j De gezonde rede en de Openbaring kunnen niet met elkander in tege:.spraak komen", in n adem gevolgd, door de stelling: het dilemma is dit: de R;de alleen als lig en ho.,gs e richtsnoer voor het recht, of de Rïde door de Openbaring voor dwalen behoed en in weten verrykt, Ik vrees zeer, dif. dr. Schieprcan, als huisprelaat by de Rade or.tbadtjn, haar prec:es zoo lang ziek verklaart, als /ij zich on lerstaat van de Opanbaring at te wyktn, en eerst dan gezond acht, wanneer zij van de OpeLbaring een duplicaa' varint. Ileine weet te verhalen van een uithangborden-schil ;er, wiens sp cialiteit was hèafinalen van brullende leeuwen. Eens, droeg men hem op een giurten engel na te bootsen. De maestro aanvaardde de taak, maar z'et, toen het kunstwerk gereed was, leek de gouden engel sprekend op een brullei den leeuw. Scba"pman's procédéspelt der Ride niet v^el beters. Trouwens, het onmogely'ke is van mema^ te vergea. Iedere kerkelijke partij isdeaartsvyandin van dj R de. Ii stede vai haar als bondgenoote te eeren, te waard ieren als voor waarde tot, als wegbereidster van het geloof, vtrguist, belaagt, belastert zij haar, als een zelvig met ongeloof. De Syllabus vai '61 opent de reeks zijner doemwaardige stellingen met die tegen de Rede, absoluut of relatief gericht (§I en II). Eene Encycliek van 1899 wraakt het ratio nalisme der Franbche Universiteit als d'impor, ta'ion trangère et d'origine protestante" (ie tekst in mijn: ladeterminisme, Leiden 1901, blz. 310;. Groen stelt, raar wij zagen, deume en atheïsme, op eene lijn (uoven il) Dr. Kuyper ziet den tweesprong der geesten'' in het vo gen der Rede eenerzijds, h«t geloof aan den anieren kant (de Standaard 29 Mei ji.) en ontziet zich niet deze zijne valsche steil,ng me: vervalschte citaten op te luisteren (Ar. li. C II. A. l Juni jl). Dr. Schaepman, zonderling mfdicynmeester, verheugt zich, als de Il-ide gekluisterd, dat wil zeggen ziek is, en bejammert het, als zij vrij, dat wil zeggen gezond is Jtece groote verscheidenheid en rijke schakeering, maar r.e grondgedachte: de R,-de moet gefnuikt, om plaats te innken voor het gezag. Het levenbrengend beginsel va \ den vrijelrk denkenden geest er onder; de doodelijke omarming der vormelijke kerk er boven. Daar tegenover plaatsen wij, onvervaard en onversaagd, Tao-becke's school, zoodra er van Staatsrecht en Siaa'sb-'leid sprake i*. Haar k-rn in zijne woorden luidt: Ik ken eerst dan S:aat, uit zijne eiger.e. insgelyks door God gegeven, reg"ls, eer ik derzelver hoogere gronden, door alle vem:bil!ei de irs'anties, terugleid3 tot hetgeen over alles is''. (Brieven \>\e. G4). Wat daar staat 'l Daar staat niet: 's menraan, waarom dat niet eerder gezegd'? Een woord n enktl woord maar ." Z; zoud:.n me opgepakt hebben," zei d; man grmplyk. Dat is een bondige reden," zei de buur man. Je kunt niet van een man verwachten dat hy uit zichzelf in den val loopt." O Heer! O Heer! U heilige moeder Ooels !" riep Letta uit; en toen bedekte zij het gelaat met haar vooi schoot en snikte luid. De buurman snelde hèn om den pries'erte halen, matr de pastorie was een heel eind ver in de heuvelen; eu nog v^or hij terug wa? liet de stervende een rochelend geluid hooren en blies den laa'sten adem uit, zonder verder een woord te bobben uitgebracht. Maar bet mes was veilig in Letta's bezit; het oude hoornen mes, waarmee zij tezamen braanitavken haddon afgesneden, en walnoten geopend, en »pp?len gesch'ld, en ttroo afge sneden om te winden om de wijt llesscben, en riet om matten van te vlechten in den tijd, toon zij en Rizzarde rog jong en gelukkig waren en vroolijk in de bosseben en velden stoeiden. Arme luzzardo ! bij had altijd gezegd dat hij he.t mes op de markt verloren had en, behalve z:j, had niemard tem gfloofd. Als de merschen, die hem in de gevangenis hebben epgebloten, dit maar wi. ter, zouden zij hem zeker wee- op vrije voeten stellen," zei zij dien a>oni tot de,i pastoor; maar deze zette een bedenkelijk ge-zicht. Ik vrees dat Let geen afdoend bewijs is," zei liij bedrukt Wat is het niet?" Geen overtuigend bewijs van zijn onschuld." Wat? Zijn e gen mes V En die man, die bekend heeft, het te hebben gestolen?" De pastoor zuchtte. Als ze dat tijdens het verhoor, toen men alles nog kon nagaan en uitpluizen, geweten hadden, j*, dan was het misschien voldoende geweest. Maar nu een doode man, geen getuigen, alleen dat verhaal, dat het mes wer kelijk gestolen is wie zal daarnaar luiste ren 'i We zouden r.og eerder die bergen daar kunnen verzetten." 't Is Rizzardo's mes," zei Letta. Voor haar was bet voldoende. Zorgvuldig borg zij het mes weg tusschen haar groven halsdoek en haar bruinen hals. Zij geloofde r.iet wat de pastoor zei. Dit mes maakte voor haar de geheele zaak zoo klaar als de dag. Als het indertijd gastolen was en dat was het werkelijk, dat bleek nu hoe kon hij er Fulvio Nestio dan mee ged.iod hebben? Honderde malen herhaalde zij dit bij zich zelf; en onmogelijk kon zy begry'pen dat dit bewijs, voor haar zoo overtuigend, niets zou zijn in de oogen der wet. Zij wist ook niet op welke wijze dit feit eigenlijk openbaar ge maakt zou worden; misschien zou de pastoor (Ut luid op den preekstoel verkondigen, zoodat IIIIIIIIIIIIIIIIJltHIIIIIIIIIIIIIIIIWffH iedereen het op deze wijze to weten zou komen; maar heel zeker was zij hier niet van. om was zij liet, maar vols'agen onwetend. Al haar krachten en al haar gedachten had zij steeds aan den arbeid op bet veld moeten wijden en r.ooif werd er met haar over andere zaken getproken. Z-lfs de priester was een r.ederig en eeuvou-lig buitel meuten zoo ongeletterd als een geestelijke maar zij i kan, en meer vervuld van zijn klein lajj.i grond en zijn wijngaard dan van iets anders. Zij had dus i.ieraar.d wien zij raad kon vragen. Zy kon alleen maar naar bet mes kijken en naar R'zzardo's ouden vader luisteren, die ru wel tier. maai op n dag herhaalde: .la, 'k moet zeggen dat. ik er nooit aan getwijfeld heb ol hij bad het gedaan. Maar zonder zijn mes kon hij het toch nut doen. En daar heb j; zijn mes. Ja; 't is wa-,rachtig het zijne." Maar verder kwam hij r.iet. Alleen eerp, na de mis, zei hij tot een vriend, met wirn hij samen noten zat te kraken: ,,'K Wou dat iemand den j >i gei, len minste eens veitellen kon dat zijn uies gevonden is.'' Maar i iemand wist hoe dat zou moeten ge beuren Hy was zoo got-d a's levend begraven. Aan inaM.en, zoo cïicp gezonken als Riz:<ardo, kon men geen brieven of boodschappen meer zenden. Geen buitenwereld bestaat er meer voor hen. Vader," z>ide Letta eens op een Zondag avond, toen zij op de ba^k voor de deur zaten; zij i oemde hun altijd zoo. Valer, zoudt ge r: ij niet i aar KIÜZO willen la'.en gaan. om hem alles te vertellt.ii, ztodat hij weer vrij zou kun nen komen 't" Wat zegje T \roeg de oude man, ten hoogste verbaasd. Zij herhaalde baar verzoek. Je weet niet eens waar hij is," zei de oude man. En niemand weet het." Waar is hij dan r" Ergens in het noorden." En toe kom j<j daar in het noorden V" De hemel beware me, ik geloof dat je heelemaal gek bent geworden." ,,'k Zou er wel achler weten te komen v/aar hij is. De maagd Maria zou mij leiden, daar ben ik zeker van," voegde zij er bij En de oude man maak'.e het teekeri des kruises bij het hooren van den heiligen i.aam. Maar toen riep bij eeiibklaps: Liave hemel. en wie zal hier al bet werk doen?' Het duurde verscheiden dagen eer hy zijn toestemming gaf'. Hij en zijn vrouw waren oud en gewei.d alles op Letta te tchuiven. Hij pruttelde en vloekte, en zyn vrouw huilde en zeurde. Hun eigen kinderen waren allen het huis uit en het was mooi, als zij eens in het jaar van zich lieten hooren; Letta was hun eenige steun, hun rechterhand, hun duivelstoejager. Nu voor het eerst iu haar leven, stond zij op haar stuk. Z>j bleef zeer kalm, schen wil meester over het R;cht, maar wél: het Richt meester over 's menschen wil. Het anders te duiden, ware eene erge misvatting. i Dat is Thorbecke's school. Zy is niet dool, maar leeft. Zij l cft, en zal blijven leven om aan den behaaglijken bo id va i onverdraag zaamheid, geestestyannie en priesterheer schappij, op ^eerlandsch klassieken bodem der j vrijheid, het hoof! te bieden, zwlangvan hare learing, ook maar in i geest, de heugenis l is gebleven. ' , Amst., Ojt. 1901. J. A. LEJY. j 1 1) B-ieven van Thorbecke. (Amsterdam 1893) blz. 64. 2) Stahl, Die Phiirsophie des R chts (Heideloerg 187'') II, blz 218 vlg. 3) Het I ieëela iu Recht en Staat (len Haag : 1874) blz. 11. 1 4) Rechter en Wet, (ien Haag 1898 en 1900). 5) C. A. Thilo Die theologisirende R chis und Staatslehre, (LMpdg 18'il) bU. 300. 6) Recensie van F. G. Ward's Durst-Ilung und i Wtirdigung der Ansichten Luther's vom S;aat und seinen wirtschaftlichen Aufgaben, in Conrad's Jahrb. f. Nittiona'ó'i. und Statistik, Sept. j 1901, blz. 427. 7) Partijgroepeering. ('A.msterJa-n 1901) Aan de Afgliaausche grens. D<3 Russische expansie-staatkunde in Aziëheeft, ook voor hen die haar met leede oogen zien, iets ontzagwekkends, dat aan de werking eener elementaire natuurkracht doet denken. Als de was sende vloed van den Ojeaan, machtig óók waar golven en branding voor een nauw merkbare deining en rimpeling hebben plaats gemaakt, breidt, zich Kualand's invloed uit, oostwaarts en zuid waarts, alle hindernissen zonder ruw geweld, maar niet taaie volharding wegdringend. De Russische staatkunde houdt niet van groote woorden en schetteiende bedreigingen. Zij is de kalmte zelve, eene tergende kalmte voor heet gebakerde politici, voor jingoes en imperialisten en chauvinisten. En zij is machtiger dan de onbewuste natuurkracht, waarmede wij haar vergeleken, omdat zij volkomen zelf bewust is en haar doel geen oogenbiik uit het oog verliest. Het is bijna een kwart eeuw geleden, dat Lord Salisbury, toen nog geen impe rialist, aan hen die zich ongerust maakten over de uitbreiding van Rusland's macht in Centraal-Azië, den raad gaf zich van die streken kaarten op groote schaal aan te schalF-.-n. Dan zouden zulke benauwde zielen wel merken, dat, wat op hun handatlasje maar een afstand van enkele centimeters leek, in werkelijkheid eeue tusschenruimte van duizenden mijlen was. Er was in het onmetelijk Aziëimmers ruimte te over, voor Engeland zoowel als voor Rusland ! Lord Salisbury kon die meening niet lang getrouw blijven, en zijn landgenooten konden het evenmin. Toen kwam do conceptie van den Inffer state, den staat-stoolkussen. A tri de eene zijde Afghanistan, aan de andere Perzië. Rusland ging kalm zijn gang. En aller eerst breiilde het, langzaam, gestadig en zeker, zijn spoorwegnet in Centraal-Azi uit. Daarbij kwamen wel eers onjileizierige incidenten voor. De bezetting der oase van Merv, het Pensch-deh geschil, ver wekten in Engeland ernstige ongerustheid en lokten levendige proiesten uit van de regeering te Londen. Men vio.'g te St. Petersburg ophelderingen, maar men werd afgescheept met uiterste beleefde, niets zeggende frasen. Intussehen heeft het Eussische spoorwegnet de grenzen van Afgha nistan bereikt en is het mogelijk gewoiden binnen zeer korten tijd eene aanzienlijke troepenmacht naar die grenzen te brengen. Dat dit laatste dezer dagen zou zijn geschied, of althans weldra zou ge schieden, is van Engelsche zijde herhaal delijk beweerd, vooral in verband met de inspectie-reis van den Russischen minister van oorlog, generaal Kouropatkine, naar het bedoelde grensgebied, welke reis door den dood van Abdoerrhaman Khan, den emir van Afghanistan, eene zeer bijzondere beteekenis heeft verkregen. Men heeft bij die beweringen echter over 't hoofd gezien, dat wat men vreest en voorspelt reeds lang is geschied, en dat Rusland geen troepen meer naar de Afghaansche grens behoeft, te zenden. De Novoje Vremya en de Petersburgskija Wjedomosti hadden reeds in Augus tus medegedeeld, dat minister Kouropat kine eene inspectie-reis naar Turkestan zou ondernemen. Niemand heeft, zich daarover verwonderd, te minder omdat de tegenwoordige minister jaren lang iu Turke stan een hooge militaire positie heeft be kleed, ve>or (Je organisatie van Rusland's strijdkrachten iu die btrektn zeer veel heelt gedaan en dus voor zulk eene in spectie de aangewezen man was. Dd terug keer der troepen uit Oast-Azië(Caina) naar S beriëen Turkestan had de gelegen heid gegeven tot eene nieuwe en ver beterde mdeelirig, van welker goede wer king de minister zich thans is komen overtuigen. Op voet van vrede bestaat thans het eeisie Turkeslansche legercorps uit 20.000 man, het tweede uit 20 UUO man, waarbij dan nog 5000 man komen voor de troepen van Semiijetchpnsk. Te zamen dus 50.000 man. En deze macht kan binnen drie weken op voet van oorlog worden gebracht, zonder van eenige re serve of van troepen uit Europeesch Rus land gebruik te maken. Het eerste Turkestacsche legercorps telt dan 45.000 man, het tweede 87.000 man, het corps van Semirjetchensk 8000 man, tezamen der halve 90.0UU laau. »Op ieder, die de ontwikkeling van Rus land's legermacht in Aziëhecfi, gevolgd" schrijft een Pet ere burger correspondent aan het Jlerliner Taycblatt »maakt het een werkelijk komischen indruk, wanneer Engelsche bladen thans melden, dat Rus land aan de grenzen van Afghanistan 40,000 man concen'reert. Dat zijn nog 10,000 man minder dan de vredes-sterkte van Rusland's troepen aan de hoofdwegen naar Herat en naar de Pamir-hoogplalue. Het is zeer verklaarbaar, dat men in Enge land, op het nbiik waarop men zijn laatste 3000 ruiters" voor Zuid- Afrika uitrust, een pijnlijken indruk gevoelt van Rusland's welgeoidende umusting aan de Aighaansche grens. Men moet in Londen aan het departement van oorlog zeer goed weten, dat Rusland geen kozakken van den Oeral en van Oi en burg naar Turke stan behoeft te laten komen, immersjuist de voortreffelijk samengestelue Turkestansche kozakken divisie vormt een ruiter corps dat in hooge male voor den oorlog bereid is, snel is samen te trekkt:ii en snel kan oprukken, hetzij tegen Ileiat, hetzij tegen Kaboel.'' Nimiijjjiiftmiitmmijmimiifi maar vast besloten. Zij moesten Laar wel haar zin geven. Zij maakte alles netjes in orde, vroeg een buurmeisje om hfar plaats in te r.emen, bond haar zwarten doek om bet hoofd, sloeg een zwarte sjaal om, stak het roes zorgvuldig bij zich en, voorzien van ten bundeltji bchoori linnen, toog zij bij het eerste gloren van den ddg raad, op weg. Dat oude mes scheen haar met een nieuw leven te bezie,en. Kooit twijfelde zij aan R zzardo's onschuld, maar nu bezat zij bet bewijs er van. Een stervende zou haar niet opzette lijk roepen, om haar een leugen to vertellen. Haar itille berus'ii g maak e plaats voor een krachligen en bijna bl nden drang om te handelen, om hem, die zoo wreed van haar was wegge ukt, te helpen. Tien jaar telde zij toen zij op deze plek was aangekomen, en nog nimmer «as zij zoo ver geweest, dat zij de fechoorsieenen der boerderij i.iet meer orderscheiden kon. Maar zij sprak zichzelf moed in, terwijl zij ze langlangzamerhatd aan den horizon verdwijn en zag. Nu nog ongeveer twee mijlen en alles om haar heen was vreemd en geen steentje kende zij. De pastoor had alle ramen en richtingen voor haar opgeschreven, zoodat zij niet ver dwalen kon; ook had zij wat getd bij zich, haar spaarpemingen, bijna uitsluitend koper geld, benevens twee zilveren aimbarcïjes en een si.oer bloedkoralen, lang, larg geleden van haar grootmoeder geëifd. Maar hierover e^cht zy niet, zij dacht slechts aau luzzardo en aan het mes, dat zij aan de cipiers, die hem be waakten, zou laten zien, die dan waarschijnlijk wel zouden gelooven dat hij ontchuldi^ was en hem vrijlaten. Het was mooi, helder herfstweer o n zij legde meer dan twaalf mijlen per dag af; maar 's nachts moest zij daar, waar zij maar een dak vond, dat haar beschutten wilde, haar hocf.i neerleggen en dan voelde zij zich wel eenzaam, vreemd en rampzalig. All en in de armste huizen was men soms geneigd haar cp te nemen, want zij z>g er zelf zeer, zeer armoedig uit. zij tpiak i.iet meer dan het hoognoodige en niemai d begreep waar zij heenging. Zij trok langs historische steden, langs glinsterende rivieren, langs ver weerde muren, langs tuinen, door dichters be zongen, langs drukke, rumoerige straatwegen en uitgestrekte, verlaten vlakten, die eei;b slag velden waren en nu uitgestrekte woestenijen, maar zij merkte ciefs van dat alies op. Zij l et slechts den r.aam z'en, dien de priester voor haar had opgeschreven, den naam, van de plaats harer bestemming en vroeg: Hoe ver nog?" En gedurende langen tijd Meel het maar steeds ver, zeer ver. Haar voeten en al haar leden werden pijnlijk, maar zij hield vol. Verscheiden malen hield de Het bahoeft geen betoog, dat Engeland aan zijn lodische grenzen tegenover Kug land vrij wel machteloos is. »Het militaire prestige van Engeland is gelijk nul", zeide dezer dagen een hooggeplaatst Russisch officier. »Wij hebben tusschen Engeland en ons geen ^buffer state" meer noodig. Zoolang Engeland in Indiëpassief' blijft en geenerlei troepen, hoe gering ook in aantal, naar Afghanistan zendt, blijven ook wij passief. Zoodra het tegendeel gebeurt, rukken wij Afghanistan en Pamir binnen, en dat wel nog veel sneller, dan wij naar Pekin trokken". »Maar met uw welnemen, Excellentie", vroeg de interviewer, »waarom maakt Rusland dan geen gebruik van het politiek zoo bij uitstek gunstige tijdstip, van Engeland's machteloosheid en van den dood van den ouden ijzervreter Abdoer rhaman?" »Ja, ziet ge, dat is niet zoo gemakkelijk uit te maken. Misschien zou keizer Wil helm als vriend van Engeland bjzwaar maken, en misschien doen zich hier de familieb^trekkingon gelden tusschen het Engelsche en Russische hof'. Als diU de eenige ovei wegingen zijn, die Rusland weerhouden van het plukken eener rijpe en lang begeerde vruch», van het voortzetten zijner politiek in eene tot traditie geworden richting, dan staan voor Engeland de kansen in die streken verre van gunstig. Welk een heilzamen druk zou de Rus sische regeering, indien zij inderdaad belangeloos was, in de gegeven omstan digheden op de Engelsche kunnen uit oefenen ! Soola U aa i iqt i i lltb c n De invoering fler OoEeyallenwct. IL De veiligheidswet legt aan de hooiden of bestuurders van inricbtiugen, waarin Benige tak van fabrieks- of haridwerksnijverheid wordt uit geoefend, de verplichting op, van elk oageval, in hun bedrijf aan een persoon overkomen, binnen driemaal vier en tw n*,ig uren kennis te geven, tenzij die persoon bunen dien termijn zijn gewonen arbeid heeft hervat. Dc-ze kennis gevingen word- n aan de burgermesters gericht en door dezen aan de iusp cteurs VRU den ar beid medegedeeld. Aingei.omen dat, aan dit, voorschrift strict. de band gehouden worjt, dan komen deze laalste ambtenaren in het bezit der coodige gegevens, om een overzicht i", laveren ovsr alle ongevallen, in de aan hun toezic'it onderworpen inrichtingen \o >rgeknmen, van zioianige b;teekei;i^, dat eene uitkeering krichtens de ongevallenwet er het gt:vul?' van zou zijn geweest, jk deze wet stelt, immers a's voorwaarde voor zulk een irtkeering, dat, de ver'iiu tering om te werken minstens drie dagen moet hebben geduurd. De. schadtloosstell ng in den vorm van genees- en heelkun dige hulp of vergoeding daa-vior kv , a!s in maatsc'iappelijken zin van weinig bet.eekenis, hierbij buiten besc'Jbuwing blijven. Ajngezii-n de veiligheidswet van toepassing is op alle fabrieken en werkp'aatsen, «aar meer dan tien perso'ien werkzaam zijn, ook dair waa- geen beschermde personen, iu den zin der arbeids wet, arbeid verrichten, kan het getal onderne mingen, waarover de opgaaf loop*, grooter zijn dan het, in het vorige opstel vermelde aantal, doch is dit toch iu elk geval niet onbelangrijk kleiner dan dat, waarop de ongevallenwet van pol tie haar aan. maar de pastoor La:l er voor gezorgd dat haar pap'eren in orde waien en zoo liet men Laar tejkens weer verder gaan. Vele dagen verliepen, zoovelen dat zij ze onmogelijk tellen kon en zij zou er aan gctwijfeld hebben of zij nog wel in hetzellde land, of op denzelfden aardbol was, als de zon en de bteiren er niet eveneens haddt-u uitgezien als in haar eigen dal. Zy was riu ze. r ver noordelijk gegaan, toen zij eindelijk de streek bereikte, waarvan zij den caam, < p het gehoor af, uit Let hoofd had geleerd \an den pastoor. 't Is een ge iucht eind," had de priester gezegd. Wel meer dan honderd twintig mijlen." Maar zulke woorden gaven haar toch van den afstand geer begrip. Ik zal telkens wel naar den weg vragen," zeide zij. De dialecten verschillen ook zeer in het ecue district en het ar.d< re," vervolgde de pastoor. Jij zult hen niet begrijpen, evenmin als zij jou." Zij begreep niet wat hij bedoelde en vroeg er cok niet naar. Zij bevond zich ru cp de groote Lombardijscbe vlakte, maar zij kende tr den raam niet van. Het was in het begin van den herfst, overal hield men zich met den wijncogst bezig Het lar.dschap met zijn achtergrond van goud geel en groen gebladerte, waar de zon doorheen speelde, werd telkens verlevendigd, dan door een troepje boeren, dan door een juk osser, dan weer door een boerderijtje met een rood dak en een bruin schuurtje, of door een groep dotphbuizen, aardig om een spits keiklcrei.tja gerangschikt Het land kwam haar wel groot voor. En dio uitgestrektheid joeg haar vrees aan. Thuis m haar eng, groen dal scheen de oppervlakte van de aarde en den hemel beide haar ?co Hein. En dan die menschen. die ontzachlijke mei scher masfa'f, die daar krioelden in de steden. Nooit had zij gedacht, dat er zooveel menschen tegelijk k r.dtn leven. Zij was reeds verscheiden dagen onderweg geweest, (oen zij eindelyk de clocr Loogc, besneeuwde bergen ingesloten stad binnentrok! waarvan de priester den naam \oor haar had opgeschreven een kleine, sombere vesting. m de laa'ste eeuwen vo'smkt van aar.zien nii t veranderd en op den top van een heuvel ge legen, zcodat zij den ruwen, krachtlgeri A 'penwind uit de eerste hand opving. In het midden verhief zich een ontzachlijk, gemetseld gevaarte, een somber, dieigend gebouw met eenrijdigen (oren op iederen hoek. De ramen of schictgaten, die zij van beneden onderscheiden kor, waren alle toegimetseld. Onder dat fort, of wat Let zijn mocht, large rijen bastions, en daa'ondir de daken der huizen, de torens der keiken, de boomen der plantsoens. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl