Historisch Archief 1877-1940
No 1271
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5
langen, als gemakkelijker verkeer of zeer
overdreven bezwaren van hygiè'nisehen aard.
Uit kracht van welken beweeggrond dan
ook daartoe geleid, 't zjj van eerbiediging der
beste nalatenschap van een krachtig en gezond
voorgeslacht, 't zjj van ingenomenheid des
harten en bewondering van den geest voor
het karakter en de schoonheid van een gansch
eigenen, byzonder pittoresken stedenbouw, tot
behoud van het dierbare zy' meer algemeen
aangedrongen. Daar zjjn nog hoogere en
zuiverder belangen dan het vergemakkelijkte
loopen over platte' bruggen en breede pavés.
Amsterdam is nog iets anders dan de plaats
waar zich de talrijkste opeenhooping lands
lieden op n plek vormde, met een uitgebreid
tramnet, wat handelsverkeer en spoorweg
stations, die als hoofdhalten in alle
buitenlandsche reisgidsen zy'n aangeduid;
Amsterdam,de specifiek Holandsche stad, met den naam
van het' noordelijk Venetië. Het deel des
volks, dat zich ingeboren gevoelt aan de ver
schijning van het stadsbeeld Amsterdam, dat
den werkelyken harteklop daarvan bedreigd
ziet, en daarmede beroofd gaat worden van
zyn leven verheffende sentimenten, mag in het
uitkomen voor zyn belangen niet als onmondig
beschouwd worden. En dat deel des volks is
veel grooter dan algemeen gedacht wordt;
want zoovelen geven zich geen rekenschap
van w?t in den kern hunne gehechtheid aan
de stad uitmaakt.
Dat zy dan, die naar dien kant onrecht
matig het oor sluiten, wyl zy zelf de ken
merkende schoonheid van karakter niet kun
nen onderscheiden en daarover alleen een
halfwassen meening hebben van en zekere
schilderachtige curiositeit, met aardige punten,
dienstig voor eene kleine categorie menschen
om daaruit schilderijtjes te destilleeren, de
degelijke zakenmenschen, die wellicht nooit
tot bewogenheid zyn geraakt onder de
uitingen van de beste uit de natie die hunne
verrukkingen over onze stad uitzegden in
schilder- en woordkunst, Breitner, Isaac
Israëls, Karsen, Van Looy en Jolles, zy de
practici, die in de beslommeringen van hun
gewichtig aardsche gemorrei, in deze prachtige
najaarsdagen wellicht door geen enkei moment
getroffen werden in de wisselende schoonheden
waarin het oude Amsterdam zich nu vertoont,
met de fantastieke silhouetten zyner
huizenryen, de ryke kleur en vormverscheidenheid
van zy'ne gevels, dat roerlooze zich weerspie
gelend in de besloten grachten tot een har
monisch kleurgeglans, gestuit door de massieve
boogbruggen met mysterie in de donkere
spelonken, waar, over de oppervlakte zelf de
sterke ly'nen heenzwenken van de hoog welvende
ruggen, veroorzakend de wegschuiving der
plans daarachter in de omhulling van de aan
Holland eigene atmosfeer ;... zy, die ooit
hebben opgemerkt dat Heeren- en Keizers
gracht zich op het plechtigfit vertoonen in
schemeravonden even voor de lantaarns zijn
opgestoken, en als de statige huizenblokken
ter weerszy'de van de stille gracht nog inge
togener in zich zelf gekeerd staan door
tegenstelling der boomen op den voorgrond,
reeds door winkels verlicht, zy, die zich nooit
voelden aangegrepen door net krassere aspect,
dat onze grachten, (de Prinsengracht by'v.), bie
den gedurende den winter, met of zonder vachten
sneeuw, als zeemeeuwen heen en weer zwer
men, ? in dit land zoo dicht aan zee; die
onaangedaan bly'ven voor de intieme stem, die
op zoovele plaatsen uit dit karaktervolle stads
gebouw opklinkt, niet beseffende den innigen
samenhang van die eindelooze nuancen in
schoonheid met het meest eigene van de
Hoilandsche kunst: het veelbesproken zoogen.
clair-obscur; dat zij. die zich wellicht in de
toekomst van Amsterdam een stad droomen
met de parvenuachtige *grossartigkeit" van
Berlyn, gelieven te bedenken,... dat Amsterdam
op den weg gebracht wordt zy'ne reputatie
alom in het buitenland als een der opmerkens
waardigste steden van Europa, te verliezen.
Het lokken van vreemdelingen is toch ook
een aangelegenheid, die wegen mag l Het
behoud van Amsterdam in zyn eigenaardige
verschyning raakt dieper het algemeen
geestelyk belang, dan het opzamelen van oude monu
menten of kunstwerken in musea, onder voor
wendsel tot veredeling der volksbeschaving.
Deze zy'n wegens hun isolement op
betrekkely'ke wy'ze dood, het eerste leeft nog door
zyn plaatsing in den oorspronkelijken toestand,
en het volk leeft bij gansch zyn handel en
wandel daarin dagelyks mee. Voor nu ver
volgd wordt met het vermoorden der ziel van
onze stad, voor er, wellicht zonder de verwachte
uitkomst, weer mooie grachten worden mis
vormd tot wezenlooze straten, mogen de vroede
vaderen bevroeden welk onherstelbaar kwaad
zy met dempen en sloopen kunnen verrichten,
hoe zy op onverantwoordelijke wy'ze hunne
rechten misbruiken tot eeuwige schade van
dat, wat door een beschaafd volk tot het hei
ligste en dierbaarste gerekend wordt.
W. STEENHOFF.
iiiiiiiiiiiiiMniiiiiiiHiiriiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinnriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMfMiiiMMMuiii
per doosje
iiimiiiiiiiiHiiiiiiitfiMimiiiiiMmiiiriniiiiiiiMHiiniiHiiiiiiiiHiiHiHMMiiiiiiM
VOOEl DAMEjS.
Nationaal Bureau, w fiomrwöeió.
Het «Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid",
dat na volbrachte installatie l November e. k.
in eigen lokaliteit (Jacob van der Doesstraat
68, den Haag) zyn werkzaamheden officieel
gaat beginnen, verzoekt ons het volgende te
willen meedeelen:
Een der eerste bemoeiingen, waarvan de
uitvoering reeds is vastgesteld, is het openen
van een cursus over coöperatie, uitgaande van
het Bureau en te houaen door mej. C. P. v.
Asperen v. d. Valck, die haar opleiding genoot
aan de opleidings-inrichting voor socialen ar
beid te Amsteraam. De cursus, die in hoofd
zaak op de praktyk gericht zal'zyn, bedoelt
een algemeen overzicht te geven van de ge
schiedenis der coöperatie en zal verder de
eisenen behandelen aan hare toepassing ver
bonden. De pi. m. 10 besprekingen zullen
plaats hebben ia het Bureau, Jacob v. d.
Doesstraat 68, om de 14 dagen Dinsdagsavonds van
8 M?9>£ uur, te beginnen Dinsdag 10 December.
Het Bureau wenscüt, om deelname voor iedere
belangstellende mogelyk te maken, de te heffen
contributie zeer laag te stellen, hoofdzakelijk
slechts tot dekking van de kosten voor vuur
en licht; het hoopt die contributie nader vast
te stellen in overleg met de deelneemsters.
toBniMUKng'jmB Ifet Borean, 8chriftelyk> liefst
vóór 15 November.
De" Directie van het Bureau wenscht verder
hier uiting te geven aan haar erkentelijkheid
voor de welwillende wy'ze, waarop pers en
autoriteiten de voorbereidende werkzaamheden
reeds steunden.
Aan eenige der-grootste dag- en weekbladen,
benevens aan de vier vrouwenbladen en aan
verschillende vakbladen, werd door het Bureau
een gratis abonnement aangevraagd. Nog
kwamen niet alle antwoorden in, maar reeds
werden verscheiden toezeggingen ontvangen,
terwijl alle bladen, die antwoord zonden, zien
bereid verklaarden de berichten, van het
Bureau uitgaande, op te nemen.
De heeren Inspecteurs van den Arbeid,
daartoe aangezocht, stonden de respectieve
arbeids-verslagen nunner inspectie aan het
Bureau af en toonden gely'ke welwillendheid
als voor de tentoonstelling van vrouwenarbeid
ook in de beantwoording van enkele gestelde
vragen. Niet minder hulpvaardig bleken ver
schillende andere autoriteiten op nader arbeids
gebied, aan wie reeds by herüalmg vrij uitvoerige
inlichtingen werden gevraagd, die ten zeerste
gewenscht en noodig waren ten einde
voorloopig althans eenigermate te kunnen voldoen
aan de talryke vragen om advies, tot het
Lureau gericnt. Want behalve de ruim 80
aanvragen van den meest uiteenloopenden aard,
om directe plaatsing of practische ulp (inge
volge punt a /, ylage II Bureauplan), uie tot
ons kwamen, werd een begin van uitvoering
gegeven aan een 12 tal bemoeiingen van meer
omvangryk karakter; enkele daarvan betroffen
een op aanvraag ingesteld onderzoek omtrent
beroepsopleiding voor tuinbouw, massage en
heilgymnastiek, kunstnijverheid, schei- en na
tuurkundige vakken; verder een vraag om
steun van eene uitvindster, met het doel zich
de voordeelen harer uitvinding verzekerd te
zien; een poging tot het verkrijgen van ver
warming der vertrekken van closet- bewaarsters
in enkele stations onzer groote steden; een
onderzoek naar loon en arbeidstoestanden in
een onzer groote confectie-zaken van witte
goederen, op verzoek van een consument, die
haar uitzet slechts wenscht gemaakt te zien
in een zaak, waarvoor deugdelijkheid dier
voorwaarden kan worden ingestaan.
Uit het voorgaande blijkt voldoende, dat de
meest uitgebreide hulp het Bureau van noode
is. Evenmin behoeft aangetoond dat dergelijke
opgaven geen haastwerk mogen of kunnen
zyn; gestreefd wordt naar strenge inacht
neming van het: elk zijn beurt, naar volgorde
der aanvragen.
Een beroep op de hulp der Nederlandsche
vrouwen zal spoedig van het Bureau uitgaan;
in de eerste plaats zullen plaatselijke comité's
en correspondenten der tentoonstelling opnieuw
worden aangezocht tot dadelyken steun,
eigenaardig is het, hierbij te kunnen vermelden,
dat Wageningen reeds de vorming van een
dergelyk comitéberichtte, nog vóór de officiëele
aanvrage het bereikte.
In de Bureau-lokalen, waar geregeld de
werkzaamheden nu plaats hebben, stelt de
Directie zich voor, wekelyks twee spreektijden
te honden en wel: Maandagsmiddags van 3?5
en Donderdagsavonds van 8?10 uur.
H, C, Anflersen's W,
Door een Odenseaner.
II. (Slot).
Een beroepskeuze was nu een dringende
eisch geworden. Zijn moeder hield vast aan
't kleermakersbe drijf, en hij even beslist aan
het tooneel. Volle dertien Rigsdalers had hij
opgespaard en daarmee wilde hy naar
Kopenhage trekken. Biddend vroeg hij zyn moeder
om hem dien weg te laten gaan. Dat hij er
niemand kende, was geen bezwaar; hij had nu
immers geld en zyn God zou hem wel helpen
en geleiden. Dat had zy' immers zelve zoo dik
wy'ls gezegd. Wat hij daar wilde doen ?"
vroeg zy en hy antwoordde haar: Een be
roemd man wil ik worden." En dan vertelde
hij haar vaa hetgeen hy' omtrent beroemde
mannen had gelezen. Dat men veel, soms ver
schrikkelijk veel moest ondergaan vóór men
beroemd werd, dat wist hy ea zeide hy haar,
maar het hield hem niet terug. Voor zijn
geluk, zyn roem was hy bereid het lyden
te aanvaarden.
Zyn moeder begreep hem niet en hoe zy' er
ook tegen opzag om hem ook nu, zooals zij
steeds gewoon was, zyn zin te geven, ver
klaarde ze zich nogtans daartoe bereid, mits
vooraf eene vrouw werd geraadpleegd, die uit
de kaarten de toekomst kon voorspellen. Deze
werd ontboden en kwam. Na een snuifje ge
nomen en een paar malen geniesd te hebben,
spreidde zy de kaarten op de tatel uit. Lang
duurde het voor zy' antwoord kon geven en
vol angstige spanning richtten moeder en zoon.
de blikken op de vrouw, aan wie het vergund
was den sluier der toekomst te kunnen oplichten.
Eindelijk echter sprak zij : Moedertje, wees
gerust; je zoontje wordt een groot man en ter
zyner eere zal eenmaal de stad Odense wor
den geïllumineerd."
Zyn moeder schreide, toen ze dit hoorde,
maar nu had ze niet meer te aarzelen in haar
besluit. Wel schudden de buurvrouwen 't hoofd,
toen zy hoorden dat de veertienjarige knaap
alleen naar 't groote Kopenhage zou trekken,
maar er viel nu aai de zaak niet meer te
veranderen; hij ging.
Lustig blies de postillon op zyn hoorn, toen
Hans Christian de poort van Odense uitreed.
Zoolang zij den wagen zien kon, bleef ze haar
kind staan nawuiven en toen ging ze, 't hart
van bezorgdheid vervuld, schreiende alleen naar
huis. Maar haar jongen voelde zich gelukkig
bij 't zien van al 't nieuwe en vreemde, dat
hem omringde. De zon bescheen den weg,
waarlangs de wagen voortrolde en in 't gemoed
van den knaap scheen een zonnetje van hoop
en 't licht zijner hoopvolle verwachtingen. Toen
hy echter in een vaartuig de Groote Belt
overstak en het eiland, waarop hij geboren
werd, langzaam uit het gezicht verdween, toen
overviel hem een gevoel van eenzaamheid en
verlatenheid en trad hem plotseling het feit
zoo helder voor oogen dat hij niemand en
niets had om op te vertrouwen dan zyn God
en zyn geluk.
Te Korsör aan wal gestapt, zag hij aan
't strand een alleen staand schuurtje. Daarheen
richtte hij allereerst zijn schreden en daar,
waar geen menschenoog hem zag, waar hij
alleen was met de stilte, die hy zoo lief had
en met zyn Vader in de hemelen, in wien zijn
kinderziel zoo vast geloofde, daar boog hij de
knie en uit de diepte van zijn gemoed rees
een kinderlyk gebed tot den Ongeziene. En
van dat oogenblik af aan heeft de moed hem
nimmermeer begeven.
Zoo kwam hij te Kopenhage. Tien Rigsda
lers was zyn geheele rykdom en hy kende er
niemand.
Allereerst begaf hij zich naar den koninklijken
schouwburg. Een man, die entreekaartjes ver
kocht en hem naar binnen zag gluren, vroeg
hem of hy misschien een kaartje wilde hebben.
Heel graag," antwoordde de knaap; u is wél
vriendelijk I" Hij dacht niet anders of de man
wilde hem een entreebiljet cadeau geven. Maar
razend van drift brulde deze hem toe: Houd
je my voor den gek, jongen ?" en Hans Chris
tian pakte zich weg, zoo hard hij kon. Dat
was zijn eerste begroeting in de stad, waarop
al zijn hoop gevestigd was. De lange, leelijke
jongen met zijn sluike, lichte haren was een
kind, waar men om lachen moest, als hij niet
terzelfder tijd dermate een kind was geweest,
dat men om hem moest schreien.
Den volgenden morgen stond hij vroeg op
en begon alle meest bekende acteurs en actrices
te bezoeken. Zoodra hij bij hen was toegelaten,
begon hy voor hen te komediespelen; op die
manier, dacht hy, zou hij wel spoedig aan het
tooneel komen. Met de statierok van zijn vader
en zijn laarzen boven de broek moet hij wel
een wonderlijke vertooning hebben gemaakt!
By eene dame, die danseres was, dacht hy te
moeten toonen, dat hij niet alleen kon zingen,
maar dansen ook. Hij vroeg verlof zijn laarzen
uit te trekken en nu danste hij op sokken,
zingende uit volle borst en zwaaiend met zyn
hoed de kamer rond. De dame, niet anders
denkende of zij had met een waanzinnige te
doen, zorgde zoo spoedig mogelyk den zonder
lingen bezoeker de deur uit te krygen. Velen
dachten als zij; anderen lachten hem uit of
hielden hem voor den gek en diep werd zyn
gemoed gewond. Wat waren er toch vele harde
en hartelooze menschen l Gelukkig waren er
anderen, die een anderen indruk van hem
ontvingen en begrepen dat er een talent in
dien zonderlingen knaap verborgen was en zij
trokken zich zijner aan. Het bleek dat hij een
mooie zangstem had en daarom werd hy op
eene zangschool geplaatst.
Vol verrukking schreef hij aan zyn moeder
en bracht haar in herinnering, wat haar reeds
voorspeld was, toen hy' gedoopt werd. Natuur
lijk kwam heel Odense te weten dat de zoon
van schoenmaker Andersen een groot zanger
te Kopenhage zou worJen. Doch de vreugde
was van korten duur. De arme jongen had geen
geld om zijn doorgeloopen laarzen te laten
maken en zoo kwam het dat hy den geheelen
winter op natte voeten liep. Bovendien was hy
in 't overgangstijdperk en toen hij op zekeren
dag plotseling iets in zijn keel voelde, was 't
met zijn mooie stem voor goed gedaan. Brom
men kon hij wel, maar zingen kon hij niet
meer.
In 't voorbijgaan zij er pp gewezen hoe in
zijn vertelling het Geiukskind" meer dan ne
gebeurtenis uit Andersóti's leven voorkomt.
In bedoelde vertelling steift de vader van
't Gelukskind" in, den oorlog; zijn gezin in
armoede achterlatend; 't Gelukskind" leeft
met heel zyn ziel in de wereld van het tooneel,
blijkt een mooie zangstem te hesben, verliest
deze in 't overgangstijdperk terwijl hij ter
zangschool gaat plotseling, doch komt niette
min tot grooten roem. Zoo ook is het den
schrijver zelf gegaan.
Nadat hij zijn stem had verloren, werd hem
aangezegd, dat het deelnemen aan de zang
lessen nu geen beteekenis meer had en hij wél
zou doen met zoodra mogelijk naar Odense
terug te keeren.
De knaap was als vertwijfeld op dit bericht,
maar naar Odense terugkeeren, daartoe kon
hij niet besluiten. Daar zou iedereen hem be
spotten en plagen en dat zju te veel voor
hem zyn. Dan maar liever armoede en ellende
geleden in het groote Kopenhage, waar nie
mand hem kende ! En dan ... hij hoopte zoo
vast en zeker op bijstand van den Hoogen l
Werkelijk scheen het alsof zij a kinderlijk
geloof hem op de juiste wegen leidde. Hij vond
vrienden, die hem vooruit wilden helpen en een
braaf, aanzienlijk man, Jonas Colling, wendde
zicb persoonlijk tot den koning en zoo ver
kreeg Hans Christiaan gratis onderricht aan
de Latijnsche" school.
Achttien jaar was hij oud, toen hij latijn
begon te leeren, doch moest hij plaats nemen
onder de kleine jongens van de laagste klasse.
Zijn rector was een onaangenaam, plaagziek
leeraar, die aan al zijn leerlingen krenkende
bijnamen placht te geven en voor geen hunner
ooit een vriendelijk woord over had. Ook Hans
Christian had veel van hem te lijden en was
bij zulk een behandeling steeds verlegen en
door angst niet in staat zijn gedachten bij
elkander te houden. Dan antwoordde hij den
rector op diens vragen meest op goed geluk
af en had deze zoodoende maar al te vaak
aanleiding om te verklaren, dat er geen ver
standig woord uit hem te krijgen was. Geen
wonder dat de arme jongen hierbij radeloos
werd en eindelijk aan zijn beschermer Colling
schreef om dezen te laten weten hoe hopeloos
de toestand was. Zijn goede vriend schreet hem
echter bemoedigende brieven, ried hem aan
zooveel mogelijk zijn best te blijven doen, niet
twijfelend of de uitslag zou wel bevredigend
worden. Het mocht den braven man gelukken
om in zijn jongen vriend den moed op te
houden.
Zoo ging het eenige jaren achtereen en Hans
Christian bleef leeren, zoodat hij op jarigen
leeftijd als student kon worden ingeschreven.
Als hij bedacht hoe zijn vader altijd zoo vurig
had verlangd te mogen leeren, wat bij nu had
geleerd, dan kon hij zoo innig dankbaar zich
gevoelen. Dan dankte hij zoo oprecht zijn God,
die het zoo goed voor hem had gemaakt.
Zijn moeder bezocht hij eenige malen terwijl
hij leerling op de latijnsche school was.
Wat gevoelden ze zich gelukkig, a's ze bij
elkander waren en hoe konden ze elkander
gedurig weer herinneren dat het juist gegaan
was, zooals hij altijd had gezegd, n.l. dat hij
eerst veel zou moeten doorstaan ! Veel had hij
doorstaan en nu zou hij beroemd worden l
Beroemd, ja ! Op zekeren avond stond zijn
moeder aan een der buitenwijken van de stad
aan den kant van 't riviertje, terwijl een boot
kwam aanroeien en in die boot zat haar eigen
jongen met de voornaamsten uit de stad, ja met
den bisschop en .en generaal. Toen deze haar
zagen, knikten zij tegen haar en groetten haar
beleefd, maar haar eigen jongen ging op-taan
in de boot en wuifde met zijn hoed zijn moe
der toe.
Och heere, heere!" riep de gelukkige moe
der schreiend uit: Hij wordt gevierd of hij
de jongen van een graat was !"
Er kwam een tijd, waarin zijn geboortestad
ter zijner eere werd geïllumineerd en zoo is
werkelijk de voorspelling der oude kaartlegster
tot vervulling gekomen, toen de wonderlijke,
onaanzienlijke knaap de dichter was geworden,
dien zoo duizenden zouden vereeren en liefheb
ben. Denkt men hierby aan Andersen's ver
telling van het leelijke Eendje" dan rijst weer
de vraag of de dichter niet aan zichzelf heeft
gedacht, toen hij daarvan vertelde. Evenals het
eendje was hij leelijk, toen hij jong was en
niemand mocht hem lijden en hij had het soms
zoo hard te verduren. Daarom liep het leelijke
eendje weg, ver weg, de wijde wereld in ; het
leed nood en koude en gebrek; het werd uit
gelachen, voor den gek gehouden. Maar einde
lijk, eindelijk werd het een prachtige zwaan,
de mooiste werd het van allen !
De haren van de hertogin van
Marlborough.
Noch het haar van de tegenwoordige her
togin van Marlborough, geboren Vanderbilt,
noch dat van de twee andere in leven zy'nde
hertoginnen, die in het gouden boek van den
Engelschen adel met den beroemden naam
van den held van Blenheim prijken, wordt
hier bedoeld. By Hutchinson te Londen is
onlangs een boek verschenen, dat den
eenigszins vreemden titel heeft: »The companion of
a queen/' Het handelt over Sara Jennings, de
schoone, heerschzuchtige, grillige, hebzuchtige,
driftige hofdame van de hertogin van York,
die later de eerste hertogin van Marlborough
?werd. In dit omvangrijke werk wordt de merk
waardige liefdegeschiedenis van den dapperen
overste Churchill en de preutsche Sara Jennings
verhaald; de geheele briefwisseling van de
jonge lieden is er bygevoegd. De overste deed
zyn aanzoeken door middel van een kamenier
aan zyn geliefde toekomen. Deze beantwoordde
ze met een opvallende koelheid en liet zich
zelfs niet door het aanbod van een bruidschat
door de hertogin van York bewegen, -om den
overste aan te hooren. Eindelyk gaf zij toch
toe; het huwelijk vond in den winter van het
jaar 1G77 in het geheim plaats in het St. James
paleis. Maar de haren van de hertogin speelden
bun rol pas veel later. De groote krijgsman
stierf, nadat hij 45 jaren getrouwd was ge
weest. Na afloop van de begrafenis opende
de hertogin, die haar man zeer bewonderde,
maar hem tevens door haar grilligheid dikwijls
believen zuur gemaakt had, een kistje, waarin
de afgestorvene zyn kostbaarheden placht te
bewaren. Daar ontdekte zij te midden van
allerlei sieraden een vlecht van haar eigen
haar. Plotseling herinnerde zy zich de wy'ze,
waarop haar man in het bezit van die haren
was gekomen. Jaren geleden had de hertog
geweigerd, een bevel op te volgen, dat zijn
vrouw hem had gegeven. In haar woede knipte
de hertogin, die wel wist hoe trotsch haar
man op de ryke lokkenpracht van zijn vrouw
was, eigenhandig haar weelderige krullen af.
Zij legde ze in een kamer, waar de hertog
dikwy'ls kwam, zoodanig, dat zy goed in het
oog vielen. De hertog kwam en sprak met
haar; hij was noch boos, noch berouwvol.
Zoodra hy weg was, liep de hertogin naar de
kamer om de haren weer mee te nemen. Zy
waren echter verdwenen; een blik in den
spiegel vertelde haar, hoe dwaas zy geweest
was. Zy zeide echter niets; vele jaren later
vond zij de lokken terug bij de kostbaarheden
van haar man. Zij overleefde den hertog,
dien zij door haar grilligheid zeer in zyn
loopbaan heeft belemmerd, 22 jaren. Zy stierf
in den herfst van 1741, in den ouderdom van
85 jaren.
dlllllIIIIIIIIIHIIIItfilllllllllllltllltllHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllll
Tioekcrij van mevrouw Vaissaroio. Drie
koningsdochters. darmen Syha.
Gabriele d'Annunzio. Nog eens
Ueberbrettl.
Eenige maanden geleden overleed te Peters
burg, mevrouw Vaissarow, tot wier nalatenschap
eane boekerij behoorde van 18.000 deelen. Het
merkwaardige van deze verzameling is, dat zij
uitsluitend bestaat uit boeken door vrouwen
geschreven. De heer Hatchinson uit Londen
heeft de boeken voor 25 000 roebels gekocht.
O. II. C.
* *
*
De drie dochters van den koning van Enge
land, de hertogin van Fife, prinses Karel van
Denemarken, en de ongetrouwde prinses Victoria
van Wales hechten volslrekt niet aan den titel
«Koninklijke Hoogheid". Alle drift zeer be
scheiden en beminnelijk van aard hebben zij
het liefste dat men zoo min mogelyk notitie
van haar neemt. Toen de hertogin van Fite
nog niet getrouwd was, kenmerkten eenvoud
en ingetogenheid haar in zoo booge mate dat
haar zusters haar noemden »Hare Koninklyke
Schuwheid''. Geen van drieën ambieerde een
huwelijk te sluiten overeenkomstig haar hooge
positie. Kinderen zien scherp ; men kan ze niet
blinddoeken, niets ontgaat hen, van hetgeen
zich in hun omgeving afspeelt. Niemand weet
met zooveel juistheid de verhouding tusschen
vader en moeder te kenschetsen dan de kinderen.
De drie prinsessen van Wales zullen aan haar
lieftallige moeder menigmaal bespeurd hebben,
dat het niet alles couleur de rose is, wanneer
men een troonsopvolger huwt van het gehalte
van hun nobelen vader!
De hertogin van Fife en prinses Karel van
Denemarken verheugen zich nog dagelyks over
het feit dat zy enkel en alleen de stem van
haar hart volgden bij de keuze van een echt
genoot. Prinses Karel van Denemarken vindt
het heerlijk om als een dood-gewoon
menscheckind winkel-in, winkel-uit te loopen, haar
aankoopen zelf te beredderen en gebruik te
maken van tram en omnibus alsof zij geen
eigen »gery" tot haar beschikking had. Van
de drie zusters, kleedt zy zich met den meesten
smaak. Die eigenaardigheid erfde zy van haar
moeder. Prinses Victoria van Wales is de ver
trouwelinge, de raadgeefster en secretaresse
van haar moeder Alexandra, tegenwoordige
koningin van Engeland. Zy is een ideaal
«Tantetje". De jeugdige Fifes en Yorks zyn
dol op tante Victoria, die al hun lief-en-leed
deelt en de kinderen vorstely'k verwent met
lekkernyen en speelgoed.
* *
*
Carmen Sylva heeft de vertaling van Paul
de Saint Victor's »les deux Masques" voltooid.
By Alexander Duncker is het tweede deel
verschenen. De Duitsche kritiek is eenparig
in haar bewondering over dezen reuzenarbeid.
Een miniatuur-werkje van Rumenië's konin
gin Overdenkingen, verscheen by den uitgever
L. J. Veen te Amsterdam, in de vertaling van
mevrouw B de Graaff-van Cappelle. Een fraai
boekske met goeden, degelijken inhoud, zeer
geschikt om bij gelegenheid van christelijke
feesten, Kerstmis of Pasehen, ook bij bet
afleggen der geloofs-bely'denis aan de jeugd
mede te geven als gids op den levensweg. Een
goed woord vindt toch dikwy'ls een goede plaats.
»0 verdenkingen" wemelt van aphoristische
gezegden, waarin Carmen Sylva sterk is, men
denke aan haar «Pensees d'une reine."
Wie «Overdenkingen" in handen krijgt za!
zeker hulde brengen aan de taal van schrijfster
en vertaalster. Een paar voorbeelden :
«Geduld is geen toestand, het is een daad."
»Geduld is als de zee, die de zwaarste
schepen wiegt en alle landen omarmt."
«Alle schepseljn, zoo mensch als dier, be
minnen den zachtmoedige."
»Een enkele blik of schouderophalen kan de
vonk zijn die den brand aansteekt."
De schryfster leidt haar stichtelijke toespra
ken met de volgende woorden in :
»Deze kleine overdenkingen schreef ik voor
de huiselyke godsdienstoefening myner moeder,
toen zy niet krachtig genoeg was om een
werkelijke preek te lezen."
* *
*
Gahriele d'Annunzio heeft zijn in verzen
geschreven treurspel »Francesca da Rimini"
voltooid. Het stuk zal den 5an December e.k.
worden opgevoerd in het Constanzi-theater te
Rome, met Eleonore Duse en Guatavo Modena
in de hoofdrollen. De componist Sf'ondrini
schryft in overleg met den dichter symfonische
intermezzi voor de pauzen.
Eleonore Duse, de hoofdrol vervullend,
hieruit zou men kunnen afleiden, dat zij weer
met d'Annunzio verzoend is. Dé* te hetw voor
de kunst. Artisten kibbelen veel onder-elkaar.
Zy behooren nu eenmaal tot het genus irascibile.
In den regel houden de artistieke verzoeningen
gelyken tred met de schermutselingen. De
ware kunstenaar heeft te veel hart om kwaad
aardig en onverzoenlyk te bly'ven.
* *
*
In aansluiting met onze regelen over het
Ueberbrtttl behoort bet bericht van twee boelijas
van Günther Leu-Steding, het eene
HerrenVortiiige, het andere Damen-Vortiil^e bevattend.
Wat staat ons te wachten nu de voordrachts
manie »óver de planken" heenwipt? ... De
bekwame tooneel-kritikus van de Oprechte,
Haarlemfche Courant, Frans Coenen Jr, doet
ons niet reikhalzend uitzien naar de
Ueberbrettl-vertooningen. De indruk, dipn bij er te
Amsterdam van kreeg, is alles behalve gunstig.
CAPRICE.