De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 3 november pagina 5

3 november 1901 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No 1271 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 5 langen, als gemakkelijker verkeer of zeer overdreven bezwaren van hygiè'nisehen aard. Uit kracht van welken beweeggrond dan ook daartoe geleid, 't zjj van eerbiediging der beste nalatenschap van een krachtig en gezond voorgeslacht, 't zjj van ingenomenheid des harten en bewondering van den geest voor het karakter en de schoonheid van een gansch eigenen, byzonder pittoresken stedenbouw, tot behoud van het dierbare zy' meer algemeen aangedrongen. Daar zjjn nog hoogere en zuiverder belangen dan het vergemakkelijkte loopen over platte' bruggen en breede pavés. Amsterdam is nog iets anders dan de plaats waar zich de talrijkste opeenhooping lands lieden op n plek vormde, met een uitgebreid tramnet, wat handelsverkeer en spoorweg stations, die als hoofdhalten in alle buitenlandsche reisgidsen zy'n aangeduid; Amsterdam,de specifiek Holandsche stad, met den naam van het' noordelijk Venetië. Het deel des volks, dat zich ingeboren gevoelt aan de ver schijning van het stadsbeeld Amsterdam, dat den werkelyken harteklop daarvan bedreigd ziet, en daarmede beroofd gaat worden van zyn leven verheffende sentimenten, mag in het uitkomen voor zyn belangen niet als onmondig beschouwd worden. En dat deel des volks is veel grooter dan algemeen gedacht wordt; want zoovelen geven zich geen rekenschap van w?t in den kern hunne gehechtheid aan de stad uitmaakt. Dat zy dan, die naar dien kant onrecht matig het oor sluiten, wyl zy zelf de ken merkende schoonheid van karakter niet kun nen onderscheiden en daarover alleen een halfwassen meening hebben van en zekere schilderachtige curiositeit, met aardige punten, dienstig voor eene kleine categorie menschen om daaruit schilderijtjes te destilleeren, de degelijke zakenmenschen, die wellicht nooit tot bewogenheid zyn geraakt onder de uitingen van de beste uit de natie die hunne verrukkingen over onze stad uitzegden in schilder- en woordkunst, Breitner, Isaac Israëls, Karsen, Van Looy en Jolles, zy de practici, die in de beslommeringen van hun gewichtig aardsche gemorrei, in deze prachtige najaarsdagen wellicht door geen enkei moment getroffen werden in de wisselende schoonheden waarin het oude Amsterdam zich nu vertoont, met de fantastieke silhouetten zyner huizenryen, de ryke kleur en vormverscheidenheid van zy'ne gevels, dat roerlooze zich weerspie gelend in de besloten grachten tot een har monisch kleurgeglans, gestuit door de massieve boogbruggen met mysterie in de donkere spelonken, waar, over de oppervlakte zelf de sterke ly'nen heenzwenken van de hoog welvende ruggen, veroorzakend de wegschuiving der plans daarachter in de omhulling van de aan Holland eigene atmosfeer ;... zy, die ooit hebben opgemerkt dat Heeren- en Keizers gracht zich op het plechtigfit vertoonen in schemeravonden even voor de lantaarns zijn opgestoken, en als de statige huizenblokken ter weerszy'de van de stille gracht nog inge togener in zich zelf gekeerd staan door tegenstelling der boomen op den voorgrond, reeds door winkels verlicht, zy, die zich nooit voelden aangegrepen door net krassere aspect, dat onze grachten, (de Prinsengracht by'v.), bie den gedurende den winter, met of zonder vachten sneeuw, als zeemeeuwen heen en weer zwer men, ? in dit land zoo dicht aan zee; die onaangedaan bly'ven voor de intieme stem, die op zoovele plaatsen uit dit karaktervolle stads gebouw opklinkt, niet beseffende den innigen samenhang van die eindelooze nuancen in schoonheid met het meest eigene van de Hoilandsche kunst: het veelbesproken zoogen. clair-obscur; dat zij. die zich wellicht in de toekomst van Amsterdam een stad droomen met de parvenuachtige *grossartigkeit" van Berlyn, gelieven te bedenken,... dat Amsterdam op den weg gebracht wordt zy'ne reputatie alom in het buitenland als een der opmerkens waardigste steden van Europa, te verliezen. Het lokken van vreemdelingen is toch ook een aangelegenheid, die wegen mag l Het behoud van Amsterdam in zyn eigenaardige verschyning raakt dieper het algemeen geestelyk belang, dan het opzamelen van oude monu menten of kunstwerken in musea, onder voor wendsel tot veredeling der volksbeschaving. Deze zy'n wegens hun isolement op betrekkely'ke wy'ze dood, het eerste leeft nog door zyn plaatsing in den oorspronkelijken toestand, en het volk leeft bij gansch zyn handel en wandel daarin dagelyks mee. Voor nu ver volgd wordt met het vermoorden der ziel van onze stad, voor er, wellicht zonder de verwachte uitkomst, weer mooie grachten worden mis vormd tot wezenlooze straten, mogen de vroede vaderen bevroeden welk onherstelbaar kwaad zy met dempen en sloopen kunnen verrichten, hoe zy op onverantwoordelijke wy'ze hunne rechten misbruiken tot eeuwige schade van dat, wat door een beschaafd volk tot het hei ligste en dierbaarste gerekend wordt. W. STEENHOFF. iiiiiiiiiiiiiMniiiiiiiHiiriiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiinnriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMfMiiiMMMuiii per doosje iiimiiiiiiiiHiiiiiiitfiMimiiiiiMmiiiriniiiiiiiMHiiniiHiiiiiiiiHiiHiHMMiiiiiiM VOOEl DAMEjS. Nationaal Bureau, w fiomrwöeió. Het «Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid", dat na volbrachte installatie l November e. k. in eigen lokaliteit (Jacob van der Doesstraat 68, den Haag) zyn werkzaamheden officieel gaat beginnen, verzoekt ons het volgende te willen meedeelen: Een der eerste bemoeiingen, waarvan de uitvoering reeds is vastgesteld, is het openen van een cursus over coöperatie, uitgaande van het Bureau en te houaen door mej. C. P. v. Asperen v. d. Valck, die haar opleiding genoot aan de opleidings-inrichting voor socialen ar beid te Amsteraam. De cursus, die in hoofd zaak op de praktyk gericht zal'zyn, bedoelt een algemeen overzicht te geven van de ge schiedenis der coöperatie en zal verder de eisenen behandelen aan hare toepassing ver bonden. De pi. m. 10 besprekingen zullen plaats hebben ia het Bureau, Jacob v. d. Doesstraat 68, om de 14 dagen Dinsdagsavonds van 8 M?9>£ uur, te beginnen Dinsdag 10 December. Het Bureau wenscüt, om deelname voor iedere belangstellende mogelyk te maken, de te heffen contributie zeer laag te stellen, hoofdzakelijk slechts tot dekking van de kosten voor vuur en licht; het hoopt die contributie nader vast te stellen in overleg met de deelneemsters. toBniMUKng'jmB Ifet Borean, 8chriftelyk> liefst vóór 15 November. De" Directie van het Bureau wenscht verder hier uiting te geven aan haar erkentelijkheid voor de welwillende wy'ze, waarop pers en autoriteiten de voorbereidende werkzaamheden reeds steunden. Aan eenige der-grootste dag- en weekbladen, benevens aan de vier vrouwenbladen en aan verschillende vakbladen, werd door het Bureau een gratis abonnement aangevraagd. Nog kwamen niet alle antwoorden in, maar reeds werden verscheiden toezeggingen ontvangen, terwijl alle bladen, die antwoord zonden, zien bereid verklaarden de berichten, van het Bureau uitgaande, op te nemen. De heeren Inspecteurs van den Arbeid, daartoe aangezocht, stonden de respectieve arbeids-verslagen nunner inspectie aan het Bureau af en toonden gely'ke welwillendheid als voor de tentoonstelling van vrouwenarbeid ook in de beantwoording van enkele gestelde vragen. Niet minder hulpvaardig bleken ver schillende andere autoriteiten op nader arbeids gebied, aan wie reeds by herüalmg vrij uitvoerige inlichtingen werden gevraagd, die ten zeerste gewenscht en noodig waren ten einde voorloopig althans eenigermate te kunnen voldoen aan de talryke vragen om advies, tot het Lureau gericnt. Want behalve de ruim 80 aanvragen van den meest uiteenloopenden aard, om directe plaatsing of practische ulp (inge volge punt a /, ylage II Bureauplan), uie tot ons kwamen, werd een begin van uitvoering gegeven aan een 12 tal bemoeiingen van meer omvangryk karakter; enkele daarvan betroffen een op aanvraag ingesteld onderzoek omtrent beroepsopleiding voor tuinbouw, massage en heilgymnastiek, kunstnijverheid, schei- en na tuurkundige vakken; verder een vraag om steun van eene uitvindster, met het doel zich de voordeelen harer uitvinding verzekerd te zien; een poging tot het verkrijgen van ver warming der vertrekken van closet- bewaarsters in enkele stations onzer groote steden; een onderzoek naar loon en arbeidstoestanden in een onzer groote confectie-zaken van witte goederen, op verzoek van een consument, die haar uitzet slechts wenscht gemaakt te zien in een zaak, waarvoor deugdelijkheid dier voorwaarden kan worden ingestaan. Uit het voorgaande blijkt voldoende, dat de meest uitgebreide hulp het Bureau van noode is. Evenmin behoeft aangetoond dat dergelijke opgaven geen haastwerk mogen of kunnen zyn; gestreefd wordt naar strenge inacht neming van het: elk zijn beurt, naar volgorde der aanvragen. Een beroep op de hulp der Nederlandsche vrouwen zal spoedig van het Bureau uitgaan; in de eerste plaats zullen plaatselijke comité's en correspondenten der tentoonstelling opnieuw worden aangezocht tot dadelyken steun, eigenaardig is het, hierbij te kunnen vermelden, dat Wageningen reeds de vorming van een dergelyk comitéberichtte, nog vóór de officiëele aanvrage het bereikte. In de Bureau-lokalen, waar geregeld de werkzaamheden nu plaats hebben, stelt de Directie zich voor, wekelyks twee spreektijden te honden en wel: Maandagsmiddags van 3?5 en Donderdagsavonds van 8?10 uur. H, C, Anflersen's W, Door een Odenseaner. II. (Slot). Een beroepskeuze was nu een dringende eisch geworden. Zijn moeder hield vast aan 't kleermakersbe drijf, en hij even beslist aan het tooneel. Volle dertien Rigsdalers had hij opgespaard en daarmee wilde hy naar Kopenhage trekken. Biddend vroeg hij zyn moeder om hem dien weg te laten gaan. Dat hij er niemand kende, was geen bezwaar; hij had nu immers geld en zyn God zou hem wel helpen en geleiden. Dat had zy' immers zelve zoo dik wy'ls gezegd. Wat hij daar wilde doen ?" vroeg zy en hy antwoordde haar: Een be roemd man wil ik worden." En dan vertelde hij haar vaa hetgeen hy' omtrent beroemde mannen had gelezen. Dat men veel, soms ver schrikkelijk veel moest ondergaan vóór men beroemd werd, dat wist hy ea zeide hy haar, maar het hield hem niet terug. Voor zijn geluk, zyn roem was hy bereid het lyden te aanvaarden. Zyn moeder begreep hem niet en hoe zy' er ook tegen opzag om hem ook nu, zooals zij steeds gewoon was, zyn zin te geven, ver klaarde ze zich nogtans daartoe bereid, mits vooraf eene vrouw werd geraadpleegd, die uit de kaarten de toekomst kon voorspellen. Deze werd ontboden en kwam. Na een snuifje ge nomen en een paar malen geniesd te hebben, spreidde zy de kaarten op de tatel uit. Lang duurde het voor zy' antwoord kon geven en vol angstige spanning richtten moeder en zoon. de blikken op de vrouw, aan wie het vergund was den sluier der toekomst te kunnen oplichten. Eindelijk echter sprak zij : Moedertje, wees gerust; je zoontje wordt een groot man en ter zyner eere zal eenmaal de stad Odense wor den geïllumineerd." Zyn moeder schreide, toen ze dit hoorde, maar nu had ze niet meer te aarzelen in haar besluit. Wel schudden de buurvrouwen 't hoofd, toen zy hoorden dat de veertienjarige knaap alleen naar 't groote Kopenhage zou trekken, maar er viel nu aai de zaak niet meer te veranderen; hij ging. Lustig blies de postillon op zyn hoorn, toen Hans Christian de poort van Odense uitreed. Zoolang zij den wagen zien kon, bleef ze haar kind staan nawuiven en toen ging ze, 't hart van bezorgdheid vervuld, schreiende alleen naar huis. Maar haar jongen voelde zich gelukkig bij 't zien van al 't nieuwe en vreemde, dat hem omringde. De zon bescheen den weg, waarlangs de wagen voortrolde en in 't gemoed van den knaap scheen een zonnetje van hoop en 't licht zijner hoopvolle verwachtingen. Toen hy echter in een vaartuig de Groote Belt overstak en het eiland, waarop hij geboren werd, langzaam uit het gezicht verdween, toen overviel hem een gevoel van eenzaamheid en verlatenheid en trad hem plotseling het feit zoo helder voor oogen dat hij niemand en niets had om op te vertrouwen dan zyn God en zyn geluk. Te Korsör aan wal gestapt, zag hij aan 't strand een alleen staand schuurtje. Daarheen richtte hij allereerst zijn schreden en daar, waar geen menschenoog hem zag, waar hij alleen was met de stilte, die hy zoo lief had en met zyn Vader in de hemelen, in wien zijn kinderziel zoo vast geloofde, daar boog hij de knie en uit de diepte van zijn gemoed rees een kinderlyk gebed tot den Ongeziene. En van dat oogenblik af aan heeft de moed hem nimmermeer begeven. Zoo kwam hij te Kopenhage. Tien Rigsda lers was zyn geheele rykdom en hy kende er niemand. Allereerst begaf hij zich naar den koninklijken schouwburg. Een man, die entreekaartjes ver kocht en hem naar binnen zag gluren, vroeg hem of hy misschien een kaartje wilde hebben. Heel graag," antwoordde de knaap; u is wél vriendelijk I" Hij dacht niet anders of de man wilde hem een entreebiljet cadeau geven. Maar razend van drift brulde deze hem toe: Houd je my voor den gek, jongen ?" en Hans Chris tian pakte zich weg, zoo hard hij kon. Dat was zijn eerste begroeting in de stad, waarop al zijn hoop gevestigd was. De lange, leelijke jongen met zijn sluike, lichte haren was een kind, waar men om lachen moest, als hij niet terzelfder tijd dermate een kind was geweest, dat men om hem moest schreien. Den volgenden morgen stond hij vroeg op en begon alle meest bekende acteurs en actrices te bezoeken. Zoodra hij bij hen was toegelaten, begon hy voor hen te komediespelen; op die manier, dacht hy, zou hij wel spoedig aan het tooneel komen. Met de statierok van zijn vader en zijn laarzen boven de broek moet hij wel een wonderlijke vertooning hebben gemaakt! By eene dame, die danseres was, dacht hy te moeten toonen, dat hij niet alleen kon zingen, maar dansen ook. Hij vroeg verlof zijn laarzen uit te trekken en nu danste hij op sokken, zingende uit volle borst en zwaaiend met zyn hoed de kamer rond. De dame, niet anders denkende of zij had met een waanzinnige te doen, zorgde zoo spoedig mogelyk den zonder lingen bezoeker de deur uit te krygen. Velen dachten als zij; anderen lachten hem uit of hielden hem voor den gek en diep werd zyn gemoed gewond. Wat waren er toch vele harde en hartelooze menschen l Gelukkig waren er anderen, die een anderen indruk van hem ontvingen en begrepen dat er een talent in dien zonderlingen knaap verborgen was en zij trokken zich zijner aan. Het bleek dat hij een mooie zangstem had en daarom werd hy op eene zangschool geplaatst. Vol verrukking schreef hij aan zyn moeder en bracht haar in herinnering, wat haar reeds voorspeld was, toen hy' gedoopt werd. Natuur lijk kwam heel Odense te weten dat de zoon van schoenmaker Andersen een groot zanger te Kopenhage zou worJen. Doch de vreugde was van korten duur. De arme jongen had geen geld om zijn doorgeloopen laarzen te laten maken en zoo kwam het dat hy den geheelen winter op natte voeten liep. Bovendien was hy in 't overgangstijdperk en toen hij op zekeren dag plotseling iets in zijn keel voelde, was 't met zijn mooie stem voor goed gedaan. Brom men kon hij wel, maar zingen kon hij niet meer. In 't voorbijgaan zij er pp gewezen hoe in zijn vertelling het Geiukskind" meer dan ne gebeurtenis uit Andersóti's leven voorkomt. In bedoelde vertelling steift de vader van 't Gelukskind" in, den oorlog; zijn gezin in armoede achterlatend; 't Gelukskind" leeft met heel zyn ziel in de wereld van het tooneel, blijkt een mooie zangstem te hesben, verliest deze in 't overgangstijdperk terwijl hij ter zangschool gaat plotseling, doch komt niette min tot grooten roem. Zoo ook is het den schrijver zelf gegaan. Nadat hij zijn stem had verloren, werd hem aangezegd, dat het deelnemen aan de zang lessen nu geen beteekenis meer had en hij wél zou doen met zoodra mogelijk naar Odense terug te keeren. De knaap was als vertwijfeld op dit bericht, maar naar Odense terugkeeren, daartoe kon hij niet besluiten. Daar zou iedereen hem be spotten en plagen en dat zju te veel voor hem zyn. Dan maar liever armoede en ellende geleden in het groote Kopenhage, waar nie mand hem kende ! En dan ... hij hoopte zoo vast en zeker op bijstand van den Hoogen l Werkelijk scheen het alsof zij a kinderlijk geloof hem op de juiste wegen leidde. Hij vond vrienden, die hem vooruit wilden helpen en een braaf, aanzienlijk man, Jonas Colling, wendde zicb persoonlijk tot den koning en zoo ver kreeg Hans Christiaan gratis onderricht aan de Latijnsche" school. Achttien jaar was hij oud, toen hij latijn begon te leeren, doch moest hij plaats nemen onder de kleine jongens van de laagste klasse. Zijn rector was een onaangenaam, plaagziek leeraar, die aan al zijn leerlingen krenkende bijnamen placht te geven en voor geen hunner ooit een vriendelijk woord over had. Ook Hans Christian had veel van hem te lijden en was bij zulk een behandeling steeds verlegen en door angst niet in staat zijn gedachten bij elkander te houden. Dan antwoordde hij den rector op diens vragen meest op goed geluk af en had deze zoodoende maar al te vaak aanleiding om te verklaren, dat er geen ver standig woord uit hem te krijgen was. Geen wonder dat de arme jongen hierbij radeloos werd en eindelijk aan zijn beschermer Colling schreef om dezen te laten weten hoe hopeloos de toestand was. Zijn goede vriend schreet hem echter bemoedigende brieven, ried hem aan zooveel mogelijk zijn best te blijven doen, niet twijfelend of de uitslag zou wel bevredigend worden. Het mocht den braven man gelukken om in zijn jongen vriend den moed op te houden. Zoo ging het eenige jaren achtereen en Hans Christian bleef leeren, zoodat hij op jarigen leeftijd als student kon worden ingeschreven. Als hij bedacht hoe zijn vader altijd zoo vurig had verlangd te mogen leeren, wat bij nu had geleerd, dan kon hij zoo innig dankbaar zich gevoelen. Dan dankte hij zoo oprecht zijn God, die het zoo goed voor hem had gemaakt. Zijn moeder bezocht hij eenige malen terwijl hij leerling op de latijnsche school was. Wat gevoelden ze zich gelukkig, a's ze bij elkander waren en hoe konden ze elkander gedurig weer herinneren dat het juist gegaan was, zooals hij altijd had gezegd, n.l. dat hij eerst veel zou moeten doorstaan ! Veel had hij doorstaan en nu zou hij beroemd worden l Beroemd, ja ! Op zekeren avond stond zijn moeder aan een der buitenwijken van de stad aan den kant van 't riviertje, terwijl een boot kwam aanroeien en in die boot zat haar eigen jongen met de voornaamsten uit de stad, ja met den bisschop en .en generaal. Toen deze haar zagen, knikten zij tegen haar en groetten haar beleefd, maar haar eigen jongen ging op-taan in de boot en wuifde met zijn hoed zijn moe der toe. Och heere, heere!" riep de gelukkige moe der schreiend uit: Hij wordt gevierd of hij de jongen van een graat was !" Er kwam een tijd, waarin zijn geboortestad ter zijner eere werd geïllumineerd en zoo is werkelijk de voorspelling der oude kaartlegster tot vervulling gekomen, toen de wonderlijke, onaanzienlijke knaap de dichter was geworden, dien zoo duizenden zouden vereeren en liefheb ben. Denkt men hierby aan Andersen's ver telling van het leelijke Eendje" dan rijst weer de vraag of de dichter niet aan zichzelf heeft gedacht, toen hij daarvan vertelde. Evenals het eendje was hij leelijk, toen hij jong was en niemand mocht hem lijden en hij had het soms zoo hard te verduren. Daarom liep het leelijke eendje weg, ver weg, de wijde wereld in ; het leed nood en koude en gebrek; het werd uit gelachen, voor den gek gehouden. Maar einde lijk, eindelijk werd het een prachtige zwaan, de mooiste werd het van allen ! De haren van de hertogin van Marlborough. Noch het haar van de tegenwoordige her togin van Marlborough, geboren Vanderbilt, noch dat van de twee andere in leven zy'nde hertoginnen, die in het gouden boek van den Engelschen adel met den beroemden naam van den held van Blenheim prijken, wordt hier bedoeld. By Hutchinson te Londen is onlangs een boek verschenen, dat den eenigszins vreemden titel heeft: »The companion of a queen/' Het handelt over Sara Jennings, de schoone, heerschzuchtige, grillige, hebzuchtige, driftige hofdame van de hertogin van York, die later de eerste hertogin van Marlborough ?werd. In dit omvangrijke werk wordt de merk waardige liefdegeschiedenis van den dapperen overste Churchill en de preutsche Sara Jennings verhaald; de geheele briefwisseling van de jonge lieden is er bygevoegd. De overste deed zyn aanzoeken door middel van een kamenier aan zyn geliefde toekomen. Deze beantwoordde ze met een opvallende koelheid en liet zich zelfs niet door het aanbod van een bruidschat door de hertogin van York bewegen, -om den overste aan te hooren. Eindelyk gaf zij toch toe; het huwelijk vond in den winter van het jaar 1G77 in het geheim plaats in het St. James paleis. Maar de haren van de hertogin speelden bun rol pas veel later. De groote krijgsman stierf, nadat hij 45 jaren getrouwd was ge weest. Na afloop van de begrafenis opende de hertogin, die haar man zeer bewonderde, maar hem tevens door haar grilligheid dikwijls believen zuur gemaakt had, een kistje, waarin de afgestorvene zyn kostbaarheden placht te bewaren. Daar ontdekte zij te midden van allerlei sieraden een vlecht van haar eigen haar. Plotseling herinnerde zy zich de wy'ze, waarop haar man in het bezit van die haren was gekomen. Jaren geleden had de hertog geweigerd, een bevel op te volgen, dat zijn vrouw hem had gegeven. In haar woede knipte de hertogin, die wel wist hoe trotsch haar man op de ryke lokkenpracht van zijn vrouw was, eigenhandig haar weelderige krullen af. Zij legde ze in een kamer, waar de hertog dikwy'ls kwam, zoodanig, dat zy goed in het oog vielen. De hertog kwam en sprak met haar; hij was noch boos, noch berouwvol. Zoodra hy weg was, liep de hertogin naar de kamer om de haren weer mee te nemen. Zy waren echter verdwenen; een blik in den spiegel vertelde haar, hoe dwaas zy geweest was. Zy zeide echter niets; vele jaren later vond zij de lokken terug bij de kostbaarheden van haar man. Zij overleefde den hertog, dien zij door haar grilligheid zeer in zyn loopbaan heeft belemmerd, 22 jaren. Zy stierf in den herfst van 1741, in den ouderdom van 85 jaren. dlllllIIIIIIIIIHIIIItfilllllllllllltllltllHIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItlllll Tioekcrij van mevrouw Vaissaroio. Drie koningsdochters. darmen Syha. Gabriele d'Annunzio. Nog eens Ueberbrettl. Eenige maanden geleden overleed te Peters burg, mevrouw Vaissarow, tot wier nalatenschap eane boekerij behoorde van 18.000 deelen. Het merkwaardige van deze verzameling is, dat zij uitsluitend bestaat uit boeken door vrouwen geschreven. De heer Hatchinson uit Londen heeft de boeken voor 25 000 roebels gekocht. O. II. C. * * * De drie dochters van den koning van Enge land, de hertogin van Fife, prinses Karel van Denemarken, en de ongetrouwde prinses Victoria van Wales hechten volslrekt niet aan den titel «Koninklijke Hoogheid". Alle drift zeer be scheiden en beminnelijk van aard hebben zij het liefste dat men zoo min mogelyk notitie van haar neemt. Toen de hertogin van Fite nog niet getrouwd was, kenmerkten eenvoud en ingetogenheid haar in zoo booge mate dat haar zusters haar noemden »Hare Koninklyke Schuwheid''. Geen van drieën ambieerde een huwelijk te sluiten overeenkomstig haar hooge positie. Kinderen zien scherp ; men kan ze niet blinddoeken, niets ontgaat hen, van hetgeen zich in hun omgeving afspeelt. Niemand weet met zooveel juistheid de verhouding tusschen vader en moeder te kenschetsen dan de kinderen. De drie prinsessen van Wales zullen aan haar lieftallige moeder menigmaal bespeurd hebben, dat het niet alles couleur de rose is, wanneer men een troonsopvolger huwt van het gehalte van hun nobelen vader! De hertogin van Fife en prinses Karel van Denemarken verheugen zich nog dagelyks over het feit dat zy enkel en alleen de stem van haar hart volgden bij de keuze van een echt genoot. Prinses Karel van Denemarken vindt het heerlijk om als een dood-gewoon menscheckind winkel-in, winkel-uit te loopen, haar aankoopen zelf te beredderen en gebruik te maken van tram en omnibus alsof zij geen eigen »gery" tot haar beschikking had. Van de drie zusters, kleedt zy zich met den meesten smaak. Die eigenaardigheid erfde zy van haar moeder. Prinses Victoria van Wales is de ver trouwelinge, de raadgeefster en secretaresse van haar moeder Alexandra, tegenwoordige koningin van Engeland. Zy is een ideaal «Tantetje". De jeugdige Fifes en Yorks zyn dol op tante Victoria, die al hun lief-en-leed deelt en de kinderen vorstely'k verwent met lekkernyen en speelgoed. * * * Carmen Sylva heeft de vertaling van Paul de Saint Victor's »les deux Masques" voltooid. By Alexander Duncker is het tweede deel verschenen. De Duitsche kritiek is eenparig in haar bewondering over dezen reuzenarbeid. Een miniatuur-werkje van Rumenië's konin gin Overdenkingen, verscheen by den uitgever L. J. Veen te Amsterdam, in de vertaling van mevrouw B de Graaff-van Cappelle. Een fraai boekske met goeden, degelijken inhoud, zeer geschikt om bij gelegenheid van christelijke feesten, Kerstmis of Pasehen, ook bij bet afleggen der geloofs-bely'denis aan de jeugd mede te geven als gids op den levensweg. Een goed woord vindt toch dikwy'ls een goede plaats. »0 verdenkingen" wemelt van aphoristische gezegden, waarin Carmen Sylva sterk is, men denke aan haar «Pensees d'une reine." Wie «Overdenkingen" in handen krijgt za! zeker hulde brengen aan de taal van schrijfster en vertaalster. Een paar voorbeelden : «Geduld is geen toestand, het is een daad." »Geduld is als de zee, die de zwaarste schepen wiegt en alle landen omarmt." «Alle schepseljn, zoo mensch als dier, be minnen den zachtmoedige." »Een enkele blik of schouderophalen kan de vonk zijn die den brand aansteekt." De schryfster leidt haar stichtelijke toespra ken met de volgende woorden in : »Deze kleine overdenkingen schreef ik voor de huiselyke godsdienstoefening myner moeder, toen zy niet krachtig genoeg was om een werkelijke preek te lezen." * * * Gahriele d'Annunzio heeft zijn in verzen geschreven treurspel »Francesca da Rimini" voltooid. Het stuk zal den 5an December e.k. worden opgevoerd in het Constanzi-theater te Rome, met Eleonore Duse en Guatavo Modena in de hoofdrollen. De componist Sf'ondrini schryft in overleg met den dichter symfonische intermezzi voor de pauzen. Eleonore Duse, de hoofdrol vervullend, hieruit zou men kunnen afleiden, dat zij weer met d'Annunzio verzoend is. Dé* te hetw voor de kunst. Artisten kibbelen veel onder-elkaar. Zy behooren nu eenmaal tot het genus irascibile. In den regel houden de artistieke verzoeningen gelyken tred met de schermutselingen. De ware kunstenaar heeft te veel hart om kwaad aardig en onverzoenlyk te bly'ven. * * * In aansluiting met onze regelen over het Ueberbrtttl behoort bet bericht van twee boelijas van Günther Leu-Steding, het eene HerrenVortiiige, het andere Damen-Vortiil^e bevattend. Wat staat ons te wachten nu de voordrachts manie »óver de planken" heenwipt? ... De bekwame tooneel-kritikus van de Oprechte, Haarlemfche Courant, Frans Coenen Jr, doet ons niet reikhalzend uitzien naar de Ueberbrettl-vertooningen. De indruk, dipn bij er te Amsterdam van kreeg, is alles behalve gunstig. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl