Historisch Archief 1877-1940
H*. 1272
DE AMSTEEDAMMER
A°. 1901.
WEEKBLAD VOOB NEDEBLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerenerracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig' de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, ir. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar , , mail 10.
Xfconderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0-121/»
Mt blad i* Terltrvjgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucinea tegenover liet Grand Café, te Parijs.
Zondag 10 November.
Advertentiën van 1?5 regels /' 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Aaaoaces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden 'uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF ilOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma.
I M H O B O.
VAN VEERE EN VAN NABIJ: Toch een pil."
Het Boycot-plan te Rotterdam, door J. F.
Niermeyer, De Solowerken, door P. C. C
Hansen Jr Oudstri.iders". Frankrijk
en Turkije. Brief uit Utrecht, door Jan
van 't Sticht. TOONEEL EN MUZIEK: Aan
Flarden, tooneelspel in vier bedreven, door Top
>aeff, beoordeeld door C J. A. van Bruggen.
Ilai-monium-BraiKlsma, door Ant. Averkamp.
KUNST EN LETTEREN: In Arti. II, (Slot.),
door J. W. N. Uit grauwe nevels, door Lod
Baekelmans. door Th. P. Het rectorencollege,
door prof. Van Hamel, prof. Cramer en mr J. A.
Levy. FEUILLRTON: Let! a, door Ouïda,
III. (Slot) RECLAMES. VOOR DAMES:
Het huisgezin in Rusland, I door Vroawke.
Nettie Wilmers, door F. J. van Uildriks beoordeeld
door G. C. Stellingwerf Jentink. Uit
getuigenboeken. Allerlei, door Caprice. SCHAAK
SPEL. FINANOIEELE EN OECONOMISOHE
KRONIEK, door O. Stistflr. INGEZONDEN.
PEN EN POTLOOD KRASSEN. ADVER
TENTIËN.
lUMimiiiimiiiiiiimiitiiiiiuiiimimtimiiiiniiniiii)
Toch een pil".
In de zitting, verleden Dinsdag, van de
Prov. Staten van Noord-Holland, werd
door Mr. de Vries eene interpellatie ge
houden, naar aanleiding van den veel be
sproken verkoop der Holl. Elect. in de
Staten gebruikt men liefst het woord over
dracht met het doel om, mede namens
«andere1' leden, zijn vertrouwen uit te
spreken in de onpartijdigheid en belange
loosheid van de heeren Roëll en
Westerwoudt, Gedeputeerden, tevens leden van den
Raad van Beheer der H. IJ. S. M.
De redeneering van Mr. de Vries kwam
op het volgende neer:
Mij is niet gebleken, dat een onzer (dus
ook niet R. en W.) kennis van 't voor
nemen tot overdracht droeg.
Toch kan cumulatie van betrekkingen,
zooals het lidmaatschap van den Raad v.
Beheer der H. IJ. S. M. en het zijn van
Gedeputeerde, bezwaar inhouden; door
cumulatie van betrekkingen zou het Gezag
en den personen die het Gezag uitoefenen,
gchade kunnen worden aangedaan.
Tegen cumulatie bestaat altijd in min
dere of meerdere mate bezwaar.
Wat is nu het middel, om bij zulk
een cumulatie geen gevaar te loopen ?
Alleen personen te kiezen, die men op
grond van ervaring vertrouwen kan. ...
En, zoo luidt nu de conclusie: de bedoelde
Gedeputeerden staan bekend als personen
van karakter, grooten ijver, en die getoond
hebben met liefde te werken voor 't
gewest.
Dat in deze rede geen enkel feit betref
fende het punt in quaestie werd gememo
reerd, en ze dus als een persoonlijke
gevoelsuiting dient te worden aangemerkt,
is duidelijk.
De ervaring toch leerde, dat in 1897
de beide Gedeputeerden, plus twee leden
van de Staten, de eersten als leden van den
Raad van Beheer der H. IJ. S. M., de
laatsten als commissarissen dier maat
schappij, den doorslag gaven tot het ver
werpen van een voorstel van den heer
Heemskerk om de goedkeuring van een
plan, waarbij de //. IJ. S. M. betrokken
was, UIT TE STELLEN totdat een tegenplan
had kunnen zijn ingediend!
Van dit sprekend feit dateert onze
strijd tegen de bestendiging van de cumu
latie, thans door Mr. de Vries, op grond
van het karakter der gedeputeerden in
bescherming genomen.
Voorts was het niet de vraag, en zeker
niet alleen de vraag: of aan Mr. de Vries
»was gebleken, dat een onzer (R. en W.)
kennis van het voornemen tot overdracht
droeg." Dat men van zulk een kennis
zou doen blijken kon evenmin door ons
als door Mr. de Vries of iemand anders
worden verwacht. De vraag moest luiden:
is het denkbaar, dat leden van den Raad
van Beheer der H. IJ. S. M. een
oogenblik uit het oog konden verliezen, het belang
om zich meester te maken van een zeer ge
vaarlijke concurrente; viel het te ontken
nen, dat Mr. Roëll, de gedeputeerde, in
Februari reeds samenwerking zocht; en
dat er in die richting een week vóór de
behandeling der subsidie-verleening nog
onderhandelingen liepen tusschen de
H. IJ. S. M. en de Holl. Electr, om
den heer Kretschmar v- Veen, op een
tractement van G a 7 mille, in het bestuur
der laatste te doen opnemen, als verte
genwoordiger der H. IJ. S. M.; of, dat
reeds in Februari van den koop der
aandeelen sprake is geweest?
Wij denken er niet aan nog eens de reeks
van feiten in herinnering te brengen, die bij
de becordeeling van deze zaak beteekenis
hebben; het schijnt ons voldoende, met het
oog op Mr. de Vries' verzekering, dat de
beide gedeputeerden »met liefde voor 't ge
west werken/' aan het oordeel der lezers de
beantwoording der vraag over te laten, hoe
men deze liefde als een afdoenden waar
borg mag beschouwen, nu dezelfde man
nen ook bekend staan als met liefde voor
de H. IJ. S. M. te werken? Een liefde
zóó groot, dat zij de kieschheid uitwerpen,
en hun stem uitbrengen ook waar er be
langen van de H. IJ. S. M. bij eenig
voorstel betrokken zijn ; ja, dat zij niet
schromen zitting te nemen in de commissie
voor waterstaats werken, in welke zij, als
gedeputeerden, tevens spaarwee/mannen, alle
provinciale spoorwegplannen helpen voor
bereiden !!
Bestaat er in ons geheele land wel
ergens zulk een CUMULATIE?
Nu juist Mr. de Vries te vinden om
zoo iets te verdedigen! Het is te «begrij
pen, dat hijzelf, ondanks zijn gemoedelijke
welsprekendheid, zijn publiek een weinig
wantrouwde. »Een vraag nog" zoo eindigde
hij, »dat, hoe men ook moge denken over
hetgeen ik gezegd heb, elk zonder onder
scheid moge gelooven, dat ik gemeend heb,
wat ik zeide, en dat men niet moge den
ken aan een pil die verguld is, of die
verguldsel noodig had."
De uitleggers van deze woorden zullen
er misscüien eenigszins verlegen mee zijn;
loopen in elk gevaar een verkeerden zin
aan deze uitspraak te hechten. Toch, inder
daad, was zij juist. De Vries bracht niet
de pil, of een pil, die verguldsel Eoodig
had. Hij kwam alleen met verguldsel. Er
was wel een pil, maar die bood hij niet.
aan; de pil lag verre van hem.... Wij
zagen haar in de hand van den heer Ger
ritsen. Deze reikte haar toe.
De bladen zijn bijzonder karig in
mededeeling van hetgeen door dit lid en de
heeren Fabius, Boissevain en Ferf, na
Mr. de Vries is in 't mi'lden gebracht.
Uit de enkele regels aan deze belangrijke
zaak gewijd, blijkt echter, dat de heer
Gerritsen, den Staten-leden, volkomen
terecht, en in overeenstemming met wat
wij vroeger schreven heeft gewezen op
hunne verantwoordelijkheid, nu zij de cumu
latie door de verkiezing van deze Gedepu
teerden hadden te voorschijn geroepen; en
naar wij verder uit de verslagen meenen te
mogen opmaken, geloofde de heer Gerritsen,
dat het wantrouwen te voorkomen zoude zijn,
door een Juiste verdeeling der werkzaam
heden ; m. a. w. door leden van den Raad
van Beheer der H. IJ. S. M. niet tevens
tot Gedeputeerden of tot leden der Water
staatscommissie, geroepen ter voorbereiding
en beoordeeling van spoorwegaangelegen»
heden, te benoemen.
Of de heeren Roëll en Westerwoudt
tegenwoordig waren bij deze openhartige
bespreking hunner positie, vermelden de
dagbladen niet. Waren zij ter vergadering,
zwijgend bij een dergelijk debat, om
nu maar niet eens te spreken van de open
bare nceening over deze zaak dan dunkt
ons, heeft men recht te verwachten, dat
zij hun zetel van Gedeputeerde ter be
schikking der Staten zullen stellen. Mr.
de Vries heeft er op gewezen dat zij »hoog
staan in karakter." Welnu... waarom
zouden zij dan niet thans de schoone
gelegenheid aangrijpen om karakter te
toonen? Het is waar, de heer Ferf, Gedepu
teerde, heeft luide verkondigd, dat hij zich
niet stoort aan de publieke opinie, als hij
weet zijn plicht te doen. Dat is fier ge
sproken. Als hij weet zijn plicht te doen...
Maar hier is het nu juist de vraag of
iemand bij cumulatie van betrekkingen,
die tegenstrijdige belangen ter behartiging
aanbieden, wel Art w weten, of hij zijn plicht
doet. Het gemoed van den heer Ferf, in
zijn intieme verhouding tot zijn mede
gedeputeerden, raadpleegde, toen hij zoo
boud sprak, wat al te weinig het ver
stand. ...
Opmerkelijk hoe bij deze quaestie ook de
scherpzinnigste!! scherpzinniger
menschennog dan Mr. Ferf zoo moeilijk tot
geregeld redeneeren en nauwgezet naden
ken schijnen te kunnen komen. Zoo'n
heldere kop, als Mr. de Vries, bepaalt zich
tot de verzekering: »Mij is nooit gebleken
dat n onzer kennis van 't voornemen tot
overdracht droeg." En Mr. v. Tienhoven, ook
al weer geen kind, nietwaar? bevestigde,
»dat hij niet overtuigd"1 is »dat" de wijzi
ging in de samenstelling van het Bestuur
der Holl. Electr. (een euphemistische om
schrijving van het woord: verkoop) aan
eenig lid bekend was." Beide heeren zijn
dus zoo naïef van volstrekt niet te vatten,
dat er van heel iets anders, en heel iets
meer sprake zou kunnen wezen, dan van
? dat niet gebleken, en dat niet overtuigd
zijn, aangaande n, natuurlijk, onbewijs
baar onderdeel der verdenking! Hoe dit
te verklaren, tenzij door de onderstelling,
dat sedert de cumulatie-quaestie aan de
orde is gekomen, ook deze heeren, evenals
hun collega Ferf, hun intellect uit wan
delen hebben gestuurd, om eens rustig te
kunnen genieten van de vrieudelijkheden
huns gemoeds? Het verst echter zagen
wij, bij dezegelegenheid.denheerB oissevain
in dit streven naar liefde en vrede voort
schrijden. Commissaris van de Holl.
Ijzeren Sp., kwam hij almede de Gedepu
teerden, leden van den Riad van Bjheer
zijner Mij., een handje helpen: cumulatie
was z. i. soms onschuldig, verdenking op
grond van cumulatie leek hem geheel on
geoorloofd. .. en zoo mengde zich de zondaar
van 1897 in het debat.... Die het weet
moet het maar zeggen, dacht ongetwijfeld
deze Commissaris der H. IJ. S. maar in
dien onder zijn collegiaal gemoed zijn
intellect niet geheel schuil ware gegaan,
zou het hem dan niet hebben doen ge
voelen, dat, in dit geval, voor een commis
saris van de II. IJ. S. zwijgen beter was
dan spreken; met een waardeverschil veel
grooter dan tusschen zilver en goud? *)
Intusschen, juist de wijze, waarop de
cumulatie door mr. de Vries, gesteund
door een Commissaris der Koningin, een
Gedeputeerde en een Commissaris van de
H. IJ. S. M., verdedigd is, geeft, dunkt
ons, ieder nadenkende eenig begrip van den
toestand, waarin men in de Si aten van
Noord-Holland reeds z'»o langzamerhand
gekomen is. Wie ziet hier geen gevaar
voor de moraliteit van ons openbaar leven ?
Het Boycot-plan te Rotterdam.
Het optreden van den Bestuurdersbond
heeft succes gehad. Samenwerking is ver
kregen tusschen de afdeelingen der groote
werkliedenorganisaties en de transport
arbeiders en eene commissie is benoemd,
waarin vertegenwoordigers zitting hebben
van het Werkliedenverbond, de
Sociaaldemocratische Arbeiderspartij, Patrimonium
en den Bestuurdersbond, benevens van een
comitévoor finantiëelen steun, te voren
reeds door ingezetenen gevormd, en ver
der een zestal bootwerkers.
Deze commissie tot onderzoek van het
Boycot plan is hare werkzaamheden begon
nen. Zij heeft een biljet verspreid, gericht
aan de burgerij van Rotterdam, in 't bij
zonder aan de haven- en transportarbei
ders, waarvan het eerste doel is tot tegen
wicht te dienen tegen de houding der pers,
in het vorig nummer besproken. Zooals
een der bootwerkers het uitdrukte: je moet
ze eerst tegengif geven.
De commissie vraagt daarin : schort uw
oordeel op totdat het onderzoek is
afgeloopen. Allereerst zegt zij, dient de vraag
beantwoord: Wat zou de materiëele uit
werking van het plan zijn op Engeland?
Om die uitwerking te benaderen dient
men te onderzoekeu: Welk gedeelte der
Engelsche handelsvloot vaart op de landen
van West-Europa? Is het waar, wat som
migen beweren (o.a. W. K. V. [liegen] in
een voortreffelijk artikel in de Controleur
van 26 October), dat er thans zooveel
scheepsruimte te veel is, en zooveel sche
pen »opgelegd'' zijn, dat men gemakkelijk
tegen l Januari het grootste deel der
Eugelsche schepen door andere kan ver
vangen? Zoo ja, dan zou alleen de En
gelsche scheepvaart sterk worden getroffen,
niet de handel en industrie. De gevolgen
van den Boycot zouden dan niet zóó acuut
geweldig zijn voor Engeland, maar daar
entegen ook op het vasteland gemakke
lijker te overkomen. En er zou dit over
blijven, dat er dan juist de schoonste kans
ware aan de buitensporige suprematie der
Engelsche scheepvaart voor geruimen tijd,
wellicht voor goed, een einde te maken.
Wat Cromwell's navigation act voor ons
land is geweest, kon in zoo gunstige om
standigheden de Boycot worden voor het
Vereenigd Koninkrijk: de stoot tot het
verliezen van de hegemonie ter zee, door
dat de andere natiën hun rechtmatig aan
deel gaan opeischen. De Boycot kan
forceeren wat anders misschien zeer lang
zaam, maar onafwendbaar voor Engeland
komt; de onnatuurlijke toestand dat 50 pCt.
van de gansche haudelstonnemaat der be
schaafde wereld onder ne vlag vaart,
kan niet eeuwig duren.
Het gerucht zegt dat thans reeds enkele
cargadoors Duitsche en Deensche schepen
gaan charteren in de plaats van Engelsche,
met het Bjycotspook tot aanleiding, of
voorwendsel, voor het afbreken hunner
Engelsche relatiën.
Maar is de besproken bewering onjuist,
zal er een gróót tekort aan scheepsruimte
ontstaan, zoo dienen de gevolgen voor
handel en industrie in Engeland en op
het continent zooveel mogelijk overwogen.
Het laatste vooral om na te gaan welke,
kringen sterk getroffen zullen worden en
dus het eerst moeten worden geraadpleegd.
In dit verband is dan vooral de vraag
van gewicht: hoe zal in het uitvallen der
Engelsche kolen kunnen worden voorzien?
Zij die tot de beantwoording van al
deze vragen eenige bijdragen kunnen
leveren, zullen zeker, zoo zij wat voor het
nobel plan gevoelen, hun licht wel niet
onder de korenmaat houden. Tot het
ontvangen van alle inlichtingen houdt
ondergeteekende zich dringend aanbevolen.
Om de uitvoerbaarheid van het plan
vast te stellen, moeten natuurlijk zooveel
mogelijk waarborgen worden verkregen
voor de medewerking der arbeiders in alle,
betrokken havens en voor de offervaardig
heid der volken van Europa, de taak,
waaraan het Amsterdamsen
CentraalComitézoo krachtig arbeidt.
Een vraag zij nog vergund: wordt er
naar gestreefd den Boycot ook tot andere
landen uit te breiden dan de aan den
Noordzee gelegene en Italië? Is men
absoluut zeker, dat er in Amerika geen
sprake van medewerking door de haven
arbeiders zijn kan? Het zou natuurlijk
van oneindig belang zijn, indien daar iets
te bereiken viel. Hier was een schoone
taak voor de leden der Holland Society
en andere trans-oceanische Boeren vrienden.
Het onderzoek is, als men ziet, niet in
den doofpot. Mogen wij spoedig kunnen
berichten dat het tot gunstige uitkomst
heeft geleid.
Rot t., G Nov. J. F. NIERMEIJER.
In Jagend, het Duitach Weekblad, dat te.
München verschijct, bezingt een dichter
volgenderwijs het grootsche Boycot plan:
Oben und Tinten.
ZeitimgsmcHnng: Die Uottenlamer
llafraarbeiter haben die englisehen Schitl'e
buykoltirt und laden fur sie nicht inehr
ein uocli aus, 11111 Knglancl zum
Nachgeben in der Biuvnsaclie /u veranlasaeu.
Nun ist der letzte blanke Schimmer
Von Englands Waffdnehre fort,
Von Krieg spricht auch die Lüge nimmer,
Und offen prahlen sie mit Mord!
Zu Bergen thürmen sie in Eile
Die Frevel und die Leichen auf
Und Gott hat keine Dounerkeile
Fiir den verruchten Mörderhauf!
Kein ehrlich Schwert entfahrt derScheide,
Und keinem Starken wallt sein Blut,
Geiührt von so viel bitterm Leide,
Empört ob solchem Uebermuthl
Die Groszen dieser Erde neigen
Sich vorr Gott Mammon zag und still
ist Keiner, der diese bange Sshweigen
Mit gellem Schlachtruf brechen will?
Ja, doch! Viel laute Slimmen riefen
Just kühn und heil zu Trutz und Wehr,
Doch lonten sie aus Lebenstiefen
Und i;icht von Lebensgipfeln her:
Sacktiiiger sind's, die Soiches wagen
Sie zieh'n nicht Hirmend in den Sireit,
Doch Noth und Hunger zu ertragen,
Sind sie mit Weib und Kind bereit!
Sie weigern ihre starken Arme
Dem Riiuber, der das Recht zertrat!
Ob's hellen wird? Dasz Gott erbarme
Uud herrlich doch ist ihre That!
Nach so viel klugem Ueberle_gen,
Darein sich Geiz und Feigheit mischt,
lat solche Thorheit wie ein Regen,
Der ein versmachtend Land erfrischt!
Erbau' Dich dran in allen Lündern,
Du neunmal weises Publikum!
Wie würde schnell das Bild sich iindern,
War' alle Welt wie die, so dumm!
Wie würde da John Buil erblassen
Und schnell der Armen Recht versteh'n,
Die so, von Gott und uns verlassen,
In Blut und Wen zu Grunde geh'n!
O.
* *
*
In een Zivitserseh blad, de B.-rner Bund,
geeft een Frankfurter uitdrukking aan
hetzelfde gevoelen:
Die Arbeiter von Amsterdam.
Die Arbeiter im Doek zu Amsterdam
Erwogen mannhat't ihres Herzens Gram,
Und sie, die Armen, Niedrigen im Volke,
Verdichten ihren Zorn zur fiistern Wolke
Uad drohen dem gewalt'gen Engeland
Und seinem reichen, stolzen Kramerstand.
Die weigern ihm zum Fnedensdienst die
[Hiinde,
Wenn es den Krieg, den schündlichsten,
[nicht ende;
Und sollten sie sich gleich atn letzten schaden,
Sie werden doch kein englisch Sshifi mehr
laden !
Der Furie gebieten sie: »Nicht weiterP
Zu Amsterdam die tapfern Dockarbeiter.
Ihr Wort ist wahrlich eine Mannesthat,
Kein Fürst hat es gewagt, kein B
rger[Staat;
Und was die Welt von oben hat erhoffc^
Das kam vou unten, wie schon gar so oft,
Damit des Menschen Gjist es nicht vergiszt,
Dasz untcn oben wird, wenn nicht schon ist.
FHANZ LIXUIIKIJIER.
De Solowerken.
Hunne Rentabiliteit.
Iti een paar vorige artikelen in De
Amsterdammer van -l April en 12 Mei
1.1. werd door mij betoogd dat de voort
zetting der Solovallei werken een nadeel
zou zijn vo IT den inlander in het alge
meen, indien de kosten daarvan door hem
gedragen moesten als het werk niet
rentabel bleek. Of de werken al of niet
rentabel zouden zijn, werd door mij onbe
sproken gelaten, daar de Commissie van
advies als hare rneening had uitgesproken
dat dit niet het geval was.
Thans evenwel in een tweetal artikelen
in de Indische Gids (van Juni en Augus
tus) brengt de heer J. van Tubergen, sectie
ingenieur der irrigatie-afdeeling »Brantas"
deze kwestie ter sprake en komt na eene
ingewikkelde bertkening tot de slotsom
dat: de Solowerken niet alleen rentabel
zijn, doch zelfs een finantieel zeer
voordeelige onderneming (zullen) vormen. Of
de gronden waarop de heer Tubergen tot
deze conclusie komt juist zijn? Mijns in
ziens niet, en zullen den irilandcr op Java
weder nieuwe drukkende lasten moeten
worden opgelegd om het onbrekende bij
te passer.
De zuiverste berekening krijgt men zeker
door eerst na te gaan wat het Gouverne
ment thans als grondbelasting van de
Solovallei trekt, dan wat als zoodanig later,
na tot standkoming van de So'.owerken
zal genoten worden, na aftrek van de
onderhoudskosten en daan a het verschil
ten gunste van de Sulowerken aanneemt
als te zijn het netto provenu.
a. Hoe zal de finantieële toestand wor
den als de Solowerken niet worden voltooid?
Aan landrente ') wordt thans geheven
/"ö-14,C59 over een oppervlak van onge
veer 178,107 bouws s). Deze heffing mag
evenwel niet aangenomen worden als uit
gangspunt, want bij de nieuwe
landrenteregeliug, die mettertijd over geheel Java
zal ingevoerd worden, ondergaat dit be
drag eene belangrijke wijziging, waarmede
rekening dient gehouden. Volgens deze
nieuwe regeling wordt van den rijstcogst,
nadat daarvan eerst tien picol zijn afge
trokken, geheven 8 tot 20 pCt. van de
waarde al naar de economische toestand
van de streek.
De gemiddelde opbrengst is thans in
de Solo vallei ruim 15 picol per bouw en
de waarde daarvan kan gesteld op f2.
de picol. Misschien is deze in den oogst
tijd iets lager, doch later stijgt ze ver
daarboven en aangenomen mag dus worden,
dat de inlander verschillende prijzen maakt,
waarvan f2.?een niet te hoog geschat
gemiddeld is. Men krijgt dan voor op
brengst 15 picol waarvan vrij van belas
ting tien picol, blijft 5 picol wat a ?2'
eene belastbare waarde daarstelt van f'10. .
Welk percentage moet nu daarvan ge
heven ? Waar voor geheel Java het mi
nimum 8 pCt. is en het maximum 20
pCt. dat daarvan geheven mag worden,
daar kan billijkerwijze bij een geringe
draagkracht als die der bevolking in de
Solovallei het percentage niet hooger ge
steld dan 10 pCt- Voor ?10.?geeft dat
dus een landrente van f l.?per bouw of
over 178,107 b. ?178,107.?.
Het Gouvernement zal dus bij invoering
van de nieuwe landrent°-regeling en als
de Solowerken niet tot stand komen, ont
vangen ?178,107.?- verminderd met 27
pCt. ') voor afschrijving, vermeerderd met
/'74,024.?voor belasting op tegals en
erven en dit geheel verminderd met 8
pCt. collecteloon of totaal 187,723.
/;. Wat zal het Gouvernement innen
als de Solowerken wul voltooid worden?
Om consequent te zijn, dient ook hierbij
de nieuwe landrente-regeling tot grondslag
genomen, te meer wijl de voltooing der
werken vijftien jaar zal vorderen. Daar
om is het onnoodig na te gaan welke
schatting volgens de oude wijze meer recht
van bestaan heeft, die van de Commissie
van advies, welke ?5.?per bouw aan
neemt of van den heer v. T., die daar
/'G.?voor neemt en dit nog met ?1.
verhoogt en brengt op ?7.?omdaf... er
zooveel particuliere industrie (suikeifabrie
ken) kan komen, welk argument dan
inhoudt dat het Gouvernement belasting
moet gaan heffen van het geringe dagloon
dat een arme Javaan op een suikerfabriek
verdient (25 ets voor 10 uur of langer
werken in Midden Java); voorzeker eene
bijzondere wijze om het Solowerk te
iliustreeren dat heet te zijn ondernomen in
het belang van den armen Javaan. De
dessaman mag ook wel denken: Bewaar
mij voor mijne vrienden!
Om te komen tot het bedrag dat na
invoering van de nieuwe
landrente-regeling zal geheven worden, moet men eerst
eene schatting maken van de vermoedelijke
rijstopbrengst na de voltooiing der werken.
Het gemiddelde over 12 jaar op geheel
Java bedraagt voor niet be vloeide velden
19,0 picol. J) De Solovallei blijft met ruim
15 picol daar ver beneden, waaruit blijkt
dat nog andere oorzaken nadeelig werken
op de produküe in de Solovaüei dan ont
breken van bevlüeiing alleen. Na
verkrij