De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 17 november pagina 1

17 november 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

5'. 1273 DE AMSTERDAMMER A°. 19ÖL WEEK VOOE NEDERLAND Bit nummer bevat een bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MATTRIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1381 (Staatsblad iYo. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar , n mail 10. Afconderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0-121/» Mt U*d u wkrygbaar Kio»k 10 Boulevard de» Cmpucines tegenover h«t Grand Café, te Parijs. Zondag 17 November. Advertentiën van l?5 regels /' 1.10, elke regel meer. .,...? 0.20 Reclames per regel 0.10 Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLP MOSSE te Keulen en dooi alle filialen dezer firma. PREMIE voor de abonnés op De Amsterdammer WEEKBLAD VOOE SE DEELAND ONZE AFGEVAARDIGDEN. fê'itrsltea en iAanteekuiingen. Boverpfaande Premie is gereed pekomen en verbond»-!} aan hen die daarvoor h «t bedrag, ~2-i Cents, in postwiseel zonden of ten onzen kut'tore gestoit hebhen. Voor hen die dit nog verzuimd hebben is spoedige inzentling wenscbelyk. De Uitgevers, KAN HOLfcFJU & W\RENDORF. AMSTERDAM, HEERENGRACHT 457. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiniiiiiiiiMi INHOUD: VAN VEIÏKE EN VAN NABIJ: Nog eens de rechtstoestand der ambtenaren, door Herman v. Deventer. Zachte dwang" of iets anders?, door C. Th. van Deventer. De Boeren en de Atjehoorlog, door C. H. L. B. De Koloniale Reserve, (Ing.), dooi Veritas. Een verdediging. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Is het wel ernst?, door S. KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Anisterdamsche dempingsplannen, door A. E. Weissman. Harl Nibbrig by Buffa, door J. W. N. Clara Viebig's eerste drama, door \V. N. Coenen. Boekaankondiging. "FEUIL LETON: Zes en Twintig en Een. Uit het Russisch, mar Maxime Gorki. I. RECLAMES. VOOR. D .VUES: Het huisgezin in Rusland, II, door Vrouwke. Kate Greenaway f. AUerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OSCONOMISCHE KRONIEK,. door D. Stigter. INGEZONDEN. - PEN EN POTLOODKBAS8SN. ADVERTENTIËN. IIIHtlllllflIlllllllllllIIIIIIIIIIIIIIIMIIIHItHMHMHMMt Nog eens de rechtstoestand der ambtenaren. Sedert ik mijn vorig artikel schreef over den rechtstoestand der ambtenaren, is de kwestie een stapje nader gekomen tot haar doel. Of dat doel zoo spoedig bereikt zat zijn, meen ik op goede gronden te mogen betwijfelen. Wel hebben de heeren De Vries en Grondhout hun eerste idee, het vragen etellen aaii de Kamer candidaten opge geven en een meer praktischen weg ge volgd, door een bond te vormen, waarin verschillende categorieën van ambtenaren vertegenwoordigd zijn. Die bond is in de laatste dagen van September gesticht, Joen is ook een defiaitief bestuur gekozen. Vermoedelijk zal men nu verder de zaak gaan propageeren, wat werkelijk niet onnoodig is. In de vergadering, welke den 17en Mei in het gebouw van den Werkenden Stand te Amsterdam gehouden werd, traden op als sprekers de heeren mr. Th. Heemskerk en 3. A. Levy. De eerste inleider sprak wel den wensch uit, dat die vergadering zou leiden tot een beweging, waarvan het einde zou zijn een wettelijke regeling van den rechtstoestand der ambtenaren, maar na-eende, dat de afdoening der kwestie niet urgent was, aangezien men op enkele uitzonderingen na, weinig hoort sprelzen van misbruik van gezag. Mr. Levy stelde voorop, dat het ambte naars-contract is van publiek-rechtelijken aard, en dat de staat, de provincie of de gemeente, wien de ambtenaar dient, is een rechtspersoon. Hieruit volgen: lo. Levenslange aanstelling, dus geen ontslag zonder wettelijke regeling. 2o. Bezoldiging is onderhoudsplicht, geen tegemoetkoming. 3o. Het ambt is onschendbaar. 4o. Het tuchtrecht is onderhevig aan beroep. 5o. Ongeschonden bezit van grondwette lijke rechten. Het zou mij te ver voeren de sprekers in hun betoog te volgen, dat is dan ook niet noodig. Alleen wil ik er op wijzen, dat, waar de heer Heemskerk zich met een Jantje van Leiden er afmaakt door te verklaren, dat afdoening der kwestie niet urgent is, omdat... hem geen klachten ter oore kwamen, mr. Levy zijn door wrochte rede eindigt, met het een biltere, ironie en vlijmende bespotting te vinden, dat voor den ambtenaar een toestand van rechteloosheid bestaat, welker regeling een dringende eisch des tijds is. Grooter tegenspraak is zeker niet denk baar. De verklaring dat hem geen klachten ter oore gekomen zijn over misbruik van gezag, kan den heer Heemskerk ? naar ik meen wethouder der gemeente-bedrijven van Amsterdam geen ernst zijn; of heeft Z.Ed. nro't hooien k'agen door de stedelijke telefonisten, was hier nimmer sprake van onheusche behaEdeling door de chefs. 1) Weet de heer Heemskerk niet dat in de Z^ndagsdienst bij de stede lijke telefoon te Amsterdam wordt voorzien door die dames, die voor kleine vergrijpen in den loop der week, strafdienst hebben opgeloopen ? Heeft de heer Heemskerk wel eens onderzocht of de chefs bij de stedelijke telefoon voor hun taak, het om gaan met een zeventigtal dames, wat niet hetzelfde is, als het commandeeren van een zelfde aantal brandweermannen, be rekend zijn? Heeft de heer Heemskerk al eens onderzocht of de werktijden ia overeenstemming waren met de bezoldiging en of het allemaal »timmerhout" was, wat bij het personeel der telefonisten werd aan gesteld? Als dit alles hei geval is, en Z.Ed. durft dan nog zijn verklaring handhaven, dan moet hij of stekeblind zijn of een poli tiek goochelaar van beroep. Mr. Heems kerk is anü-revolutionair Tweede Kamerlid, een der adjudanten van dr. Kuvper, mis schien heeft dat hem tot voorzichtigheid genoopt. Hoezeer ook de openhartigheid van mr. Levy is toe te juichen, een poli ticus als mr. Heemskerk moet men het niet euvel duiden, dat hij niet zoo hard van stal loopt. In theorie kan men wel veel beweren, maar als het op praktijk l aankomt, spreekt het partijbelang ook l een woordje mede. Waarschijnlijk wilde | mr. Heemskerk ook een candidaatj minister zich geen antecedenten schepl pen, waaraan men hem of zijn partijI genooten later zou herinneren. Volgens mijn bescheiden meening zal van het ministerieKuyper dan ook geen wetsontwerp, rege lende den rechtstoestand der ambtenaren, te wachten zijn ... of de heer Heemskerk mocht zijn ooren wat meer openzetten, zoodat hij eindelijk eens de klachten over misbruik van macht, die nog legio bestaan, opving, misschien, dat hij dan zijn collega's achter de groene tafel daarop opmerkzaam zou maken. 't Is dus de aangewezen taak der amb tenaren ^van alle categorieën om hun klachten niet langer voor zich te houden, maar ze zoodanig te doen weerklinken, dat de heeren Heemskerk c.e. zich niet langer doof kunnen houden. Hoe gaarne ik ook zou wenschen, dat alle Kamerleden over deze zaak dachten als mr. Levy, voorloopig zal dit wel tot de vrome wenechen blijven behooren, en al voelen ver scheidene heeren misschien veel voor Z.Ed's betoog, theorie en praktijk gaan niet altijd earnen. Welk een schoon schilderij ontwierp mr. Levy ons, maar als het doek de stralen vand« parlementaire zon zou moeten doorstaan, dan vrees ik dat de kleuren nog wel iets zullen verbleeken. Levens lange aanstelling en ongeschonden bezit van grondwettelijke rechten, daartegen zal vermoedelijk weinig oppositie worden ge voerd, maar ... verbeeld u, de bezoldiging van den ambtenaar is onderhoudsplicht, dus het tractement moet maandelijks vooruit betaald worden en de ambtenaar geniet pensioen zonder een enkele korting; dat is voor een eenigszins conservatief man om kippevel te krijgen. En hoe gaarne wij ook ontslagen zouden zijn van die hatelijke te groote stortingen (dat de storting te hoog is, wordt bewezen door het groote overschot in het pensioenfonds) welke in de eerste jaren gezamenlijk ongeveer een vijf Ie van het traktement bedraagt, toch geloof ik, dat we ons gelukkig zullen mogen rekenen, als op onze vijfroudige rekening de vierde post al vast werd afbetaald, n.L «tuchtrecht moet onderhevig zijn aan beroep." Voor ons, post- en telegraaf-abmtenaren en beamten, is dit mijns inziens het ge wichtigste punt. De eisch door mr. Levy gesteld is toch werkelijk niet onbillijk te noemen. Zelfs den grootsten boef wordt ambtshalve een rechtsgeleerde als ver dediger toegevoegd, die de zaak van alle mogelijke kanten bekijkt en tracht ver zachtende omstandigheden op te zoeken. Bij ons, postambtenaren, is het helaas niet zoo, als wij ons verdedigen willen tegen een opgelegd vonnis, gaan we, ik heb het al reeds in mijn vorig artikel uiteengezet, bij onze rechters ter biecht, en het geeft ons absoluut niets of wij al klagen. 2) 1) Belangstellenden vfr^ijs ik naar 't vlug schrift Dtsiderata" op telefoongebiei, dcor Verita?, wat, sedert ik dit schreef, is verschenen. 2) Een sprekend voorbeeld hoe bij bestraffing op verzachtende omstandigheden wordt gelet is het volgende : Een paar jaar geleien moesten de conducteurs der brievenmaleu die den eenen deg van 's morgens WJA tot 's avonds 11 uur op reis waren geweest, den volgenden morgen met den eersten trein uit Amsterdam weer ver trekken. Na een zware dagtaak kregen zij een rust van hoogstens uur; was 't wonder dat verslapen herhaaldelijk voorkwam. Natuurlijk werd boete toegepast, maar wegens den zwaren dienst slechts tot de helft... aan verbetering van dien rusttijd werd door de autoriteiten uiet gedt.cht. In de Poslhoorn van 15 Juni j.1. kwam een hooflariikel voor waarin rond weg verklaard werd, dat de straffen en de behandeling door superieuren willekeurig en de voorschriften rekbaar zijn. Volgens verklaring van den schrijver (G. C. D.) heerscht op het postkantoor te Amsterdam, juist door het gevoel van rechteloosheid een hoogtt onaangename stemming. »Het idee, och ik krijg toch geen gelijk is bij elk zoo'n evangelie, dat men zich zelf zoo goed mooglijk tracht te bevredigen en dan heet ieder woord, nog zoo bescheiden en waar, een brutaliteit, de superieuren zijn van meening zelf alles te mogen zeggen en wij niets ; de directeuren en chefs letten bij bestraffingen slechts op het hoog-houden van het gezag, en nemen tegenover den mindere meestal een vijandige houding aan, en dan gebeurt het maar hoogst zelden men moet dan wel groot gelijk hebben, als de inferieur eens gerehabi liteerd wordt. Wij moeten er daarom steeds voor ijveren, dat een college \n het leven wordt geroepen, waaraan bestraffingen worden opgedragen." Verder vind ik daarin, dat de bestellers in de over hen gestelde hooflbe (tellers en adsistenten zeer gaarne een werkelijke meerdere zouden zien, dan zou daardoor vervallen de heerschende jaloesie en hielen?likkerij met hun grooten nasleep van ongerecht'gheden. Zie hier een uiting van den geest, die onder het bestellerscorps van het post kantoor Amsterdam heerscht. Trouwens ter terechtzitting van 29 Aug. is voor de rechtbank aldaar duidelijk gebleken, dat er »something rotten in the state" is. Deze zaak is in de dagbladen voldoende be sproken en ik behoef dua niet in bijzon derheden te treden. Een uitlating van den commies Wouters, waarbij hij den bestel lers nonchalance, gebrek aan plichtbesef, onaccuratesse verweet, het niet verdienen van het geld dat zij opstrijken, heeft zeer terecht de gemoederen in beweging ge bracht. Hoewel genoemde heer naderhand verklaarde deze beschuldiging in over spannen toestand te'hebben gezegd, werd hier voor het groote publiek de sluier van het onbekende eens opgelicht: en het werd tijd. Reeds een paar jaar lang is de wenschlijkheid betoogd van vermeerdering van het Amsterdamsche bestellerscorps met, als ik mij niet bedrieg, pm. 40 man. Natuurlijk kost een dergelijke vermeer dering van personeel geld, en daar hebben de heeren in den Haag een broertje aan dood. Bezuinigen, bezuinigen is het wacht woord, en nu zou een gewoon mensch zeggen dan in de eerste plaats daar, waar het 't best mooglijk is, zonder dat de loopende dienst schade lijdt. Is er geen geld voor vermeerdering van het bestellerspersoneel te Amsterdam, waarom worden dan wel de tractementen verhoogd van de directeuren der spoorweg? Waarom worden dan wel toelagen ver strekt aan de commiezen, gedetacheerd op de bureaux van hoofdbestuur en Inspecties ? Deze ambtenaren hebben geen geldelijke verantwoording, smaken niet de genoegens van nachtdiensten en meer dergelijke lieflijkheden, welke hun collega's op de kantoren deelachtig worden, en worden voor dat gemis schadeloos ge steld door een toelage van ?150 a/'25U. 1) Als er bezuinigd moet worden laten dan de Inspecteurs het voorbeeld geven en niet met een tweeden ambtenaar als hulp op reis gaan om een postkantoortje in den achterhoek van Overijssel te bezoe ken. Eertijds kwam de Inspecteur alleen het kantoor bezoeken, de tegenwoordige titularis heeft steeds een hulp bij zich; dat kost natuurlijk geld. Waar men op den loopenden dienst op alle mooglijke wijze tracht te beknibbelen zijn dergelijke uitgaven allerminst gewettigd. Trouwens in de laatste jaren wordt ons vak, hoe langer hoe meer bureaucratisch ingericht. Voor het bureau-achtige, om het zoo eens te noemen, heeft men een open oog, en van den loopenden dienst is men ge woonlijk minder op de hoogte. Toen er een paar jaar geleden op het bureau van een Inspecteur een commies moest zijn, haalde men dien van het spoorwegpostkan toor daar ter plaatse, waar op dat moment toch al een incompleet personeel was. Toen de Directeur zich beklaagde over gebrek aan personeel, werd hem te ken nen gegeven, dat de toezicht voerende ambtenaren dan ook maar dienst moesten doen wat mooglijk zou zijn geweest, als bij dat corps ook al geen incompleet be stond. Toen ik onlangs een buiten wandeling maakte, viel mijn oog op een brievenbus, waarop stond: Administratie der Poste rijen. Dat opschrift wijst mijns inziens duidelijk op de wondeplek. De Post wordt 1) Naar het heet is dit een vergoeding wegers gemis van emolumenten der spaarbank-post kantoren, welke volstrekt niet te laag werden gevonden, deze wisselen af vin ? 10.?tot ? GO. geadministreerd.'' En als een tak van dienst minder geschikt is om ^geadmini streerd" te worden, dan is het wel de Post. Om de dingen goed te kunnen beoordeelen en een Post- en Telegraaf- in richting goed te kunnen besturen moet men goed op de hoogte zijn door eigen aanschouwen van alle onderdeelen. Was men dat dan zouden vele dingen anders zijn, van wantoestanden en wanverhouding zoo schreeuwend als die nu bestaan, zou dan geen sprake zijn. Een klassenstrijd tu^schen do verschillende categorieën van ambtenaren en beambten, zooals die nu op sommige kantoren voorkomt, zou dan onmogelijk zijn. En last not least zou het dan ook wel in 't oog springen, dat de verJeeling van lasten en lusten zeer veel te wenschen overlaat. Dit met eenige sprekende voorbeelden aan te toonen, stel ik mij ten doel in een volgend opstel. 10 Oct. 1901. HEKMAN v. DEVENTER. Zachte dwang" of iets anders? Een Icicnal bij Je werken van openbaar nu.1 in LnJi'éen een eerlijk middel lot betering, door E. GERST, ingenieur van den Water staat m Njd. tadië. Amsterdam, J. H. de Bussy, l'JÜl. Trouwe lezers van de Iiidisehe Gids hebben eenige maanden geleden kunnen genieten van een smakelijke polemiek tusschen twee ambtsbroeders: de ingenieurs Gerst en Van Sandick. De eerste, nog in indischen dienst en tijdelijk met verlof in Nederland, had, in een vaktijdschrift, verhaald van den heilzamen invloed door een resident in Indiëaangewend op het verkrijgen van werkvolk voor de voltooiing van een groot irrigatiewerk de resident gaf nl. den regent te verstaan dat deze xijn invloed zou te baat nemen om veel koelies tot «vrijen arbeid'' te bewegen! en had den wensch uitgesproken, dat het voorbeeld van dien resident algemeen navolging mocht vinden. De heer Van Sandick, al sedert meer dan tien jaren in patria terug, kon zich met deze, volgens zijn oordeel, noodzakelijk tot allerlei mis bruiken leidende leer niet vereenigen en teekende, na haar uitvoerig te hebben uiteengezet, er krachtig protest tegen aan. Dit protest gaf den heer Gerst weder aanleiding tot een bestrijding van wat hij 's heeren Van Sandick's «ongemotiveerde verontwaardiging' noemde en tot een nieuwe verheerlijking van den »zachten dwang bij vrijen arbeid aan openbare werken", zonder hoedauigen dwang, vol gens hem, menige voor de bevolking nuttige arbeid onuitgevoerd zou moeten blijven. Natuurlijk bleef de heer Van Sandick het antwoord ook weer niet schul dig en even natuurlijk, want dit schijnt nu eenmaal onvermijdelijk, bleek hij door zijn tegenstander in geen enkel opzicht overtuigd. Hiermede was de polemiek afgeloopen en hadden de lezers van de Indische Gids verder de keus tusschen pro en contra, tusschen Gerst en Van Sandick. Heel gemakkelijk echter was die keus niet, want beide redenaars hadden met groote over tuiging gesproken en ia beider argumenten was veel dat klemde, maar toch ook een en ander dat twijf J deed rijzen. Gelukkig nu, dat de heer Gerst op de gedachte kwam, de gerezen quaesties nog eens ernstig in overweging te nemen en, uitvoe riger dan in een tijdschrift mogelijk zou zijn, de vruchten van zijn nader onderzoek in geschrift te brengen. Zóó is het ontstaan verklaard van het boekje, welks titel hierboven vermeld wordt en tevens in hoofdzaak aangegeven, waarover het handelt. »In hoofdzaak" zeg ik, want wie uit het bovenstaande mocht opmaken, dat de door den heer Gerst in zijn polemiek met den heer Van Sandick in bescherming genomen zachte dwang nu ook door hem wordt aanbevolen als het middel tot genezing der kwaal van gebrek aan werkkrachten, zou zich vergissen. Het is in tegendeel een der verrassingen die den lezers van dit geschrift wachten, dat de schrijver, uitgegaan ter verdediging van den zachten dwang, tegen het eind van zijn tocht, dien dwang als stelsel verwerpt en alleen toelaat als pis-aller, zoolang niet het andere, het eerlijke middel te baat kan worden genomen. En dit middel be hoort, volgens den heer Gerst, hierin te bestaan, dat de staat, naar bij de wet vast te stellen regelen, beschikt over de arbeidskracht der bevolking en dat de bevolking voor den aldus verplichten arbeid volledig wordt schadeloos gesteld. Het denkbeeld, dat der overheid het recht moet toekomen, de arbeidskracht der bevolking ten algemeenen nutte en tegen volledige schadeloosstelling te ont eigenen, heeft de heer Gerst ontleend aan een besluit der indische regeering van 1865, waarbij bepaald werd, dat heerendienst, d. i. gedwongen arbeid, zou kunnen worden gevorderd voor werken die naar de aangenomen beginselen in vrijen arbeid zouden moeten worden uitgevoerd, doch waarvoor geen vrije arbeiders te bekomen waren en dat, in afwachting van een nadere regeling, deze diensten niet dan na verkregen machting van den Gouver neur Generaal zouden worden gevorderd, tegen zoodanig loon als m elk geval zou worden vastgesteld. Vreemd genoeg is echter, bij een latere regeling der heeren diensten, het in 18G5 uitgesproken beginsel niet alleen niet nader uitgewerkt of toege licht, maar geheel losgelaten. Bij de her ziening der heerendiensten in 1875 heeft men de aangehaalde bepaling uit het besluit van 18G5 niet overgenomen en daarmede verviel de mogelijkheid om, buiten de gevallen waarin lieerendieusten kunnen worden gevorderd, op wettige wijze te beschikken over de arbeidskracht der bevolking. Keert men terug tot het be ginsel van 1865 en regelt men dan tevens naar behooren het instituut van de «ont eigening van den arbeid", dan zal men, zoo betoogt de schrijver, van zelf zijn toevlucht niet meer behoeven te nemen tot den »zachteu dwang". Mij dunkt, dat tegen de conclusie, waartoe de heer Gerst derhalve gekomen is, van de zijde van hen die Indiëkennen, heel wat minder bezwaren zullen rijzen dan tegen zijn aanvankelijke verheerlijking van de »parenlah aloes". Welbeschouwd toch is dit laatste een zeer gevaarlijk redmiddel, dat ongetwijfeld zonder schade en zelfs tot heil van de bevolking kan worden toegepast, maar welks toepassing ook aanleiding kan geven tot de schromelijkste, van knevelarij nauwelijks te onder scheiden willekeur. In een land als Indië, waar de bestuursambtenaren, europeesche en irilandsche, toch al extra-sterke beenen moeten hebben om de gezagsweelde te dragen, zou men allerminst menschkundig handelen door de ambtenaren op zulk een hellend vlak te plaatsen. Is het inder daad waar. dat sommige voor de bevolking van Java noodzakelijke openbare werken niet tot stand kunnen komen dan met behulp van arbeidt wang, ja, dan moet zoodanige dwang wel te baat worden genomen, evengoed als hier te lande dwingende voorschriften bestaan voor de bescherming van dijken tegen doorbraak. Maar men legge dan ook, evenals bij ons, den dwang alleen op bij strikte noodzake lijkheid en (daarop komt het vooral aan) tegen volledige vergoeding aan de betrok ken personen van hun arbeidskracht, die aldus ten openbare nutte wordt onteigend. Worden deze beginselen streng toege past en wordt, zooals het besluit van 1SU5 j het wilde, de onteigening van arbeidskracht afhankelijk gesteld van een voor elk bij zonder geval van regeeringswege te nemen beslissing, zoo omtrent de noodzakelijkheid als omtrent de toe te kennen vergoeding, dan zal ongetwijfeld blijken, dat het»3erlijke middel" heel wat moeilijker te grijpen is, dan het bedenkelijke derparentah alor.s. En om te voorkomen, dat, niettegenstaande een volmaakt-rechtvaardige staatsblad regeling, toch minder gewenschte praktijken worden bestendigd, zal het zeker noodig zijn, ook langs een anderen weg n aar ver betering te streven: door organisatie be doel ik der aanwezige werkkrachten. Een groote leemte in de bestaande arbei derstoestanden op Java is het ontbreken van een stand van goed geoefende grond werkers. Men neemt aan dat elke Javaan, die den patjol weet te hanteeren (d. z. minstens 9,10 der mannelijke bevolking), ook geschikt is om kanalen te graven en spoordijken aan te leggen. Het is echter maar al te duidelijk, dat het om werken van een akker, alvorens die met rijst zal worden beplant, een geheel anderen en vooral veel minder forschen arbeid vereischt dan het maken van een ettelijke meters diepe waterleiding of het opvullen van een ravijn met van een berghelling af te graven aarde. Velen zijn te zwak voor een zoo geweldigen arbeid; anderen hapert het weder aan de daarvoor noodige energie; en hun, die over voldoende kracht en goeden wil beschikken, ontbreekt de vereischte oefening, welke hen in staat zou stellen om, bij flinke krachtsinspanning, nu ook een flink effect te verkrijgen en dus een hoog loon te verdienen. Om in deze zeer begrijpelijke, maar aan het tot stand komen van openbare werken allerminst bevorderlijke toestanden veran dering te brengen, zal men er naar moe ten streven, grondwerkers te vormen, ploe gen in het leven te roepen van stoere gasten, die van het grondverzet hun dagelijksch beroep maken en die, evenals de polderjongens ten onzent, van het eene werk naar het andere trekken, du ir gaande waar wat, en naar alle waarschijnlijkheid, goed wat, te verdienen valt. Wanneer wij zien hoe uit de dichtbevolkte residenties Bagelen en Kedoe jaarlijks duizenden Inlanders naar de Buitenbezittingen trek

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl