De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 17 november pagina 2

17 november 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No* 1273 ken om boschgronden te herscheppen in tabaksvelden en zelfs om steenkolen te delven, dan bahoeren wij niet te twijfelen of minstens tweemaal meer liefhebbers zullen daar te vinden zijn voorden arbeid aan openbare werken op Java. Het gou vernement zou dan echter ook met die lieden moeten contracteeren, het transport van hen en hun gezin naar de werkplaats moeten bezorgen en, in het kort, tot hen in een soortgelijke verhouding moeten komen, als thans, wettelijk, tusschen de particuliere werkgevers en hun contractkoelies in de Buitenbezittingen bestaat. Dergelijke contract-koelies, werkend onder behoorlijk toezicht en deskundige leiding, zouden na enkele maanden zoover zijn, dat zij, naar de thans bij waterstaatswerken geldende tarieven voor grondver zet in taakwerk, een zestig cents per werkdag zouden verdienen, terwijl het gou vernement het groote voordeel zou hebben, de aan te leggen werken in korter tijd voltooid te zien dan thans met ongeoefende werklieden mogelijk is. Men neme de proef eens bij de binnen kort te hervatten Solo vallei-werken! Naar de heer Gerst in herinnering brengt, werden ook bij den aanleg van die werken moeilijkheden on dervonden door het gebrek aan geschikte werkkrachten. Moeilijkheden van dien aard zullen zich steeds en overal doen gevoelen, waar geen behoorlijke organisatie van den arbeid bestaat en als een maat schappij geen voldoenden graad van ont wikkeling heeft om uit zichzelve de best passende organisatie te vinden, dan moet de Staat wel de leiding nemen. Op welke wijze de Staat in het hier bedoelde geval zou kunnen optreden, heb ik met enkele woorden trachten aan te geven. Mijns inziens zou overal, waar de bevolking werk zoekt en niet opziet tegen verplaatsing, van bestuurswege moeten worden gestreefd naar de vorming van ploegen werkvolk, die, volgens bij contract geregelde voorwaarden, ten arbeid kunnen worden gesteld, bij voorkeur in de land streek waar de contractanten wonen, maar zoo noodig ook elders. Langs dien weg zou men kunnen komen tot de vorming van een stand van beroeps-grondwerkers, die door het flinke dagloon, dat zij bij vlijtigen arbeid zouden kunnen verdienen, een lang niet te versmaden plaats in de javaansche maatschappij zouden bekleeden en die het, op den duur, onnoodig zouden maken, dat, zooals thans het geval is, Jan en Alleman moeten worden opgecommandeerd om de ploeg tijdelijk met de spade te verwisselen, een methode, die, de ondervinding heeft het voldoende ge leerd, tot vrij-schrale uitkomsten leidt. Eerst indien aldus, langs den weg der vrije, doch behoorlijk geregelde overeenkomst derhalve, het beoogde doel niet volledig te bereiken blijkt, mag sprake zijn van een «onteigening van den arbeid'' tegen volledige schadeloosstelling. Dat echter, en vooral nu Gode zij dank! de onbetaalde of niet-voldoendebetaalde gedrongen arbeid aan openbare werken in steeds wijder kring afkeuring vindt, de »vrije arbeid" niet aan zijn lot kan worden overgelaten, zal iederen lezer van het geschrift van den heer Gerst duidelijk zijn. Da bloemlezing door hem gageven uit de Koloniale Verslagen sedert 1849, herinnert af en toe sterk aan het meesterwerk van Molière, waarin Cocquelin dezer dagen hier te lande de titelrol kwam vervullen. Maar al moet deze ervaring ons opwekken om voor de toekomst schijn en wezen beter te onderscheiden, wij mogen ons over al de Jiumbug, die in den Joop der laatste halve eeuw aangaande den vrijen arbeid in Indiëgedebiteerd is, toch niet wreken op de vrijheid zelve. Geven wij toe dat wetteloosheid in naam der vrijheid voert tot willekeur en bedekten dwang, maar houden wij ó >k in het oog, dat de beschikking van staatswege over de arbeidskracht der ingezetenen, zij het tegen volledige schadeloosstelling, tot de groote geneesmiddelen behoort, die alleen bij het werkelijk bastaan van groote kwalen mogen worden toegediend. Den Haag, 22 Oct. 1901. C. Tn. VAX DEVENTER. Indrapoeri en Saulimeum, heeft me in dat opzicht meer geleerd dan verslagen en rapporten dat kunnen doen. Sporadisch de zeer verarmde bevolking; sporadisch de bebouwde rijstvelden, maar talrijk de overblijfselen van vroegere welvaart, vooral van vroeger thans al vele jaren niet meer bebouwde sawahs en ladangs. En strijden de Atjehers niet evengoed als de Boeren voor vrijheid en vaderland? Zeker de aanleiding tot den oorlog op N. Sumatra was een andere dan die van den Zuid-Afrikaanschen oorlog, maar in het stadium, waarin ze beide nu verkeeren, staan ze volkomen gelijk; bij beiden gaat 't om 't volksbestaan en als wij 't verzet van de Boeren terecht zoo toejuichen, mogen wij 't dan bij de Atjehers zoo geheel anders beoordeelen ? En dan de eigenschappen die men bij de Boeren zoo eert, hun dapperheid, hun vrijheidszin, hun volhardingsvermogen ; zijn deze bij de Atjehers soms niet aan wezig? Me dunkt we hebben tot onze schade en schande 't tegendeel geleerd. En dat er bij hen ook minder goede eigenschappen tegenover staan, spreekt toch wel van zelf. Welk volk heeft alleen goede ? Ojk in hunne gevoelens ten opzichte van hunne tegenstanders geven de Atjehers den Boeren niets toe. De Boeren kunnen de Rooineks niet inniger haten dan de Atjehers dat oas doen. Streken waar de bevolking zich niet heeft verzet, worden zoodra wij er ons nestelen, dikwijls geheel of gedeeltelijk verlaten. Het eilandje Poeloeweh is door ons in bezit genomen zonder dat er een schot gevallen is, maar de bevolking, die voor dien tijd ongeveer 3000 bedroeg, slonk na onze vestiging aldaar tot 8 ;\ OJO. En thans n<>g een enkel woord over de wreedheden der Eogelschen, in vergelijking met ons optreden op Atjeh. Ik zeide het straks reeds: in dit opzicht hebben we ons zeker lang zooveel niet te verwijten als de Engelschen. Maar toch de consequenties van een oorlog met een volk dat het verzet tot het uiterste volhoudt, leiden tot daden, die, we mogen ze dan «ongeoor loofde wreedheden" noemen of van een partijdig standpunt «noodzakelijke oorlogs handelingen" toch in het wezen der zaak dezelfde zijn. Er is tusschen deze beide geen principieel, wel gradueel verschil en daarom gaat 't niet aan in a adem de eerste scherp te veroordeelen; de laatste te vergoelijken. Dat is gebrek aan onpar tijdigheid. Maar wel gaat 't aan en wel noodzake lijk is 't den oorlog in 't algemeen meer te bestrijden niet de Engelsche wreed heden alleen juist door goed te laten uitkomen hoe geen oorlog kan gevoerd worden zonder vreeselijke gevolgen voor land en volk, zonder (laden, die, welken naam ze ook mogen draden en door wie ook bedreven, toch eigenlijk het daglicht niet kunnen zien. En direct daarmee in verband staat, voor zooverre 't ons lind betreft, den strijd te voeren tegen onze koloniale politiek, die, onder een anderen naam, toch eigenlijk niets anders is dan veroveringspolitiek met oorlog en oorlogs toestanden in haar gevolg. Utrecht, O Nov. 1901. C'. H. L. B. De Boeren- en de Atjehoorlog. Eerst in het dagblad Tiet Volk door den heer Troelstra, daarna in het Koloniaal WeelMcul door den gepensioneerden kolonel van Zuylen, was er eene vergelijking ge maakt tusschen den Boeren- en den Atjehoorlo-; en niet minder dan vier »Van dag tot Dag"-artikelen heeft het Alyemcen Handelsblad noodig geoordeeld, om aan te toonen hoe mank die vergelijking gaat; hoe braaf de Hollanders en de Bieren zijn, en hoe verdorven de Engelschen en de Atjehers. De lengte van het betoog van het laatst genoemd orgaan zal waarschijnlijk goed moeten maken wat aan de juistheid er van ontbreekt, want waarlijk, wie onpartij dig en onbevooroordeeld de gewraakte vergelijking nagaat, zal moeten erkennen dat. al heeft onze natie zich niet die ernstige wreedheden te verwijten, waarmee de Erigelsehen trachten de Boeren moreel te dwingen tot het opgeven van den strijd, er toch nog zooveel overeenkomst overblijft, dat een vergelijking niet alleen volkomen gerechtvaardigd is, maar zelfs noodzakelijk om tegenover beids oorlogen op een eenigszins zuiver standpunt te staan. Of hebben wij niet, even goed als de Engelschen, door dezen noodlotügen Atjehoorlog een mooi, rijk, goed bevolkt land gemaakt tot een verwoeste, arme, bijna ontvolkte streek? Esn vrij recent maan denlang verblijf in een paar centra der vroegere welvaart van Groot-Atjeh, n.l. De Koloniale Reserve. (Ingebonden), De begrooting door den Minister van i Koloniën aan de Kamers ingediend, sluit j weer met een nadeelig saldo van ruim ; zes millioen. Alle Ministeriën trachten j zooveel mogelijk hun begrooting in te ] krimpen en tot een minimum te reduceeren maar bij het Departement van Kolo- l niën blijft voor bezuiniging het oor altijd \ gesloten, het schijnt dat dit Departement j een Danaïdenval is, de afgevaardigde ! Van Kol verklaarde in zijn rede dat dit het bloedgeld was van den Javaan. Bdvoagde personen beweren dat de reor ganisatie van de rechterlijke macht niet alleen veel ingewikkelder is maar op den duur ontzachelijk meer zal kosten. Ver schillende couranten zooals De Telegraaf, Het Vaderland, Da Tijd, enz. en het week blad D R Amsterdammer (7 April 1901, ATo. 1241) hebben reeds aangetoond dat het Departement van Koloniën werkelijk voor bezuiniging in aanmerking komt, wegens de instelling der Kol. Reserve, die niet alleen geen reden van bestaan heeft, maar zeer zeker een ongemotiveerd dure inrichting is in vergelijking met het Kol. Werfdepot Ie Harderwijk, alwaar de werkkring zooveel grooter is door het groote contingent dat zich daar tot dienst neming aanmeldt (niettegenstaande het handgeld te Harderwijk ?100 minder be draagt dan bij de Kol. Res.) Het zich noemende valide gedeelte te Nijmegen kan niet anders beschouwd worden dan als een uitzet om aan officieren, die klaarblijkelijk ongeschikt zijn om in de tropen te dienen, het grootst mogelijke pensioen toe te ken nen, zooals blijkt uit het volgende: Behalve de officieren van het leger hier te lande gedetacheerd bij de Kol. Res. te Nijmegen, is zoowat niemand valide: de luitenant-adjudant wegens ziekte uit Indi naar Nederland gezonden, van de 3 kapi teins 2 invalide, de eene acht men niet geschikt meer voor de tropen, terwijl de andere zeven jaren geleden wegens ziekte met verlof' naar Nederland is vertrokken en later bij het valide gedeelte der Kol. Res. te Nijmegen geplaatst, waarbij hij reeds ruim ;!: - jaar meêbuemelt Degenen die er meer van schijnen weten beweren dat laatstgenoemde kapitein de man is die later commandant van het korps moet wor den te Nijmegen en dat de plaatsing van den majoor Drijber bij dat korps van tijdelijken aard te beschouwen is. Deze kapi tein, die natuurlijk in Indiëzijn pensioen als kapitein nog niet bekomen had, wijl hij nog geen 2 jaren dien rang had bekleed, eigenlijk als Ie luitenant had moeten gepensionneerd worden met /'1200, zal bij de bevordering tot majoor, waarbij de luit.kol.-rang niet ia uitgesloten, later den dienst verlaten met een pensioen van /3500. Zoo'n willekeur is alleen hij de Kol. Res. mogelijk, als de Raadadviseur van Koloniën jhr. SiX maar zorgt, dat de Minister niet te ver achter de coulissen kijkt om te zien hoe men bij dit Departement handelt om de bezuiniging te betrachten. Ean Ie luitenant mei verlof wegens ziekte uit Indiëen wiens verlofpas met zes maanden ij verlengd, werd direct bij het valide gedeelte der Kol. Res. geplaatst, en is voor het grootste gedeelte van den tijd niet in staat zijn dienst bij den troep te verrichten. Een andere Ie luitenant bij het korps die, na zijn benoeming tot 2e luitenant bij het O.-I. Leger daarheen vertrok, kwam wegens ziekte na zes maan den naar Nederland terug en werd kort daarna eveneens bij het valide gedeelte der Kol. Res, geplaatst en is nog altijd onge schikt voor den dienst in de tropen, ter wijl nog een Ie luitenant met verlof wegens ziekte kort geleden bij het valiole gedeelte werd geplaatst; dit zijn zoo ongeveer de Indische officieren gedetacheerd bij het valide-gedeeite der Kol. Res. O ja, er is nog een Indisch officier bij het korps, ui. een officier van gezondheid Ie klasse, ook wegens ziekte met verlof naar Nederland en nog niet geschikt en hoogstwaarschijnlijk nooit geschikt, met een traktement van ?2400 plus ? 000 toe lage (Harderwijk /'2200 traktement, toe lage »Nihü"). Nu zal men wel zeggen: »dat is iemand die dat traktement wel verdient, en dat zou ook iedereen gelooven, maar wat is het geval? Die officier van gezondheid doet niets anders dan keu ren, en van keuren bij de Kol. Res. weet men alles af (zie weekblad De Amster dammer 12 April No. 12-11). Maar, zal men deuen: de zieken worden dan toch door hem behandeld; doch dit is niet het geval, want militairen van de Kol. R^s. die zich ziek melden worden in het hospitaal opgenomen en door de officie ren van gezondheid van de landmacht behandeld (van de verpleegden behoort ruim '..-< tot de Kol. Res.). Het zou dua rationeeler zijn, aan de officieren van ge zondheid van de landmacht die toelage toe te kennen voor de behandeling der zieke militairen van de Kol. Res. Maar, zoo vraagt men: wat doet die man dan toch bij dat korps met een traktement van /' 2100 plus ? 000 toelage? Het eenige antwoord daarop is: »hij oefent zich als dokter in de burger praktijk en die is op het oogenblik zeer groot en van dien aard dat, mocht hem aangezegd worden zich aan eene keuring te onderwerpen om naar Indiëterug te keeren, hij er best knapjes voor kan bedanken om Nijmegen niet meer te verlaten. En die officier van gezondheid werd 2 jtren geleden nog benoemd tot ridder van de Oranje Nassauorde, zeker voor de bewezen gewichtige diensten, terwijl bij het Koloniaal Werf depot niemand anders dan de Comman dant eene onderscheiding bezit men toch gerust zeggen, dat wat den werkkring aangaat kan het Kol. Werf<iep. meer beteekent dan van de Kol. Res. Alleen de Raadadviseur Jhr. Six zou hiervan eene oplossing kunnen geven. Nog vele feiten zou men hier kunnen aanhalen, indien de discretie n:et belette nog meer plaatsruimte in uw veelgelezen blad te vergen. Het publiek zegt zoo menigmaal: Och, die kamerleden, wat hebben we er aan. als ze maar voor hun vrindjes zorgen. Maar nu we een heel nieuwe samenstelling van volksvertegenwoordigers hebben, zal het te hopen zijn dat deze bij de behan deling van het budget van Koloniën hun aandacht hierop zullen vestigen, en dat de Minister van Koloniën, die een lange politieke loopbaan achter zich heeft als oud-gouverneur van Suriname, zal toonen de Minister van Koloniën te zijn en niet zooals algemeen wordt beweerd : »De Minis ter in naam, maar de Raadadviseur Jhr. Six in daad." (De Koloniale Reserve, genaamd: het troetelkind van. den Raadadviseur Jiir. Six, Weekblad De Amsterdammer 7 April No. 12,11). VEKITAS. Een verdediging. De heer J. Boissevain wensc'it kortelijk zijne meerjiog te zegden over het besproken punt. Het komt hem vo;ir, dat degeuen, ciie bezwaar maken tegen den bestaanden toestand, z:ch houden aan de tpreuk der Ouden; xle vrouw van Cesar mag zelfs niet in verdenking komen." Dit is een mooie uitspraak voor Ctsar, maar terecht is opgemerkt: //hoe dtnkt d<; vrouw van Cesar daarover:1'' Zij werd dientengevolge op gesloten in hare vertrekken, en verstoken van allen rechtmatigen invloed in het rijt vau Cesar. Eveiinoo zou liet gaan indien men aan leieu vau Gedeputeerde Sïaten, aan wethouders van groote geiueei.t .-n, enz., deelneming aai het. werkzame leven verbood. Altoos heeft men ! hier te lande daarvoor personen gekozen, die | door eigen arbeid vertrouwd waren niet liet | leven en streven, met de hebneft.eu en wenschen van (ie burgerij, die zij vertegenwoordigen. Erkend wordt, dat er bezwaren ku'inen voorko men wanneer men te a iviseeren heeft in ecu /.aak, waarbij men zelf is betrokken, maar die motielijkheid 1n-ft uitsluitend de persoon zelve, tenzij blijkt, dat een publiek belang daardoor benadeeld wordt. Zoolang dat niet geschiedt, j komt het spreker voor, d?it liet bezwaarlijk een j voorwerp van discusie kau uitmaken. j ^Somtijds echter worden bezwaren gezocht waar zij in werkelijkheid niet bestaan, en als voorbeeld haait spreker aan het verwijt, dat in het openbaar tot den heer Hartsen, en hem is gericht, wegens hunne stem in November 1S97 u'tgebrac'it tegen een voorstel tot het uitstellen van de beslissing over de voordracht wegens htt lijatj? Kwadijk?E lam?Volendam, waarbij de Holl, IJaereii Spoorweg Maatschappij, waar van zij commissaris zijn, was betrokken. Spreker herinnert aan de omstandigheden waaronder dat uitstel werd gevraagd en betoogt, dat bij de onverwijlde behandeling van die voordracht, de belangen der Hollandsche IJscren Spoorweg Mdatsc'iapptj in veel miniere mate waren ge moeid dau die van de betrokken streek Hij rment, dat als een spoorwegverbinding in het algemeen belang gewensciit wordt, doch fioancieel onuitvoerbaar is, de overeenkomst dien aangaande tusschen de p-oviccie en de Maat schappij, die liaar met subsidie of rentegarantie uitvoert, eene samenwerking is voor een gemeen schappelijk doel, maar geenszins een gunst of "oordeel door de provincie aan die Maatschappij toegekend." Gedeputeerden en Staten van NoordHoliand zouden als Calphurnia zijn, indien zij niet door mannen als Roëll, Westerwoudt, Boissevain, Hartsen .... ook aan de Holl. Ijzeren Spoorweg-Mij ten nauwste verbonden waren! Dat alzoo de vrouw van Caesar niet te vergeef* heeft geleefd, wordt ons nu weder te Haarlem bewezen ! Of was het des heeren Boissevain's be doeling te zeggen, dat de H. IJ. S. M. als deze Romeinsche zou zijn, «zonder invloed," »zonder deelneming aan het werkzame leven," indien hij z If als commissaris en de beide leden van den Raad van Beheer het gewest niet hielpen regeeren? 't Een schijnt al even dwaas als't ander. In elk geval is de heer Bjissevain zelf Calphurnia niet nu hij zich verdedigt. Hij komt er rond vooruit, dat hij best de beide dames: de Provincie en zijn Spoorwegmaatschappij, te gelijker tijd kan beminnen. Van het scheeve zulk eener positie bemerkt hij niets. Dat zuiverheid van verhouding wel het allereerste is, hetwelk men bij de vervul ling van ambten en betrekkingen in dienst van het algemeen belang: heeft.ie vorderen, blijft hem verborgen. Toen de Staten in 1897 met »5 tegen itd stemmen het voorstel-Heemskerk verwierpen, om een tegenplan aftewachten in strijd met het plan der H. IJ, S. M., stemden de vier Hollandsche Llzeren Spoorwegheeren tegen. De Holl. IJ. S. M. gaf dus, de meerder heid verplaatsende, der Holl. IJ. S. M., anders gezegd: zichzelve, de voorkeur. Men zou meenen, dat iemand als Boissevain nu dan toch wel gevoelde hoe zijn positie en zijn daad, gelijk die zijner medegenooten, waaronder Roëll en Westerwoudt, er wat bedenkelijk uitzagen ; dat er ook zoo iets bastaat als bescheidenheid, fijn gevoel en kieschheid, waarvan men, hoog geplaatst als deze heeren zijn, naar het «noblesse oblige'', een voorbeeld heeft te geven. Maar, och neen ; de heer Boissevain zegt: ik heb mij aan dat alles niet te storen ; zelf' vertegenwoordiger van de H. IJ. S. M. ben ik volkomen gerechtigd en bekwaam, uitsluitend lettend op 't provin ciaal belang, een concurrente van me te weren ; ik en mijne vrienden, wij zijn dat zoo gewoon, en wij hebben het door opvoe ding en oefening te ver gebracht in onpar tijdigheid, dan dat het eenig sterveling ge oorloofd zou zijn, ons van menschelijke zwakheid te verdenken ... vóór het te laai is. Jammer maar, dat het ons nog niet is gelukt, zelfs na Mr. de Vries' fameuze redevoering, n persoon te ontmoeten, die hetgeen thans in de Staten van NoordHolland beleefd wordt, onschadelijk acht voor de moraliteit van ons openbaar leven ; en evenmin iemand, die er zich niet over verbaast, dat mannen van naam en positie, als de heer Boissevain en de beide ge deputeerden, durven volharden bij zulk een dubbelzinnige houding. van den toestand niet meer te twijfelen viel, bestond er tusschen hen geenerlei verschil meer. En. z\j vroegen allen dezelfde som. Een ronde som. Voor ieder twintigduizend dollars. Met hun vijven dus honderdduizend dollars. Nu hun patiënt maar enkele dagen in leven bleef, vinden sommige goede zielen dit duur. Klaarblijkelijk behandelt men niet eiken dag een president van eene republiek. Maar zou de dokter, die geschoren werd toen men hem kwam roepen, en die zich voor een president van eene republiek niet vlugger dérangeerde dan voor een ander sterveling, thans niet een weinig in stryd komen met zijne beginselen, wanneer hij voor de behandeling van dien president een speciaal honorarium vraagt ? Een zeer speciaal honorarium, want het is zeer onwaarachijnlük, dat hij gewoonlyk iemand een halve ton laat betalen om hem niet te genezen. MlltllMIIIHMIIIIIIIIIIIHl Sociale aanq u MiiiiiiiHininiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiutiiKiiiiiiiiiH De Toen men Cineinnatus ging halen om hem tot consul te maken zoo schryft de chroniqueur AndréBeaunier in het Journal des I)ébats was deze brave man bezig, zyn akkers te ploegen: hij ontving de lictoren vriendelijk, wierp een weemoedig-spytigen blik op zijn ploeg en ging zich met de publieke zaken bezig houden. Toen men den geneesheer ging halen, om aan president Mac Kinley hulp te verleenen, was deze geleerde bij zijn barbier; hij werd geschoren en ontving de lieden, die hem kwamen roepen, als honden in een kegelspel, constateerde, dat hij noch met een ingezeept, noch met een half geschoren gelaat kon komen en verzocht, dat men hem met rust zou laten totdat zijn toilet was voltooid. Zoo gaf hy blijken van een onverstoorbaren, wyzen en zedigen geest, verwonderlijk ongevoelig voor het lokaas der grootheid. Hij bevestigde op schitterende wijze zijn geloof' aan de onder linge gelijkheid van alle menschen. Hij ver koos voor een van de grooten der aarde niet meer haast te maken, dan hij voor een armen drommel zou hebben gedaan. Voortreffelijke democraat! Het beeft er zelfs iets van, als of er bij deze uiting zijner meerlingen een weinig onnoodige aanstellery was, want de toestand van den president was hoogst be denkelijk. En men vroeg zich af. of de medi cus misschien door zijne langzaamheid eenitre verstoordheid toonde over de noodzakelijkheid om eene groote verantwoordelijkheid op zich te nemen. President Mac Kinley overleed. Vijf geneesheeren badden hem behandeld. Toen hun de taak, die zij op zich hadden genomun, volkomen mislukt was, toonden zij eeae groote fijngevoeligheid. Zij trokken zich zediglijk terug en verdwenen; zij gingen weder dood gewone menschen behandelen: zij waren zelfs zoo bescheiden, niet onmiddellijk hunne reke ning in te dienen. Ds dagen gingen voorbij en de treurige gebeurtenis geraakte op den achtergrond. De geneeaheeren verbergden niet langer, dat zij gaarne het hun verschuldigde honorarium zouden ontvangen. En van dit honorarium stelden zij zelven bet bedrag vast, op een wijze waaruit duidelijk bleek, hoe hoog zij eenerzijds de familie van hun patiënt, en anderzijds het door hen uitgeoefende beroep schatten. Zij zyn het daarenboven hierover allen volkomen eens, en toen aan den ernst Is liet wel ernst? Het zou jammer zijn voor den enormen arbeid die er aan besteed wordt, en jammer voor het geld dat uit de schatkist er voor wordi uit gegeven, indien wij niet in alle opzichten onze volle aandacht scho, ken aan deii inhoud van de Verslagen der Arbeids-inspectie. Hij die meenen mocht dat uic deze rapporten toch niets te leeren valt, zou zich hierin at zeer erg vergissen; wa> t het tegendeel is waar. Inder daad valt er veel interessants ui' te putUn genoeg althans, om een ruimen blik ie krijgen over de resultaten en den stand der eeiiige sociale wetten, die gedurende rum 10 jaren onzen geheelen lykdom aan arbeidswetgeving hebben uitgemaakt. In een vorig nummer heb ik, aan de hand der Verslagen, reeds aange toond, hoe het er in ons laml bij siaa met. den arbeidstyd der volwassen mannen die cate gorie dus, die toi nu tos door geen enkelen wcttelyken maatregel tegen overmatige exploi tatie door de werkgevers wordt beochermd. i)at beeld was zeer droef: het schreeuwde om spoedige indiening eener wet, ia dien gee^t als nu door de tegenwoordige regeering werd.... ingetrokken l I)e vrouwenarbeid evenwel ligt buiten het kader der Arbeidswet, en slechts de Vei ligheidswet heeft, middellijk, iets met haar uitstaande. Van evenvetl, zoo niet, voor het oogenblik, van rcér belang is het, te weten, hos het thans staat met de uitvoering, de toepaising der sociale wetten, en welke houding de rech'.erlijke macht tegenover de overtreders dezer wetten aanneemt. Want een sociale wet, d w. z. eene die speciaal in 't leven geroepen is om de arbei dersklasse of een deel van haar, te beschermen, is- heel mooi; maar indien die wetten niet worden uitgevoerd, indien zij voor een goed deel slechts bestaan op papier, helpt het den genen de geholpen moeten worden nog maar bitter weinig ! En wie de Vers'agen opslaat, cm te zien hoe het met die naleving staat, moet tot de conclusie komen, dat het daarmee, thans na 12 j-iren van in-weriing-zyn, nog vry treurig gesteld is. Ik stel voorop, dat het aurttal inspec teurs, hoewel van 5 op 9 gebracht, plus de adjunct-inspecteurs en -inspectrices, nog op verre na niet voldoende is te achten om een behoorlijk toezicht te kunnen oefenen. Van de 4677 onder de termen der Arbeidswet vallende fabrieken en werkplaatsen in de 1ste inspectie v/erden er in 1899 bezocht 2502, en in IbOO werd er aan 1877 zulke inrichtingen een bezoek ge bracht. In de 5de inspectie, Xoord-Holiand boven het 11, werden van deSf.OO werkplaatsen en fabrie ken die onder de termen vallen,! niet meer dan 4J2 bezocht. Waar men nu weet dat de werk gevers er immer op uit zijn, de voor hen ietwat lastige wetten te ontduiken, hoe kan het anders, dan dat het aanta! over,redingen, bij gebrek aan voldoende toezicht, nog immer zeer groot ia ? Welnu, dat is ook werkelijk het geval. De Verslagen wemelen van HiChcen, van de zijde der inspecteurs zelve, over de talrijke over tredingen die zij ontdekken ; ongeacht dus het groote aantal, waarvan zy Liets te weten komen. De cijfers, die daaromtrent in de Verslagen voorkomen, geven dus nog vol-ttrekt geen juist beeld van den toestand, maar zijn toch, des niettegenstaande, al erg genoeg. De kern der Arbeidswet zit in art. 5: Het is verboden, den arbeid van personen beneden zestien jaren of van eene vrouw in fabrieken en werkplaatsen vroeger te doen aanvangen dan te 5 uren des voorm'ddags, met dien verstande, dat het aantal uren, gedurende welke die arbeid wordt verricht, niet meer dan elf per etmaal be drage.'' D;uirop komt dus alles aan: geen nachtarbeid, en niet mér dan 11 uur. En wie ter wereld zal niet toestem uien, dat 11 uur fabrieksarbeid meer dan voldoende is ? Tóch wordt juist dit artikel het ergst overtreden ! In XoorJbrabant werden in 1899 geconstateerd 85 overtredingen, en van deze waren er 3'J wegens art. 5 ; in Limburg bedroeg dit van de 88 overtredingen 3lj; nog erger is het gesteld in Zuid-Ilolland, Over de beide verslagjaren 1899 en IsOJ werden in deze provincie f/66' overtredingen gecoistateerd waar.tp eei:e vero.rJeelirig volgde, waarvan pr 3~>S betroffen eene overtreding van artikel 5! O.er het geheele rijk genomen, zijn de cijfers al even sprekend ongtu.stig. Het aantal overtredingen waarop een veroordeeling volgde, bedroeg over het geheele rijk in It99 niet minder dan '2857, waarvan 830 wegens overtreding van art. f>; in 1900 bedroeg dit aanfal 225'J, waarvan 7o4 betrekking hadden op art. f>. Ken sterk staaltje is ook wel, dat allén in Zuid-Hollaiid, buiten Rotterdam, (JO.'S overtredingen plaats haddon ! liet is al voldoende ! men latte wei op: ik spreek hier slechts van die overtredingen, die geconstateerd werden, en waarop cene veroordeeiing volgde Het werkelijk aan tal over tredingen is natuurlijk nog oritüaggehjk veel grooter. Maar ook dit aantal is reed i meer dan voldoende, om ons de vraag op de lippen ie brengen: maar wat beteekent ten sloite een sociale wetgeving, die zoo dag aan dag ontdoken en overtreden wordt ? Ilce moet op deze \vijie niet het vertrouwoa der arbeiders in deze sociale wetgeving te loor gaan, en wat ba:i van deze verregaande nonchalance of moedwil der werkgevers tegenover deze wetten de oorzaak zijn ? De Verslagen zeil geven ons daarop een antwoord. Zeker moet dit voor een deel aan een te ge ring toezicht worden toegeschreven. Maar toch ook maar voor een gering deel. Want mon kan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl