De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 17 november pagina 4

17 november 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. N». 1273; hetwelk een buitengewoon harmonieusen in druk maakt. Minder ingenomen zal het meerendeel der toeschouwers wellicht geweeat zjjn met de aankleeding der hoofdpersonen. Hoe komt Stegfriad, die zijn gaheele leven heeft doorgebracht »im finstren Wala" b\j »Neidhöhle" en nooit eenigen anderen sterveling heeft gezien, dan den »garstgen Zwicker Mime", aan dat mooie blauw en vooral aan die blauwe banden om de kuiten ? Als Wagner voorschrijft dat h\j »in wilder Waldkleidung" onstuimig uit het bosch te voorschijn treedt, stelt men zich onwillekeurig voor, dat hjj slechts met dierenhuiden omhangen ia. Was ook de .Steinbank, zur Seite rechts" niet wat te weelderig «gepolstert' ? »Der Wanderer", moet volgens Wagner's voorschrift »3inen dunkelblauen langen Mantel tragen" en »einen grossen Hut mit breiter runder K atipe, die ber das fehlende eine Auge tief hereinlangt". De heer Molkenboer heeft Wotan. aangekleed met een grauwen mantel en een tamelijk hoogen grijzen hoad met gmallen rand. B.ünnhilde moet voorts liggen »involls'a idiger, glaizender Panzenustung, mit dem H-ilm auf dem Haupte, den langen Sshild ber sich gadeckt." Als Siegfried het schild heeft weggenomen en daarna met «zarter Vorsicht die Panzerringe zu beiden Saiten der ganzen Rüitung" door gesneden heeft, »hebt er die B. liane und die Sohienen ab, so daas Biüinhilde in weicnern Gewande vor ihm liegt". Eerst dan komt de jinge held tot den uitroep: «Das ist kein Mann". Zooals nu echter 1.1. Donderdag Biüinhilde »:n tiefem Schlaf" op haren «Felsen" lag, vroeg men zich verwonderd af, waartoe die »zarte Vorsicht', diende waarmede de pantserringen werden doorsneden, daar die »ganze Ruaung" van Wagner by den heer Molkenboer uit weinig meer bestond dan uit een metalen gordel. Ojk pleitte het 1.1. Donderdagavond niet voor de schranderheid van S:egfried dat hij zoo laat eerst tot het bewustzijn kwam riet met »<)in Mina" te doen te hebben. Wanneer Wigner, tamelijk nauwkeurig, zijne voorschriften geeft en er buitendien eene zekere traditie heerscht ten opzichte der k leed u, maakt het een ietwat vreemden indruk, wanneer van het een of ander wordt afgeweken. Njchthans een begaafd en conscentieus kun stenaar als de heer Molkanboer zal wel zijne deugdelijke gronden gehad hebben, om van Wagner's voorschriften en van de traditiën af te wijke*-; Missiüian komen deze regelen hem onder de oogen en vindt hij in bovenstaande opmer kingen aanleiding on in dit blad zijne ideëa te dien opzichte Lader toe te lichten, f ANT AVKRKAMP. MIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIMIIHIMMIII Aisterdaisclie Vele steden van H illand hebben grachten. Die grachten dienden aanvankelijk tot het afweren van den vijand, die daardoor in het naderen van de muren bemoeilijkt werd. Breidde een atad zich uit, dan liet men de grachten bestaan en groef nieuwe, om weder het gewenschte verdedigingsmiddel te bezitten. Meer en meer bleken ook de grachten een gemakkelijk middel van verkeer. Z'ij werden onderling in verbinding gebracht en vormlen zoo een net, dat aan de plattegronden der stede i het eigenaardig karakter geeft. Tot omstreeks het midden der 193 eeuw zija die grachten overal büj'en beUaan. Toen won de meening veld, dat de nadeelen aan dezfl grachten verbonden, de voordeelen over treft'jn. Ia het by zonder de minder aangename geuren, die het water des zomers verspreidde, achtte men een groot bezwaar. De waterververschiog toch werd dikwijls bemoeilijkt, omdat de stadsbesturen in dit opzicht niet vrij waren, doch overgeleverd aan de willekeur der watergchapsbeaturen, die zich om den toestand in de steden natuurlijk niet bekommerden. En al ziet de tegenwoordige wetenschap in die geuren niet meer het bezwaar voor de gezondheid, dat de vroegere er in meende te ontdekken, het is toch voor de menschelyke reukorganen niet aangenaam, steeds ze te moeten inademen, zoodra de temperatuur eenigszins hooger wordt. Zoo kan het ons dan ook niet verwonde ren, dat er na na 1850 overal grachten gedempt zijn, aanvankelijk onder algemeene toejuiching. Maar na 1875 werd dit anders. Toen ont waakte bij sommigen het besef van de schil derachtigheid der grachten, voor wier verlies men in de breede straten, die ontstonden, geen vergoeding kreeg. Ea sedert kon er geen demping voorgesteld worden, of er werd in naam der schilderachtigheid meer of minder krachtig tegen geprotesteerd. In den regel hebben die protesten maar luttel gevolg gehad. Man meende dat de eischen der gezondheidsleer boven die der schoonheids leer behoorden gesteld te worden en de schoon heid geraakte nog meer op den achtergrond toen, omstreeks 1880 ook de formule der eischen van het verkeer werd ontdekt. De Hollanders waren te Parijs, te Brussel, te Berlijn, te Weenen, te Londen geweest. Daar hadden zy breede straten en boulevards gezien, echt grootsteeds. Zij begonnen zich over hun grachten te schamen. Henri Havard mocht beproeven hun ijdelheid te streelen, door Ansterdam met Venetiëte vergelijken, de Amsterdammers liepen niet in den val. Zij vonden het zelfs niet aardig, dat men hun stad met het doode, vervallen Venetiëop a lijn stelde. En toen begon het droomen van boulevards, met kiosken, met inodores, met schitterende winkels, met huurhuiskizernen. Het bleef niet bij droomen. Tal van boulevard- en passage-plannen werden in boekvorm aangeboden. Toen ook de beurs-vraag hoofden en harten warm maakte, weerden de dempers en de boulevard-mannen zich met yver. Er werd gedempt. Da Nieuwe Zjjds Ashterburgwal kwam het eerst aan de beurt. Hst was een aardig grachtje, het werd een nare straat. Ook zelfs toen de tram door de S ^uistraat ging rijden, gaf dit geen verbetering. Het leek, alsof het voorbeeld, dat hier ge geven werd, afschrikkend zou werken. Maar het had er niets van. Da internationale kolo niale tentoonstelling van 1883, door Franschen op het touw gezet, wakkerde de boulevardkoorta weer aan. Da Nieuwe Zvjds Voorburg wal en het Spui, ook een deel van het Dimrak werden gedempt, de eersten met het oog op de eischen van het verkeer na de te verwachten openstelling van het Cantraal Station, het tweede om een terrein voor een nieuwe beuis te verkrijgen. Het Cantraal-Station is nu reeds twaalf jaar geopend, maar van verkeer op de Nieuwe Zijds Voorburgwal is nog niets te bespeuren. De drukte bepaalt zich tot het D irarak, doch ook daar zal niemand zich naar Linden of Parijs verplaatst wanen. Het oversteken van de eene naar de andere zijde gaat niet met levensge vaar gepaard. Da beurs staat nu op het aangeplempt terrein. Of zij de stai versiert of niet is een vraag, die hier niet beantwoord behoeft te worden. Slechts worde hier vermeld, dat de breede weg tusschen station en Dam, waar van zoovelen gadroomd hebbon, nu voor goed onmogelijk is geworden zonder dat daarvan schadelijke gevolgen warden ondervonden. Ei nu komt men weer met de eisenen van het verkeer op de proppen. D3 electrische trams, die men wil aanleggen vorderen breede wegen, die slechts door het dempen van graciiten te verkrijgen zouden zijn. Er is haast geen stad meer in het buitenland, die haar eiectrische trams niet heeft. Man is echter buiten onze grenzen niet zoo grandioos in zijn opvattingen als onza tram-ontwerpers. Overal gaan de trann, waar dit niat anders kan, door nauwe straten, en zonder dat dit tot bezwaren aanleiding geeft. Toch wordt er vaak gereden met een vaart, die den voorzichtigen Hollander verbaast. In ons vaderland gesft Haarlem een voorbeald, hoe men door zeer nauwe straten het verkeer van electrische trams zonder bazwaar kan doen plaats vinden. De Jansstraat, de Dimstraat zyn zeker niet breed, en toch hoort men niet van ongevallen. Zou men dan ook te Amsterdam aan de Ucrechtschestraat niet genoeg hebben ? Men bedenke zich tweemaal, eer man van de Rsguliersgracht een tweede Spuistraat maakt. Er zijn nu reeds aanwijzingen, dat de inrichtingen, waarom de Spuistraat zoo berucht ia, zich ook in de doode Riguliersstraat of Tnorbeckestraat, die men maken wil, zullen gaan vestigen. Het ware toch al te dwaas, om de mooie Reguliersgracht zonder noodzaik te gaan ver nietigen! Ei niet minder verkeerd zou het wezen, ooi de oude bruggen van den BinnenAmstel, die nu zoo schilderachtig doen, te gaan sloopen. Ingenieurs hebben voor schoonheid geen gevoel; men kan hun dat niet kwalyk nemen. Hun worda echter baduid, dat zij alle krachten behooren in te spannen om de moeiely'kheden, die de aanleg van Ansterdatn voor hunne plannen oplevert, zóó te overwinnen, dat het schoon der stad zoo min mogelijk schade lijie. Da hedandaagscha techniek staat voor niets by'na meer, zoo zy' slechts zich wezenlijk wil inspannen. Men gabruike aanvankelijk da Utrechtschestraat voor de electrische trams. Bly'kt het, dat de straat niet voldoende breed is, waar voor wy niet vreezan, dan kan men nog altijd de R^guliersgraeht dempen of de bruggen aan den Binnen-Aante! sloopan. Budapest, 21 Oat. 1901. A W. WBISSMAX. Hart fflrig bjj Buffa, Hua werk bijeenverzameld tentoongesteld te zien, afgescheiden van de tot vergelijking stemaisnrte nabuurschap van anderen, waardoor zy, alléa aan het woord geUten, door de zuivere balans huaner deugden ea tekortko mingen de juiste maatstaf van wiardeering zelf hebben te bspahn, heeft voor de onderBch 'idene schilde.s eeae zeer uiteenloopende beteekenis. Voar simnrgen staat ean zoodanig isolement gelijk met een volkomen finco, ji het zija sous jui-t d i steunpilaren der tentoonstellingen, waarmede dit het ge .-al is; zy wier werk het luidst roept ziet niar mij", die te midden der wiiselundi gewaarwordingen, welke door het collectieve zien worden opgewekt, vermogea de a indacht te trekken en even te b >eien, maar die, by een nauwkeu-iger betrachting, waartoe een afzonderlijk exposeeren aanleiding geeft, het gemis aan innerlijke waarde te duidelijk doen ga /oelen. Ook zyn er, en hua aaatal is groot, wier werk een doorloopende herhaling is van het voorgaa .de, zonder groei of sty'ging boven een eenmaal verkregen hoogte en ook deze terenden op een verkregen succes, zien hun reputatie ernstig bedreigd, als hst koekoek-éa-zang van hun bijeenverzameld werk op zulk een tentoonstelling den stempel drukt van een tonigheid en verveling en de beteekenis van hunne verschoning in de kunstwereld niet weinig verkleint. Resten de enkele groote meesters en de bescheidenen, de stil e werkers, die minder voordeel zoeken en succes dan wel de volma king van de synthese der schoonheid, die zij zich hebben gesteld. Aan dezen kan het nie' anders dan ten goede komen, als een aantal van hunne werken bijeen te zien is, dat een min of meer volkomen beeld geeft van den groei en de ontwikkeling vai hun kunnen en willen. Voor Hart Nibbrig, onder hen een der interessantsten mag eene ten'oonstelling als deze, waar eea dertigtal werken, waaronder zeer belangryke, zijn bijeengebracht, tot een gelukkige gebeurtenis gerekend worden. Wel had hij zich tot dusver niet te bakla^en, dat zijne schilderyen op de gewone tentoon stellingen niet werden bekeken; integendeel, als luoiinist te midden der tonalisten moest hij wel dadelijk in het oog vallen; maar 't is juist diarom, dat het, om zijn arbeid op juiste waarde te schatten, hoog nojdig wsrd, zijn werk afzonderlijk byeen te zien, om daarmede te vermijden, dat het ongewoon vreemde van zy'n verschijning te midden der anderen de overwegende impressie bleef, die het moeilyk maakte, het zoo rustig en onbevooroordeeld te aanschouwen, als tb. uis gebeuren kan. De ty'd is voorby', dat de aankomende schilder zich ging bekwamen op het atelier van een erkend meester, dezen verlatende, eenigen tijd in zy'n rrant" bleef werken, langzaam daaraan ontgroeide en zich zelf werd. Als thans de jonge schiider de academie verlaten heeft en daar geen mentor trof' van wien eeae sterk geprono iceerde opvatting uit ging, staat hij tegenover den choas van mee ningen en begrippen van dezen tijd. gewapend met niets dan eenige technische kennis, een geoefend oog en vaste hand, terwijl op dien leeftijd het individueele meestal nog niet tot genoegzam; klaarheid gekomen is o:n hem tot baken te kunnen dienen. Wanneer deze j mgeren het niet direct gooien op een ten k>ste vaa alles oorspronkelyk willen zy'n en zelf een r.eo dit-of Jat trachten te scheppen, komen zij allicht onder den invloed van djn tijdgenoot, wien zij in geairdheid het meest naby komen en van wiens uitingen de meest overtuigende kracht uitgaat. Is het wonder, dit Hart Nibbrig in dien begin-tyd geheel bei ivlo»d werd door het werk van een geweldige als Vincent van Gogh, voor wien hij eene vereering opvatte, die na eefc in by'na alles, wat hij tot dusver heeft voortge bracht. Vincent was een scha'graver en de schatten, die hy vond, te veel om met handen te grypen, heeft hy' mild aan het menschlom geboden, ruw doch kostbaar als ze waren. Nibbrig, die hunne waarde begreep, heeft ze dankbaar aaava&rd, geciseleerd en verwerkt tot ze werden tot kleinoodiëa, dia pasten in de verfijnde beschaving van dezen tyd. Vooral in zyne werken, waarin alles opgaat in die ae trilling van licht en oubegrensie ruimte, herlesfc de ziel van Vincent. Doch thans bevangt ons niet meer de ontzetting, die ons aangreep by het opgevoerd worden tot de sferen van beaigstigende grootheid, schry'it niet mser de smart, die kreet uit de ziels^avsn van dien tot reuzenstryd gadoemJen martelaar. Eensdeels hebben tyd en gewoonte, die ons accommodeeren met schijnbaar niet te dragen emoties, ons vertrouwd gemaakt met de ge waarwordingen die Vincent's openbaringen opwekten, maar nuer nog maakt de wy'ze, waarop Hart Nibbrig ze in zyn gave schilderyen heeft weergegeven, met kalme hand, die niet trilde van aandoening, dat zy in dit elegant moderne zaaltje zuiverder en onvermeng Ier tot ons spre ken, dan zij dit hier zouden kunnen in Viacent's werk zelf, mat zyn rauwe oerkracht, die zijn geweldige schilderingen tergend tieren deed tegen elk milieu van eenige basehaving, waarin men ze te zien kreeg. Djmineert in O jgstnuand" en 't Pompje" nog het moeizaam worstelen met het materiaal,, in zyn beide schilderijtjes Zuiderzeeitrand'' en Sshoven"' is dit overwonnen ea kon hy a»n zya bedoelingen ongebreideld uiting geven. DJ methode van het poiutiileeren is hierin streng en conseq/ient doorgevoerd en het vermogen om ruimte, licht ea atmosfeer uit te drukten zeer sterk. Met de meest ongemsene zuiverheid heeft hy echter zyn bedoelingen uitgesproken in zijn Viersprong", waar da meedoogsnlooze hette van een feilen, zengenden zonue-dag, brandt en trilt over gerypte korenakkers en boekweitvelden, de rulle wegen verpulvert tot rood steenig poed«r, wair geen reepj i schaduw de strakke spanning onderbreekt o^er dat bUkerende z jn gedrenkte land, dat bleekend j-licht tegen het diepe aschgrauw der broeiende lucat. Ook zy'n Eng in 't Voorjaar", waa.in onder meer de kleur van het sappige jonge graan treffend j.uist is, sluit zich by de genojjide schilderyen aan. A:s schilderij behagelijker en daardoor rnesr pikkend voor veten, is zya Blaricuinmer Eng", waarin hy' de zuivere kleuren van zijn gepointilleerde schilderijen heeft behouden, maar het stippelen zelf tot een nauw merkbare wijze heett teruggebracht. Er is een zeldzame ruit en eenheid behouden ia dit werk, dit werd doorgevoerd tot de uiterste grens van geser reerdheid. Die grens werd overschreden in zijn grojte stuc October", dat mat en doodgewerkt is. Wat een verscail ook die figuren, die rniar wat rondloopen in dit Jandacaap, met het mor.e samengaan da*rinee vaa dien aen voortsuvikelend<ju zwaarbeladen hooiwagen, die wiegelt langs h;t smalle paadje door dat groote korenland in zyn Blaricummer Eng." Esrlrjk en naïef hangt hij zyn studie voor .October" onder de scaildery en doet daar door te meer gevoelen, wat bij het afwerken verloren ging; maar die studie voorspelt on?, wat w J van dezei schilder nog mogen ver wachten, ais hy n* de lange jaren van ingetogt-nheid z^jn baad dea vrijen teugel zal laten. Hoe prettig los, met welk een gemakkelijke zekerheid is hier alles opgsteekend, o, 't is toch wel mooi, dat vry', tpiütaan zich uiten en we verlangen Daar den ty' l, dat deze man inït stalen wil zal bevinden, dat de tyd vaa zuivering en vooruereiding voorbij zal zyn en hy den dwang zal oph.ffjn, dien ny' vrijw.liig over zich heeft gesteld. Mist men bij het pointilleeren de hand van schilderen, de peinture, die sch Iderwijje heeft oou nog het nadeel, dat ze dichtb.jgeziene voorwerpen zoo weinig substantieel weergeeft en daardoor aan schilderijen mat groote mo tieven op den voorgrond kracht en diepte ont neemt. Zoo zouden in zyn Na de eerste nachtvorst" het huis links en de haag vooraan, wat meer belichaamd kunnen zyn, om die schilderij onze volle bewondering te schenken. Hoe gevoelig juist is dat moment van kentering hierin uitgedrukt, als de zwakke morgenzoc de ijle nevelen van dien eers'en vriesnacht ten halve heeft opgelost ea de nachtkou nog wazig rondwaart in de breede schaduwen der huizen over den weg en in de licht berijpte doornhaig, ma ir de kruinen der laat-gele boomen al pronken in de bleeke zon en de zy'muur der hoeve opleeft in een gelukschijn vaa dat vroege licht. Ook in zijn grootte liguren in het buiten hindert het weinig massieve, vooral in Ken Gooische", waarin een weergave van opgesluwil, krac'atig leven bedoeld is, wat echter geenszins is bereikt In zijn Hu'.zer Meisjes'' hindert dat euvel minder en komt het etherische der personen zelfs ten goede aan de hoogere wijding, die hij d>or het ongerept reine in de scaildering der beide kopjes aan deze e:n/oudige buitenkinderen weet te g^ven. Zijn andere liguren, zelfs zijn studiekoppen poieeren nog te veel, zoo b.v. de grootvader met het kind in den tuin en zijn Pflilemon en Baucis". Die twee oude menschen z.tten daar te veel om uifgeschilderd te worden, al is dit op ziciuelf ook mooi gedaan. In dit stuk is de bïdoelin/, hoe goed ook, plasti ch niet gohnkig uitgedrukt. De tegenstelling van hun lange, trage leven met den schielijken groei van die cénj irige reuzenplant, die als een groote lau werkrans dit troawe paar omlyV, is in idee i juist, msar de koude blauwgroene pompoenUiaderen zijn te weinig iateress int geschilderd, voor de overwegende plaats, die zij innemen. Besluiten we mit het vertrouwen uit te | spreken, dat we van dezen onvermoeden werker, ciïe voorbereidend reeds zoo eel gaf, nog veel ia de to.komst n.ogen verwachten. J. W. N. ulara VieMg's eerste drama, In de doorwrociite studie, die nu-juffrouw A igusta de Wit eeuige maanden geleden over d^ hier te laude redelijk wel onbekende Clara Viebig en haar werk publiceerde 1), maakt zij ook terloops gewag van een volksdrama Rarbitra Ilolzer 2), dat ondanks de vele schoon heden slechts een matig succes liad" en een deel der beoordeelaars deed verklaren, dat (,'kra Viebig's talent niet van het diamatische slaz was." Kan deel der beoordeelaars dus niet alle. Anders dacht o. a. E Igar S .eiger er over, de joarnalis^, die gedurende deu tijii, dat hij, ,/in <-iiier stiüea Zelle des Zwickauer Lindes/tfi ugn sses uier deutsche Pressfreilieit nachdenken durfte," zijn interessante werk over Das Werden des neaen Drctmas 3) schreef. Den na%m van Ciara Viebig had hij van te voren nooit ge hoord; hij nain dus het drama met een heimelijk wantrouwen ter hand. Maar reeds bij het eerste tooneel werd hij aangenaam verrast, door de gespierde taal, die de optredende persoaen als met a slag voor zijn oogen tooverde, en gaande we» werd hij medegesleept door de uit stekend volgehouden drukkende stemming, die ia de drie bedrijven heersoht, door de warm bloedige levensware gedaanten met hun onvervalschten hartstocht, zoo gunstig afstekend tegen de thea'raie sentimentaliteit van andere dicliters, die de mindere volksklassen ons op het tooneel voorstellen. Dezen laatsten lof, wij zwaaien dien in geen geringer mate toe aan onzen gro-oten modernen rt.ramaticus, aan den heer Hiyermans. In zijn Of koop van zegen is het juist het natuurlijke ea ware, het //uiigeschminkte" der geteekende karakters, dat ons in de eerste plaats treft, het heerlijke versmaden van alles wat naar thea trale onnatuur zweemt, het machtig pogen om deze vissc ers en dorpsbewoners iu bun ruwe en platte waarheid te lypeeren. en toch onze sympathie voor deze schepsels te winnen, een voudigweg door alleen het innig menschelijke ia hua wezen aan te toonen, wat zoo zeer onze bewondering opwekt. Het komt ons voor, dat de Heijermans van O'p koop van ze.gen ea de Clara Viebig van Barbara Holzer in zeker opzicht verwante na turen ziju en, daar de caam Clara Viebig, dauk zij de studie vaa mejuffrouw De Wit, zoader t.vijfel ia ons land eeue zekere populariteit zal verkrijgen, ons dunkt dat reeds merigó ver taalde roman van haar op dft oogenblik ter perse moet zijn schijnt het ons toe, dat ook baar drama eea u:tvoeriger b:spreking verdien*-., dan het in het feuilleton van den Nie-mten Rot terdammer werd waardig gekeurd. Mogelijk toch zoude hit kunnen zijn, dat onze eigese drama tische kanst door de kennisneming ervan zou kunnen wor.ieii gebaat. H;t vol>s--pel speelt in de nabijheid vau Trier ia het Kyllthal, en is iu het, d.alect dier streek geschreven. Dit verzwaart, het, is niet te ontkennen, den Nederlanier de lectuur er van, eu toch hoe meesterlijk is dit dialect, behandeld !' En wederom leeren wij de groote waarde van het. dialect kenneu iu kuustwerken, die ons het volk in al zijn eigei.aardighsden schilderen. Ho3 verschaald, hoe geurloos zou hier de indruk ziju vaa het offio.ëel vastgestelde Hoogduitsch, ia plaats van het echte onvervalschte aroma van mensehen en bodem, dat ons nu wordt te genietea gegeven! Schamel, ji armoedig is het milieu, dat wij leereu ke-nnin.. De boer van de Pfalzelhoeve is gierig en steekt in schulden; indien hij den eersten Juli de paeht niet kan beta'en, moet liij de boerderij vtrlaten ea de eerste Mei btaat reeds bijna voor de deur. Slechts i middel kan hem redden: wanneer zijn zoon vóór dien tijd de d ;clrcr vau den rijken Ramsteinwirt trouwt, kont alles nog terecht. Maar die zoon, de licht,iintii;a zwakkeling Lirenz, staat, ia eene ongeoorloofde verhouding tot de dienst maagd van zijne ouders, L»arbara Holzer, en de gevolgen er vaa zijn reeds te merkeu. Gaarne zou hij aan deu ouderlijke» wenscli gevolg g;»en, doe i hij siddert voor de wraak van de bedrogen meid. Instinctmatig voelt, hij, dat van deze Birbara, gehe.-l ea al kracht en wil, eheel vrouw en aanstaande moeder, geen ont komen voor hem mogelijk is. Met groote plas tische kunst is deze toestand geteekenrl. lleeds van den aanvang af rakeu wij onder de betoovtHng van den ingehouden lurtstocht, die in elk woord vau de zwangere maagd trilt, en eea groot medelijden vervult on«, wanneer wij haar zien optreden tegenover den hardvochtigen boer, die haar uit vrees voor mogelijke moeielijkheden reeds veertien d<t;en voor den wet.telijken ter mijn uit ?ij i huis wil zetten; eerst is zij kalm ui stug, ja bijua onverschillig, ten slotte echter barst, op zija schandelijke verwijten, de een zame verlatene plotseling in een heerlijke aan doening ut, waarin de zaligheden vau het 1e wachten moederschap zich mengen met de groote ellende van liaar bestaan //Ik maak geen praatjes," roept, zij ui*, ik zeg alleen maar: het is geen schande, dat ik in dezen toestand ben. Boer", en zij gaat met over de borst gekruiste ar.nen voor hem staa", //wat heb ik dan gehad, rnijn leven lang? Ik ben o zoo arm, en ik ben alleen geweest al die jaren o Jezu% zoo alleen! en ik moet toch ii U hebbsn wat van mij is, vau mij (plotseling spreidt zij de arjien uit en drukt die dan weer vast op de bors'). //Boer en wanneer je me ook al in \ gez:cht spuwt en wanneer heeroom ook al zegt, dat ik in de h^l zal komen ? dat moet dau maa-, ik heb mij a kind, en dat gaat niemand iets aan (ój s'ampt ni"t dea voet). En ik ben er zoo gelukk g m^e." Hoewel de oude boer vermoedt, dat zijn zoon de schuliige is, b'ijft hij hierom'rent in 't on zekere, want de oagelukkige is te edelmoedig om den vader van haar aanstaand kind te ver raden. S echts a ding wenscht, zij vau dien vader. Zij staat er niet op, dat, hij l.aartrouwt. Zij weet maar al te goed, dat de Pfahelboer hiertoe nooit zijn toestemming zal geven, maar haar kind mag niet verhongeren, en dat, zal het haar oude tante Katrein brengt l et haar maar al te goed aan tet verstand, wanneer Lirenz de schoone Acna tr uwt: Dan kan ju zieu waar je blijft, vtrjongereri kun ja met het wurm. Lirenz kent je niet meer, wanneer hij de schoonzoon van pachter C a >sen is en rijk ea vroom. Wanneer je hem dan ontmoet, draait hij zijn hoofd om. En het kind gaat htm niets aan pas maar op." Lorerz wenscht, dat zij de streek verlaat. Zij moet we?, anders komt alles nog aan het daglicht. Moet ik me soms in 't water vaa de Kyll werpen':" siit zij hem iu 't oor, ,,denk niet, dat ik l et doen zal, want ik moet leven voor mijn kind. Maar ik zal heengaan, ik zal '}". niet in nneielijktieden brengen, je bent immers de vader vau mijn k ad. Ea dat is nrjn zalig heid, al ben ik zslf ook verdoemd." Maar cj. ding blijft, zij eischen. Op zijn belofte dat hij haar zal helper, wanuetr hij geld heeft, antwoordt, zij: ,Ze zeggen, dat je Anna zult troawen! laat dat, ik raad het je! Mij trouw je niet dat kun je niet, maar een andere ook uiet,! (ze schudt hem docr elkaar). //Alles heb ik voor je gedaan, doe ik, ik ga we?, ik zwijg, ik, maar een andere trouwen, dat mag je niet. Mijn kind moet hebben wat het tot komt. Wan neer je Anna trouwt ea andere kindereu krijgt, dan is mijn kind vergeten z g u et dat je dan veel geld hebt eerder krijg ik een groscheri vau dea armen Lorenz zija dagloon dau een pfennig van den rijkeu man van Ama en dat zal niet dat mag niet! Ea in dfze overtuiging, die zich iastirctief bij haar opdriagt en zeker wel de rechte is, dwingt,zij em een eed af, dat Lij nnch Anna, noch eene andere ooit, zal huwen. Met over weldigende macht weet zij dea tegenstrevende tot hnar wil te voegen, eindelijk doet hij voor het crucifix den gevorderden eed en met dit verpletterend tooneel eindigt het eerste bedrijf, Het tweede brengt zachtere tonen, een weekere stemming van rust en vrede, die evenwel het zwoele voorgevoel van naderend onheil niet kan verjagen. Barbara, nu moeder geworden,. heeft zich met haar kind in een bouwvallige hut ia 'D woud, de Genovevalöhle genaamd, verscholen, de verloving vaa Loreuz met Anna, door den Pfalzelboer ook tegen den wil van den vreezenden zoon in, met kracht doorgezet, zal eerstdaags publiek worden. Alleen de her bergier van den Ramstein aarzelt nog met zijn toestf nimiag, want er loopen over het plotselirg verdwijueu vau Barbara allerleigeruchten, waarin ook de naim van Lorenz betrokken is. lutus'chen komen er gasteu in de herberg, steedsche hoeren eu dames, ook kinderen, door muziek begeleid. Er wo;ds gedanst en de kin dereu gaan het woud in om er te spelen. Zij komen in de nabijheid van de Genovevahöhle ea zien daar Barbara, haar kiad wiegend en in slaap zingend. In de herberg teruggekeerd,. spelen zij, nog onder den indruk van het pas aanschouwde, Let Ganovevaspel. Zij zingen het volksliedje : Kling klang gloria, Wan sitzt in diesem Berge da? De schiene Genoveva! Se sitzt on lammt ihr goldnes Haor Daun schlaft se ville hunrert Jaohr Waach uf waach uf, Genoveva! Dit lied en de teedere verhalen der kinderen, van wat zij in het bosch gezien hebben, ver spreiden over het geheel eeu zoo drukkende, den adem bijna benemende sprookjesachtige stemming, dat, de schrille kreet: »Moord! moord!", plot selirg achter de coulissen aargeheven, bijna als de eerste bevrijdende bliksemstraal van een eindelijk losbreketd onweer klinkt. Lorenz isin het woud met eea mrs doodgestoken. Ia het derde bedrijf schrijdt de haadeling met dramatische kortheid voort tot a%n haariiiiiiiiiiiiiitiiiiiiimi iiiiittiiitiiiiiiiiHiti 40 cents per regel. iiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiimmitiiiiimiiiiHiiiiiii TRADEr MARK dARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars ea bij de vertegenwoordigers UOOPHANS «k BitriNIER, Wijnhandelaars te Amsterdam. Prijzen, K AM ST R A's Matrassen-, Bedden- en Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek. BED DER TOEKOMST met 10jaar,garan tie. Leverde sedert 1806 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratis. Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H. EAHR, te Utrecht. Opgericht 1835. Telephoon No. 443. Amerikaansche, Duitscae en Fransche PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in : II U U K PI A IV O ' S. Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in da Fabriek ten spoedigst» uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in ea buiten abonnement. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORifi, K. F. DEUSCHLE-BEHÖBB, Amsterdam, Kalversfa. 157. Eenig specialiteit in deM artikelen in geheel Nederl. ECHT VICTORIAWATER. GRAND M A UNIEK. Cordon .Taiinc & Rouge. LIQUEUit K OVALE. Agents-Generaux B. A. RIPPING &Co.,Ansterd. Piano-, Oriel- ei Muzieta METRfóO» «tr KAL.SIIOYEH, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in HUM. Repareeren Stemman Ruilen. o a's SKUNKS MARDER NERZ WALLABY PERSIAMER S1TKA VOS GRIES FUCHS Au Chapeau d'or", 100/102 Kalverstraat

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl