Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
N». 1273;
hetwelk een buitengewoon harmonieusen in
druk maakt. Minder ingenomen zal het
meerendeel der toeschouwers wellicht geweeat zjjn
met de aankleeding der hoofdpersonen. Hoe
komt Stegfriad, die zijn gaheele leven heeft
doorgebracht »im finstren Wala" b\j
»Neidhöhle" en nooit eenigen anderen sterveling
heeft gezien, dan den »garstgen Zwicker Mime",
aan dat mooie blauw en vooral aan die blauwe
banden om de kuiten ? Als Wagner voorschrijft
dat h\j »in wilder Waldkleidung" onstuimig
uit het bosch te voorschijn treedt, stelt men
zich onwillekeurig voor, dat hjj slechts met
dierenhuiden omhangen ia. Was ook de
.Steinbank, zur Seite rechts" niet wat te weelderig
«gepolstert' ?
»Der Wanderer", moet volgens Wagner's
voorschrift »3inen dunkelblauen langen Mantel
tragen" en »einen grossen Hut mit breiter
runder K atipe, die ber das fehlende eine
Auge tief hereinlangt". De heer Molkenboer
heeft Wotan. aangekleed met een grauwen
mantel en een tamelijk hoogen grijzen hoad met
gmallen rand.
B.ünnhilde moet voorts liggen »involls'a
idiger, glaizender Panzenustung, mit dem H-ilm
auf dem Haupte, den langen Sshild ber sich
gadeckt."
Als Siegfried het schild heeft weggenomen
en daarna met «zarter Vorsicht die Panzerringe
zu beiden Saiten der ganzen Rüitung" door
gesneden heeft, »hebt er die B. liane und die
Sohienen ab, so daas Biüinhilde in weicnern
Gewande vor ihm liegt". Eerst dan komt de
jinge held tot den uitroep: «Das ist kein Mann".
Zooals nu echter 1.1. Donderdag Biüinhilde
»:n tiefem Schlaf" op haren «Felsen" lag, vroeg
men zich verwonderd af, waartoe die »zarte
Vorsicht', diende waarmede de pantserringen
werden doorsneden, daar die »ganze Ruaung"
van Wagner by den heer Molkenboer uit
weinig meer bestond dan uit een metalen
gordel. Ojk pleitte het 1.1. Donderdagavond
niet voor de schranderheid van S:egfried dat
hij zoo laat eerst tot het bewustzijn kwam
riet met »<)in Mina" te doen te hebben.
Wanneer Wigner, tamelijk nauwkeurig, zijne
voorschriften geeft en er buitendien eene
zekere traditie heerscht ten opzichte der
k leed u, maakt het een ietwat vreemden indruk,
wanneer van het een of ander wordt afgeweken.
Njchthans een begaafd en conscentieus kun
stenaar als de heer Molkanboer zal wel zijne
deugdelijke gronden gehad hebben, om van
Wagner's voorschriften en van de traditiën af
te wijke*-;
Missiüian komen deze regelen hem onder
de oogen en vindt hij in bovenstaande opmer
kingen aanleiding on in dit blad zijne ideëa
te dien opzichte Lader toe te lichten, f
ANT AVKRKAMP.
MIIIIIIIIIIMIIIMIIIIIIIIIIIIMIIHIMMIII
Aisterdaisclie
Vele steden van H illand hebben grachten.
Die grachten dienden aanvankelijk tot het
afweren van den vijand, die daardoor in het
naderen van de muren bemoeilijkt werd.
Breidde een atad zich uit, dan liet men de
grachten bestaan en groef nieuwe, om weder
het gewenschte verdedigingsmiddel te bezitten.
Meer en meer bleken ook de grachten een
gemakkelijk middel van verkeer. Z'ij werden
onderling in verbinding gebracht en vormlen
zoo een net, dat aan de plattegronden der
stede i het eigenaardig karakter geeft.
Tot omstreeks het midden der 193 eeuw
zija die grachten overal büj'en beUaan. Toen
won de meening veld, dat de nadeelen aan
dezfl grachten verbonden, de voordeelen over
treft'jn. Ia het by zonder de minder aangename
geuren, die het water des zomers verspreidde,
achtte men een groot bezwaar. De
waterververschiog toch werd dikwijls bemoeilijkt, omdat
de stadsbesturen in dit opzicht niet vrij waren,
doch overgeleverd aan de willekeur der
watergchapsbeaturen, die zich om den toestand in
de steden natuurlijk niet bekommerden.
En al ziet de tegenwoordige wetenschap in
die geuren niet meer het bezwaar voor de
gezondheid, dat de vroegere er in meende te
ontdekken, het is toch voor de menschelyke
reukorganen niet aangenaam, steeds ze te
moeten inademen, zoodra de temperatuur
eenigszins hooger wordt.
Zoo kan het ons dan ook niet verwonde
ren, dat er na na 1850 overal grachten gedempt
zijn, aanvankelijk onder algemeene toejuiching.
Maar na 1875 werd dit anders. Toen ont
waakte bij sommigen het besef van de schil
derachtigheid der grachten, voor wier verlies
men in de breede straten, die ontstonden,
geen vergoeding kreeg. Ea sedert kon er geen
demping voorgesteld worden, of er werd in
naam der schilderachtigheid meer of minder
krachtig tegen geprotesteerd.
In den regel hebben die protesten maar
luttel gevolg gehad. Man meende dat de eischen
der gezondheidsleer boven die der schoonheids
leer behoorden gesteld te worden en de schoon
heid geraakte nog meer op den achtergrond
toen, omstreeks 1880 ook de formule der
eischen van het verkeer werd ontdekt.
De Hollanders waren te Parijs, te Brussel,
te Berlijn, te Weenen, te Londen geweest.
Daar hadden zy breede straten en boulevards
gezien, echt grootsteeds. Zij begonnen zich
over hun grachten te schamen. Henri Havard
mocht beproeven hun ijdelheid te streelen, door
Ansterdam met Venetiëte vergelijken, de
Amsterdammers liepen niet in den val. Zij
vonden het zelfs niet aardig, dat men hun
stad met het doode, vervallen Venetiëop a
lijn stelde.
En toen begon het droomen van boulevards,
met kiosken, met inodores, met schitterende
winkels, met huurhuiskizernen. Het bleef niet
bij droomen.
Tal van boulevard- en passage-plannen
werden in boekvorm aangeboden. Toen ook
de beurs-vraag hoofden en harten warm maakte,
weerden de dempers en de boulevard-mannen
zich met yver.
Er werd gedempt. Da Nieuwe Zjjds
Ashterburgwal kwam het eerst aan de beurt. Hst
was een aardig grachtje, het werd een nare
straat. Ook zelfs toen de tram door de S
^uistraat ging rijden, gaf dit geen verbetering.
Het leek, alsof het voorbeeld, dat hier ge
geven werd, afschrikkend zou werken. Maar
het had er niets van. Da internationale kolo
niale tentoonstelling van 1883, door Franschen
op het touw gezet, wakkerde de
boulevardkoorta weer aan. Da Nieuwe Zvjds Voorburg
wal en het Spui, ook een deel van het Dimrak
werden gedempt, de eersten met het oog op de
eischen van het verkeer na de te verwachten
openstelling van het Cantraal Station, het
tweede om een terrein voor een nieuwe beuis
te verkrijgen.
Het Cantraal-Station is nu reeds twaalf jaar
geopend, maar van verkeer op de Nieuwe Zijds
Voorburgwal is nog niets te bespeuren. De
drukte bepaalt zich tot het D irarak, doch ook
daar zal niemand zich naar Linden of Parijs
verplaatst wanen. Het oversteken van de eene
naar de andere zijde gaat niet met levensge
vaar gepaard.
Da beurs staat nu op het aangeplempt
terrein. Of zij de stai versiert of niet
is een vraag, die hier niet beantwoord behoeft
te worden. Slechts worde hier vermeld, dat
de breede weg tusschen station en Dam, waar
van zoovelen gadroomd hebbon, nu voor goed
onmogelijk is geworden zonder dat daarvan
schadelijke gevolgen warden ondervonden.
Ei nu komt men weer met de eisenen van
het verkeer op de proppen. D3 electrische
trams, die men wil aanleggen vorderen breede
wegen, die slechts door het dempen van
graciiten te verkrijgen zouden zijn.
Er is haast geen stad meer in het buitenland,
die haar eiectrische trams niet heeft. Man is
echter buiten onze grenzen niet zoo grandioos
in zijn opvattingen als onza tram-ontwerpers.
Overal gaan de trann, waar dit niat anders
kan, door nauwe straten, en zonder dat dit
tot bezwaren aanleiding geeft. Toch wordt er
vaak gereden met een vaart, die den
voorzichtigen Hollander verbaast.
In ons vaderland gesft Haarlem een
voorbeald, hoe men door zeer nauwe straten het
verkeer van electrische trams zonder bazwaar
kan doen plaats vinden. De Jansstraat, de
Dimstraat zyn zeker niet breed, en toch hoort
men niet van ongevallen. Zou men dan ook
te Amsterdam aan de Ucrechtschestraat niet
genoeg hebben ?
Men bedenke zich tweemaal, eer man van de
Rsguliersgracht een tweede Spuistraat maakt. Er
zijn nu reeds aanwijzingen, dat de inrichtingen,
waarom de Spuistraat zoo berucht ia, zich ook
in de doode Riguliersstraat of Tnorbeckestraat,
die men maken wil, zullen gaan vestigen.
Het ware toch al te dwaas, om de mooie
Reguliersgracht zonder noodzaik te gaan ver
nietigen! Ei niet minder verkeerd zou het
wezen, ooi de oude bruggen van den
BinnenAmstel, die nu zoo schilderachtig doen, te
gaan sloopen.
Ingenieurs hebben voor schoonheid geen
gevoel; men kan hun dat niet kwalyk nemen.
Hun worda echter baduid, dat zij alle krachten
behooren in te spannen om de moeiely'kheden,
die de aanleg van Ansterdatn voor hunne
plannen oplevert, zóó te overwinnen, dat het
schoon der stad zoo min mogelijk schade lijie.
Da hedandaagscha techniek staat voor niets
by'na meer, zoo zy' slechts zich wezenlijk wil
inspannen.
Men gabruike aanvankelijk da
Utrechtschestraat voor de electrische trams. Bly'kt het,
dat de straat niet voldoende breed is, waar
voor wy niet vreezan, dan kan men nog altijd
de R^guliersgraeht dempen of de bruggen aan
den Binnen-Aante! sloopan.
Budapest, 21 Oat. 1901. A W. WBISSMAX.
Hart fflrig bjj Buffa,
Hua werk bijeenverzameld tentoongesteld te
zien, afgescheiden van de tot vergelijking
stemaisnrte nabuurschap van anderen, waardoor
zy, alléa aan het woord geUten, door de
zuivere balans huaner deugden ea tekortko
mingen de juiste maatstaf van wiardeering
zelf hebben te bspahn, heeft voor de
onderBch 'idene schilde.s eeae zeer uiteenloopende
beteekenis.
Voar simnrgen staat ean zoodanig isolement
gelijk met een volkomen finco, ji het zija
sous jui-t d i steunpilaren der tentoonstellingen,
waarmede dit het ge .-al is; zy wier werk het
luidst roept ziet niar mij", die te midden
der wiiselundi gewaarwordingen, welke door
het collectieve zien worden opgewekt, vermogea
de a indacht te trekken en even te b >eien,
maar die, by een nauwkeu-iger betrachting,
waartoe een afzonderlijk exposeeren aanleiding
geeft, het gemis aan innerlijke waarde te
duidelijk doen ga /oelen.
Ook zyn er, en hua aaatal is groot, wier
werk een doorloopende herhaling is van het
voorgaa .de, zonder groei of sty'ging boven een
eenmaal verkregen hoogte en ook deze
terenden op een verkregen succes, zien hun reputatie
ernstig bedreigd, als hst koekoek-éa-zang
van hun bijeenverzameld werk op zulk een
tentoonstelling den stempel drukt van een
tonigheid en verveling en de beteekenis van
hunne verschoning in de kunstwereld niet
weinig verkleint.
Resten de enkele groote meesters en de
bescheidenen, de stil e werkers, die minder
voordeel zoeken en succes dan wel de volma
king van de synthese der schoonheid, die zij
zich hebben gesteld. Aan dezen kan het nie'
anders dan ten goede komen, als een aantal
van hunne werken bijeen te zien is, dat een
min of meer volkomen beeld geeft van den
groei en de ontwikkeling vai hun kunnen en
willen. Voor Hart Nibbrig, onder hen een der
interessantsten mag eene ten'oonstelling als
deze, waar eea dertigtal werken, waaronder
zeer belangryke, zijn bijeengebracht, tot een
gelukkige gebeurtenis gerekend worden.
Wel had hij zich tot dusver niet te bakla^en,
dat zijne schilderyen op de gewone tentoon
stellingen niet werden bekeken; integendeel,
als luoiinist te midden der tonalisten moest
hij wel dadelijk in het oog vallen; maar 't is
juist diarom, dat het, om zijn arbeid op juiste
waarde te schatten, hoog nojdig wsrd, zijn
werk afzonderlijk byeen te zien, om daarmede
te vermijden, dat het ongewoon vreemde van
zy'n verschijning te midden der anderen de
overwegende impressie bleef, die het moeilyk
maakte, het zoo rustig en onbevooroordeeld
te aanschouwen, als tb. uis gebeuren kan.
De ty'd is voorby', dat de aankomende schilder
zich ging bekwamen op het atelier van een
erkend meester, dezen verlatende, eenigen tijd
in zy'n rrant" bleef werken, langzaam daaraan
ontgroeide en zich zelf werd.
Als thans de jonge schiider de academie
verlaten heeft en daar geen mentor trof' van
wien eeae sterk geprono iceerde opvatting uit
ging, staat hij tegenover den choas van mee
ningen en begrippen van dezen tijd. gewapend
met niets dan eenige technische kennis, een
geoefend oog en vaste hand, terwijl op dien
leeftijd het individueele meestal nog niet tot
genoegzam; klaarheid gekomen is o:n hem tot
baken te kunnen dienen.
Wanneer deze j mgeren het niet direct gooien
op een ten k>ste vaa alles oorspronkelyk willen
zy'n en zelf een r.eo dit-of Jat trachten te
scheppen, komen zij allicht onder den invloed
van djn tijdgenoot, wien zij in geairdheid het
meest naby komen en van wiens uitingen de
meest overtuigende kracht uitgaat.
Is het wonder, dit Hart Nibbrig in dien
begin-tyd geheel bei ivlo»d werd door het werk
van een geweldige als Vincent van Gogh, voor
wien hij eene vereering opvatte, die na eefc in
by'na alles, wat hij tot dusver heeft voortge
bracht.
Vincent was een scha'graver en de schatten,
die hy vond, te veel om met handen te grypen,
heeft hy' mild aan het menschlom geboden,
ruw doch kostbaar als ze waren.
Nibbrig, die hunne waarde begreep, heeft ze
dankbaar aaava&rd, geciseleerd en verwerkt
tot ze werden tot kleinoodiëa, dia pasten in de
verfijnde beschaving van dezen tyd.
Vooral in zyne werken, waarin alles opgaat
in die ae trilling van licht en oubegrensie
ruimte, herlesfc de ziel van Vincent. Doch
thans bevangt ons niet meer de ontzetting, die
ons aangreep by het opgevoerd worden tot de
sferen van beaigstigende grootheid, schry'it niet
mser de smart, die kreet uit de ziels^avsn van
dien tot reuzenstryd gadoemJen martelaar.
Eensdeels hebben tyd en gewoonte, die ons
accommodeeren met schijnbaar niet te dragen
emoties, ons vertrouwd gemaakt met de ge
waarwordingen die Vincent's openbaringen
opwekten, maar nuer nog maakt de wy'ze, waarop
Hart Nibbrig ze in zyn gave schilderyen heeft
weergegeven, met kalme hand, die niet trilde
van aandoening, dat zy in dit elegant moderne
zaaltje zuiverder en onvermeng Ier tot ons spre
ken, dan zij dit hier zouden kunnen in Viacent's
werk zelf, mat zyn rauwe oerkracht, die zijn
geweldige schilderingen tergend tieren deed
tegen elk milieu van eenige basehaving, waarin
men ze te zien kreeg.
Djmineert in O jgstnuand" en 't Pompje"
nog het moeizaam worstelen met het materiaal,,
in zyn beide schilderijtjes Zuiderzeeitrand''
en Sshoven"' is dit overwonnen ea kon hy a»n
zya bedoelingen ongebreideld uiting geven. DJ
methode van het poiutiileeren is hierin streng
en conseq/ient doorgevoerd en het vermogen
om ruimte, licht ea atmosfeer uit te drukten
zeer sterk.
Met de meest ongemsene zuiverheid heeft
hy echter zyn bedoelingen uitgesproken in zijn
Viersprong", waar da meedoogsnlooze hette
van een feilen, zengenden zonue-dag, brandt
en trilt over gerypte korenakkers en
boekweitvelden, de rulle wegen verpulvert tot rood
steenig poed«r, wair geen reepj i schaduw de
strakke spanning onderbreekt o^er dat
bUkerende z jn gedrenkte land, dat bleekend j-licht
tegen het diepe aschgrauw der broeiende lucat.
Ook zy'n Eng in 't Voorjaar", waa.in onder
meer de kleur van het sappige jonge graan
treffend j.uist is, sluit zich by de genojjide
schilderyen aan.
A:s schilderij behagelijker en daardoor rnesr
pikkend voor veten, is zya Blaricuinmer Eng",
waarin hy' de zuivere kleuren van zijn
gepointilleerde schilderijen heeft behouden, maar het
stippelen zelf tot een nauw merkbare wijze
heett teruggebracht. Er is een zeldzame ruit
en eenheid behouden ia dit werk, dit werd
doorgevoerd tot de uiterste grens van geser
reerdheid.
Die grens werd overschreden in zijn grojte
stuc October", dat mat en doodgewerkt is.
Wat een verscail ook die figuren, die rniar
wat rondloopen in dit Jandacaap, met het
mor.e samengaan da*rinee vaa dien aen
voortsuvikelend<ju zwaarbeladen hooiwagen, die
wiegelt langs h;t smalle paadje door dat groote
korenland in zyn Blaricummer Eng."
Esrlrjk en naïef hangt hij zyn studie voor
.October" onder de scaildery en doet daar
door te meer gevoelen, wat bij het afwerken
verloren ging; maar die studie voorspelt on?,
wat w J van dezei schilder nog mogen ver
wachten, ais hy n* de lange jaren van
ingetogt-nheid z^jn baad dea vrijen teugel zal laten.
Hoe prettig los, met welk een gemakkelijke
zekerheid is hier alles opgsteekend, o, 't is
toch wel mooi, dat vry', tpiütaan zich uiten
en we verlangen Daar den ty' l, dat deze man
inït stalen wil zal bevinden, dat de tyd vaa
zuivering en vooruereiding voorbij zal zyn en
hy den dwang zal oph.ffjn, dien ny' vrijw.liig
over zich heeft gesteld.
Mist men bij het pointilleeren de hand van
schilderen, de peinture, die sch Iderwijje heeft
oou nog het nadeel, dat ze dichtb.jgeziene
voorwerpen zoo weinig substantieel weergeeft
en daardoor aan schilderijen mat groote mo
tieven op den voorgrond kracht en diepte ont
neemt. Zoo zouden in zyn Na de eerste
nachtvorst" het huis links en de haag vooraan,
wat meer belichaamd kunnen zyn, om die
schilderij onze volle bewondering te schenken.
Hoe gevoelig juist is dat moment van kentering
hierin uitgedrukt, als de zwakke morgenzoc
de ijle nevelen van dien eers'en vriesnacht ten
halve heeft opgelost ea de nachtkou nog wazig
rondwaart in de breede schaduwen der huizen
over den weg en in de licht berijpte
doornhaig, ma ir de kruinen der laat-gele boomen
al pronken in de bleeke zon en de zy'muur
der hoeve opleeft in een gelukschijn vaa dat
vroege licht.
Ook in zijn grootte liguren in het buiten
hindert het weinig massieve, vooral in Ken
Gooische", waarin een weergave van
opgesluwil, krac'atig leven bedoeld is, wat echter
geenszins is bereikt
In zijn Hu'.zer Meisjes'' hindert dat euvel
minder en komt het etherische der personen
zelfs ten goede aan de hoogere wijding, die hij
d>or het ongerept reine in de scaildering der
beide kopjes aan deze e:n/oudige
buitenkinderen weet te g^ven.
Zijn andere liguren, zelfs zijn studiekoppen
poieeren nog te veel, zoo b.v. de grootvader
met het kind in den tuin en zijn Pflilemon
en Baucis".
Die twee oude menschen z.tten daar te
veel om uifgeschilderd te worden, al is dit op
ziciuelf ook mooi gedaan. In dit stuk is de
bïdoelin/, hoe goed ook, plasti ch niet gohnkig
uitgedrukt. De tegenstelling van hun lange,
trage leven met den schielijken groei van die
cénj irige reuzenplant, die als een groote lau
werkrans dit troawe paar omlyV, is in idee
i juist, msar de koude blauwgroene
pompoenUiaderen zijn te weinig iateress int geschilderd,
voor de overwegende plaats, die zij innemen.
Besluiten we mit het vertrouwen uit te
| spreken, dat we van dezen onvermoeden werker,
ciïe voorbereidend reeds zoo eel gaf, nog veel
ia de to.komst n.ogen verwachten.
J. W. N.
ulara VieMg's eerste drama,
In de doorwrociite studie, die nu-juffrouw
A igusta de Wit eeuige maanden geleden over
d^ hier te laude redelijk wel onbekende Clara
Viebig en haar werk publiceerde 1), maakt zij
ook terloops gewag van een volksdrama
Rarbitra Ilolzer 2), dat ondanks de vele schoon
heden slechts een matig succes liad" en een
deel der beoordeelaars deed verklaren, dat
(,'kra Viebig's talent niet van het diamatische
slaz was."
Kan deel der beoordeelaars dus niet alle.
Anders dacht o. a. E Igar S .eiger er over, de
joarnalis^, die gedurende deu tijii, dat hij, ,/in
<-iiier stiüea Zelle des Zwickauer Lindes/tfi
ugn sses uier deutsche Pressfreilieit nachdenken
durfte," zijn interessante werk over Das Werden
des neaen Drctmas 3) schreef. Den na%m van
Ciara Viebig had hij van te voren nooit ge
hoord; hij nain dus het drama met een heimelijk
wantrouwen ter hand. Maar reeds bij het eerste
tooneel werd hij aangenaam verrast, door de
gespierde taal, die de optredende persoaen als
met a slag voor zijn oogen tooverde, en
gaande we» werd hij medegesleept door de uit
stekend volgehouden drukkende stemming, die
ia de drie bedrijven heersoht, door de warm
bloedige levensware gedaanten met hun
onvervalschten hartstocht, zoo gunstig afstekend
tegen de thea'raie sentimentaliteit van andere
dicliters, die de mindere volksklassen ons op
het tooneel voorstellen.
Dezen laatsten lof, wij zwaaien dien in geen
geringer mate toe aan onzen gro-oten modernen
rt.ramaticus, aan den heer Hiyermans. In zijn
Of koop van zegen is het juist het natuurlijke
ea ware, het //uiigeschminkte" der geteekende
karakters, dat ons in de eerste plaats treft, het
heerlijke versmaden van alles wat naar thea
trale onnatuur zweemt, het machtig pogen om
deze vissc ers en dorpsbewoners iu bun ruwe
en platte waarheid te lypeeren. en toch onze
sympathie voor deze schepsels te winnen, een
voudigweg door alleen het innig menschelijke
ia hua wezen aan te toonen, wat zoo zeer
onze bewondering opwekt.
Het komt ons voor, dat de Heijermans van
O'p koop van ze.gen ea de Clara Viebig van
Barbara Holzer in zeker opzicht verwante na
turen ziju en, daar de caam Clara Viebig, dauk
zij de studie vaa mejuffrouw De Wit, zoader
t.vijfel ia ons land eeue zekere populariteit zal
verkrijgen, ons dunkt dat reeds merigó ver
taalde roman van haar op dft oogenblik ter
perse moet zijn schijnt het ons toe, dat ook
baar drama eea u:tvoeriger b:spreking verdien*-.,
dan het in het feuilleton van den Nie-mten Rot
terdammer werd waardig gekeurd. Mogelijk toch
zoude hit kunnen zijn, dat onze eigese drama
tische kanst door de kennisneming ervan zou
kunnen wor.ieii gebaat.
H;t vol>s--pel speelt in de nabijheid vau
Trier ia het Kyllthal, en is iu het, d.alect dier
streek geschreven. Dit verzwaart, het, is niet
te ontkennen, den Nederlanier de lectuur er
van, eu toch hoe meesterlijk is dit dialect,
behandeld !' En wederom leeren wij de groote
waarde van het. dialect kenneu iu kuustwerken,
die ons het volk in al zijn eigei.aardighsden
schilderen. Ho3 verschaald, hoe geurloos zou
hier de indruk ziju vaa het offio.ëel vastgestelde
Hoogduitsch, ia plaats van het echte
onvervalschte aroma van mensehen en bodem, dat
ons nu wordt te genietea gegeven!
Schamel, ji armoedig is het milieu, dat wij
leereu ke-nnin.. De boer van de Pfalzelhoeve
is gierig en steekt in schulden; indien hij den
eersten Juli de paeht niet kan beta'en, moet
liij de boerderij vtrlaten ea de eerste Mei
btaat reeds bijna voor de deur. Slechts i
middel kan hem redden: wanneer zijn zoon vóór
dien tijd de d ;clrcr vau den rijken
Ramsteinwirt trouwt, kont alles nog terecht. Maar die
zoon, de licht,iintii;a zwakkeling Lirenz, staat,
ia eene ongeoorloofde verhouding tot de dienst
maagd van zijne ouders, L»arbara Holzer, en
de gevolgen er vaa zijn reeds te merkeu. Gaarne
zou hij aan deu ouderlijke» wenscli gevolg
g;»en, doe i hij siddert voor de wraak van de
bedrogen meid. Instinctmatig voelt, hij, dat
van deze Birbara, gehe.-l ea al kracht en wil,
eheel vrouw en aanstaande moeder, geen ont
komen voor hem mogelijk is. Met groote plas
tische kunst is deze toestand geteekenrl. lleeds
van den aanvang af rakeu wij onder de
betoovtHng van den ingehouden lurtstocht, die in
elk woord vau de zwangere maagd trilt, en eea
groot medelijden vervult on«, wanneer wij haar
zien optreden tegenover den hardvochtigen boer,
die haar uit vrees voor mogelijke moeielijkheden
reeds veertien d<t;en voor den wet.telijken ter
mijn uit ?ij i huis wil zetten; eerst is zij kalm
ui stug, ja bijua onverschillig, ten slotte echter
barst, op zija schandelijke verwijten, de een
zame verlatene plotseling in een heerlijke aan
doening ut, waarin de zaligheden vau het 1e
wachten moederschap zich mengen met de groote
ellende van liaar bestaan
//Ik maak geen praatjes," roept, zij ui*, ik
zeg alleen maar: het is geen schande, dat ik
in dezen toestand ben. Boer", en zij gaat met
over de borst gekruiste ar.nen voor hem staa",
//wat heb ik dan gehad, rnijn leven lang? Ik
ben o zoo arm, en ik ben alleen geweest al die
jaren o Jezu% zoo alleen! en ik moet
toch ii U hebbsn wat van mij is, vau mij
(plotseling spreidt zij de arjien uit en drukt
die dan weer vast op de bors'). //Boer en wanneer
je me ook al in \ gez:cht spuwt en wanneer
heeroom ook al zegt, dat ik in de h^l zal komen
? dat moet dau maa-, ik heb mij a kind, en
dat gaat niemand iets aan (ój s'ampt ni"t dea
voet). En ik ben er zoo gelukk g m^e."
Hoewel de oude boer vermoedt, dat zijn zoon
de schuliige is, b'ijft hij hierom'rent in 't on
zekere, want de oagelukkige is te edelmoedig
om den vader van haar aanstaand kind te ver
raden. S echts a ding wenscht, zij vau dien
vader. Zij staat er niet op, dat, hij l.aartrouwt.
Zij weet maar al te goed, dat de Pfahelboer
hiertoe nooit zijn toestemming zal geven, maar
haar kind mag niet verhongeren, en dat, zal
het haar oude tante Katrein brengt l et haar
maar al te goed aan tet verstand, wanneer
Lirenz de schoone Acna tr uwt: Dan kan ju
zieu waar je blijft, vtrjongereri kun ja met het
wurm. Lirenz kent je niet meer, wanneer hij
de schoonzoon van pachter C a >sen is en rijk
ea vroom. Wanneer je hem dan ontmoet,
draait hij zijn hoofd om. En het kind gaat htm
niets aan pas maar op."
Lorerz wenscht, dat zij de streek verlaat.
Zij moet we?, anders komt alles nog aan het
daglicht. Moet ik me soms in 't water vaa
de Kyll werpen':" siit zij hem iu 't oor, ,,denk
niet, dat ik l et doen zal, want ik moet leven
voor mijn kind. Maar ik zal heengaan, ik zal
'}". niet in nneielijktieden brengen, je bent immers
de vader vau mijn k ad. Ea dat is nrjn zalig
heid, al ben ik zslf ook verdoemd."
Maar cj. ding blijft, zij eischen. Op zijn
belofte dat hij haar zal helper, wanuetr hij geld
heeft, antwoordt, zij:
,Ze zeggen, dat je Anna zult troawen! laat
dat, ik raad het je! Mij trouw je niet dat
kun je niet, maar een andere ook uiet,! (ze
schudt hem docr elkaar). //Alles heb ik voor
je gedaan, doe ik, ik ga we?, ik zwijg, ik,
maar een andere trouwen, dat mag je niet.
Mijn kind moet hebben wat het tot komt. Wan
neer je Anna trouwt ea andere kindereu krijgt,
dan is mijn kind vergeten z g u et dat je
dan veel geld hebt eerder krijg ik een
groscheri vau dea armen Lorenz zija dagloon
dau een pfennig van den rijkeu man van Ama
en dat zal niet dat mag niet!
Ea in dfze overtuiging, die zich iastirctief
bij haar opdriagt en zeker wel de rechte is,
dwingt,zij em een eed af, dat Lij nnch Anna,
noch eene andere ooit, zal huwen. Met over
weldigende macht weet zij dea tegenstrevende
tot hnar wil te voegen, eindelijk doet hij voor
het crucifix den gevorderden eed en met dit
verpletterend tooneel eindigt het eerste bedrijf,
Het tweede brengt zachtere tonen, een weekere
stemming van rust en vrede, die evenwel het
zwoele voorgevoel van naderend onheil niet
kan verjagen. Barbara, nu moeder geworden,.
heeft zich met haar kind in een bouwvallige
hut ia 'D woud, de Genovevalöhle genaamd,
verscholen, de verloving vaa Loreuz met Anna,
door den Pfalzelboer ook tegen den wil van
den vreezenden zoon in, met kracht doorgezet,
zal eerstdaags publiek worden. Alleen de her
bergier van den Ramstein aarzelt nog met zijn
toestf nimiag, want er loopen over het plotselirg
verdwijueu vau Barbara allerleigeruchten, waarin
ook de naim van Lorenz betrokken is.
lutus'chen komen er gasteu in de herberg,
steedsche hoeren eu dames, ook kinderen, door
muziek begeleid. Er wo;ds gedanst en de kin
dereu gaan het woud in om er te spelen. Zij
komen in de nabijheid van de Genovevahöhle
ea zien daar Barbara, haar kiad wiegend en in
slaap zingend. In de herberg teruggekeerd,.
spelen zij, nog onder den indruk van het pas
aanschouwde, Let Ganovevaspel. Zij zingen het
volksliedje :
Kling klang gloria,
Wan sitzt in diesem Berge da?
De schiene Genoveva!
Se sitzt on lammt ihr goldnes Haor
Daun schlaft se ville hunrert Jaohr
Waach uf waach uf, Genoveva!
Dit lied en de teedere verhalen der kinderen,
van wat zij in het bosch gezien hebben, ver
spreiden over het geheel eeu zoo drukkende, den
adem bijna benemende sprookjesachtige stemming,
dat, de schrille kreet: »Moord! moord!", plot
selirg achter de coulissen aargeheven, bijna
als de eerste bevrijdende bliksemstraal van een
eindelijk losbreketd onweer klinkt. Lorenz
isin het woud met eea mrs doodgestoken.
Ia het derde bedrijf schrijdt de haadeling
met dramatische kortheid voort tot a%n
haariiiiiiiiiiiiiitiiiiiiimi
iiiiittiiitiiiiiiiiHiti
40 cents per regel.
iiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiimmitiiiiimiiiiHiiiiiii
TRADEr
MARK
dARTELL'S COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars ea
bij de vertegenwoordigers
UOOPHANS «k BitriNIER,
Wijnhandelaars te Amsterdam.
Prijzen,
K AM ST R A's Matrassen-, Bedden- en
Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek.
BED DER TOEKOMST met 10jaar,garan
tie. Leverde sedert 1806 pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratis.
Honderden bewijzen van tevredenheid.
Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H. EAHR, te Utrecht.
Opgericht 1835. Telephoon No. 443.
Amerikaansche, Duitscae en
Fransche
PIANINO'S en ORGELS.
Groote keuze in :
II U U K PI A IV O ' S.
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in da Fabriek ten spoedigst»
uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in ea
buiten abonnement.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORifi,
K. F. DEUSCHLE-BEHÖBB,
Amsterdam, Kalversfa. 157.
Eenig specialiteit in deM
artikelen in geheel Nederl.
ECHT
VICTORIAWATER.
GRAND M A UNIEK.
Cordon .Taiinc & Rouge.
LIQUEUit K OVALE.
Agents-Generaux B. A. RIPPING &Co.,Ansterd.
Piano-, Oriel- ei Muzieta
METRfóO» «tr KAL.SIIOYEH,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in HUM.
Repareeren Stemman Ruilen.
o a's
SKUNKS
MARDER
NERZ
WALLABY
PERSIAMER
S1TKA VOS
GRIES FUCHS
Au Chapeau d'or", 100/102 Kalverstraat