De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 24 november pagina 3

24 november 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1274 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. hierboven aangehaalde wat betreft mindere militairen en Ie veel is gebouwd op de ons inziens verkeerde rneening, dat beklaagden, zoowel veroordeelde als vrijgesprokene, al tijd zelf in alle kosten van reis en verblijf moeten voorzien. Doch niet alleen eene vergelijking, zooals wii hier hebben gemaakt tusschen een officier en een ondtroificier doet het onbil lijke van meerbedoelde weigering uitkomen, ook eene vergelijking tusschen twee zelfde gevallen, doch met verschillende stand plaatsen der beklaagden, stelt dat onbillijke duidelijk in het licht. Gesteld officier A. in garnizoen zijnde in de standplaats van den krijgsraad, bijv. te 's-Gravenhage en officier B. in een gar nizoen op geiuirnen afstand van die stand plaats, bijv. te Vlissingen, moeten voor eenzelfde feit terecht staan. De kosten zijn dan voor officier A. nihil, voor officier B. zeer hoog, daarbij behalve zijne reiskosten heen en terug ook zelf in zijne verblijfkosten moet voorzien en boven dien de ongemakkeu moet verduren van eene meestal zeer haastige reis. Is het nu billijk, dat offisier B. diegrooie kosten moet dragen, omdat hij tegen zijn wil, doch door de bepalingen dr wet en door een bevel van een meerdere in rang ge dwongen zoo'u reis moet maken ? Ons dunkt, dat ieder onbevooroordeelde met ons de onbillijkheid van een en ander zal inzien en wij durven hopen, dat Z. E. de M. v. O. maatregelen zal in overweging willen riemen, waardoor voorkomen wordt, dat officieren, wier tractement toch teeds uiterst karig is, daarvan meermalen nog betrekkelijk groote sommen moeten afstaan om ie kunnen voldoen aan de bepalingen van weiten en voorschriften, waaraan zij onderworpen zijn. D. L. De nederlaag van Tammany-Hall. Vier jaren geleden 1) schreven wij in dit weekblad een paar artikelen over Tam many-Hall, de beruchte politieke organi satie, die New-York een halve eeuw heeft getyranniseerd. Destijds beproefden de mannen, die het in stelselmatige omkooping en afpersing tot eene ongekende vir tuositeit hadden gebracht, hunne krachten bij de verkiezing van een Maijor voor New-York tegen eene oppositie, die harer zijds niet had willen inzien, dat bij zulk een strijd het n van zin zijn niet vol doende is, maar dat men ook persoonlijke belangen en persoonlijke sympathieën tijdelijk moet weten ter zijde te stellen, als men het gemeenschappelijk doel wil bereiken. De oppositie had toen niet minder dan drie candidaten gesteld, .en de meest populaire en meest begaafde van hen, Henry George, de beroemde schrijver Van Progress and Poverty, overleed korten tijd voor de verkiezing. De heer Van Wyck werd toen tot Mayor verkozen, en daar door was de heeersehappij van TammanyHall weder voor vier jaren verzekerd. Met een enkel woord herinneren wij onzen lezers den oorsprong van TammanyHall. In het jaar 1789, toen New-York nog slechts eene stad van 30.000 inwoners was, werd daar door eenige patriotten eene vereeniging gesticht, die den naatn droeg: »Genootschap van Tammany-Hall en van de Columbische Orde." Tammany was de naam van een voor lange jaren overleden Indisch opperhoofd, die in tal van legenden was verheerlijkt. Een deel van het gebouw, waarin de vereeniging zich had gevestigd, werd door haar verhuurd aan eene poli1) »TammaEy-Hair en zijn ,/BDSS". Wb). van 12 eu 19 Otc. JSU7. IIIIIIIIIIllllllllllllflIUIIIIIlMIIIIlHinilllllllllUHIIIIIIIIIIIItlHlillm iiiiiiiiiiimmiiiiiiiiimiimiiiiiMiimuiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiii» ZES EN TWINTIG EN EEN. Uit het ussiich. Naar MAXIME GOKKI. II. (Slol). Een maand ongeveer verliep. De soldaat bakte tulband, maakte pret en ging uit met oe borduursters, kwam dikwijls bij ons, doch vertelde nooit vaa zijn succes onder die tuffen; met eea voornaam air streek hij zijn knevels op, dat was al. /iooals altoos kwam Taiia krakelingen halen, vriendelijk en lief als vaa ouds. We waren eens tegen haar begonnen over den soldaat, dien ze een kalfskop noemde met opingespilkte oogen en allerlei bijnamen gaf, waardoor we volko men gerust waren gesteld. We waren trotsch op ons meiske" als we zagen hoe de borduursters den kerel aanhaalden en dien ochtend hadden we haar liever dan ooit. Een paar uur later kwam de sollaat bij ons binnenloopen, gillend vai de lach. Toen we naar de reden vroegen van zooveel plezier, antwoordde hy al schaterend: Twee zijn mekaar te lijfgïgaan om mij , . Lylka en Grachka... Het was een gevecht! . .. de een greep de ander in de haren, patscb, daar lag ze op den grond en d>i ander ging bo;en op haar zitten of ze paard reed... tia, ha, ha ! Ze kaepjn en beten mekaar .. . het was allergekst l Wat vechten vrouwen toch op een gemeene manier, 't is verschrikkelijk ! . .. De soldaat zat op eeii baak onder dit ver haal en lachte nog altoos... Wij zwegen; op dat oogenblik, waarom begrijp ik met, stond hy ons allen tegen. Wat willen de vrouwen me toch graag ! 't is een comedie ! riep hij trioiniant uit. Ik heb ze maar een knipoog te geven en klaar is het... Zijn witte armen, glanzend behaard, hief hij omhoog en liet ze telkens vallen op de knieën met een slag. Ea intusschen zag bij ons zoo verwonderd aan alsof hij werkelijk verbaasd was over zijn succes bij de vrouwen. Zijn grot gelaat blonk van voldoening en geluk, terwijl hij smakte met de lippen. De machinist werd driftig, maakte meer lawaai met zy'n schop dan noodig was en zei eindelijk spottend: tieke vereeniging, die later de oorspron kelijke bewoners geheel verdrong en zelve den naam Tammany-Hall bleef behouden. De methoden, volgens welke atnmany werkte, hebben zich in den loop der tijden eenigszins gewijzigd, maar zijn toch in beginsel dezelfde gebleven en komen neer op eene schaamtelooze exploitatie van New-York. Aan speelholen en publieke huizen worden clandestine concessiën ver leend, die met maandelijksche bijdragen aan de kas van Tammany worden betaald; i de politie staat in verstandhouding met geheele groepen van zakkenrollers, »kwartjesvinders" en gauwdieven van allerlei aard, die voor hunne rooftochten eene zekere ver gunning krijgen van de politie en van deze l tegen goede betaling indirecte bescherming genieten. Van alleenstaande publieke } vrouwen, van verdachte kroeghouders en van allerlei personen, wier bedrijf het daglicht niet kan verdragen, wordt eene schatting geheven, die hen voor elke i inmenging der politie vrijwaart. Personen, die iets op hun kerfstok hebben, worden gearresteerd, alleen om hun een losgeld af te persen. Bij aanbestedingen wordt het werk alleen gegund aan hen, die aan Tammany hun tribuut betalen. Ambten en bedieningen worden slechts gegeven aan hen, die daarvoor eene evenredige bijdrage in de kas van Tammany willen storten, en dit geldt evengoed voor den straatveger, die 2 dollars per dag verdient, als voor een lid van het Oppergerechtshof, die een jaarlijksch salaris van 17,000 dollars geniet. In onteigenings-quaesties zijn de grofste misbruiken regel geworden; terreinen, waarop later publieke gebouwen, scholen, bibliotheken enz. zullen verrijzen, worden vooraf den goed betalenden vrienden in handen gespeeld. De arbeiders gaan gebukt onder een afschuwelijk truck-stélsel, en wee hun, wanneer zij zich daartegen trachten te verzetten. De opbrengst der befastiijgeii w rdt slechts ten deele in het belang der gemeente gebruikt en vloeit voor een goed deel in de zakken van hen, die aan Tammany sinecure's te danken hebben; het aantal dezer beweldadigden (beweldadigd moycnnant finances natuur lijk) wordt op 45,000 geschat! »Voor al deze afschuwelijke feiten" schreef een correspondent van het Berliner TagMalt in het laatst van Oetober uit New-York »is een werkelijk overstelpend bewijsmateriaal voorhanden. Zoo werden bijvoorbeeld geheele lijsten van publieke huizen en speelholen, bij welke een zekere Daverey op de meest ongeneerde wijze het »aandeel der politie" door zijn onderhoorigen liet ophalen, door eene enquête com missie onder voorzitterschap van den sena tor Lexow opgemaakt. Dit geschiedde in -LS91, na de ontmas kering en veroordeeling van den millioenendief Tweed. Deverey werd toen van zijn post ontzet. Maar drie jaren later, toen Taramany en zijn »boss", Richard Croker, bij de verkiezingen weer de macht in handen kregen, werd die zelfde Deverey weder aangesteld en feitelijk tot hoofd der politie gemaakt.'' Tammany-Hall oefende zijn onzedelijk en oneerlijk bedrijf niet zonder eene zekere koopmanseerlijkheid uit en gaf zijn cliënten waar voor hun geld. Voor den steun in de wetgevende lichamen, in welke het over eene meerderheid beschikte, werden prijzen berekend, verschillend naar gelang van de beteekenis der bewenen diensten: een amen dement op eene bestaande wet kostte van 2500 tot 15000 dollars; eene geheel nieuwe wiimiiiiiiiiiti.'iiiiiiiiiniiiiKiiiiiiiiiitiniiiiiiimimmiiiiiiuiminnim Daar is niet veel kracht toe noodig om kleine denneboompjas te vellen; een sterke pijnboom, dat zou .. . Ziet dat op mij ? riep de soldaat. Ja, op j->u. Wat uedodl j 2 daarmee ? Niks ... 't is al uir. Uit V neen, wacnt 'es. Wat bedoel j 3 met een pijnboom V De machinist antwoordde niet; hij werkte onstuimig door. Kom, zeg op, je hebt me beleedigl, schreeuwde de soldaat. . . Diar is er geen n die me weigeren zal... En durf jij me het tegendeel te zeggen . . . Hij scheen werkelijk beleedigd. Er zijn menschen die een gebrek van ziel of licüaarn het kostelijkste vinden in hun leven. Ze koesteren dit. en leven voor hun kwaal; ze vertellen er anderen van, genieten van het medelijden, dat men met ze heeft en bezitten eindelijk niets meer fian da*. Genees hen, dan zijn ze ongelukkig; hun bestaan is ledig. Dik wijls is een menschenlever. arm op dat une punt na; een ondeugl d e het vervult ; waarlijk velen zijn slecht uit ver/eling of hoogmoed. De soldaat liep doa machinist op zij en brulde : Je zegt het me hoor. Wie meen je V VVou j-! het we!on wie te goei vojr je is ? antwoordde de maciinist ritüg. J i zeker. Kan je Tania 't Wou 't ... Of die je ook zou afschspsn ! . . . Mij? Ja, jou ! Dat zullen wa zien, ha, ha ! Dat zal ze jou laten zien ! Een maand tijd laten. Een blutïirt, at ben je. Veertien dagen l Ik zal het je leveren ! Ha, ha! Tania, verbeell je... ? Kom ga weg, we hebben genoeg van je. Tot over vserlien dagen... dan spreek ik je nader. Maak dat j.3 weg komt, zeg ik je. De machinist was woedend en hief de schop op ooi hem te slaan. Ds soldait sprong opzij, riep nog: zóó gaat het goed" en verdween. Under den twist die ons allen aanging was geen woord door ons gezegd, doen toen de soldaat was vertrokken was het een algemeen geharrewar. Den machinist werd toegeroepen: Dat hadt je niet moeten zeggen, Pavel! Let maar op je werk, was het driftige antwoord. wet natuurlijk veel meer. Zoo werd inder tijd door een syndicaat, dat voor eene in het leven te roepen nieuwe industrie eene speciale wetgeving noodig had, aan Tam many?Hall een prijs betaald van G'J.OOO dollars. Drie maanden nadat de som was gedeponeerd, was de wet aangenomen. Tammany Hall kweet zich in den regel nauwgezet van dergelijke verplichtingen en betaalde bij niet slagen de gedeponeerde sommen terug. Vandaar dat ook mannen, in alle op«icnt°n te goeder naam en faam bekend staande, dikwijls geen bezwaar maakten om zich met zulke onderhande lingen in te laten. Het stelsel van corrup tie beschouwden zij als een noodzakelijk kwaad. Vandaar dat deze georganiseerde omkooperij en afpersing zich zoolang heeft kunnen staande houden. »\Ve Arnericans cati stand a good deal and do stand a gooi deal; but when things get unbearahle, we just rise up and stamp them out." Zoo sprak men in 1894, en zoo zal men ook nu zetrgen. Want bij de verkiezingen voor het Mayorschap van New-York hebben de oppositie-partijen zich vereenigd en hun candidaat, de he3r Ssth Lowe, is met eene zeer aanzienlijke meerderheid verkolen. President Roosevtlr, heeft- djn nieuwen Mnyor geluk gewenscht in termen, die aan duidelijkheid niets te wenschen overlaten. Maar men moet zich niet ontveinzen, dat het den heer Lowe wachtende zuiveringswerk een reuzentaak is, waarbij hij den ernstigen en blijvender! steun van alle weldenkenden noodig heeft. De tijger was het veelzeggend embleem van Tammany-Hall. Gelijk zijn halfbeschaafde miniatuur bloedverwant, de kat, heeft zulk een ondier zooals de volksmond zegt »tien levens". Moge het nu blijken, dat de tijger niet slechts gemuilband en gebonden, maar werkelijk doodgeslagen is ! HllltlMIIIIIIMIIIilMIIIMIIMMInMIIIIIIMIIIIIlllHIHlmlIMIIItllllHHHMMnt! Art. 5 der Arbeidswet. i. Het zwaartepunt der Arbeidswet ligt m.i. in art. 5, hetwelk veibiedt den arbeid van een persoon beneden lüjaar, of van eene vrouw in fabrieken en werkplaatsen vroeger te doen aanvangen dan te ij ure des voormiddags of later te doen eindigen dan te 7 ure des namiddags, met dien verstande dat het aantal uren gedurende welke die arbeid wordt verricht, niet meer dan 11 per etmaal bedrage. Gelijk men weet vergunt een algemeene maatregel van bestaan voor bepaalde bedrijven den arbeid op andere uren te d jen aanvangen en eind'gen en kan door den Commissaris der Koningin en door den Burgemeester vergunning tot overwerken gegeven vvoidtn binnen de grenzen door liet art. gesteld. Meer dan 1U jaren is nu de Arbeidswet in werking en al moge het waar zijn, dat kort na de invoering van eau wet, die nieuwe lasten oplegt, nog niet over de resultaten kan geoordeeld worden, met betrekking tot de Arbeidswet is dat niet meer het geval. Een tijd van 10 jaren is meer dan voldoende om de nijverheid aan de nieuwe regelen te gewennen en de patroons en werkgevers volkomen vertrouwd daarmede te maken. Ik kan dan ook niet aannemen, dat onkunde, on bekendheid met de eischen (Ier wet, de reden is, dat nog zoo veelvuldig de bepaling van Art. 5 wordt overtreden. Aile inspecteurs vermelden in de jongste (?IttlllltlllllllllKIIIIIMItllllMIIIIIMIHMIIIilllllHtlll We voeldsn dat de soldaat in zyu eer was geraakt en dat Tania in gevaar was. Een groote nieuwsgierigheid beving ons, lioe de zaak zou aruopen. Zou Tania niet bezwyken voor dien man'/ Neen. Allen waren er zeker van: Tauia zou h^m weerstaan . . . liij zou zijn han den wel 1-ieren thuis houden ! . . . We waren in d ;n grand bJij dit onze heilige in vcrïo'ikiüg zou komen, om lat we eenparig er van overtuigd waren dat ze zegevierend uit d-jn slrij l zuu te voorschijn komen. Van di^n dag at regon ecu zenuwachtig leven zooa'n we nooit onderranden nadien. We waren altijd aan het disputeere i, het was of er nieuw bloed in ons was gokoinen. Uut was of we met den duivel speelden en Tania onze inzet was. Daar vertelden da bakkers oi.s datdesoldaat zijn hof ging maken aan Tania, waardoor we zoo van streed raakten dat we veel harder en zenuwachtiger kneedden en vorm ien dan gewoonlijk. We warar. in n opwinding, soms vol vrees en dan weer zo.ider eenigen twijfel aan den zegepraal van onze vriendin. We ken den geen imiahaid d ;n g.iuscuen dag en allen waren we van :ie gida;hte vervuld en hadden slechts n nuïia op de lippen, die van Tauia. Klken morgen wachtten wij haar met grooter ongedaU. liet was of we augst hadden dat we iets aan haar veranderd zou ien vinlen, dat ze niet maar dezelf'ie wezjn zou vai den vorigen dag. We waren intussAen tegenover haar zehe als van ouK We hoorden haa.r niet uit, we waren even vriendelijk en behandelden haar niet achting en lietle. Toch voelden we in onze verhouding ie'.s nieuws geslopen en dat nieuwe was eene groote vlijmende nieuwsgierigheid. Vandaig is het de groote dig, riep de machinist toen het werk begon. We wisten dat allen wel zonder die herin nering. Kijk daar gaat ze... zou ze hier ko men . .. riep er een. -- Wiarom niet? was de opmerking van een ander. Kr zal toch in geen geval iets aan haar te zien zijn. We waren dankbaar dat het de dag was waarop ain de onzekerheid een einde zou komen, dat we zoulen weten op welke hoagte zij stond, aan wie we het beste hadden geschon ken wat in ons was. Dien ochtend voelden we hevig en voor het eerst, dat we waarlijk grof spel speelden en dat de proefneming op onze kleine heilige haar ondergang kon zijn. Telkens hadden we den dagen te voren ver nomen dat de soldaat Tania naliep en niemand vaa ons hal den moed gehad te vragen: o t' Tania daarvan gediend was '! iiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiimiMiiiiii En ze was eiken dag komen goeden morgen zeggen en eiken dag had ze krakelingen ge kregen als naar gewoonte. En thans hoor.ien we haar vriendelijk roepen : Daar ban ik, arme gevangenismannefjes ... We haastten ons haar binnen te Uien en tegen onze gewoonte zwegen we allen toen ze ons heg oetle. Wo auien haar met groote oigen op, we wisten niet wat te zeggen en stonden droef en stom om haar heen. Duidelijk was ze verbaisd over die ontvangst p ot^eling zagen we haar verbleeken, ze w^rl onrustig en vro;-g met angstige stem : Wat is er ? ... wat doe jullie raar ... E.i jij 't vroeg de machinist hiar strak aanziende. Ik V wat doe ik ? N Niets! ... Nou, ge f dan vlu* de krakelicgen. Nooit hal Tania haast gemaakt. Je hebt den tijd, sprak de machinist, zonder een oog van haar af te wen ien. Toan keerde ze driftig zich om en verdween. DJ man nam zijn schop, rakelda in den oven en zei kalm: ? Dus, het is zoo ! ... En dat is nog wel een soldaat, zoo'n schelm, zoo'n lafaard ! ... Als een troep schapen op weg, verdrongen we elkaar om aan tafel plaats te nemen ; droef begon de arbeid op nieuw. E;n vau o.is waagle te zeggen : Misschien toch . . . (ieen kwestie er van, praat er niet over.. Wij wisten dat de machinist een man was VST m:er kennis en ontwikkeling dan wij en zijn woarden halden ons verontrust, we be grepen dat h j gelijk hal.. . Te twaalf uur op schafttijd kwam de soldaat, als altoos, netjes en goed gekleed, en als altoos zag hij ons recht in de oogen. Wij daarentegen ware.i verlegen hem aan te zien. Zie zoj. hearen, wil jullie nu de over winning van den soldaat begajpenV vroeg hij lachend da i moet j; maar naar bet voorhuis gaan en door de retten kijken . . . Gevat ? We verlieten de werkp'aats en geleund over eikaars sehou Ier keken we door de reten van het planken beschot in de gang en zagen op de plaats. Het duurde niet lang of daar naderde een bekende haastige voetstap en wipte een zenuwachtig persoontje over de modder van gesmolten sneeuw .. . Tauia stak de plaats over. Ze verdween achter de deur van dea kelder .. . daar kwaoi op zijn gemak, al Uuitend de sol daat langs, hij ha.l de handen in de *ak, zyn kaevel schitterde van het vecht... ook hij ging de kelder binnen. Het weer was somber en druilerig. Daar stonden we te kijken op verslagen, loopende over 1899 en 1900, met nadruk, dat de naleving nog zoo dikwijls te wenschen overlaat. Vooral zijn het de hoofden dei' modebedrijven, bleekerijen" en strijkerijen, die de wet op allerlei wijzen i trachten te ontduiken. Ongelooflijk zijn de middelen, die worden aangewend om de politie of de inspecteurs te bedriegen of een rad voor de oogen te draaien. Zoo verhaalt de inspecteur in de 33 inspectie het volgende: «Posten worden uitgezet om | de nadering der politie te signaleeren, l electrische schellen worden aangelegd om i op de ateliers te waarschuwen en zelfs , kwam het voor, dat men in eene werkplaats, l waar mantels vervaardigd worden, de werk- j sters tijdens het bezoek der politie voor j klanten liet doorgaan en haar met nieuwe ! mantels naar huis liet gaan, om er schijn j van waarheid aan te geven". Zelfs een i voorzitter van een kamer van arbeid trachtte de wet te ontduiken door de meisjes vroeger dan ge >orlo:>fd is, te doen aanvangen, ja hij ging zelfs zoover aan de politie te weigeren zijn atelier zonder speciale ver gunning te bezoeken. Moet de naam van zoo iemand, die tegenover de buitenwereld wil doorgaan als een persoon, welke gaarne den socialen vrede mede wil helpen bevorde ren door als voorzitter van een kamer van arbeid op te treden, maar in het geheim de wetten ontduikt, niet aan de groot klok worden gehangen ? Het is een onwederlegbaar feit, dat er niet zoo dikwijls een ongetraft overtreden zou kunnen worden, indien de beschermde personen zeil meer dan tot dusver wilden medewerken om het misbruik tegen te gaan. In de Verslagen is menige plaats te vin den waarop gewezen wordt op het behulp zaam zijn, vooral der werksters in ateliers, in het misleiden der politie. Aan den an deren kant kan men den werksters dikwijls moeilijk een verwijt maken. Zij verkeeren toch in eea moeilijk geval. Klagen zij den patroon aan, dan weten zij meestal zeker dat haar ontslag boven het hoofd hangt. Verder stappen velen over het overwerken heen uit overweging, dat daardoor haar loon hetwelk in den regel toch al niet zoo groot is, hooger wordt. Volkomen waarin het wat de Inspecteur in de 03 Inspectie opmerkt, dat tegen te langen arbeidsduur, overwerk en huiswerk nooit, met volkomen succes gestreden kan worden zonder medewerking der arbeidersorganisatie welke helaas voor het nieen ndetl der beschermde personen nog zwak is. Een gelukkige uitzondering maakt de Naaisiersbond, die met kracht optreedt waar hij een overtreding bemerkt en het geval in zijn orgaan »rle Naaistersen kleermakers bode" signaleert. Zoo moet het gaan. De vakvereeniging moet zich er voor spannen en met kracht strijden tegen het misbruik van de zwakke positie der jeugdige persoren en vrouwen. Te ontkennen is het niet, dat de hoofden der bedoelde inrichtingen zeil in sommige tijden van het jaar tusschen twee vuren zitten. Aan de eene zijde is de clientèle, die aandringt op vlugge alle nering en aan de andere zijde is de wet met hare eischen. Menig inspecteur uit dan ook den wensch, dat het publiek meer dan tot dusver mede werken en da modlste-s eaz. niet jage en drijve. Het zou te hopen zijn, dat deze wensch werkelijkheid werd, al ben ik op dat punt eenigszi.is sceptisch gestemd. Maar ook niet worde vergelen, dat de wet nog een vergunning tot overwerken toelaat waarvan wel eens meer gebruik zou kunnen worden gemaakt. De inspecteurs dringen voor een gedeelte aan op een verscherping van politietoezicht, daar zij zslven onmogelijk in staat zijn voldoende contió'e uil te oefenen. De in specteur en de L'e inspecteur, hoewel er kennende dat h ij van rijks- en gemeente politie medewerking heeft ondervonden, acht het echter doeltreffender in de hoofd plaatsen enkele ambtenaren uit diensttakken met de uitsluitende contnV.e te belasten. Zeker zou een dergelijke maat regel zeer gewenscht zijn, maar ik vrees, daf de gemeentebesturen niet licht er toe zullen komen speciale ambtenaren daar voor aan te stellen, daar zij reeds nu voor stijgende uitgaven komen te staan. Zal er dus iets van komen, dan dient het Rijk tot. de aanstelling over te gaan. Ik wil zelfs zoover gaan te beweren.dat het Ryk tot deze aanstelling verplicht is. Een wet moet niet voor een gedeelte zijn een doode letter en waar het nu blijkt, dat de Inspecteurs door de omvangrijkheid van hunne taak geen voldoende conuó'e kunnen uitoefenen, waar zij telkens en telkens weer op beter politiek toezicht aandringen, daar dient het Rijk in te grijpen en door aan stelling van surveilleereude ambtenaren er voor te waken, dat de wet voldoende wordt nageleefd. De uitbreiding van het aantal Inspecteurs heeit veel gegeven, maar niet genoeg. Daarvoor is het gebied der Inspectie nog te groot en heeft het controleeren zelf zijne eigenaardige beiwaren. Zal een controle doel treffen, dan moet zij syste matisch geschieden en vooral 's morgens en 's avonds en daartoe is alleen in staat iemand, die in de plaats zelf woont of er zeer dikwijls vertoeft. Een inspecteur of een adjunct-inspecteur, die een vaste stand plaats hebben, zijn daardoor niet in de gelegenheid veelvoudig dergelijke morgen of avondbezoeken te doen en te spoedig is hunne aanwezigheid bekend. Neen, slechts een plaatselijke autoriteit is bij machte er voor te waken, dat de wet niet wordt een dopde letter. Een gevolg van een strenger toezicht zal zijn de praktijk leert het reeds een vermeerdering van het getal aanvragen om vergunningen tot overwerken. Vaak komt het voor, dat een bedrijfshoofd eerst dan tot het doen van deze aanvraag overgaat, als hij bekeurd is. Vergelijkt men ook het getal vergunningen in 1900 aangevraagd, met die in 1S99 verzocht, dan ziet men, dat het eerste getal hooger is wat naar ik meen, een bewijs is voor de bewering, dat dat er tusschen strenge conti ó Ie en het aantal aanvragen verband is. Over een ander gevolg zal ik spreken in een volgend artikel. Kampen. Mr. VELTMAN. iiiiiHiiiiiiniiiiiiiiimiinHiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiimnii^ Inziet in de Hoofdstad. Een donateursrepetitie der Maa^schapp-j Caecilia" is in ons laud een evenement op muzi kaal gebied. Tallooze vrienden, maar nog meer vriendinnen van de'.e eerbiedwaardige Maat schappij, niet alleen uit de hoofdstad, maar uit alle oorden van ons land, vereenigen zieli dan in het Concertgebouw om te luisteren naar de machtige scheppingen onzer groote mf-esters, maar zeker ook niet minder naar het heerlijke orehest der Maatschappij, hetwelk door zij n groo tere en rijljere bezetting van de stiijfcinstrumeuten een weergaloos grojt.fc'ien iudruk te weeg brengt. Wüde ik het Caecilia c oncert bespreken dan zou ik acht dagen moeten wach ter, daarom geef ik er de voorkeur aan enkele regelen te wijden aan de donateursrepetitie. Zsker is de zooveel sterkere bezetting van het quartet het meest ten goede gekomen aan het voorspel van Waguer's //MeUtemager". Dit werk, dat zoo langzamerhand bij de Caeciliabezoekers" een plaats is gaaa innemen onder de //klassieke muziek", is bij'.onder schitterend geïnstrumenteerd en hoewel Wagner hierin volstrekt geen buitengewone instrumeLtsn aanwendt en zich, om zoo te zeggen, heeft beperkt tot het Beethovensclie orehest (echter zouder de n a t u u r-troinpetten en hoorns) wordt door hem iHiitiiiitimmiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtiiMiiiimiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiii den vullen grond ... we kregen het koud, het wachten was vreeselijk ... Toen verscheen de soldaat het eerst uit de diepte. Langzaam stak hij de plaats over, de handen in den zak als een drie kwartier te voren; daar ging hij, als ge woon. E m paar minuten later kwam Tania te voorschijn. Haar oogen?... ze schitt rden vaa ongekend genot; ze lachte ... en daar liep ZP, niet haastig, niet gejaagd, maar met een wan kelende pas. Dat alles konden we niet kalm laten voorbij gaan. Allen te gelijk stormden we de deur uit, de plaats op; en d»ar begonnen we te fljjten, te sissen, te brullen als wilden. Tania schrok toen ze ons zag en stond in de modder stil. Toen omringden we haar en met een duivelsch genot beleedigden we haar met de gemeenste scheldmamen, met de schaamtelooste uitdruk kingen en dat niet scheeuwend of gillend, maar op een toon van diepe minachting. De blauwe, groote oogen, e?en te voren stralend van geluk, verwijdden zich hoe langer hoe meer, alle kleur van het gelaat was ver dwenen, de borst hijgde, de lippen trilden. En wij we wreekten ons op haar; ze was ons allen ontroofd! Ze had ons toebehoord en met haar verloren we het beste dat in ons was, het goede da", ons was overgebleven ... We stonden daar, zes en twintig tegen een! ... Wat had den we haar beleedigd! Ze zweeg steeds, zag ons verwilderd aan en beefde ovsr het geheele lichaam. Daar begonnen we te lachen, te brullen, te loeien ... Anderen kwamen toegelooper, van waar weet ik niet... Een trok Tania bij de mouw van haar jikje. Plo'seling gingen de oDgen weer schitteren; kalm hief ze de handen op om het mooie haar wat in orde te brengen en met duidelijke, vaste stem riep ze ons toe: p]ileLdelingen, die ge zijt.. . Hecht liep ze op ons af, eenvoudig, zonder vertoon, alsof we haar dea doorgang niet zouden versperren. En waarlijk dat deed niemand. Toen ze onzen kring was doorgebroken, liep ze verder zonder omkyken en sprak met onbeschrijfelijke min achting: Vuile lafaards die je bent... ondieren!... Zoo vertrok ze. Wij bleven achter in motregen en slik onder den grauwen hemel... Eindelijk keerden we terug naar ons steenen hol. Even als vroeger scheen de zon nimmer door de vuile ruiten en Tania... we zagen haar nooit terug.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl