Historisch Archief 1877-1940
No. 1274
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
hierboven aangehaalde wat betreft mindere
militairen en Ie veel is gebouwd op de ons
inziens verkeerde rneening, dat beklaagden,
zoowel veroordeelde als vrijgesprokene, al
tijd zelf in alle kosten van reis en verblijf
moeten voorzien.
Doch niet alleen eene vergelijking, zooals
wii hier hebben gemaakt tusschen een
officier en een ondtroificier doet het onbil
lijke van meerbedoelde weigering uitkomen,
ook eene vergelijking tusschen twee zelfde
gevallen, doch met verschillende stand
plaatsen der beklaagden, stelt dat onbillijke
duidelijk in het licht.
Gesteld officier A. in garnizoen zijnde
in de standplaats van den krijgsraad, bijv.
te 's-Gravenhage en officier B. in een gar
nizoen op geiuirnen afstand van die stand
plaats, bijv. te Vlissingen, moeten voor
eenzelfde feit terecht staan.
De kosten zijn dan voor officier A. nihil,
voor officier B. zeer hoog, daarbij behalve
zijne reiskosten heen en terug ook zelf in
zijne verblijfkosten moet voorzien en boven
dien de ongemakkeu moet verduren van
eene meestal zeer haastige reis.
Is het nu billijk, dat offisier B. diegrooie
kosten moet dragen, omdat hij tegen zijn wil,
doch door de bepalingen dr wet en door
een bevel van een meerdere in rang ge
dwongen zoo'u reis moet maken ?
Ons dunkt, dat ieder onbevooroordeelde
met ons de onbillijkheid van een en ander
zal inzien en wij durven hopen, dat Z. E.
de M. v. O. maatregelen zal in overweging
willen riemen, waardoor voorkomen wordt,
dat officieren, wier tractement toch teeds
uiterst karig is, daarvan meermalen nog
betrekkelijk groote sommen moeten afstaan
om ie kunnen voldoen aan de bepalingen
van weiten en voorschriften, waaraan zij
onderworpen zijn.
D. L.
De nederlaag van
Tammany-Hall.
Vier jaren geleden 1) schreven wij in dit
weekblad een paar artikelen over Tam
many-Hall, de beruchte politieke organi
satie, die New-York een halve eeuw heeft
getyranniseerd. Destijds beproefden de
mannen, die het in stelselmatige
omkooping en afpersing tot eene ongekende vir
tuositeit hadden gebracht, hunne krachten
bij de verkiezing van een Maijor voor
New-York tegen eene oppositie, die harer
zijds niet had willen inzien, dat bij zulk
een strijd het n van zin zijn niet vol
doende is, maar dat men ook persoonlijke
belangen en persoonlijke sympathieën
tijdelijk moet weten ter zijde te stellen,
als men het gemeenschappelijk doel wil
bereiken. De oppositie had toen niet
minder dan drie candidaten gesteld, .en de
meest populaire en meest begaafde van
hen, Henry George, de beroemde schrijver
Van Progress and Poverty, overleed korten
tijd voor de verkiezing. De heer Van Wyck
werd toen tot Mayor verkozen, en daar
door was de heeersehappij van
TammanyHall weder voor vier jaren verzekerd.
Met een enkel woord herinneren wij
onzen lezers den oorsprong van
TammanyHall. In het jaar 1789, toen New-York
nog slechts eene stad van 30.000 inwoners
was, werd daar door eenige patriotten eene
vereeniging gesticht, die den naatn droeg:
»Genootschap van Tammany-Hall en van
de Columbische Orde." Tammany was de
naam van een voor lange jaren overleden
Indisch opperhoofd, die in tal van legenden
was verheerlijkt. Een deel van het gebouw,
waarin de vereeniging zich had gevestigd,
werd door haar verhuurd aan eene
poli1) »TammaEy-Hair en zijn ,/BDSS". Wb). van
12 eu 19 Otc. JSU7.
IIIIIIIIIIllllllllllllflIUIIIIIlMIIIIlHinilllllllllUHIIIIIIIIIIIItlHlillm
iiiiiiiiiiimmiiiiiiiiimiimiiiiiMiimuiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiimiii»
ZES EN TWINTIG EN EEN.
Uit het ussiich.
Naar MAXIME GOKKI.
II. (Slol).
Een maand ongeveer verliep. De soldaat
bakte tulband, maakte pret en ging uit met
oe borduursters, kwam dikwijls bij ons, doch
vertelde nooit vaa zijn succes onder die tuffen;
met eea voornaam air streek hij zijn knevels
op, dat was al.
/iooals altoos kwam Taiia krakelingen halen,
vriendelijk en lief als vaa ouds. We waren eens
tegen haar begonnen over den soldaat, dien ze
een kalfskop noemde met opingespilkte oogen
en allerlei bijnamen gaf, waardoor we volko
men gerust waren gesteld. We waren trotsch
op ons meiske" als we zagen hoe de
borduursters den kerel aanhaalden en dien ochtend
hadden we haar liever dan ooit.
Een paar uur later kwam de sollaat bij ons
binnenloopen, gillend vai de lach. Toen we
naar de reden vroegen van zooveel plezier,
antwoordde hy al schaterend:
Twee zijn mekaar te lijfgïgaan om mij , .
Lylka en Grachka... Het was een gevecht! . ..
de een greep de ander in de haren, patscb, daar
lag ze op den grond en d>i ander ging bo;en
op haar zitten of ze paard reed... tia, ha,
ha ! Ze kaepjn en beten mekaar .. . het was
allergekst l Wat vechten vrouwen toch op een
gemeene manier, 't is verschrikkelijk ! . ..
De soldaat zat op eeii baak onder dit ver
haal en lachte nog altoos... Wij zwegen; op
dat oogenblik, waarom begrijp ik met, stond
hy ons allen tegen.
Wat willen de vrouwen me toch graag !
't is een comedie ! riep hij trioiniant uit. Ik
heb ze maar een knipoog te geven en klaar
is het...
Zijn witte armen, glanzend behaard, hief hij
omhoog en liet ze telkens vallen op de knieën
met een slag. Ea intusschen zag bij ons zoo
verwonderd aan alsof hij werkelijk verbaasd was
over zijn succes bij de vrouwen. Zijn grot gelaat
blonk van voldoening en geluk, terwijl hij smakte
met de lippen.
De machinist werd driftig, maakte meer
lawaai met zy'n schop dan noodig was en zei
eindelijk spottend:
tieke vereeniging, die later de oorspron
kelijke bewoners geheel verdrong en zelve
den naam Tammany-Hall bleef behouden.
De methoden, volgens welke atnmany
werkte, hebben zich in den loop der tijden
eenigszins gewijzigd, maar zijn toch in
beginsel dezelfde gebleven en komen neer
op eene schaamtelooze exploitatie van
New-York. Aan speelholen en publieke
huizen worden clandestine concessiën ver
leend, die met maandelijksche bijdragen
aan de kas van Tammany worden betaald;
i de politie staat in verstandhouding met
geheele groepen van zakkenrollers,
»kwartjesvinders" en gauwdieven van allerlei aard,
die voor hunne rooftochten eene zekere ver
gunning krijgen van de politie en van deze
l tegen goede betaling indirecte bescherming
genieten. Van alleenstaande publieke
} vrouwen, van verdachte kroeghouders en
van allerlei personen, wier bedrijf het
daglicht niet kan verdragen, wordt eene
schatting geheven, die hen voor elke
i inmenging der politie vrijwaart. Personen,
die iets op hun kerfstok hebben, worden
gearresteerd, alleen om hun een losgeld
af te persen. Bij aanbestedingen wordt het
werk alleen gegund aan hen, die aan
Tammany hun tribuut betalen. Ambten
en bedieningen worden slechts gegeven
aan hen, die daarvoor eene evenredige
bijdrage in de kas van Tammany willen
storten, en dit geldt evengoed voor den
straatveger, die 2 dollars per dag verdient,
als voor een lid van het Oppergerechtshof,
die een jaarlijksch salaris van 17,000
dollars geniet. In onteigenings-quaesties
zijn de grofste misbruiken regel geworden;
terreinen, waarop later publieke gebouwen,
scholen, bibliotheken enz. zullen verrijzen,
worden vooraf den goed betalenden vrienden
in handen gespeeld. De arbeiders gaan
gebukt onder een afschuwelijk truck-stélsel,
en wee hun, wanneer zij zich daartegen
trachten te verzetten. De opbrengst der
befastiijgeii w rdt slechts ten deele in het
belang der gemeente gebruikt en vloeit
voor een goed deel in de zakken van hen,
die aan Tammany sinecure's te danken
hebben; het aantal dezer beweldadigden
(beweldadigd moycnnant finances natuur
lijk) wordt op 45,000 geschat!
»Voor al deze afschuwelijke feiten"
schreef een correspondent van het Berliner
TagMalt in het laatst van Oetober uit
New-York »is een werkelijk overstelpend
bewijsmateriaal voorhanden. Zoo werden
bijvoorbeeld geheele lijsten van publieke
huizen en speelholen, bij welke een zekere
Daverey op de meest ongeneerde wijze het
»aandeel der politie" door zijn
onderhoorigen liet ophalen, door eene enquête com
missie onder voorzitterschap van den sena
tor Lexow opgemaakt.
Dit geschiedde in -LS91, na de ontmas
kering en veroordeeling van den
millioenendief Tweed. Deverey werd toen van zijn
post ontzet. Maar drie jaren later, toen
Taramany en zijn »boss", Richard Croker,
bij de verkiezingen weer de macht in handen
kregen, werd die zelfde Deverey weder
aangesteld en feitelijk tot hoofd der politie
gemaakt.''
Tammany-Hall oefende zijn onzedelijk
en oneerlijk bedrijf niet zonder eene zekere
koopmanseerlijkheid uit en gaf zijn cliënten
waar voor hun geld. Voor den steun in
de wetgevende lichamen, in welke het over
eene meerderheid beschikte, werden prijzen
berekend, verschillend naar gelang van de
beteekenis der bewenen diensten: een amen
dement op eene bestaande wet kostte van
2500 tot 15000 dollars; eene geheel nieuwe
wiimiiiiiiiiiti.'iiiiiiiiiniiiiKiiiiiiiiiitiniiiiiiimimmiiiiiiuiminnim
Daar is niet veel kracht toe noodig om
kleine denneboompjas te vellen; een sterke
pijnboom, dat zou .. .
Ziet dat op mij ? riep de soldaat.
Ja, op j->u.
Wat uedodl j 2 daarmee ?
Niks ... 't is al uir.
Uit V neen, wacnt 'es. Wat bedoel j 3 met
een pijnboom V
De machinist antwoordde niet; hij werkte
onstuimig door.
Kom, zeg op, je hebt me beleedigl,
schreeuwde de soldaat. . . Diar is er geen n
die me weigeren zal... En durf jij me het
tegendeel te zeggen . . .
Hij scheen werkelijk beleedigd.
Er zijn menschen die een gebrek van ziel of
licüaarn het kostelijkste vinden in hun leven.
Ze koesteren dit. en leven voor hun kwaal; ze
vertellen er anderen van, genieten van het
medelijden, dat men met ze heeft en bezitten
eindelijk niets meer fian da*. Genees hen, dan
zijn ze ongelukkig; hun bestaan is ledig. Dik
wijls is een menschenlever. arm op dat une
punt na; een ondeugl d e het vervult ; waarlijk
velen zijn slecht uit ver/eling of hoogmoed.
De soldaat liep doa machinist op zij en
brulde :
Je zegt het me hoor. Wie meen je V
VVou j-! het we!on wie te goei vojr je is ?
antwoordde de maciinist ritüg.
J i zeker.
Kan je Tania 't
Wou 't ...
Of die je ook zou afschspsn ! . . .
Mij?
Ja, jou !
Dat zullen wa zien, ha, ha !
Dat zal ze jou laten zien !
Een maand tijd laten.
Een blutïirt, at ben je.
Veertien dagen l Ik zal het je leveren !
Ha, ha! Tania, verbeell je...
? Kom ga weg, we hebben genoeg van je.
Tot over vserlien dagen... dan spreek
ik je nader.
Maak dat j.3 weg komt, zeg ik je.
De machinist was woedend en hief de schop
op ooi hem te slaan. Ds soldait sprong opzij,
riep nog: zóó gaat het goed" en verdween.
Under den twist die ons allen aanging was
geen woord door ons gezegd, doen toen de
soldaat was vertrokken was het een algemeen
geharrewar.
Den machinist werd toegeroepen:
Dat hadt je niet moeten zeggen, Pavel!
Let maar op je werk, was het driftige
antwoord.
wet natuurlijk veel meer. Zoo werd inder
tijd door een syndicaat, dat voor eene in
het leven te roepen nieuwe industrie eene
speciale wetgeving noodig had, aan Tam
many?Hall een prijs betaald van G'J.OOO
dollars. Drie maanden nadat de som was
gedeponeerd, was de wet aangenomen.
Tammany Hall kweet zich in den regel
nauwgezet van dergelijke verplichtingen
en betaalde bij niet slagen de gedeponeerde
sommen terug. Vandaar dat ook mannen,
in alle op«icnt°n te goeder naam en faam
bekend staande, dikwijls geen bezwaar
maakten om zich met zulke onderhande
lingen in te laten. Het stelsel van corrup
tie beschouwden zij als een noodzakelijk
kwaad. Vandaar dat deze georganiseerde
omkooperij en afpersing zich zoolang heeft
kunnen staande houden.
»\Ve Arnericans cati stand a good deal
and do stand a gooi deal; but when
things get unbearahle, we just rise up and
stamp them out." Zoo sprak men in 1894,
en zoo zal men ook nu zetrgen. Want bij
de verkiezingen voor het Mayorschap van
New-York hebben de oppositie-partijen
zich vereenigd en hun candidaat, de he3r
Ssth Lowe, is met eene zeer aanzienlijke
meerderheid verkolen. President Roosevtlr,
heeft- djn nieuwen Mnyor geluk gewenscht
in termen, die aan duidelijkheid niets te
wenschen overlaten. Maar men moet zich
niet ontveinzen, dat het den heer Lowe
wachtende zuiveringswerk een reuzentaak
is, waarbij hij den ernstigen en blijvender!
steun van alle weldenkenden noodig heeft.
De tijger was het veelzeggend embleem
van Tammany-Hall. Gelijk zijn
halfbeschaafde miniatuur bloedverwant, de kat,
heeft zulk een ondier zooals de volksmond
zegt »tien levens". Moge het nu blijken,
dat de tijger niet slechts gemuilband en
gebonden, maar werkelijk doodgeslagen is !
HllltlMIIIIIIMIIIilMIIIMIIMMInMIIIIIIMIIIIIlllHIHlmlIMIIItllllHHHMMnt!
Art. 5 der Arbeidswet.
i.
Het zwaartepunt der Arbeidswet ligt m.i.
in art. 5, hetwelk veibiedt den arbeid van
een persoon beneden lüjaar, of van eene
vrouw in fabrieken en werkplaatsen vroeger
te doen aanvangen dan te ij ure des
voormiddags of later te doen eindigen dan te
7 ure des namiddags, met dien verstande
dat het aantal uren gedurende welke die
arbeid wordt verricht, niet meer dan 11 per
etmaal bedrage. Gelijk men weet vergunt
een algemeene maatregel van bestaan voor
bepaalde bedrijven den arbeid op andere
uren te d jen aanvangen en eind'gen en
kan door den Commissaris der Koningin
en door den Burgemeester vergunning tot
overwerken gegeven vvoidtn binnen de
grenzen door liet art. gesteld.
Meer dan 1U jaren is nu de Arbeidswet
in werking en al moge het waar zijn, dat
kort na de invoering van eau wet, die
nieuwe lasten oplegt, nog niet over de
resultaten kan geoordeeld worden, met
betrekking tot de Arbeidswet is dat niet
meer het geval. Een tijd van 10 jaren is
meer dan voldoende om de nijverheid aan
de nieuwe regelen te gewennen en de
patroons en werkgevers volkomen vertrouwd
daarmede te maken. Ik kan dan ook niet
aannemen, dat onkunde, on bekendheid met
de eischen (Ier wet, de reden is, dat nog
zoo veelvuldig de bepaling van Art. 5
wordt overtreden.
Aile inspecteurs vermelden in de jongste
(?IttlllltlllllllllKIIIIIMItllllMIIIIIMIHMIIIilllllHtlll
We voeldsn dat de soldaat in zyu eer was
geraakt en dat Tania in gevaar was. Een
groote nieuwsgierigheid beving ons, lioe de zaak
zou aruopen. Zou Tania niet bezwyken voor
dien man'/ Neen. Allen waren er zeker van:
Tauia zou h^m weerstaan . . . liij zou zijn han
den wel 1-ieren thuis houden ! . . .
We waren in d ;n grand bJij dit onze heilige
in vcrïo'ikiüg zou komen, om lat we eenparig
er van overtuigd waren dat ze zegevierend uit
d-jn slrij l zuu te voorschijn komen.
Van di^n dag at regon ecu zenuwachtig
leven zooa'n we nooit onderranden nadien. We
waren altijd aan het disputeere i, het was of er
nieuw bloed in ons was gokoinen. Uut was of
we met den duivel speelden en Tania onze inzet
was. Daar vertelden da bakkers oi.s
datdesoldaat zijn hof ging maken aan Tania, waardoor
we zoo van streed raakten dat we veel harder
en zenuwachtiger kneedden en vorm ien dan
gewoonlijk. We warar. in n opwinding, soms
vol vrees en dan weer zo.ider eenigen twijfel
aan den zegepraal van onze vriendin. We ken
den geen imiahaid d ;n g.iuscuen dag en allen
waren we van :ie gida;hte vervuld en hadden
slechts n nuïia op de lippen, die van Tauia.
Klken morgen wachtten wij haar met grooter
ongedaU. liet was of we augst hadden dat we
iets aan haar veranderd zou ien vinlen, dat ze
niet maar dezelf'ie wezjn zou vai den
vorigen dag.
We waren intussAen tegenover haar zehe
als van ouK We hoorden haa.r niet uit, we
waren even vriendelijk en behandelden haar
niet achting en lietle. Toch voelden we in onze
verhouding ie'.s nieuws geslopen en dat nieuwe
was eene groote vlijmende nieuwsgierigheid.
Vandaig is het de groote dig, riep de
machinist toen het werk begon.
We wisten dat allen wel zonder die herin
nering.
Kijk daar gaat ze... zou ze hier ko
men . .. riep er een.
-- Wiarom niet? was de opmerking van
een ander. Kr zal toch in geen geval iets aan
haar te zien zijn.
We waren dankbaar dat het de dag was
waarop ain de onzekerheid een einde zou
komen, dat we zoulen weten op welke hoagte
zij stond, aan wie we het beste hadden geschon
ken wat in ons was. Dien ochtend voelden we
hevig en voor het eerst, dat we waarlijk grof
spel speelden en dat de proefneming op onze
kleine heilige haar ondergang kon zijn.
Telkens hadden we den dagen te voren ver
nomen dat de soldaat Tania naliep en niemand
vaa ons hal den moed gehad te vragen: o t'
Tania daarvan gediend was '!
iiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiiiiimiMiiiiii
En ze was eiken dag komen goeden morgen
zeggen en eiken dag had ze krakelingen ge
kregen als naar gewoonte. En thans hoor.ien
we haar vriendelijk roepen :
Daar ban ik, arme gevangenismannefjes ...
We haastten ons haar binnen te Uien en
tegen onze gewoonte zwegen we allen toen ze
ons heg oetle. Wo auien haar met groote
oigen op, we wisten niet wat te zeggen en
stonden droef en stom om haar heen.
Duidelijk was ze verbaisd over die ontvangst
p ot^eling zagen we haar verbleeken, ze w^rl
onrustig en vro;-g met angstige stem :
Wat is er ? ... wat doe jullie raar ...
E.i jij 't vroeg de machinist hiar strak
aanziende.
Ik V wat doe ik ?
N Niets! ...
Nou, ge f dan vlu* de krakelicgen.
Nooit hal Tania haast gemaakt.
Je hebt den tijd, sprak de machinist,
zonder een oog van haar af te wen ien.
Toan keerde ze driftig zich om en verdween.
DJ man nam zijn schop, rakelda in den oven
en zei kalm:
? Dus, het is zoo ! ... En dat is nog wel
een soldaat, zoo'n schelm, zoo'n lafaard ! ...
Als een troep schapen op weg, verdrongen
we elkaar om aan tafel plaats te nemen ; droef
begon de arbeid op nieuw. E;n vau o.is waagle
te zeggen :
Misschien toch . . .
(ieen kwestie er van, praat er niet over..
Wij wisten dat de machinist een man was
VST m:er kennis en ontwikkeling dan wij en
zijn woarden halden ons verontrust, we be
grepen dat h j gelijk hal.. .
Te twaalf uur op schafttijd kwam de
soldaat, als altoos, netjes en goed gekleed, en
als altoos zag hij ons recht in de oogen. Wij
daarentegen ware.i verlegen hem aan te zien.
Zie zoj. hearen, wil jullie nu de over
winning van den soldaat begajpenV vroeg hij
lachend da i moet j; maar naar bet voorhuis
gaan en door de retten kijken . . . Gevat ?
We verlieten de werkp'aats en geleund
over eikaars sehou Ier keken we door de reten
van het planken beschot in de gang en zagen
op de plaats. Het duurde niet lang of daar
naderde een bekende haastige voetstap en wipte
een zenuwachtig persoontje over de modder van
gesmolten sneeuw .. . Tauia stak de plaats over.
Ze verdween achter de deur van dea kelder .. .
daar kwaoi op zijn gemak, al Uuitend de sol
daat langs, hij ha.l de handen in de *ak, zyn
kaevel schitterde van het vecht... ook hij
ging de kelder binnen. Het weer was somber
en druilerig. Daar stonden we te kijken op
verslagen, loopende over 1899 en 1900, met
nadruk, dat de naleving nog zoo dikwijls
te wenschen overlaat. Vooral zijn het de
hoofden dei' modebedrijven, bleekerijen" en
strijkerijen, die de wet op allerlei wijzen i
trachten te ontduiken. Ongelooflijk zijn de
middelen, die worden aangewend om de
politie of de inspecteurs te bedriegen of
een rad voor de oogen te draaien. Zoo
verhaalt de inspecteur in de 33 inspectie
het volgende: «Posten worden uitgezet om |
de nadering der politie te signaleeren, l
electrische schellen worden aangelegd om i
op de ateliers te waarschuwen en zelfs ,
kwam het voor, dat men in eene werkplaats, l
waar mantels vervaardigd worden, de werk- j
sters tijdens het bezoek der politie voor j
klanten liet doorgaan en haar met nieuwe !
mantels naar huis liet gaan, om er schijn j
van waarheid aan te geven". Zelfs een i
voorzitter van een kamer van arbeid trachtte
de wet te ontduiken door de meisjes vroeger
dan ge >orlo:>fd is, te doen aanvangen, ja
hij ging zelfs zoover aan de politie te
weigeren zijn atelier zonder speciale ver
gunning te bezoeken. Moet de naam van
zoo iemand, die tegenover de buitenwereld
wil doorgaan als een persoon, welke gaarne
den socialen vrede mede wil helpen bevorde
ren door als voorzitter van een kamer van
arbeid op te treden, maar in het geheim
de wetten ontduikt, niet aan de groot klok
worden gehangen ?
Het is een onwederlegbaar feit, dat er
niet zoo dikwijls een ongetraft overtreden
zou kunnen worden, indien de beschermde
personen zeil meer dan tot dusver wilden
medewerken om het misbruik tegen te gaan.
In de Verslagen is menige plaats te vin
den waarop gewezen wordt op het behulp
zaam zijn, vooral der werksters in ateliers,
in het misleiden der politie. Aan den an
deren kant kan men den werksters dikwijls
moeilijk een verwijt maken. Zij verkeeren
toch in eea moeilijk geval. Klagen zij den
patroon aan, dan weten zij meestal zeker
dat haar ontslag boven het hoofd hangt.
Verder stappen velen over het overwerken
heen uit overweging, dat daardoor haar loon
hetwelk in den regel toch al niet zoo groot
is, hooger wordt. Volkomen waarin het wat
de Inspecteur in de 03 Inspectie opmerkt,
dat tegen te langen arbeidsduur, overwerk
en huiswerk nooit, met volkomen succes
gestreden kan worden zonder medewerking
der arbeidersorganisatie welke helaas voor
het nieen ndetl der beschermde personen
nog zwak is. Een gelukkige uitzondering
maakt de Naaisiersbond, die met kracht
optreedt waar hij een overtreding bemerkt
en het geval in zijn orgaan »rle
Naaistersen kleermakers bode" signaleert. Zoo moet
het gaan. De vakvereeniging moet zich er
voor spannen en met kracht strijden tegen
het misbruik van de zwakke positie der
jeugdige persoren en vrouwen.
Te ontkennen is het niet, dat de hoofden
der bedoelde inrichtingen zeil in sommige
tijden van het jaar tusschen twee vuren
zitten. Aan de eene zijde is de clientèle, die
aandringt op vlugge alle nering en aan de
andere zijde is de wet met hare eischen.
Menig inspecteur uit dan ook den wensch,
dat het publiek meer dan tot dusver mede
werken en da modlste-s eaz. niet jage en
drijve. Het zou te hopen zijn, dat deze
wensch werkelijkheid werd, al ben ik op
dat punt eenigszi.is sceptisch gestemd.
Maar ook niet worde vergelen, dat de wet
nog een vergunning tot overwerken toelaat
waarvan wel eens meer gebruik zou kunnen
worden gemaakt.
De inspecteurs dringen voor een gedeelte
aan op een verscherping van politietoezicht,
daar zij zslven onmogelijk in staat zijn
voldoende contió'e uil te oefenen. De in
specteur en de L'e inspecteur, hoewel er
kennende dat h ij van rijks- en gemeente
politie medewerking heeft ondervonden,
acht het echter doeltreffender in de hoofd
plaatsen enkele ambtenaren uit
diensttakken met de uitsluitende contnV.e te
belasten. Zeker zou een dergelijke maat
regel zeer gewenscht zijn, maar ik vrees,
daf de gemeentebesturen niet licht er toe
zullen komen speciale ambtenaren daar
voor aan te stellen, daar zij reeds nu voor
stijgende uitgaven komen te staan. Zal er
dus iets van komen, dan dient het Rijk
tot. de aanstelling over te gaan.
Ik wil zelfs zoover gaan te beweren.dat
het Ryk tot deze aanstelling verplicht is.
Een wet moet niet voor een gedeelte zijn
een doode letter en waar het nu blijkt, dat
de Inspecteurs door de omvangrijkheid van
hunne taak geen voldoende conuó'e kunnen
uitoefenen, waar zij telkens en telkens weer
op beter politiek toezicht aandringen, daar
dient het Rijk in te grijpen en door aan
stelling van surveilleereude ambtenaren er
voor te waken, dat de wet voldoende wordt
nageleefd. De uitbreiding van het aantal
Inspecteurs heeit veel gegeven, maar niet
genoeg. Daarvoor is het gebied der Inspectie
nog te groot en heeft het controleeren
zelf zijne eigenaardige beiwaren. Zal een
controle doel treffen, dan moet zij syste
matisch geschieden en vooral 's morgens
en 's avonds en daartoe is alleen in staat
iemand, die in de plaats zelf woont of er
zeer dikwijls vertoeft. Een inspecteur of
een adjunct-inspecteur, die een vaste stand
plaats hebben, zijn daardoor niet in de
gelegenheid veelvoudig dergelijke morgen
of avondbezoeken te doen en te spoedig
is hunne aanwezigheid bekend. Neen, slechts
een plaatselijke autoriteit is bij machte
er voor te waken, dat de wet niet wordt
een dopde letter.
Een gevolg van een strenger toezicht zal
zijn de praktijk leert het reeds een
vermeerdering van het getal aanvragen om
vergunningen tot overwerken. Vaak komt
het voor, dat een bedrijfshoofd eerst dan
tot het doen van deze aanvraag overgaat,
als hij bekeurd is. Vergelijkt men ook het
getal vergunningen in 1900 aangevraagd,
met die in 1S99 verzocht, dan ziet men, dat
het eerste getal hooger is wat naar ik
meen, een bewijs is voor de bewering, dat
dat er tusschen strenge conti ó Ie en het
aantal aanvragen verband is.
Over een ander gevolg zal ik spreken
in een volgend artikel.
Kampen. Mr. VELTMAN.
iiiiiHiiiiiiniiiiiiiiimiinHiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiimnii^
Inziet in de Hoofdstad.
Een donateursrepetitie der Maa^schapp-j
Caecilia" is in ons laud een evenement op muzi
kaal gebied. Tallooze vrienden, maar nog meer
vriendinnen van de'.e eerbiedwaardige Maat
schappij, niet alleen uit de hoofdstad, maar uit
alle oorden van ons land, vereenigen zieli dan
in het Concertgebouw om te luisteren naar de
machtige scheppingen onzer groote mf-esters,
maar zeker ook niet minder naar het heerlijke
orehest der Maatschappij, hetwelk door zij n groo
tere en rijljere bezetting van de
stiijfcinstrumeuten een weergaloos grojt.fc'ien iudruk te
weeg brengt. Wüde ik het Caecilia c oncert
bespreken dan zou ik acht dagen moeten wach
ter, daarom geef ik er de voorkeur aan enkele
regelen te wijden aan de donateursrepetitie.
Zsker is de zooveel sterkere bezetting van
het quartet het meest ten goede gekomen aan
het voorspel van Waguer's //MeUtemager".
Dit werk, dat zoo langzamerhand bij de
Caeciliabezoekers" een plaats is gaaa innemen onder
de //klassieke muziek", is bij'.onder schitterend
geïnstrumenteerd en hoewel Wagner hierin
volstrekt geen buitengewone instrumeLtsn aanwendt
en zich, om zoo te zeggen, heeft beperkt tot
het Beethovensclie orehest (echter zouder de
n a t u u r-troinpetten en hoorns) wordt door hem
iHiitiiiitimmiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiHtiiMiiiimiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiii
den vullen grond ... we kregen het koud, het
wachten was vreeselijk ... Toen verscheen de
soldaat het eerst uit de diepte. Langzaam stak
hij de plaats over, de handen in den zak als een
drie kwartier te voren; daar ging hij, als ge
woon. E m paar minuten later kwam Tania te
voorschijn. Haar oogen?... ze schitt rden vaa
ongekend genot; ze lachte ... en daar liep ZP,
niet haastig, niet gejaagd, maar met een wan
kelende pas.
Dat alles konden we niet kalm laten voorbij
gaan. Allen te gelijk stormden we de deur uit,
de plaats op; en d»ar begonnen we te fljjten,
te sissen, te brullen als wilden. Tania schrok
toen ze ons zag en stond in de modder stil.
Toen omringden we haar en met een duivelsch
genot beleedigden we haar met de gemeenste
scheldmamen, met de schaamtelooste uitdruk
kingen en dat niet scheeuwend of gillend, maar
op een toon van diepe minachting.
De blauwe, groote oogen, e?en te voren
stralend van geluk, verwijdden zich hoe langer
hoe meer, alle kleur van het gelaat was ver
dwenen, de borst hijgde, de lippen trilden.
En wij we wreekten ons op haar; ze was ons
allen ontroofd! Ze had ons toebehoord en met
haar verloren we het beste dat in ons was, het
goede da", ons was overgebleven ... We stonden
daar, zes en twintig tegen een! ... Wat had
den we haar beleedigd! Ze zweeg steeds, zag
ons verwilderd aan en beefde ovsr het geheele
lichaam.
Daar begonnen we te lachen, te brullen, te
loeien ... Anderen kwamen toegelooper, van
waar weet ik niet... Een trok Tania bij de
mouw van haar jikje.
Plo'seling gingen de oDgen weer schitteren;
kalm hief ze de handen op om het mooie haar
wat in orde te brengen en met duidelijke,
vaste stem riep ze ons toe:
p]ileLdelingen, die ge zijt.. .
Hecht liep ze op ons af, eenvoudig, zonder
vertoon, alsof we haar dea doorgang niet zouden
versperren.
En waarlijk dat deed niemand. Toen ze onzen
kring was doorgebroken, liep ze verder zonder
omkyken en sprak met onbeschrijfelijke min
achting:
Vuile lafaards die je bent... ondieren!...
Zoo vertrok ze.
Wij bleven achter in motregen en slik onder
den grauwen hemel...
Eindelijk keerden we terug naar ons steenen
hol. Even als vroeger scheen de zon nimmer
door de vuile ruiten en Tania... we zagen
haar nooit terug.