De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 24 november pagina 4

24 november 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1274 een glans en pracht bereikt bij het aanwenden der blaasinstrumenten, zóó groot en zóó luis terrijk, dat, juist een strijkorehest als dat van Caecilia noodij; is, om daartegen een < q valent te stellen. Ik kan mij dan ook niet herinneren ooit dit, voorspel met meer glins te hebben hooren vertolken dan 11. Dinsdag, tenzij op een der vroegere donataursrepeti'iëi), een paar jaren geleden. Op het eerste concert hetwelk de heer M-ngelberg in dit seuoen in het Cjncer'gebouw dirigeerde, nam As heer Mengelber» de tem pi ietwat langzamer dan tot dusverre. Taans schijnt de heer Mengelberg wederom tot zijne vroegere opvatting teruggekeerd te zijn, wat ik jammer vind. Een der aantrekkelijkste nummers van het programma was wel het vijfde der serie Brandeaburg->che concerten van den beroemden Leipzi'er Taomascaa'or Joh. Sab. Bach. Echter toen hij ze schreef, ia 1721, was hij nog geen Thomascantor, maar slechts eenvoudig kapel meester van den vorst van Aihalt te Köt.hen. Brandenburgsche concerten worden zij genoemd, aargezien de componist z? geschreven heefo voor den markgraaf Ludwig, Christiaan van Brandenburg, jongste zooa van den grooten Keurvorst, wien bij een paar jiren vroegfr het een en ander had voorgespetll; bij het afscheid nemen kreeg hij opdracht van den markgraaf eenige nieuwe compositiën in te zenden. Met de zes z.e-. Brandenburgsche conc rten hei ft Bach aan zijn opdracht voldaan. Wat betreft den vorm, zijn het //soncerti grossi" zooals Handel er ook versch llende heefo geschreven, of zooa's Bich zelf in de opdracht schrijft Concerts a p'u ieurs in&trumeLts.' Dit vijfde der concerten is gtschreven voor klari r-, fliiten viool-solo, m 't begeleiding van strijkorcheEt. Op nieuw kon men Bach bewondjren, in dit eenvoudige coLCirt, als de modern ste onder de compon sten. Hoe heeilijk is het g'ïstrumentierd! Hoe prachtvol klinkt de zeer virtuois co .certeerei d; p a 10- naast de poe i che flait- en elegische v.oo'pa-tijen ! Hoe kindeilijk rein is dat mot'elji in fU kl. 3, dat optreedt na de «xpTsitie vau het tnema en hoe vcrb'.uif. nd werkt de cadens voor p:ano silo aan het einde van den eersten satz, een cadens, als vrije phantasie over bewerkte mo tieven, gelijk aan cU cadens-n onder maderne avierco,. cir'en. De tweede sat« (Aff t'uoso) is een ware idy;!e. Het sUijkorch^t laat hier het woord gt heel sa i de drie si l >-mstrurnenten ; en wat deze o;,s te vertellen hebban is iO > innig mooi en zoo uiterst intiem, dat de toe hoorder van that s met ingehouden adem lu stert ia r d; teedt r= g'.heim^u die reu aio>t kuustenaar voor drie h aal honderd min t «inti? jaren toen voor oii s h et f t. (p esc'ireven. Het fin Je heeft cn;eveer den vorm van een Sonate-Allegro; het hoofdthema, door de solo-viool ingezet, t~ekt reeds didtlijk de aandacht door zijn twee triolen-figuren; later ontwikkelt zicüdaaruit een bretde fuga. Hjt tweede thema in b-kl. 3 is bljkbaar van het, eerste afgeleil; hst hè* f. ten nii iste daarmede veel overeenkomst. A in het slot worde een gedeelte van het eerste fugatibche fragment herhaald. Dj heer M mgelber» speelde de virtuoos behan lelde pianopartij met pnc'itigen toon (het was of hij ons r^ei den Pii ysl-ïleugel uit Duwaers magazijn af in toe wilde doen denken aan den klaik van Bich's sp ntt), met nimmer falende techniek en volkomen in den stijl. De heeren Ddmoiit (1) en Zimmerminn vervulden de flut- en v.oo'pirtijea op de wijze zooals wij zulks van deze uitnemende artisteu gewen t zijn. Was hua tiak nu minder dankbaar daa die van deu panist? Ooi), wat, is eigenlijk dank baar!1 Mij dunkt als men het bewustzijn met z:ch ka-i omdragen, dat men een groot Kunst werk mede tot uitvoering heef c mogen helpen brenger, dan i* er reeds stoffa te over tot dank baarheid. De heer Spoor leidde het geheel met vaste hand en geheel in den stijl. Aan dit concert was voorafgegaan de Symphonischer Prolog van Sjhilliags die ik reeds in dit b'al besproken heb en waarover mijne meet ing zich thans niet gewij .igd heeft. Het tweede deel bestond uit de vijfde i-jmphonie van Glazounow in Bes (op. 55), welke nog niet uitgevoerd was in Amsterdam. Ik aebt deze symphonie zeer hxig, zoowel wat betrtfs vinding als bewerking en vooral instrumeata'ie. Men zou kunnen wenschen dat in het eerste deel het contrast tusschen de eerste en tweede t .ema's sterker ware aangebracht, maar overigens is het een boeiend en frisch A le^ro. Het tweede dtel is een dtr ele gemoderniseerde Mendtlssohn, zooals die zich openbaart in zijn elfenmuziek. Men vindt er staccati voor blaasinstru menten, pizzicati voor de strijkers, harpiccoorden en piccolotonen enz. Het Audante is een schoon elegisch, melod eusbtuïmuziek van nobel gehalte en bij het Finale in feestelijke, jubelende stem ming, heeft de componist gemeend er maar op los te mogen musiceeren; groot; trom, bekken, pauken enz. enz, komen haast niet tot rust; met dat al is het toch een pompeus muziekstuk; 4-ïehr wirkungsvoll" zouden onze buren zeggen. Nog heb ik te schrijven over het laatste abonnementsconcert in het Concertgebouw, waar onze landgenoot Henri Petri uit Dresden op magistrale wijze het vioolconcert van Brahms ten gehoore heeft gebracht. Het spel van Pctri is buitengemeen ernstig en sober, eenigszins ,/herb" zou men het kunnen noemen. Het is Petri volkomen onverschillig hoa de menschen het concert van Brahms vinden. Hij speelt het, omdat hij zelf het mooi vindt, en hij tracht alsdan zooveel mogelijk het individueele van Brahms' kunst neer te leggen in zijn voordracht. Zoo hoort het ook. Het enorme succes dat de heer Petri had, zal hem echter bewezen hebben, dat men hem hier in Amsterdam vol komen .begrepen heeft. De variatiëa van Joachim zijn in den aanvang boeiend; tet kost cc'jter moeite om op den duur de aandacht gespannen te houden. De heer Petri trachtte zoo goed als hij kon oas dit mogelijk te maken. Gaarne had ik eens een Bach" van hem gehoord ; doch ik woonde den Djnderdag- niet den Woensdag avond bij, toen hij de Ciaccona gespeeld heeft. Op hetzelfde concert zong ook de liedertafel ,/Apollo" onder leiding van haren Directeur den heer Fred. J. Roeske het omvangrijke koor van L. F. Brandts Buys Deus est nostra lux" waarover ik, in dit blad niet la'g geleden, met zooveel irgenomenheid heb mogen refereeren. In de voordracht der lieder'afel j,Apollor' waren vele uitstekende oogeublikken, maar er waren ook enkele zwakke momenten. Over het alge meen kon de klank der tenoren nobsler zijn ; er moest met meer resonance gezongen wor den; ook vond ik de Hollandsche uitspraak van het latijn niet bijzonder gunstig voor de schoonheid van klank. Zou het de wensen zijn van den componist, om b.v. Deus en niet Deoes te laten zingen? In het midden van het stuk, bij de woorden »et consident", et mactandum nos" en audi precationem nostram" viel er eenige (l De heer Damont vervangt voor eenigen tijd den heer A. Best Jr., die door oagesteldhti t verhinderd is zijn plaats in het orchest in tj nemen. wijfel'ng te bespeuren. Daarna herstelde zich het koor weder. De zac'itere momenten klonken over het algemsen zeer schoon. M»ar vooral mooi zorg de liedertafel A.poll>" in de heerliike R lapsodie van B.-abras. E'n verrassend iff;ct maakte opnieuw de klank-versmelting van het mannenkoor met, de volle altstem vau mrvrouw de Haan Manifarges ea r/airbij het j sobsre orchest. Het was een waar g«not mevrouw de Haan's wedergave dezer heerlijke bladzijde uit Brahms' muze te mogen volgen.' Overigens geloof ik dat het beter zou geweest : zijn om het optreden der Liedertafel »Apollo" niet te doen samenvallen met dat vaa den heer Petri. Me dunkt, de een'aeid in de samenstelling van het programma had er bij gewonnen ! i Voor het tweede optreden van het strijkq'iartet \ des hreren T.mmner ontvirg ik wél eeue uitnoodiging; cLich eerst een paar uren vóór den aanvang van het concert; daar ik er tcea niet ' meer op gerekend had, zal m?n het begrijpelijk ! vinder, dat ie aaa mijn avond reeds eenandere bestemming gegeven had. Voor den derden avuud hoop ik gelukkiger te zijn. AKT. AVKRK.AMP. Siegfrief in de faper-Vereenipg. Den WdEd. Heer Ant. Acerkamp. De heusche manier waarop gy mij i:i uwe vorige kroniek ter verantwoording roept zet my tot dit schrijven. Ik. die ond mam Wugner's Ring van de knellende or>juiste en leelyke costuum-traditie te bevrijden, meen dat h-t op myn weg ligt, na het ontwerp geleverd te heb ben in polemiek myn opvatting te verdedigen ; trouwens ik bemin den krui'damp. Pas keer ik terug uit een voorposten gevecht met prof. van Geer (>n den N R tterdammenaie, nadat ik zijne aanvallen op mijn sale j mkervogelverschrikker?maskera ie?? ysteem, weten schappelijk en beredeneerd weerlegd heb, zich terugtrekt, nu ik hem tot een princip eel geschutvuur gevecht uitno idig .. ik me^n zelfs dat hy by' zy'n terugtocht achter het heu <elachtige terrein Ms'orif-che en archeologische fantasieën", zijne bagage van des meesti-rs ge biedende voorschriften" in my'ne handen moett achterlaten. Echter, de kwestie is te ernstig OT> mij tot dit woordenspel ie bepalen ik voel my ge drongen (nu prof v. Geer geen kanonidKr wil zijn) mijzelf ach er de stukken prii c pieelgeschut te stellen, in afwachting tot iemand my daar vatdaan j vaut. Stelling: O «r de gamche wereld wordt Wayner wtrk in 't algemeen, d. Ring" in 't bijzonder gecontinueerd opgevoerd. Ie onvoldoende volgens Kic.iard Wagner zelf (vist gy' dit nie', gy allen verdedigers van de bedoelingen van den meester V") 2) waarom was Wagnrr ontevreden ? omdat hy wel moet ingezien hebben dat de costuumoplossing tot nog toe altijd was : mytitch, weten tchajipuli/ik en ei>tetmch absoluut verkeerd. B iwij«: A. Mytisch. Het u nu uitsluitend over den Ring dat ik zal spr ken, om niet ie lang te worden. Wagner heeft in dit reuzenweric een machtig diep-w.,,sgeerig Poëem gegeven van den eeuwig-echt-mensca-lykeu stry l tusschen de tv f de en h*t goud (ottussch>-n goed en kwaad). Al zy'ne figuren zy'n verpersoonlijkte principen of ideeën, die elk voor zich in bepaalde betrekking staan tot dit liefde en-goud-fundamenteele probleem Wotan is de verpersoon iking van de oeroude geestelijke wysheid (Erda die der ni'iterieele wijsheid) toch weer atnankelyk van de oer-oude materie bron (Hwergelmir) het water (oogverlie ) Freya de verpersoonlijkte natuurliefde; Donnt r de vruchtba irheidgever haar natuurlyke beschermer; de reuzen de verp-rsoonlijkte dementen (Fasolt en Fafnir zijn luchtbouwende reuzen) A.berich en de Nibelungen de verpersoonlijkte aardkorstlagen die het goud smeden (dit is voort brengen n 1. het erts, door die l >gen geprodu ceerd) Alberich zelf is de verpTsoonlykte allerlaagste aardkorst (n.l. het slyk) die zelf geen goud smeedt (voortbrengt) duarom het goud begeert. Ik zou zoo door kunnen gaan, doch zou dan veel te lang worden. Zooals in 't groot nu de figuren allen een wijsgeerigen fond hebben, die te samen de wereldaanbchouwing der Germanen vormen, zoo zij>i de détails zelfs hunner persoonly'kheden ook weer mythisch juist omschreven, n 1. hunne uitru tingftukken hebben allen een f ymbo ieke beteekenis die weer betrekking hebben op het liefde- en goud probleem waar Wagner <en ook de Garmaan sche wereldaanschouwing) van uitgaat. Wotan's helm is 't heelal, rechter oog de zon, linker oog de maan, schouderstukken zy'n de raven Hugin en Munir de gedachten en hev geheugen, toekomst en verleden, de mantel het fi.-rament, het kuras beschermer vaa de bezielingsbron (het hart), zijn voetbekleeding het rosSleys.iir (alomtegenwoordigheids-symboo!), de speer (gungnir) een bloeiende tak van den levensboom Ygdrasil enz. Dan Donner's krach'verdubb?laar is de liefde band (gordel), Fchouderstukken de reuzen verdragen, haner Mjönik de zigzagbliksem, de handschoen de onweers wolk .. . weer zou ik zoo door kunnen gaan. En wat ik hier nu mee zeggen wil ? Ik meen dat van al deze uytische gegevens party moet worden getrokken, daar d;t een vast systeem vormt, dat in zijn geheel een juist beeld geeft van h"t Germaaiische Welttassung" die Wagner teekent. Of de meester dit zoo bedoeld heeft ? Ja, positief zie slechts de uitvoerige kantteekeningen die hij schreef op de eerste ontwerpen van Prof. Doepler (gepubliceerd in Caecilia. van lïS'pt. dbOl) waaruit ten tlnide li/jkste bli/jkt dat Wuqrer alle deze ,«y ?, bolieke en mytisdie uiterlijkheden verlangde en zelf aangaf: ech'er het bleek toen esrst voorgoed dat de meester althans de beeldende kunst verre vooruit was, want rooit nog heeft iemand de mytibche tynbolen door Wagner verlangd in het costuum-tysteem weten in te werken : wel ziet men hier en daar een raafvleugel of k;onkelende slarg aangebracht, doch dit is altijd dan zóó dat het volgens de germaansche jythe godslasterlijk wordt. De germaansche rythen worden in het huidige costuumstelsel absoluut miskend dus is het mytisch geheel orjuist; kan iemand my' van het tegendeel overtuigen ? B Wetenschappelijk. Zooals Wotan, Fricka, Gutrune of welke figuur ook worden voorgesteld is het in strijd met alle archeologie of costuumkunde. Wotan is gewoonlijk uitgedorscht laat-Romeinscb, Fricka groc van Grieksch, de reuzen zy'n Samojeden, Gutrune, weer wat anders ... in n woord 't is een schromely'ke verwarring.Welke archeoloog durft dezen chaos als Germaansch" (dus als wetenschappelyk juist in sty'l) op zy'n verantwoording nemen 1 C. Esthetisch. Dit punt staat geheel apart van de twee vorige. Gewoonlijk komen weinig beeldende kunstenaars (die hiervan toch de beate beoordeelaars moeten zyi) in den schouwburg (/ewoonlyk omdat het vertoonde er zoo dikwyls naar uitziet) ik moet toch vragen welk beeldend kunstenaar of estheticus, hetzij hy' de uitbeeldingen der figuren in natura ot in een muziekhandel de in pluche ly'sten ver vatte foto's zag, durft zeggen dat het er mooi uitziet. Men b'hoeft, om dit te beoordeelen, heelemaal geen Wagner-kennis hoegenaamd ook te hebhen, om dit gelegenheids-comedie fysteem als absoluut onesthetisch te herkennen. Zóó is het, en ik overdryf niet: overal ben ik het gaan zien; 't laatst keerde ik teru; van Prinz-Ragententheater te Müncher, waar ik een iets beter tyïteem hoopte te vinden (ik bracht dit in verband met de zich thans zoo ontwikkelende Duiti-che toegepaste kunst): ik hoopte in dit modernste Wagner-huis ten mitste een poging naar verbeterirg van dit belangryke visionaire onderdeel te zullen vinden. 't Was ook weer tevergeefs! Ik heb de ateliers gezien en sprak met de Idders.... de totale onkunde van wat aj in de allereerste plaats dienden te weten was zóó hemeltergend (over de meest elementaire kwesties van stijl) dat ik verbaasd, veront waardigd en bedroefd ben vert okken met de gedachte : aan zu ke ruwe onbekwame balma» que costumiers moest Richard Wagner (toen net als nu) de aankleeding van zijn meesterwerk toevertrouwen.... dua hier nu heeft men de goede traditie ? ... . dus hier handelt men volgens dfR meesters duidely'ke gebiedende voorschriften'' ? Het kan niet, het kan niet zy'n ! Ea thuis gekomen voltooide ik het sinds jaren ondernomen werk: een wjagferi^e op lossing te zoeken voor de Kir'g-co'tuTieerin!;. Sinds jiren daarom heb ik voor alles Wagner's werk bestudeerd de mythtche wetenschap pelijke en esthetische kennis, voor mijn plan noolig, betracht, practische tooneel-proeven genomen (waarvan hec veel-besproken M.ncelyn wel de voornaamste waf) e;i kom nu voor den dag met mijn stelsel dat hifrop berust: Wagner heeft in zy'n meesterstuk de stry' dc-nde natuurkrachten tegeno/er e kaar gesteld en gevormd tot n grootuch werk, dat door zy'n diepe beteekenis een gansche wereldaanscaouwing omvat. Hij ontleei.de ziji e grond motiever, aan het G:rmaa fcae natuurlrven en bouwde daarop voort. Ka daar hij ;oo te werk ging voor hetgeen het oor wa>imeemt, u.oet, tot verkrijging van het haimotiech geheel dat de meester bedoeld heeft, ook hetgeen het oog ziet op dezelfde basis van Germaansche natuurbeschouwing gebouwd zyr.' Het scheppingsverhaal dtr Germanen, hoe de wereld zich vormde en de krachten zich tegenover e kaar stelden omvat bun geheele wysbpgeerte. Dit E Idische poëem, hetwelk ook by Wagner den grondslag vurmt, orramentaal voor te stellen was mijn eerote streven. Ik maakte dus een ornamentale compositie van den Germaanschen (Wagneriaanschen) leveiBvi-ie nl. van het ontstaan en groeien i van den levent-boom Ygdrasil een abrég daarvan is het program: kleuren en motieven die ik later voor de costuum-ontwerpen zou noodig hebber, waren hier in grondvorm allen in terug te vinden. In n woord, myn streven is: terugkeer lot de harmonische eenheid (juist het tegenovergestelde dus van historische fan tasieën en oni.oodige praal-vertooiiing.) In hoeverre myn wijsgeerig systeem i u meer Wagner's w='rk zou waardig zijn dan de huidige chaotische costuum toestand zou Wagner zelt moeten beoordeelen, echter de m ester is j lichamelyk dood en ik heb my gewend tot een man, die van tem geeste yk zóó ontzachlijk veel geërfd heeft nl. tot mr. Henri Viotta. Door bijna dagelijks zijn Wagner-arbeid by te [ wonen (by de Lohengrin-voorbereiding) heb ik steeds meer bewonderd hoe groot en diep i zijn blik is in deze onsterfljke werken en heb | ik begrepen hoe hij werkelijk voor my de ! meest bavo^gde beooideelaar, ik zou haast ' zeggen de plaatsvervanger van den meester j zelt moest zijn. w.ens advies voor mij van on- | berekenbaar nut kon zy'n. Dat zy'n in- zoowel a's uitlandsch beroemde Wagner-vereenigi g, als zóó artistiek conscentieus bekend, mijn in zichten accepteerde, pleit voor my'n arbeid ró,' meer dan kolommen geschrijf. Ge ijk in de vorige muzikale kroniek reeds door mr. Henri Viotta werd opgemerkt, was de Rirg-aankieeding te beginnen met Siegfried voor mijn systeem al heel ongunstig: men viel nu over allerlei kleinigheden die by 't voor afgaan van de andere werken logisch zouden verklaard zy'n als passend in het groot ensemble, nog beter natuurlyk zou mijn garische streven duidelijk worden bij opvoeringen van den geheelen Ring achter-elkaar. Ik spreek hier herhaaldelijk over dat geheel systeem, terwijl slechts enkelen myn gansche Hing-project zagen: dus oordeelt men naar de Siegfried fragmenten, die men zag In het Engeleche maandschrift the Studio" (Ap,il 1900) wordt mijn stelsel uitvoerig besproken toch geloot' ik dat weinig hier in Holland het lazen ik hield in den Haagschen Kunst kring (Sspt. 1901) een lezing met kunstbe schouwing mijner costuum-ontwerpen over dit onderwerp, de belangstelling bleek r.iet groot; nog was Mr. Viotta van plan in zijne voordracht over de Siegfried-muziek (even voor de opvoering te Ljnden) eene beknopte beschouwing over mijn costuum-.'ysteem in te vlechten met toelichting van tooverlantaarnb^elden naar mijne teekeningen ; echter onver wacht kon die voordracht niel doorgaan. Xa dus in groote trekken mijn principieel standpunt uiteergezet te hebber, moet ik om volledig te zyn, vooral ook om den schijn te vermijden niet op details te durven ingaan (die kwesties van S.egfried's Wii'sungen blauw, Wanderer hoed, mantel enz.) nog in die details treden: echter mijn artikel is al zóó lang geworden dat ik dit gaarne tot een volgende maal uitstel. Het zou mij echter zeer verheugen door dit lang epistel bij u de overtuiging ge wekt te hebbe;i dat de heerschende tradities juist het groote euvel zijn, heelemaal niet volgens des meesters voorschriften en dat uw bewering van mijn voorschriften- afwy'king alleen steek houdt wanneer het huidige systeem als juist wordt aangjromen. Gaarne ruim ik dus een volgend maal de kleine verschillen die nog tusschen ons r taan van hoe komt hij aai dat blauw" enz. meteen flink en voorgoed uit den weg. Hoogachtend, Uw dw. 20 Nov. 1901. ANTOON MOLKESBOEB. millllllllUMIIIHMIIIIIMMIIHIIflIIIIIIIIIIIIIUUItltlllllllllJ Von ta Siiin ui Ton der Schönlieit der Knust. »De Japar.sche kunst of liever het Japansche kunstvoorwerp, zegt Louis Gocse, bezit die eigenaardige byzonderheid, dit boe meer men er naar ziet, des te meer wordt men over tuigd van hare volmaaktheid." En we zouden hier eigenlyk het woord «kunstvoorwerp" wel kunnen vervangen door enkel «voorwerp", daar hun zucht tot verfraaien, veraangenamen, zich niet alleen bepaalt tot datgene wat men als luxe zou kunnen aanmerken, maar zich uitstrekt tot alles wat hen omringt, tot de eenvoudigste dingen toe. Kunst en leven zyn hier zoo nauw verwant, dat men zich maeilijk kan denken, een voor werp door een Japanner gemaakt, dat niet tevens de sporen eener overheers<!hende kunst beschaving in zich draagt. E;i waar alles in onze westersche samenleving zoo getuigt van een scheiding die er sinds lang is ontstaan tusachen kurstuitinger, en vindingen van zoo genaamd praktischen aard, daar ia het een verkwikking eens na te gaan hoe het eene, het andere volstrekt niet behoeft uit te sluitenen hoe evenals ten onzent in bloeityden van den kunstsmaak, ginds in het land van Nippon het volk doordrongen is van een schoonheids principe, dat hem in ieder voorwerp, schoon heid doet verlangen. Als een lofzang op de kunst van dit volk, is het geschrif jj van Ernut Schur, waarvan ik den titel hierboven plaatste. Verre van een diepgaande studie, een over wogen navorschir.g of een ernstig vertoog, is het als een spontate uiting van iemand die in woorden moet zeggen, de bekoring die de kunst der Japanners op hem maakte; die moet prediken van de schoonheid en de levens opvatting, van de liefde tot natuur en kunst, van dit zeldzaam begenadigde volk. Kort doch meestal nog al ken.achtig bespreekt de schry'ver de «UniversaliiiU der japanischen Kunst", om daarna als «Baispirl'' een »Ueberblick ber die jipanischen Malerei" te geven, waarna by een hoofdstuk wydt aan »Die j.ipanischen Kunst und die euroi/aische Kunst im Vergleich ', en de »My.dtik der Form der jipanischen Kunst", om tun slotte nog een en ander te zegden »von der Weltanschauung der j ipanischen Kunst. Vol ei.thousiasme gewaagt de schryver van het verband tusschen kui.st en leven : »Kennt man die Knn-tt dieses feinen Volkes. so kennt man ihr Liben. lure Kunst is>t ihre K iltur, ihre Kiltur ist iüre Kunst; und heides istihr L-iben. K^ine Trennui.g, keine Ditsonanz; das Loenste dient hier dem niedersten; ein socialetbisches Pi'üblem, ge.öit duren die Kunst". Het zeer beknopte overzicht der schilder kunst, vfij^t op haar ontstaaa uit de godsdienst en hare ontwikkeling door litteratuur, door heldendichten en sprookjes. Verder hoe de Tosa school de kunst van het haf was, een K»no-8chool van uit Gaina, haar invloed doet gelden, maar men als van zelt terug keerde tot de natuur eu tot het werkelyke leven, en hoe deze studie het ontstaan gaf aan de Ukioschool, de school die een Hukust , een Hiroshige, een U-amaro en zooveel anderen heeft voort gebracht. Een vergely'king tusschen Europeesche en Japansche kunst brengt den schi\jver tot: «Jeder will bei uns sein «eignes" Lsben leben! Und denkt,'das wiLre etwas Groszes." Der Japaner aagt: »Ich gohe in den Wald, betrachte die Kiifer im G-ase und die seltsum gef.irmten Wolken, und wie sich unter mir, im Tnal, der Nebel sachte zwischen die Zweige schiebt und fiole meine Seele erziuern." Da liefde tot de natuur overheerscht alles bij den Japancer, en toch geeft bij in zijn werk geen zuivere afbeeldsels hiervan weer; hy verwerkt het, overpeinst het en geeft dan de kern, de essence der dingen zooals zij zich aan hem voordeden. Als by geen ander volk, is zy'n liefje tot alles wat hem omringt; niets is te gering of zyn aandacht onwaardig, en van het kleinste insect of de nietigste bloem tot de meest grandiose landschappen of tooneelvertoonirgen weet hy in alle eenvoudigheid, het meest kenmerkende, de zid weer te geven. Dit is een der vele geheimen, waaraan de Japansche kunst hare bekoring te danken heeft; en waar de schry'ver blijkbaar geheel onder die bekoring, zyn boekske heeft voltooid, daar kan het niet anders of de charme, van dit geheimzinnig schoone moeten we by het lezen ervan terugvoelen, en het zal ons op wekken, dieper te willen doordringen in de geheimenissen dezer aziatische kunst, waarvan we den invloed ondergaan, zonder er ons volkomen van bewust te zyn. R. W. P. Jr. Het Gond- en Zilforwerk in net Nederlandsen Museum Toor Gescüiedenis en Kunst. *) Een verrassende verschy'ning, dit werk. Af gaande op den titel, zal menigeen niet anders verwachten dan een catalogus van een deel der collectie in het Nederlandsch Museum, met min of meer uitvoerige omschrijving, door den directeur, den heer Pit. Een begin zal dat zijn van den taak der Directie om het publiek een gids te verschaffen in dien ruimen en zoo verscheiden voorraad, waarover wel een ly'st met enkele duizendtallen van nummers zal op te maken zy'n. Ziehier nu vast de opsomming van hst Goud- en Zilverwerk. Aannemende, dat aldus de algemeene ver wachting is, noemde ik dit werk een verrassende verschijning De uiterlyke vorm kan het reeds doen vermoeden. Die is niet van het gewone catalogus- formaat, maar heeft meer den omvang van een gallerij-werk, of, zoo men wil, vaneen prachtweik. Voorop gaat de tekst, en aan den druk daarvan is byzonder veel zorg besteed. Met een royaal lettertype is er gestreefd naar harmonische indeelirg der pagina, en naar opluistering van het eentonige aspect der regel matige zwarte regels, door het invoegen van roode letters en roode tusschenteekens, daar, waar de tekst in beschrijving van een ander nummer verspringt. Behalve te lezen, geeft het werk ook te zien. Een serie van vier en dertig losse platen is in het gevolg; 't zijn lichtdrukken, reproducesrende de voorwerpen, die de keur der collectie uitmaken. Nagenoeg alle zijn zeer goed geslaagd. Er is er maar n, die als mislukt kan worden beschouwd en dat is de sedert kort verworven reliekdrager van bisschop Frederik, het werk van Scerpswert. Het minst belangrijke in de buste, als de myter en de haardosch, zijn duidelijk weergegeven ; maar de facie vertoont slechts op zoo vage wy'ze de onderlinge waarden der tinten, dat, van wat in dit werk als op de hoofdeigenschap aangewezen werd, weinig te bespeuren is. Beter geslaagd is de zoogen, koperen kop, eveneens een reliek drager ; wel zijn de hooglichten op de meest uitspringende verhevenheden, de neus vooral, te scherp; maar daar buiten vertoonen de *) Uitgave van Gebroeders van Rijkom?Am sterdam. vormer, door gaafheid van tint, zich in vaster aaneengesloten geheel. Het expressieve karakter door een wellicht minder beschaafd maar toch feller willend kunstenaar dan Scerpswert in dit masker gelegd, treedt by' de reproductie wel naar voor. De voorwerpen, die zich al heel gunstig tot fotografische opname leenden, zy'n de looden plakketten; ze vertoonen zich haast als schildery'tJ38. De bas-reliefs van M. Melin doen hier zelfs rustiger dan in de werkely'kheid. Het groote meerendeel van de serie bestaat natuurlyk uit bekers, schotels, k<.ff)rtjes,.kelkenf drinkhoorrs, draagteekens en ketens, schalen etc. Ea het heefc zy'n groote waarde, dat van al die voorwerpen op duidelijke wy'ze een reproductie werd verkregen, zoudat tot in het fijne verloop der versieringen, de exacte vorm zich oLderscheiden laat. Z w kan die ook in onderdeelen bestudeerd worden. De nummers klimmen op naar chronologische volgorde der voorwerpen. Dit, wat het uiterly'ke van het werk betreft. Da tekst bedoelt natuurlyk een beschrijving van deze afdeeling in het Nederlandsen MuseumHy is echter niet in dien kouden zakely ken vorm gesteld, die het gewone catologuswerk eigen is. Daar valt nog over wat meer te vernemen, dan over aard en bestemmicg der voorwerpen. Bahalve dat de schryver er naar tracht, de kenmerken der aesthetische waarde by' ver schillende voorwerpen te doen uitkomen, of op de voorwaarden te wijzen onder weJke de kunst zich by dezen of gBLer,. in dit cf dat tydvak, ontwikkelde, en uaarby meermalen in wy'der beschouwingen treedt, houdt hy' ook betrach tingen, rakende den techniscben aard der voorwerpen, die voor velen leerzaam kunnen zy'n. In zy'n beknopte verhandeling over deeuiailleerkucst byv. geeft by' belangwekkend» aanwyzingen. By reproductie's van het be roemde dryfwerk dat den naam van Viaaen. draagt, deelt de schryver niet alleen mee, dat er drie kunstenaars onder dien naam gewerkt hebben, Paulus, Adam en Christiaan, maar getft ook eene korte kenschetsing van de kwaliteiten, waarin hun kunst zich onderling verhoudt. Het overzicht sluit met Johannes Lutma,. na wien en ze fs met wien,. volgens schry'ver, reeds het verval van het vak intreedt. Toch zyn de lampet en schotel van Amsterdam, ia hun strengheid van vormen, voorname voort brengselen van dry.verskunst. A*n de r.og w I wat te veel verontachtzaainde afdeeling in het Ryksmuseum, de afdeuling van potten en paimevjw, zsxoals dia wel eens met geringschatting genoemd werd, kan deze uitgave wel ten goede komen. Er isnu in het Zilver-Paviljoen al vast op andere schatten gewezen dan op die van Lombok. En dit mag aangezien worden als 't begin van het werk. In dezen vorm zien we belangstellend naar een voortzetting uit, die een andere rubriek der kostbaarheden uit het Nederlandsch Museum onder de aandacht zal brengen. In onzen ty'd toch wel vooral, nu van zoovele zy'den getracht wordt de gebruikskunst een vlucht te doen nemen, moet een uitgave als deze zeer wel kom zy'n. De schry'ver behoeft het in zy'n, voorwoordje niet te vermoeden, maar kan het zeker weten, dat daar voor denkunslny'vere nog menige nuttige les te halen is. W. S. Voor fle Knust." De Utrecbtsche vereeniging »Voor de Kunst" geeft met baar tegenwoordige tentoonstelling van aquarellen een, wel zeer onvolledig, maar toch heel aardig aper^u van de moderne hollandsche kunst, zooals die zich van af n uitgangspunt in kor e jaren naar verschillende zij den ontwikkelde. Oaderscheidenheid is wel het 40 cents per regel. 112.65 en hooger 4 Me:er! Franco en vr|| van invoerrechten toegezonden! Stalen ommegaand ; evenzoo van zwarte witte en gekleurde ,,Hennc»berg-ZU»le" van 45 CÉ. tot 11 11 IO per M^ter. G. Henneberg. Zijde-Fabr. (k. & k. Kofl.}, Ziirich. KAMSTRA's Matrassen-, Bedden- en Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek. BED DER TOEKOMST met 10jaar,garan~ tie. Lev?rde sedert 1S06 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratis. Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit inEVGELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H. RAHR, te utrecht. Opgericht 1835. Telephoon No. 443. Amerikaauselia, Duitsche en Franscha PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in: II IJ U R P I A ]%T O ' S. Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in da Fabriek ten spoedigste uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen, in ea buiten abonnement. Piano-, Orpl- ei Mnzietailel MEYïloO* & KALS35OVEU, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Hun». Repareeren Stemmen Ruilen. Boa's SKUNKS MARDER NERZ WALLABY PERSIANER S1TKA VOS GKIES FUCHS Au Chapeau d'or", 100/102 Kalverstraal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl