De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 1 december pagina 1

1 december 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

S'. 1275 DE AMSTERDAMMER A". 1901. WEEKBLAD NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvo°gsel. Onder Redactie van J. DE KOO fen JUSTUS VAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLK3MA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar » » mail 10. jLfeonderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/» Ht U«d i* verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard du Capacine» tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag l December. Adverlentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland wordea uitsluitend aangenomen door de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. INHOUD: VAN YERBE EN VAN NABIJ: Tegenspraak van geruchten. Een kluif van de Staatsruif, dcor Jj. Jr. De stedelijke telefoon en do Amsterdamsche telefonisten, I, door Secans. Om een Evangeli**reï-talmg. SOCIALE AANGELEGEN HEDEN: Art. 5 der Arbeidswet. II, door mr H. S. Veldman. - KUNST,EN LETTEEEN : Muziek in de Hoofdstad,' flóor Ant. "Averkamp. Hoe hij lacht, door J. H. Schorer. De Batik-kunst in Nederlandsch-Indip, door G. P. Eouffaer en dr. H. F. Juynboll, beoordeeld door K. W. P. Jr. Bij van Gogh, door J. W. N. Boekaankondiging. FEUILLETON: De Heer van Chatean Noir, door Conan Doyle, I. RECLAMES. YOOE DAMES : Uit de herinneringen van Elisabeth Cady Stanton, de groote strijdster voor vrouwenrechten, door Een voorstander van vrouwenkiesrecht. De vrouwen beweging in Engeland, door v. d V. ??Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter INGEZONDEN. PEN EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIEN. IIIIIIIIMIIIIIMMMIIIimilHIIIIMMIIIIIIII Tegenspraak van geruchten. De Nieuwe Rotlerdamsche Courant heeft het nuttig geoordeeld het volgend telegram van zijn Berlijnschen correspondent op te nemen, en alzoo de pers in de gelegen heid te stellen eenig licht te werpen op allerlei booze geruchten, die in ons land en daarbuiten aangaande Prins Hendrik ?worden verspreid: De correspondent der N. R. Ct. te Berlijn seint: /Tegenover onvriendelijke praatjes in de Europeesche pers wordt uit de omgeving van ,tet hof te Schwerin in den Lokal Anzeiger nadruk gelegd op het buitengewoon.innige familieleven en bet eendrachtige, gelukkige huwelijksleven aan het Nedeilandsche Hof en verklaard dat de Prins-Gemaal Hendrik orer een eigen vermogen beschikt dat hem flaancieel volkomen onafhan kelijk maakt. Zoo heeft de Prins-Gsmaai dan ook in den laatsten zomer de Meoklenburgsche heerlijkheid Dobbin voor aulerhalf millioen mark uit eigen middelen aangekocht. Verder wordt de bijjondere welwillendheid van Keizer Wilhelm jegens Prins Hendrik in het licht ge steld. Z. M. heeft namelijk Von Prollius, raad van legatie, een geboren Mecklenburger, als eerste secretaris van legatie naar den Haag verplaatst en onlangs baron Von Werthern, die als luitenant bij de gardejagers een van de intiemste Potsdamsche vrienden van den PrinsGemaal was, voor een jiar aan het gezantschap in den Haag toegevoegd". Het komt ons voor, dat men wijzer had gedaan met deze Duitsche of Mecklenburgsche lezing niet aan de Nederlanders over te brieven. Het huwelijksleven van H. M. en Z. K. H., behoort voor zoover dit ?niet in 't openbaar waarneembaar is, geheel buiten discussie te blijven; en zoolang »de omgeving van het Hof" te 's Hage of op het Loo geen klachten heeft geuit, zou het, dunkt ons, aanbevelenswaardig voor »de omgeving van het Hof te Schwerin" moeten geacht worden, zich van bespre kingen aangaande het alleriatiemste te ont houden. Daar komt bij, dat in 't algemeen, .veel meer dan noodig is, we na het huwelijk van den Prins Gemaal er aan herinnerd worden, dat hij Duitscher en Mecklenburger is geboren. Zoo ook nu weer. Waartoe, aan de mededeeling, dat de Prins-Gemaal »over een eigen vermogen beschikt, dat hem financieel volkomen onafhankelijk maakt" toegevoegd, dat hij zich zoo spoedig mogelijk een Mecklenburgsch landgoed heeft gekocht; dat keizer Wilhelm hem, den Mecklen burger, zijn bijzondere genegenheid heeft betoond, door een Mecklenburger hier aan de Duitsche legatie te verbinden, terwijl men reeds wist, dat een Mecklen burger kamerjonker tot Z. K H.'s particu lieren secretaris werd benoemd. Dergelijke mededeelingen, zoo zij niet rechtstreeks een nadeeligen invloed oefenen, zijn allerminst geschikt om het Nederlandsche volk te doen gevoelen, dat H. M.'s gemaal geen hooger ideaal kent, dan zich gelijk het der Regentes Emma is gelukt, tot Nederlander te vormen. Nu de Pers echter, om welke reden dan ook, het oorbaar heeft geacht, over het huwelijksleven van H. M. en Z. K. H. een woordje te spreken, zouden wij haar willen voorstellen, hare belangstelling op andere wijs, in betere richting te toonen. Wij denken hierbij aan hetgeen wij, nog vóór het huwelijk gesloten was, schreven, naar aanleiding van den hartstocht voor de jacht, waardoor de Hertog zich onder scheidde. Van verschillende zijden werd destijds met bezorgdheid op dezen weinig JNederlandschen karaktertrek gewezen. En zoude niet juist de voor ons volk zoo moeilijk te prijzen jachtijver oorzaak zijn geweest van zekere praatjes, die nu de aandacht trekken, in het binnen- en bui tenland? Hoe veel Nederlanders toch, konden zich verplaatsen in den gemoeds toestand van den in Duitschland opgevoeden Vorst, die, nog zoo korten tijd gehuwd, zijn Huis en Hof verliet om in Mecklenburg ie gaan jagen? In deze voor een Hollander volstrekt onbegrij pelijke jachtliefde, ligt, meenen wij, de oorsprong van velerlei verdenking en gebabbel. Men kon zich niet voorstellen, dat iemand van zooveel heerlijks, als het den Prins-Gemaal gegeten is te genieten, een tijd lang afscheid zou willen nemen, alleen om een vermaak na te jagen, dat hier te lande onder de ernstige burgerij, door den een als iets zedelijk-ongeoorloofds, door den ander 'als een uitspanning van al te laag gehalte voor een verheven geest wordt beschouwd. En nu komt het ons voor, dat de Pers, ofschoon zij even als wij er prijs op zal stellen, dat Prins Hendrik werkelijk Hoor goede daden de sympathie van H. M's. volk moge winnen, ten opzichte van die jachtdrift tot heden te kort is geschoten in plichtsvervulling. Indien de Prins uit de dagbladen zich een meening tracht te vormen, omtrent hetgeen der natie belangwekkend schijnt en haar aangenaam is, moet hij wel tot de slotsom komen, dat zijn gaan ter jacht in 't bij zonder als een daad van beteekenis wordt grëerd. Z. K. H. kan zich niet naar eenig jachtterrein begeven, of H. M's onderdanen worden daarvan door de bladen ingelicht; zoo krijgen, hoe kan 't anders? de lezers, die haast uitsluitend zulke be richten vernemen, den indruk, dat het jachtvermaak de vo>tnaamste bezigheid van Z. K. H. is, en uu et de Prins zelf wel aannemen, dat hij h >e meer hij jaagt, des te beter in den geest van de natie zijn kostbaren tijd besteedt. De Pers behoort er niet toe mede te werken zulk een misvatting mngelijk te maken. ? Aangaande de geaardheid, het karakter, den intellectueelen aanleg van Z. K. H. werden meermalen, ook, naar wij meenen, van betrouwbare zijde, de gunstigste ge tuigenissen vernomen. Wie zou het niet betreuren als deze eigenschappen het Nederlandsche volk in geringere mate ten goede kwamen, dan ongetwijfeld ook des Prinsen eigen bedoe ling is? Bij het huwelijk werden Z. K. H. drie rangen bij leger en vloot toebedacht. En al zijn leger en vloot hier te lande instel lingen, waarbij geen Prins Gamaal in vredes tijd bijzondere diensten kan bewijzen, de drie uniformen waren althans zinnebeelden van een nauw verband tusschen den vorstelijken drager en Neêrlands krijgsvolk. Maar buiten deze afdeeling, buiten dezen tak van staatsdienst, ligt nog zoo veel, waaruit de Prins een keus kan doen, en zeker ook wel een keus zal hebben gedaan, om er meer in 't bijzonder zijn krachten aan te wijden. Zou het nu niet wenschelijk zijn, dat de Pers, de Nederlandsche zoowel als de Buitenlandsehe, in plaats van zich te bemoeien met, of te zinspelen op het intieme leven, en een voortdurend vermelden van de jachtgelegenheden, Z. K. H. in alle stilte aan zijn studie en zijn streven over liet, orn daarvan alleen te gewagen, als er iets te publiceer n valt, waarvan het Nederlandsctie volk niet onkundig behoort te blijven? Een kluif van de Staatsruif. «Door eene uitgeversfirma te 's Gravenhage werd eene declaratie ingezonden wegens de levering voor het Departement van Oorlog van 800 ex. van het llecueil Militair, Derde beknopte uitgave, 1813?1891; 59% vel druks a ? 5fl?per vel en van 80 ex. linnen banden a ? 0.70 per stuk "Het college meende dat afkeuring ver diende de bepaling in de vierde voorwaarde, dat in den prijs van ?50.?per vel druks begrepen zou zijn een honorarium voor den bewerker een referendaris bij het D. v. O. van ?20.?per vel druks; eene bepaling dus, krachtens welke een hoofdambtenaar bij een Departement van Algemeen Bestuur voor de, blijkens het Voorwoord op last van den Minister verrichte bewerking, van dezBj vrij snel op de vroegere gevolgde, 3e uitgaaf, door eene uitgeversfirma werd betaald. »Het bezwaar woog te meer, in aanmerking genomen dat by eene levering van 800 ex. aan het D. v. O. en met het oog op den inhoud van het Recueil het debiet verder wel niet groot zou zijn en de bewerking dus bijna uitsluitend voor het Departement was geschied. Daar de derde beknopte uitgaaf bestond uit 595* vel druks, had het door bedoelden hoofdambtenaar genoten honorarium, evenals vroeger berekend tegen ?20- per vel, ?119250 bedragen." Verslag Algemeene Rekenkamer over 1900, blz. 24. In het nummer van Zondag 29 Sept. 1.1. werd reeds de aandacht'gevestigd op hovenstaand gedeelte van het Verslag der Reken kamer. Het zij mij vergund nog eens van de gastviijheid van uw blad gebruik te maken, ten einde de daarin behandelde zaak eens wat i;ader ie beschlRïwen, want heusch! zij is een kijkje waard. Al dadelijk moet ik opmerken, dat, blij kens herhaalde telling en bij vergelijking van hel velnuiiimer in den rechter beneden hoek van het blad, het bewuste boekdeel niet 59% vel, maar sUchts57M vel beslaat. Dit wordt bevestigd, doordat op blz. 1(839) van het Tweede Siuk dezer Derde beknopte uitgave, het velnummer 53 voorkomt. Voor den uitgever levert dit een weinig; gemoti veerd voordeeltje op van ?7425 en voor den referendaris beweiker van / 4125. Verder doet de Algemeene Rekenkamer het vermoeden rijzen, dat die declaratie over een compleet werk liep. Doch bij aan schrijving van 2 O'tobtr 1901 berichtte de Minister, dat het Tweede Stuk der Derde uitgave van 't Beknopt Recueil gereed was. Het ontbreken daarin van een Aanhangsel, zooals voorkwam in Deel II der vorige uiigave, geeft te vermoeden, dat er nog wel een Derde Stuk zal volgen. Door dit Tweede Stuk is intusschen het aantal vellen druks gestegen tot 114; zijn de kosten der uitgave (buiten rekening gelaten tweemaal 80 banden a ?070) ge klommen tot ./' (1384.?; is het honorarium van den referendaris-bewerker gestegen van ? 1192.50 tot ? 2280.?. Met dil Tweede Siuk zijn dan reeds meer kosten gemaakt dan met de geheele vorige uitgave, fiie in 1892 en 1093 het licht zag, die ? 5509 had gekost en den referendaris bewerker een extra-honorarium had bezorgd .ran ?1967.50. En wat heeft men nu voor die -citr en zestig honderd gulden gekregen ? EenMis«Kuoi)KTE. waarvan het Ministerie van Oorlog OXTUUU; is bevallen. Een MISGEHOORTK omdat deze derde uitgave van 't Beknopt Recueil, evenzeer als de vorige, een onnoodig en onbruikbaar boekwerk is. Het boekwerk is onnoodig, omdat op ieder, die vanwege het Departe ment van O >rlog het Recueil Militair O.ntvangt, de plicht rust om te zorgen, dat de daarin opgenomen.wijzigingen en aan vullingen van bestaande voorschriften wor den aangebracht en bijgehouden; zoowel om zelf een betrouwbaar Recueil in gebruik te hebben, als om te zorgen, dat hij, die als eventueele opvolger het werk moet gebruiken, een bruikbaar Recueil vindt. Dat bijhouden wordt gemakkelijk gemaakt doordat alle jaren in het Recueil nog afzonderlijk eene lijst wordt opgenomen van de in het vorig jaar «buiten werking gestelde, vervallen of hun nut verloren hebbende" beschikkingen. Het werk is ook onbruikbaar. Om bruikbaar te zijn, dienden de beschikkingen en aanschrijvin gen die gewijzigd werden, in den thans geldenden, veranderden tekst opgenomen te zijn. De bewerkende referendaris heeft er zich mee afgemaakt door in een noot de beschikkingen te vermelden, waardoor de oorspronkelijke voorschriften zijn ge wijzigd. Het gevolg er van is, dat hij, die in deze derde beknopte uitgave wil raad plegen de Ministerieele Beschikking van 7 September 1888, no. 29 om zeker te gaan ook nog moet naslaan zestien latere be schikkingen. Om deze nieuwe uitgave voor de praktijk bruikbaar te maken, daarmee zal een handig en kundig onder-officier of schrijver zeker anderhalve maand werk hebben. Hieruit' blijkt, dat de bewerker het zich niet al te moeilijk heeft gemaakt. Hij kon uitgaan van zijne vorige beknopte uitgave (die van 1S92 en 1893) en had dan slechts na te gaan wat er in die jaar of' tien ge wijzigd of' vervallen was. Volgens eene mij gedane beslist betrouwbare mededeeling, wist hij die contióle van zich af te schuiven op de schouders van vele anderen. Bij circulaire werden de bureaux en de onderbureaux van't Departement aan't werk gezet, om elk op zijn terrein, voor den »be\verker" te verzamelen, welke beschikkingen en aan schrijvingen gewijzigd of vervallen waren. Aan den »bewerker" referendaris bleef toen nog de zware (?) taak over, omdat door anderen verricht werk te ordenen en om de drukproeven na te zien. Voor arbeid grootendeels verricht tijdens bureau uren, door tal van bureau-ambtenaren, geniet n hunner, de »be_werker", een honorarium van ? 2280; dezelfde «bewerker'' die in 1892 en 1893 aan extra-honorarium ?1967.50 had genoten. Deze bijverdienste werd niet genoten door een klerk die van ? 800 of ? 900 moei te heeft om rond te komen, maar door een hoofdambtenaar, die in 1892 en 1893 en 1900 als referendaris een trak tement had van ? 3200, ? 3400 en ? 3800 en nu als Raad-adviseur ?4000 geniet. ONTIJDIG werd het verschijnen dezer Derde uitgave van 't Beknopt Recueil genoemd. Het beste bewijs daarvan ia deze zinsnede uit het voorwoord van het Eerste Stuk, waarin gezegd wordt, dat deze derde beknopte uitgave de vorige zal ver vangen, maar »/er gelegener tijd omdat voorloopig die vorige uitgave nog moet worden, geraadpleegd, omtrent onderwerpen be trekking hebbende op de bevordering, het ontslag, het op nonactiviteit en het op pensioen stellen van de militaire officieren en de militaire pensioenen bij de landmacht." Tijdens de bewerking der nieuwe uitgave waren bij de Tweede Kamer wetsontwerpen aanhangig, wier aanneming op de genoemde onderwerpen grooten invloed zouden hebben. De wetsontwerpen werden sedert ingetrok ken, maar zullen in verband met de aan genomen legerwet, in een min of meer gewijzigden vorm weer moeten worden ingediend. Vóór die nieuwe wetten in wer king treden, en beschikkingen vanwege den Minister noodig maken, zullen nog wel eenige jaren verloopen. Al die jaren zit men evenals nu met een on volledig Beknopt Recueil, ook in dezen zin dus een onbruik baar werk, omdat het uitgegeven is, om een ander weik te vervangen, dat slechts voor een deel buiten gebruik kan worden gesteld. Onwillekeurig vraagt men: waartoe die oyerhaasting? Wat noopte tot deze ontijdige uiteave ? Mij is verteld, en mijn zegsman kan het weten, dat het honorarium, dat verdiend wordt met deze derde uitgave van 't Beknopt Recueil, eene vergoeding is voor eene gewenschte en inderdaad verdiende promotie, tegen welke bevordering hoewel sedert toch afgekomen op dat tijdstip bezwaren van persoonlijken aard bestanden. In plaats van den gewenschten titel, met de daaraan verbonden tractementsverhooging van ? 200 werd toen de last tot deze uitgave verkregen. Of' htt waar is? Mijn zegsman is zoo onverdacht, dat ik het haast wel moet aannemen en het zou de ontijdige uit gave verklaren. Doch dan is het roekelooze geldverspil ling. In plaats van een paar honderd gulden tractementsverhooging, ontvangt de be gunstigde referendaris-raadadviseur-bewer ker een paar duizend aan honorarium, en komt «leze welwillendheid het Rijk te staan op .te.s- duidend drie en tachtig gulden, plus wat nog volgt. Wanneer het mogelijk is, dat enkele begunstigde ambtenaren zóó van de staats ruif' kluiven, dan is het geen wonder, dat van jaar tot jaar de begrooting van Oorlog hooger wordt. _ L. Ju. De Stedelijke telefoon en de Amsterdamsche telefonisten. i. Wy' hebben in Amsterdam in de laatste vyf jaren snel geleefd. Wie had in 1890, toen de concessie van de A. O. M. werd vernieuwd, kunnen dei.ken dat, reeds tien jaren daarna, het geheele tramnet door de gemeente zou worden geëxploiteerd, waardoor tevens, op een enkele uitzondering na, die ook onder den drang der omstandigheden gedosmd is te verdwyr.en, aan het geheele stelsel der vroegere concessiën volkomen een einde werd gemaakt? Het heeft niet aan voorspellingen ontbroken, dat de nieuwe koers, in den gemeenteraad door de heeren Gerritsen en reub aangewezen, der gemeente kwade parten zou spelen; maar niet tegenstaande de ongunstige voorwaarden, waar onder de metamorphose der vroegere coacessiën in gemeentebedrijven moest plaats hebban, is toch nu reeds gebleken, dat de onheilsprofeten van toen, die toornden door woord en geschrift, geen kemelsharen kleed in de woestijn hadden versleten en derhalve de gave d r visie misten. Toen dan ook da gemeentebegrooting voor 1902 in de Afdeelingen werd onderzocht, werd door de voorstanders der gemeente-exploitatie" uit deze uitdrukking is op te maken dat er ook nog tegenstanders in den raad zijn met voldoening gewezen op de gunstige geldelijke uitkomsten, door de gemeente met hare bedrijven aanvankelyk verkregen. De tarieven", lezen we in het Algemeen Veislag, zy'n verlaagd, de positie van ambtenaren en werklieden is verbeterd en aan den gunstigen toestand der gemeentebedrijven is te danken, dat verhooging van belasting nog niet noodig is. Zij wenschen dit met nadruk te doen uitkomen tegenover degenen, die zici indertijd tegen de caasting van deze bedrijven hebben verzet, omdat zij de gemeente als exploitant geheel ongeschikt achten." Het was vooral die bijna legendarische onge schiktheid van ambtenaren, om de dingen te doen, die vroeger concessionarissen deden, welke een der hoofdargumenten was tegen gemeente exploitatie, maar deze legende is bij de behan deling der gemeentebegrooting voor 1902 nu volkomen te niet gedaan, toen het hoogst bekwame raadslid, de heer Ijzerman, met cijfers en feiten aantoonde, hoe veilig het beheer der bedryven in handen der gemeente was. De tegenstanders van gemeente exploitatie zrjn dus door de uitkomsten geslagen, maar gewonnen hebben zij zich nooit gegeven. Toch moesten zij erkennen, dat het gas twee centen was afgeslagen maar. .. daarom, beweerde men, was het ook zooveel slechter. De duinwaterleiding... zie je nu wel," klonk het, dat de gemeente ook niet op alle verdiepingen water bezorgt" maar toch moest men reeds in den afgeloopen zomer het feit gewonnen geten, dat onder welke ongunstige atmospherische omstan digheden de gemeente toen ook werkte, de toestand toch altijd veel beter was, dan in de dagen der Duinwatermaatschappij in de meest natte zomers. De tram... nu ja, deze werd in de meest gunstige conditie overgenomen, maar wat in in 1897, toen het stervende Burgerplicht zijn laatste meeting, en wel over de tram, hield, voor de bewoners der buurten XX en YY nog in een zeer nevelachtig verschiet lag, werd, na de naasting der A. O M., al zeer spoedig een voldongen feit, en het oogenblik is niet meer ver, dat, tenminste voor het Van Lennepkwartier, de beweegkracht aan de electriciteit zal worden ontleend en over vyf jaren door de geheele stad de electriciteit als beweegkracht een vol dongen feit zal wezen. Met zulke gegevens voor oogen moest men toch de meest conservatieve Nurks zijn, om nog altijd vol te houden, dat de gemeente als exploitante geheel ongeschikt is. Maar de telefoon, zal men mij toeroepen. Laat ik reeds bij voorbaat corstateeren, dat deze, volgens de cijfers van den heer IJ/.erman, ook li atc el zeer goed btaat maar daarover heeft men het in deze dagen niet. Da telefoon heeft reeds tot veel litteratuur aanleiding gegeven en dit is er niet beter op geworden nu het aantal abonré's geschat wordt in 1902 gemiddeld 4100 te zullen be dragen en wel lot 450J te zullen klimmen Aan de telef on hadden wij, toen op den Voorburgwal een lange ijzeren telefoonpaal werd opgelicht, na de naasting een schitterend Van-Dag tot Dog in het Handelsblad te dar.ken, de teleioon gaf het aanzijn aan een Nota" van het raadslid Knmerlingh Onnes, dezer dagen in Let gemeenteblad opgenomen, welke in de vergadering van den gemeenteraad van Woensdag, 27 November j L, in handen van B. en W. ter fine van pra°advies is gesteld. De behandeling der begrooting voor 190.J liep op haar einde. De voorzitter deed alle moeite om een avondzitting te voorkomen toen bij post 26, Gemeentelijke TelephoondieLSt", ook een ad;es ter sprake kwam, ingediend door 150 groote firma's die wee en ach" riepen over de s'edelijke telefoon. Mocht men de onderteekenaars gelooven, dan was de toestard vrijwel onhoudbaar. 1) De heer Kamerlingh Onnes maakte zich tot tolk van die firma's en deed eenige vragen aan den wethouder Heemskerk, die antwoordde, dat de klachten konden voortspruiten uit de bedieEing door het personeel, uit technische gebreken, uit de gebruikers zelve. De heer Heemskerk ontkende niet, dat er technische l gebreken konden zijn, dat ook het bedienend personeel zijn gebreken kon hebben, maar hij achtte het onbillijk, den dienst alleen verant woordelijk te steller, als er iets haperde. Het aantal telefonisten steeg in verhouding tot het aantal verbindingen. Het loon dat uitbetaald werd, achtte hy voldoende. Het overtrof verre de looner, vroeger door de Bell' betaald en de diensttijd was ook korter. Dit antwoord bevredigende den heer Katnerlingh Omes geenszins. Hij hield vol dat de bediening veel te wenschen overliet en schreef dit vooral toe aan te lage loonen. De toestand der telefonisten was, fioantiëel beschouwd, slechter dan zich by de begrootirg aan het oog voordeed en, ooi dit te bewijzen beriep h\j, zich op een brochure, waarvan de schrijver zich Veritas noemde en waarin looncy'fers werden vermeld. Hetgeen In de brochure ver "er stond, gat den heer Kamerüngh Onnes ten slotte aan leiding om te zeggen, dat wanneer een particulier, die uit een bedryf een winst maakt van ? 100,000 zy'n personeel aldus betaalde en behandelde men dit zou noemen een sweatirg systeem, een smerige boe!." De heer Heemskerk verklaarde van een dergelijke uitdrukking zelfs geen lettergreep te willen aanvaarden en op verzoek van den heer Serrurier zag de heer Kamerlingh Onres verder van het woord af en beloofde zy'n overige argumenten ia een nota te zullen belichamen. Deze nu is verschenen. * * * Aleer wy die nota en de brochure van Veritas, welke daarvan de moeder is, nader be schouwen, dienen wy' een woord te wy'den aan de klachten over mogelijke technische gebreken. Laten wij op den voorgrond stellen, dat tot hoe groote volkomenheid de techniek ook is opgevoerd, het in het algemeen onmogelijk is om storingen ia electrische geleidingen te voor komen. De kabels, welke in Amsterdam gebruikt worden, zijn uit de beste fabrieken, zij zijn zoo volkomen mogelijk geïsoleerd; voor de ge leidingen, welke uit de opstijgpunten door de lucht naar de abonné's gaan, wordt het beste bronsdraad gebruikt, maar steeds en altijd zullen er storingen kunnen worden vermeld, welke altijd te voorkomen onmogelijk is. Ook wordt vaak een technische fout genoemd, wat er geen is. Zooals men weet wordt hier en overal het zoogenaamde multiple-systeem toegepast en daarby komt het vaak voor, dat er voor eenige oogenblikken dubbele verbindingen ontstaan; men zou dan denken aan een contact der draden, maar de oorzaak ligt elders. Er zy'n firma's, die, vooral wanneer zy 's mor gens haar kantoren openen, gedurende een paar uren aaneen gesprekken hebben te voeren, soms honderd en vijftig achter elkander. Wil men nu zelf met zulk een firma omstreeks dien ty'd spreken, honderd tegen een, dat men het bekende in gesprek" verneemt. Het multiple-bysteem brengt met zich mede dat alle lijnen der abonné's voorbij alle tele fonisten loopen, zoodat deze, wanneer zij opge roepen worden, niets anders behoeven te doen, dan de lyn van den oproependen ahonnédadelyk, wanneer deze vrij is, te verbinden met die van de gevraagde; dit geschiedt door middel van een snoer" aan welks uiteinde een koperen staafje, voorzien van een knopje, zit, dat ge stoken wordt in het gaatje, welks nummer over eenkomt met het gevraagde. Dit gaatje bevind zich in een vernuftig toestelletje, dat men een klink" noemt en waar binnen, door het weg drukken van een veertje de eigenlijke verbinding ontstaat. Om nu te weten of het opgegeven nummer in gesprek is, tikt de telefoniste even aan den koperen wand van de correspondeerende klink, waarlangs, wanneer er gesproken wordt, de stroom van het element gaat, dat in de telefoon is opgeborgen. Het tikken van de eigen tetefoon, welke de telefoniste aan het linkeroor is bevestigd, waarschuwt haar alsdan dat men in gesprek is. Nemen wij nu onzen abonné, die een serie gesprekken achter elkander houdt. Vier k vijf andere kantoren hebben diens nummer upgescheld, maar telkens en telkens gehoord: in gesprek". Natuurlyk wordt men boos, en schryft allicht aan de telefoniste toe, wat niet haar schuld is. Aanhoudend wordt zij weer opgeroepen, einde

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl