Historisch Archief 1877-1940
S'. 1275
DE AMSTERDAMMER
A". 1901.
WEEKBLAD
NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvo°gsel.
Onder Redactie van J. DE KOO fen JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLK3MA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar » » mail 10.
jLfeonderhjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/»
Ht U«d i* verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard du Capacine» tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag l December.
Adverlentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer f 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland wordea uitsluitend aangenomen door
de firma RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma.
INHOUD:
VAN YERBE EN VAN NABIJ: Tegenspraak
van geruchten. Een kluif van de Staatsruif, dcor
Jj. Jr. De stedelijke telefoon en do
Amsterdamsche telefonisten, I, door Secans. Om een
Evangeli**reï-talmg. SOCIALE AANGELEGEN
HEDEN: Art. 5 der Arbeidswet. II, door mr H. S.
Veldman. - KUNST,EN LETTEEEN : Muziek in
de Hoofdstad,' flóor Ant. "Averkamp. Hoe hij
lacht, door J. H. Schorer. De Batik-kunst in
Nederlandsch-Indip, door G. P. Eouffaer en dr. H. F.
Juynboll, beoordeeld door K. W. P. Jr. Bij van
Gogh, door J. W. N. Boekaankondiging.
FEUILLETON: De Heer van Chatean Noir, door
Conan Doyle, I. RECLAMES. YOOE DAMES :
Uit de herinneringen van Elisabeth Cady Stanton,
de groote strijdster voor vrouwenrechten, door Een
voorstander van vrouwenkiesrecht. De vrouwen
beweging in Engeland, door v. d V. ??Allerlei,
door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE
EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter
INGEZONDEN. PEN EN
POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIEN.
IIIIIIIIMIIIIIMMMIIIimilHIIIIMMIIIIIIII
Tegenspraak van geruchten.
De Nieuwe Rotlerdamsche Courant heeft
het nuttig geoordeeld het volgend telegram
van zijn Berlijnschen correspondent op
te nemen, en alzoo de pers in de gelegen
heid te stellen eenig licht te werpen op
allerlei booze geruchten, die in ons land
en daarbuiten aangaande Prins Hendrik
?worden verspreid:
De correspondent der N. R. Ct. te Berlijn
seint:
/Tegenover onvriendelijke praatjes in de
Europeesche pers wordt uit de omgeving van ,tet
hof te Schwerin in den Lokal Anzeiger nadruk
gelegd op het buitengewoon.innige familieleven
en bet eendrachtige, gelukkige huwelijksleven
aan het Nedeilandsche Hof en verklaard dat de
Prins-Gemaal Hendrik orer een eigen vermogen
beschikt dat hem flaancieel volkomen onafhan
kelijk maakt. Zoo heeft de Prins-Gsmaai dan
ook in den laatsten zomer de Meoklenburgsche
heerlijkheid Dobbin voor aulerhalf millioen
mark uit eigen middelen aangekocht. Verder
wordt de bijjondere welwillendheid van Keizer
Wilhelm jegens Prins Hendrik in het licht ge
steld. Z. M. heeft namelijk Von Prollius, raad
van legatie, een geboren Mecklenburger, als
eerste secretaris van legatie naar den Haag
verplaatst en onlangs baron Von Werthern, die
als luitenant bij de gardejagers een van de
intiemste Potsdamsche vrienden van den
PrinsGemaal was, voor een jiar aan het gezantschap
in den Haag toegevoegd".
Het komt ons voor, dat men wijzer had
gedaan met deze Duitsche of
Mecklenburgsche lezing niet aan de Nederlanders
over te brieven. Het huwelijksleven van
H. M. en Z. K. H., behoort voor zoover dit
?niet in 't openbaar waarneembaar is, geheel
buiten discussie te blijven; en zoolang »de
omgeving van het Hof" te 's Hage of op
het Loo geen klachten heeft geuit, zou
het, dunkt ons, aanbevelenswaardig voor
»de omgeving van het Hof te Schwerin"
moeten geacht worden, zich van bespre
kingen aangaande het alleriatiemste te ont
houden. Daar komt bij, dat in 't algemeen,
.veel meer dan noodig is, we na het huwelijk
van den Prins Gemaal er aan herinnerd
worden, dat hij Duitscher en Mecklenburger
is geboren. Zoo ook nu weer. Waartoe,
aan de mededeeling, dat de Prins-Gemaal
»over een eigen vermogen beschikt, dat hem
financieel volkomen onafhankelijk maakt"
toegevoegd, dat hij zich zoo spoedig mogelijk
een Mecklenburgsch landgoed heeft gekocht;
dat keizer Wilhelm hem, den Mecklen
burger, zijn bijzondere genegenheid heeft
betoond, door een Mecklenburger hier
aan de Duitsche legatie te verbinden,
terwijl men reeds wist, dat een Mecklen
burger kamerjonker tot Z. K H.'s particu
lieren secretaris werd benoemd. Dergelijke
mededeelingen, zoo zij niet rechtstreeks een
nadeeligen invloed oefenen, zijn allerminst
geschikt om het Nederlandsche volk te
doen gevoelen, dat H. M.'s gemaal geen
hooger ideaal kent, dan zich gelijk het
der Regentes Emma is gelukt, tot
Nederlander te vormen.
Nu de Pers echter, om welke reden dan
ook, het oorbaar heeft geacht, over het
huwelijksleven van H. M. en Z. K. H.
een woordje te spreken, zouden wij haar
willen voorstellen, hare belangstelling op
andere wijs, in betere richting te toonen.
Wij denken hierbij aan hetgeen wij, nog
vóór het huwelijk gesloten was, schreven,
naar aanleiding van den hartstocht voor
de jacht, waardoor de Hertog zich onder
scheidde. Van verschillende zijden werd
destijds met bezorgdheid op dezen weinig
JNederlandschen karaktertrek gewezen. En
zoude niet juist de voor ons volk zoo
moeilijk te prijzen jachtijver oorzaak zijn
geweest van zekere praatjes, die nu de
aandacht trekken, in het binnen- en bui
tenland? Hoe veel Nederlanders toch,
konden zich verplaatsen in den gemoeds
toestand van den in Duitschland
opgevoeden Vorst, die, nog zoo korten tijd
gehuwd, zijn Huis en Hof verliet om
in Mecklenburg ie gaan jagen? In deze
voor een Hollander volstrekt onbegrij
pelijke jachtliefde, ligt, meenen wij, de
oorsprong van velerlei verdenking en
gebabbel. Men kon zich niet voorstellen,
dat iemand van zooveel heerlijks, als het
den Prins-Gemaal gegeten is te genieten,
een tijd lang afscheid zou willen nemen,
alleen om een vermaak na te jagen, dat
hier te lande onder de ernstige burgerij,
door den een als iets zedelijk-ongeoorloofds,
door den ander 'als een uitspanning van
al te laag gehalte voor een verheven geest
wordt beschouwd. En nu komt het ons
voor, dat de Pers, ofschoon zij even als
wij er prijs op zal stellen, dat Prins
Hendrik werkelijk Hoor goede daden de
sympathie van H. M's. volk moge winnen,
ten opzichte van die jachtdrift tot heden
te kort is geschoten in plichtsvervulling.
Indien de Prins uit de dagbladen zich een
meening tracht te vormen, omtrent hetgeen
der natie belangwekkend schijnt en haar
aangenaam is, moet hij wel tot de slotsom
komen, dat zijn gaan ter jacht in 't bij
zonder als een daad van beteekenis wordt
grëerd. Z. K. H. kan zich niet naar
eenig jachtterrein begeven, of H. M's
onderdanen worden daarvan door de bladen
ingelicht; zoo krijgen, hoe kan 't anders?
de lezers, die haast uitsluitend zulke be
richten vernemen, den indruk, dat het
jachtvermaak de vo>tnaamste bezigheid
van Z. K. H. is, en uu et de Prins zelf
wel aannemen, dat hij h >e meer hij jaagt,
des te beter in den geest van de natie
zijn kostbaren tijd besteedt.
De Pers behoort er niet toe mede te
werken zulk een misvatting mngelijk te
maken. ?
Aangaande de geaardheid, het karakter,
den intellectueelen aanleg van Z. K. H.
werden meermalen, ook, naar wij meenen,
van betrouwbare zijde, de gunstigste ge
tuigenissen vernomen.
Wie zou het niet betreuren als deze
eigenschappen het Nederlandsche volk in
geringere mate ten goede kwamen, dan
ongetwijfeld ook des Prinsen eigen bedoe
ling is?
Bij het huwelijk werden Z. K. H. drie
rangen bij leger en vloot toebedacht. En
al zijn leger en vloot hier te lande instel
lingen, waarbij geen Prins Gamaal in vredes
tijd bijzondere diensten kan bewijzen, de
drie uniformen waren althans zinnebeelden
van een nauw verband tusschen den
vorstelijken drager en Neêrlands krijgsvolk. Maar
buiten deze afdeeling, buiten dezen tak van
staatsdienst, ligt nog zoo veel, waaruit de
Prins een keus kan doen, en zeker ook
wel een keus zal hebben gedaan, om er
meer in 't bijzonder zijn krachten aan te
wijden.
Zou het nu niet wenschelijk zijn, dat
de Pers, de Nederlandsche zoowel als de
Buitenlandsehe, in plaats van zich te
bemoeien met, of te zinspelen op het intieme
leven, en een voortdurend vermelden van
de jachtgelegenheden, Z. K. H. in alle
stilte aan zijn studie en zijn streven over
liet, orn daarvan alleen te gewagen, als
er iets te publiceer n valt, waarvan het
Nederlandsctie volk niet onkundig behoort
te blijven?
Een kluif van de Staatsruif.
«Door eene uitgeversfirma te 's
Gravenhage werd eene declaratie ingezonden wegens
de levering voor het Departement van Oorlog
van 800 ex. van het llecueil Militair, Derde
beknopte uitgave, 1813?1891; 59% vel druks
a ? 5fl?per vel en van 80 ex. linnen
banden a ? 0.70 per stuk
"Het college meende dat afkeuring ver
diende de bepaling in de vierde voorwaarde,
dat in den prijs van ?50.?per vel druks
begrepen zou zijn een honorarium voor den
bewerker een referendaris bij het D. v. O.
van ?20.?per vel druks; eene bepaling
dus, krachtens welke een hoofdambtenaar
bij een Departement van Algemeen Bestuur
voor de, blijkens het Voorwoord op last van
den Minister verrichte bewerking, van dezBj
vrij snel op de vroegere gevolgde, 3e uitgaaf,
door eene uitgeversfirma werd betaald.
»Het bezwaar woog te meer, in aanmerking
genomen dat by eene levering van 800 ex.
aan het D. v. O. en met het oog op den
inhoud van het Recueil het debiet verder
wel niet groot zou zijn en de bewerking
dus bijna uitsluitend voor het Departement
was geschied. Daar de derde beknopte
uitgaaf bestond uit 595* vel druks, had het
door bedoelden hoofdambtenaar genoten
honorarium, evenals vroeger berekend tegen
?20- per vel, ?119250 bedragen."
Verslag Algemeene Rekenkamer
over 1900, blz. 24.
In het nummer van Zondag 29 Sept. 1.1.
werd reeds de aandacht'gevestigd op
hovenstaand gedeelte van het Verslag der Reken
kamer. Het zij mij vergund nog eens van
de gastviijheid van uw blad gebruik te
maken, ten einde de daarin behandelde zaak
eens wat i;ader ie beschlRïwen, want heusch!
zij is een kijkje waard.
Al dadelijk moet ik opmerken, dat, blij
kens herhaalde telling en bij vergelijking
van hel velnuiiimer in den rechter beneden
hoek van het blad, het bewuste boekdeel
niet 59% vel, maar sUchts57M vel beslaat.
Dit wordt bevestigd, doordat op blz. 1(839)
van het Tweede Siuk dezer Derde beknopte
uitgave, het velnummer 53 voorkomt. Voor
den uitgever levert dit een weinig; gemoti
veerd voordeeltje op van ?7425 en voor
den referendaris beweiker van / 4125.
Verder doet de Algemeene Rekenkamer
het vermoeden rijzen, dat die declaratie over
een compleet werk liep. Doch bij aan
schrijving van 2 O'tobtr 1901 berichtte de
Minister, dat het Tweede Stuk der Derde
uitgave van 't Beknopt Recueil gereed was.
Het ontbreken daarin van een Aanhangsel,
zooals voorkwam in Deel II der vorige
uiigave, geeft te vermoeden, dat er nog wel
een Derde Stuk zal volgen.
Door dit Tweede Stuk is intusschen het
aantal vellen druks gestegen tot 114; zijn
de kosten der uitgave (buiten rekening
gelaten tweemaal 80 banden a ?070) ge
klommen tot ./' (1384.?; is het honorarium
van den referendaris-bewerker gestegen van
? 1192.50 tot ? 2280.?. Met dil Tweede Siuk
zijn dan reeds meer kosten gemaakt dan
met de geheele vorige uitgave, fiie in 1892
en 1093 het licht zag, die ? 5509 had
gekost en den referendaris bewerker een
extra-honorarium had bezorgd .ran ?1967.50.
En wat heeft men nu voor die -citr en
zestig honderd gulden gekregen ?
EenMis«Kuoi)KTE. waarvan het Ministerie
van Oorlog OXTUUU; is bevallen.
Een MISGEHOORTK omdat deze derde
uitgave van 't Beknopt Recueil, evenzeer
als de vorige, een onnoodig en onbruikbaar
boekwerk is. Het boekwerk is onnoodig,
omdat op ieder, die vanwege het Departe
ment van O >rlog het Recueil Militair
O.ntvangt, de plicht rust om te zorgen, dat
de daarin opgenomen.wijzigingen en aan
vullingen van bestaande voorschriften wor
den aangebracht en bijgehouden; zoowel
om zelf een betrouwbaar Recueil in gebruik
te hebben, als om te zorgen, dat hij, die
als eventueele opvolger het werk moet
gebruiken, een bruikbaar Recueil vindt.
Dat bijhouden wordt gemakkelijk gemaakt
doordat alle jaren in het Recueil nog
afzonderlijk eene lijst wordt opgenomen
van de in het vorig jaar «buiten werking
gestelde, vervallen of hun nut verloren
hebbende" beschikkingen. Het werk is
ook onbruikbaar. Om bruikbaar te zijn,
dienden de beschikkingen en aanschrijvin
gen die gewijzigd werden, in den thans
geldenden, veranderden tekst opgenomen
te zijn. De bewerkende referendaris heeft
er zich mee afgemaakt door in een noot
de beschikkingen te vermelden, waardoor
de oorspronkelijke voorschriften zijn ge
wijzigd. Het gevolg er van is, dat hij, die
in deze derde beknopte uitgave wil raad
plegen de Ministerieele Beschikking van 7
September 1888, no. 29 om zeker te gaan
ook nog moet naslaan zestien latere be
schikkingen. Om deze nieuwe uitgave voor
de praktijk bruikbaar te maken, daarmee
zal een handig en kundig onder-officier of
schrijver zeker anderhalve maand werk
hebben.
Hieruit' blijkt, dat de bewerker het zich
niet al te moeilijk heeft gemaakt. Hij kon
uitgaan van zijne vorige beknopte uitgave
(die van 1S92 en 1893) en had dan slechts
na te gaan wat er in die jaar of' tien ge
wijzigd of' vervallen was. Volgens eene
mij gedane beslist betrouwbare mededeeling,
wist hij die contióle van zich af te schuiven
op de schouders van vele anderen. Bij
circulaire werden de bureaux en de
onderbureaux van't Departement aan't werk gezet,
om elk op zijn terrein, voor den »be\verker"
te verzamelen, welke beschikkingen en aan
schrijvingen gewijzigd of vervallen waren.
Aan den »bewerker" referendaris bleef
toen nog de zware (?) taak over, omdat
door anderen verricht werk te ordenen en
om de drukproeven na te zien. Voor
arbeid grootendeels verricht tijdens bureau
uren, door tal van bureau-ambtenaren,
geniet n hunner, de »be_werker", een
honorarium van ? 2280; dezelfde «bewerker''
die in 1892 en 1893 aan extra-honorarium
?1967.50 had genoten. Deze bijverdienste
werd niet genoten door een klerk die van
? 800 of ? 900 moei te heeft om rond te komen,
maar door een hoofdambtenaar, die in 1892
en 1893 en 1900 als referendaris een trak
tement had van ? 3200, ? 3400 en ? 3800
en nu als Raad-adviseur ?4000 geniet.
ONTIJDIG werd het verschijnen dezer
Derde uitgave van 't Beknopt Recueil
genoemd. Het beste bewijs daarvan ia
deze zinsnede uit het voorwoord van het
Eerste Stuk, waarin gezegd wordt, dat deze
derde beknopte uitgave de vorige zal ver
vangen, maar »/er gelegener tijd omdat
voorloopig die vorige uitgave nog moet worden,
geraadpleegd, omtrent onderwerpen be
trekking hebbende op de bevordering, het
ontslag, het op nonactiviteit en het op
pensioen stellen van de militaire officieren
en de militaire pensioenen bij de landmacht."
Tijdens de bewerking der nieuwe uitgave
waren bij de Tweede Kamer wetsontwerpen
aanhangig, wier aanneming op de genoemde
onderwerpen grooten invloed zouden hebben.
De wetsontwerpen werden sedert ingetrok
ken, maar zullen in verband met de aan
genomen legerwet, in een min of meer
gewijzigden vorm weer moeten worden
ingediend. Vóór die nieuwe wetten in wer
king treden, en beschikkingen vanwege
den Minister noodig maken, zullen nog wel
eenige jaren verloopen. Al die jaren zit
men evenals nu met een on volledig Beknopt
Recueil, ook in dezen zin dus een onbruik
baar werk, omdat het uitgegeven is, om
een ander weik te vervangen, dat slechts
voor een deel buiten gebruik kan worden
gesteld.
Onwillekeurig vraagt men: waartoe die
oyerhaasting? Wat noopte tot deze ontijdige
uiteave ?
Mij is verteld, en mijn zegsman kan het
weten, dat het honorarium, dat verdiend
wordt met deze derde uitgave van 't Beknopt
Recueil, eene vergoeding is voor eene
gewenschte en inderdaad verdiende promotie,
tegen welke bevordering hoewel sedert
toch afgekomen op dat tijdstip bezwaren
van persoonlijken aard bestanden. In plaats
van den gewenschten titel, met de daaraan
verbonden tractementsverhooging van ? 200
werd toen de last tot deze uitgave verkregen.
Of' htt waar is? Mijn zegsman is zoo
onverdacht, dat ik het haast wel moet
aannemen en het zou de ontijdige uit
gave verklaren.
Doch dan is het roekelooze geldverspil
ling. In plaats van een paar honderd gulden
tractementsverhooging, ontvangt de be
gunstigde referendaris-raadadviseur-bewer
ker een paar duizend aan honorarium, en
komt «leze welwillendheid het Rijk te staan
op .te.s- duidend drie en tachtig gulden, plus
wat nog volgt.
Wanneer het mogelijk is, dat enkele
begunstigde ambtenaren zóó van de staats
ruif' kluiven, dan is het geen wonder, dat
van jaar tot jaar de begrooting van Oorlog
hooger wordt.
_ L. Ju.
De Stedelijke telefoon en
de Amsterdamsche telefonisten.
i.
Wy' hebben in Amsterdam in de laatste vyf
jaren snel geleefd. Wie had in 1890, toen de
concessie van de A. O. M. werd vernieuwd,
kunnen dei.ken dat, reeds tien jaren daarna,
het geheele tramnet door de gemeente zou
worden geëxploiteerd, waardoor tevens, op een
enkele uitzondering na, die ook onder den drang
der omstandigheden gedosmd is te verdwyr.en,
aan het geheele stelsel der vroegere concessiën
volkomen een einde werd gemaakt?
Het heeft niet aan voorspellingen ontbroken,
dat de nieuwe koers, in den gemeenteraad door
de heeren Gerritsen en reub aangewezen, der
gemeente kwade parten zou spelen; maar niet
tegenstaande de ongunstige voorwaarden, waar
onder de metamorphose der vroegere coacessiën
in gemeentebedrijven moest plaats hebban, is
toch nu reeds gebleken, dat de onheilsprofeten
van toen, die toornden door woord en geschrift,
geen kemelsharen kleed in de woestijn hadden
versleten en derhalve de gave d r visie misten.
Toen dan ook da gemeentebegrooting voor
1902 in de Afdeelingen werd onderzocht, werd
door de voorstanders der gemeente-exploitatie"
uit deze uitdrukking is op te maken dat er
ook nog tegenstanders in den raad zijn met
voldoening gewezen op de gunstige geldelijke
uitkomsten, door de gemeente met hare bedrijven
aanvankelyk verkregen. De tarieven", lezen
we in het Algemeen Veislag, zy'n verlaagd,
de positie van ambtenaren en werklieden is
verbeterd en aan den gunstigen toestand der
gemeentebedrijven is te danken, dat verhooging
van belasting nog niet noodig is. Zij wenschen
dit met nadruk te doen uitkomen tegenover
degenen, die zici indertijd tegen de caasting
van deze bedrijven hebben verzet, omdat zij
de gemeente als exploitant geheel ongeschikt
achten."
Het was vooral die bijna legendarische onge
schiktheid van ambtenaren, om de dingen te
doen, die vroeger concessionarissen deden, welke
een der hoofdargumenten was tegen gemeente
exploitatie, maar deze legende is bij de behan
deling der gemeentebegrooting voor 1902 nu
volkomen te niet gedaan, toen het hoogst
bekwame raadslid, de heer Ijzerman, met cijfers
en feiten aantoonde, hoe veilig het beheer der
bedryven in handen der gemeente was.
De tegenstanders van gemeente exploitatie
zrjn dus door de uitkomsten geslagen, maar
gewonnen hebben zij zich nooit gegeven. Toch
moesten zij erkennen, dat het gas twee centen
was afgeslagen maar. .. daarom, beweerde men,
was het ook zooveel slechter. De
duinwaterleiding... zie je nu wel," klonk het, dat de
gemeente ook niet op alle verdiepingen water
bezorgt" maar toch moest men reeds in den
afgeloopen zomer het feit gewonnen geten, dat
onder welke ongunstige atmospherische omstan
digheden de gemeente toen ook werkte, de
toestand toch altijd veel beter was, dan in de
dagen der Duinwatermaatschappij in de meest
natte zomers.
De tram... nu ja, deze werd in de meest
gunstige conditie overgenomen, maar wat in
in 1897, toen het stervende Burgerplicht zijn
laatste meeting, en wel over de tram, hield,
voor de bewoners der buurten XX en YY nog
in een zeer nevelachtig verschiet lag, werd, na
de naasting der A. O M., al zeer spoedig een
voldongen feit, en het oogenblik is niet meer
ver, dat, tenminste voor het Van Lennepkwartier,
de beweegkracht aan de electriciteit zal worden
ontleend en over vyf jaren door de geheele
stad de electriciteit als beweegkracht een vol
dongen feit zal wezen.
Met zulke gegevens voor oogen moest men
toch de meest conservatieve Nurks zijn, om
nog altijd vol te houden, dat de gemeente als
exploitante geheel ongeschikt is.
Maar de telefoon, zal men mij toeroepen.
Laat ik reeds bij voorbaat corstateeren, dat
deze, volgens de cijfers van den heer IJ/.erman,
ook li atc el zeer goed btaat maar daarover
heeft men het in deze dagen niet.
Da telefoon heeft reeds tot veel litteratuur
aanleiding gegeven en dit is er niet beter op
geworden nu het aantal abonré's geschat
wordt in 1902 gemiddeld 4100 te zullen be
dragen en wel lot 450J te zullen klimmen
Aan de telef on hadden wij, toen op den
Voorburgwal een lange ijzeren telefoonpaal
werd opgelicht, na de naasting een schitterend
Van-Dag tot Dog in het Handelsblad te dar.ken,
de teleioon gaf het aanzijn aan een Nota"
van het raadslid Knmerlingh Onnes, dezer dagen
in Let gemeenteblad opgenomen, welke in
de vergadering van den gemeenteraad van
Woensdag, 27 November j L, in handen van
B. en W. ter fine van pra°advies is gesteld.
De behandeling der begrooting voor 190.J
liep op haar einde. De voorzitter deed alle
moeite om een avondzitting te voorkomen toen
bij post 26, Gemeentelijke TelephoondieLSt",
ook een ad;es ter sprake kwam, ingediend
door 150 groote firma's die wee en ach"
riepen over de s'edelijke telefoon. Mocht men
de onderteekenaars gelooven, dan was de
toestard vrijwel onhoudbaar. 1)
De heer Kamerlingh Onnes maakte zich tot
tolk van die firma's en deed eenige vragen aan
den wethouder Heemskerk, die antwoordde,
dat de klachten konden voortspruiten uit de
bedieEing door het personeel, uit technische
gebreken, uit de gebruikers zelve. De heer
Heemskerk ontkende niet, dat er technische
l gebreken konden zijn, dat ook het bedienend
personeel zijn gebreken kon hebben, maar hij
achtte het onbillijk, den dienst alleen verant
woordelijk te steller, als er iets haperde.
Het aantal telefonisten steeg in verhouding
tot het aantal verbindingen. Het loon dat
uitbetaald werd, achtte hy voldoende. Het
overtrof verre de looner, vroeger door de
Bell' betaald en de diensttijd was ook korter.
Dit antwoord bevredigende den heer
Katnerlingh Omes geenszins. Hij hield vol dat de
bediening veel te wenschen overliet en schreef
dit vooral toe aan te lage loonen. De toestand
der telefonisten was, fioantiëel beschouwd,
slechter dan zich by de begrootirg aan het
oog voordeed en, ooi dit te bewijzen beriep h\j,
zich op een brochure, waarvan de schrijver
zich Veritas noemde en waarin looncy'fers werden
vermeld. Hetgeen In de brochure ver "er stond,
gat den heer Kamerüngh Onnes ten slotte aan
leiding om te zeggen, dat wanneer een particulier,
die uit een bedryf een winst maakt van ? 100,000
zy'n personeel aldus betaalde en behandelde
men dit zou noemen een sweatirg systeem,
een smerige boe!."
De heer Heemskerk verklaarde van een
dergelijke uitdrukking zelfs geen lettergreep
te willen aanvaarden en op verzoek van den
heer Serrurier zag de heer Kamerlingh Onres
verder van het woord af en beloofde zy'n overige
argumenten ia een nota te zullen belichamen.
Deze nu is verschenen.
* *
*
Aleer wy die nota en de brochure van
Veritas, welke daarvan de moeder is, nader be
schouwen, dienen wy' een woord te wy'den aan
de klachten over mogelijke technische gebreken.
Laten wij op den voorgrond stellen, dat tot
hoe groote volkomenheid de techniek ook is
opgevoerd, het in het algemeen onmogelijk is
om storingen ia electrische geleidingen te voor
komen. De kabels, welke in Amsterdam gebruikt
worden, zijn uit de beste fabrieken, zij zijn
zoo volkomen mogelijk geïsoleerd; voor de ge
leidingen, welke uit de opstijgpunten door de
lucht naar de abonné's gaan, wordt het beste
bronsdraad gebruikt, maar steeds en altijd zullen
er storingen kunnen worden vermeld, welke altijd
te voorkomen onmogelijk is.
Ook wordt vaak een technische fout genoemd,
wat er geen is.
Zooals men weet wordt hier en overal het
zoogenaamde multiple-systeem toegepast en
daarby komt het vaak voor, dat er voor eenige
oogenblikken dubbele verbindingen ontstaan;
men zou dan denken aan een contact der draden,
maar de oorzaak ligt elders.
Er zy'n firma's, die, vooral wanneer zy 's mor
gens haar kantoren openen, gedurende een
paar uren aaneen gesprekken hebben te voeren,
soms honderd en vijftig achter elkander. Wil
men nu zelf met zulk een firma omstreeks dien
ty'd spreken, honderd tegen een, dat men het
bekende in gesprek" verneemt.
Het multiple-bysteem brengt met zich mede
dat alle lijnen der abonné's voorbij alle tele
fonisten loopen, zoodat deze, wanneer zij opge
roepen worden, niets anders behoeven te doen,
dan de lyn van den oproependen ahonnédadelyk,
wanneer deze vrij is, te verbinden met die
van de gevraagde; dit geschiedt door middel
van een snoer" aan welks uiteinde een koperen
staafje, voorzien van een knopje, zit, dat ge
stoken wordt in het gaatje, welks nummer over
eenkomt met het gevraagde. Dit gaatje bevind
zich in een vernuftig toestelletje, dat men een
klink" noemt en waar binnen, door het weg
drukken van een veertje de eigenlijke verbinding
ontstaat.
Om nu te weten of het opgegeven nummer
in gesprek is, tikt de telefoniste even aan
den koperen wand van de correspondeerende
klink, waarlangs, wanneer er gesproken wordt,
de stroom van het element gaat, dat in de
telefoon is opgeborgen. Het tikken van de
eigen tetefoon, welke de telefoniste aan het
linkeroor is bevestigd, waarschuwt haar alsdan
dat men in gesprek is.
Nemen wij nu onzen abonné, die een serie
gesprekken achter elkander houdt. Vier k vijf
andere kantoren hebben diens nummer
upgescheld, maar telkens en telkens gehoord: in
gesprek". Natuurlyk wordt men boos, en schryft
allicht aan de telefoniste toe, wat niet haar schuld
is. Aanhoudend wordt zij weer opgeroepen,
einde