De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 1 december pagina 3

1 december 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

frb. 1275 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. £ uur en veelal gedurende een grool deel van den dag. Wel gebeurt het, dat die gedisticgeerdste oogenblikken in den zomertyd gedurende vele uren stand houden, maar dit ia uitzondeiing. De natnurvriend, die door voortdurende bespieding der natuur eiken dag, langzamer hand als ingewyd wordt in hare geheimen, zoekt slechts dat byzondera der verschijning, van welke onze te vroeg gestorven Mauve tot zynen vriend, die hem op zyne avondwande lingen te L-»ren begeleidde, zeide: inuis'ter, nu is 't er." Mauve wilde hiermede te kennen geven: hei hoogste is nu bereikt. Dat staat echter vaet de Hollanders ge nieten de oogenblikken, waarin de grootste distitctie dezer stemming zich ontwikkelt, niet dikwyis. Da millionair in r.atuurschoon is gemakzuchtig. Toen in Mei te Haarlem en omstreken op een dier zeldzaam scaoone Zondagen, alles juichte van kleur en geur, waren om 5% uur, juist toen de stemming aan dat alias hare bijzondere wijling eerst begon te geven, alle bezoekers eensklaps ver dwenen. Dat aan een zich smeden met stygende tracht en toenemende intimiteit van het groote en grootsche van het landschap aan schouwde men niet. O J» het verhevene door iets begrypelyk menschelyks te ver klaren, mag misschien de gedachte geuit worden: men vergenoegde zich met een roman, waarin de gouden draad, die de krachtige dramatische werking mede aangeeft, nog ont brak. Want aldus mogen wy' ons de wording der stemming in de natuur ongeveer voorstellen. O/er dag hargt alles uit een; hoe meer echter »het uur'' nadert voegt zich alles te saam; wat te veel schitterde in kleur of werking neigt zich bescheiden neerwaarts; dat deel, aan het welk kracht en glans onturak, verheft zich. Zo) zien wy' langzaam, langzaam het mysterie tot werkelykheid worden, dat, omdat het onze blijvende waardeering levendig houdt, slechts kort is van duur! Mag men dezen korten stond misschien noemen het bovennatuurlyke in de natuur ? November. J. H. SCUOKER. De Batik-kunst in Kederlandsch-Indië, door G. P. BOUIFAKR eii dr. H. H. JUÏNBOLL, Afl;v. 11. Uitgave van H. Kleirmiatn tn Co., Hat riem. Blijde mochten we destijds de uitgave van bovengenoemd werk begroeten, en nu da tweede afhvtriug voor ons ligt, en we die hebben doorgebladerd en doorgelezen, en zij tot ons sprak van schoonheid en liefde in de kuns', onzer Archipjlbewoiiers, daar zijn wij overtuigd dat vil.-n den schrijvers en uitgevers dankbiar zullen zijn, voor den arbeid die zij ondernamen. Immers waar men voorheen zich bezig hield met de beschrijving der zeden en gewoonten, der eigenaardige gebru ken of bijzondere takken van nijverheid in unze koloniën, dan geschiedde dit veelal, als bezag men een zonderling insect of een vreerndsooiti^e plant. Men merkte zoo nauw keurig mcgelijk op, wat haar vau het gewone onderscheidje, wat het meest kenmerkende was, men hield vergelijkingen met datgene wat men rond zica zag, maar overigens stond men er te veel buitsn om aan de mogelijkheid te kunnen deiken, of die typische verschillen, die afwij kende vormen misschien ook beter of juittsr konden zijn, dau da'gene waaraan men zich langzarnerliaui gewend had en dat men nu als maatstaf aannam. Op die wijze beschouwde men eveneens bouw en beeldhouwwerken en voorwerpen van versieriEgskunst, en waar men hier dikwerf uitingen zag die door opvatting zoowel als uitvoering verre stonden van wat men zich in den laalsten tijd als schoonheidsprincipe gesteld had. daar maakte men zich veelal vtn deze kwestie af met imiiiiiniimiiii iiniHiiiMiiiiniiiii De Heer van Chateau Noir. DOOR CONAN DOYLE. Het was in de dagea toen de Duitsche legers zich een weg hadden gebaand door Frankrijk; de verstrooide benden der jsugdige Kipnhhek waren teruggedrongen, noordelijk van de A'sne en zuidelijk van de Loire. Als drie breede stroomen was de schare gewapende mannen komen aanrollen van de boorden van den K jn langzaam, met on weerstaan baren dwang, alle hinderpalen uit den weg ruimend, bochten makend, dan naar het noorden, dan weer naar het zuiden; zich splitsend soms, en zich op nieuw vereenigend, om ten laatste als n groot meer zich uit te spreiden rondom Parijs. En uit dit meer haddsn kleinere stroomen een uitweg gezocht, ia noordelijke richting n, en in zuidelijke een andere, tot U'leans; een derde vloeide naar het westen, tot in Xormandië. Menig Duitsch krijger zag hier de zee voor het eerst, toen hy aan het strand te Dieppe zijn paard enkeldiep door de golven liet waden. Sombere, bittere gedachten kwelden den Franschman die getuige was van de schande aldus over zijn schooi land gebracht. Wel had hij gestreden maar bij was overweldigd. Telkens en telkens weer had hij beproefd aan die zwermen cavallerie, aai die tallooze voitki.echten, aan de geiuchte kanonr.en het hoofd te bieden. In geregelde veldslagen waren de indringers niet te verslaan geweest; alleen man tegen man, of in kleine troepjes waren zi niet onoverwinlijk gebleken. E;n stout moeüig Franschman vermocht nog een enkelen Duitscher den dag te doen verweiischen waarop deze zijl Rijnoevers verliet. Zoo was er, onopgeteekend in de annalen, naast den grooten krijg, een kleinere ontstaan, een stryd tusschen enkelen, met sluipmoord aan de eene, en barbaarsche weerwraak aan de andere zy'de. Zwaar had kolonel von Gramm, kommandant van 't 21ste Posensche Infanterie regiment hier van te lyden gehad. Hij voerde het bevel in 'c kleine Xormandische stadje Les Andelys, en zijn voorposten lagen verspreid tusschen de hutten en boerderijen in den omtrek. G jen Franscue strijimacht was er binnen vijftig mijlen in het rond te bekennen, en toch werden er iederen morgen duistere rapporten uitge bracht over schildwachten die dood op hun post waren gevonden, of fourage partijen die nooit terugkeerden. Vol woede placht dan de kononel uitterukken, boerderijen gingen in vlammen op, en de dorpen s'dderden ; maar den volgenden morgen was het toch weer deielfde droevige geschiedenis. Wat hij ook deed, zijne onzichtbare vyanden kon h\j zich niet van den hals schuiven. En toch moest eene verklaring dat de zonderlinge figurale en fiorale ornamentaties m'sschien het oog vanden inlander kouden bekoren, maar dat zij onze smaak niet bevredigen kunnen. Ja waarlijk, een dergelijken uitspraak hoorde ik nog niet lang geleden op een Nutslezinz, van iemand dis diar zijn indrukken o/er onze koloniëa ten beste zou geven en sprekende over den Boro Bjedoer, hiervan mededeelde, da», dit monument versierd was met beeldhouwwerk dat voor //ons E/r>peaieu" van weinig belang wa«, daar de figuren verre van sehoon wa^en. Ea ik geloof dat helaas velen er mg zoo over denken en deze dLgrfn op ziju hoogst als merk waardig beschouwen en ongevoelig blijven voor de schoonheid die sp-eekt uit al de kunstuitingen van dit volk, wiens werk men ten dezen opz;chte zou kunnen plaatsen tegenover het beste wat de overlieerschende kunstperioden in Europa o: s schonken. Van daar dat waar men zich bezig hield met de verse lillecde takken van industrie, en mjn natuurlijk het voor den iulander of liever irilandsc'je zoo kenmerkende //batikken" besprak, dit steeds om der wille van dui eiger> aardigen techniek of den langwij'igen arbeid werd medegedeeld. Steeds leest men daa ook : over het batikken", of »over de baüUecbniek" enz., en al is de wijze vaa doen in al hare vernuftige vindingen dan ook nog zoo merk waardig en een bespreking ten volle waard, toch zag men meestal over het ho -ft hare veel grootere belaugnjkheid als kunstuiting die gerust in verge'ijking zou kunnen treden met de bekoring der aloude weefsels. Hier is het liit alleeu techniek en wel een zier bijzondere techniek, maar schoonheid en kunst, omdat zij de uiting is van een volk dat in alles wat haar omgeeft schoonheid zoekt, efn volk dat behoefte heeft aan schoone vonnsn en kleuren, wi:ns smaak dus nog niet gansch en al bedorven is. Waar we dan ook de Msrboven vermeldde uitgave met vreugde besrrostten. daar was dit, omdat zij zich rteds direct van anlr.re besch'uwmgeu over dit onderwerp onderscheidt door te spreken over de Batik-K.UXST ; hier treedt dus de kunstuiting, de sup3neure schoonheid op den voorgrond, en dit kunnen we telkens weer opmerkei', bij het doorlezen der zoo belangwekkeidi mededeelmgen. Het spreekt vanzelf dat bij een zoo uitvoerig opgezet, werk, het batikken-zelfe in al hare iï.esses aan een nauwkturise beschrijvit g wordt onderworpen; de groudsteff ,11 en verscliillinde benoodigdheden, de opeenvolgende beweik ng, alles wordt ons verklaard als waren wij bij het wordingsproces tegenwoordig, maar onoaaks de meest voll«d''gj beschrijving van een of audere eigenaardigheid der techniek, lezeu we telkens en telkens weer. a!s tussc leu de regels door, van de schoonheid die dtar spreekt uit de zeld zame harmonie der kleuren, van den rijkdooo. die ons tegeu'iLkt uit de zoo bijsouddre vormsnpracht. Ea waar de schrijver, bezield door zijn onder. werp, onwillekeurig liefde in ons trac it te wekken voor die pracht eu schoonheid uit onzen arcaip°), daar staan hein da zoo uitsteketid geslaagde afoeeldiugfu dapper ter zjde. /ij ziju op ziclizelf voorbeelden vaa de fraaiste kleurencombmaties, vaa het meest decoratieve lijnenspel, met t;lkeiis nieuwe verscheidenheid en zeldzaam groote afwisseling. Z;j zju als nuttige weukeu en ernstige lessen voor hen die nieenen dat in de mode-ornamentiek d,e uu Btilgiëen Duitschlaad ook hierheen gewaaid, het eeuige ware gelegen is. E^n tweetal ifliveringen zijn thans verschenen, en een drietal moet nog volgen, vóór dezen arbeid compleet is ; wij hopen dus nog gelegi nheid te hebben later eenig«ins meer u.tvoeng hierop terug te komen, maar kuunen niet nalaten nu reeds te wijzen op de bslangrijkheid dezer uitgave. R. W. P. JK. MiiiiiiiimitmilimiummiimiiimtmitittiiiiiiiimumntMim! het niet zoo heel moeilijk wezen; want uit de overeenkomst der feitec, uit de wijje wairop de euveldaden warden ten uitvoer gebracht, bleek maar al te duidelijk dat ze allen nzelfden oorsprong moesten heoben. Kolonel voa Gramm had het met geweld beproefd; het middel had gefaald. Misschien zou het met goud beter lukken. A'om liet hij bekend maken dat vijfhonderd francs be looning z.u worden uitgekeerd aau hem die inlichtingen ko.i verstrekken. X.emand meldde zich aa.n. Toen, achthonderd. De boeren bleven onornkoopbaar Eindelijk, toen een korporaal vermoord werd, steeg zijn ergernis ten top, en looide hij duizend francs uit, met het gewenichte gevolg dat de ziel van Erarrois Réjane voor de verleiding bezweek. Hy was boerenknechr, en zijn Normandische hebzucht bleek ste ker dan zijn vreemdelingen haat. Ge ze;t te weten wie deze misdaden pleegt? vroeg de Pruisische kolonel, vol min achting de blauw gekielde gedaante met het rattengezicht vóór h>m beschouwend. Ja, kolonel. Eu wie is ... V Die duizend francs, kolonel. Gien sou, tot de wai-heid van je verhaal zal zijn gtb.eken. Kom! Wie heef; mijne mannen vermoord 'i ? Graaf Eus ace van Cbateau Xoir. Je liegt! bulderde de kolonel. K;n fat soenlijk man een edelman, pleegt zulke misdaden niet. De boer haalde zijn schouders op. Ik zie dat u den graaf niet kent. Da zaak zit zóó in elkaar, kolonel. Wat ik u zeg is de waarheid, en ik vrees uw onderzoek niet. De graaf van Chiitoau Xoir is een onmeedoogend inan; zelis in zijne beste dagen was hij dat In den laitsten tijd evenwel is bij verschrik kelijk geworden. Dat komt door den dood van zyn zoon, ziet u. Die zoon diende onder Douay, hy werd gevangen genonen eu ontsnapte, maar tijdens zijn vlucht vond hij den dood1. Hij was zijn eenig kind, en wij allen gelooven dat dit den graaf krankzinnig heeft gemaakt. Met zijne boeren volgt hij de Duitsche legers. Hoevelen hij reeds gedood heeft, weet ik niet, maar hij is het die hen het kruis op het voorhoofd snijdt, het wapen van zijn huis. Zoo was het. Over het voorhoofd van lederen veraaoorden schildwacht was een Andreas- of X vormig kruis getrokken, als met eenjachtmes daarop aangebracht. De kolonel boog den strammen rug over de tafel en liet zijn wijsvinger over de kaart gaan die vóór hem lag. Cha'eau Noir is niet meer dan vier mijlen hier vandaan, sprak hij. Drie en een halve kilometer, kolonel. Kent ge de plaats ? Ik placht er te werken. Kolonel von Gramm schelde. Geef dien man te eten en houd hem in arrest, zei hij tot den sergeant. ??Waarom in arrest, kolonel ? ik kan u niets meer meedeelen. We hebben je noodig als gids. 7311 G0£b, In de kunstzaaltjes van den heer van Gogh i's wel»r eene nieuwe collectie kunstwerken tentoongesteld, dia ons thans het zeldzame voorrecht schenkt eenige werken bijeen te zien van een, die reeds lang niet meer tot de expojeerende kunstenaars gerekend mag worden. Hst achterzaaliji nl. wordt geheel ingenomen door schilderyen, teekeningen en lithogrefi'iën van Aug. AllebéZ-onder op eenige volledig heid aanspraak te willen maken, geelt deze tentoonstelling toch werken uit zeer verschil lende tijdperken van dezen meester. Er zyn schilderijen van ongeveer een halve eeuw oud, gesaust in den receptmatigen bitusne- en siennatoon, die onafscheidelijk was van de romantische voorstellingen der schil derijen uit dien tijd. Ei toch duiken, zelfs in deza stukjas, die zoo geheel het kenmerk van den sleur dier dagen dragen, hier en daar van die delicate brokjes op, die men te vergeefs in het werk van zijn tijdgenooten zoeken zou. Vinden we in die oudste stukjes reeds een fliuwe aanduiding van een persoonlijke verhtffi g boven het peil van dien theatralen, zielloozen tijd, in een schilderij van 1869 zien we den meester geheel ontwassen aan den wansmaak die zoolang den scepter had gasoard, Het is i n dit schildery, een paar herderskin deren met een hond en wat schapen, een Brabantscb geval, dat de meester geheel zich zeif geworden is. Hoe wel overwogen, met hoeveel liefde voor mooie, strenge vormen en subtiele, dofonatte kleuren is dit werk met stellig kunnen opgebouwd. Er is iets in van de ontroering, waarmede een kind schuchter de dingen zegt, die lang in zyn ontwakend begrypen hebbeu omgedoold, vóór ze tot klaarheid werden en het 't wagen durfde er vertrouwelyk over te spreken, het is de bekoring van de oprechte, devote innigheid, die alleen gevonden wordt bij de eersten, die bij een herleving der kunst zich het schoone bewust worden. Hier wordt ons het intieme als het ware tosgi aisterd en we denken daarbij aan het werk uit dienzelfden ly'd van Tuijs M iris en hoe ook deze een aristocratische veifijning toonde in de neiging om gewonen dingen een wondere bekoring te geven, a^sof zy kwaoKJ uit een tooverland. Maar w '.l eigenaardig is het, boa ver de weg^n van deze beide kunstenaars, die in hun vroeger werk zoove:' overeenkomst hadden, later uiteen geloopen zijn. Da een, de pijnlijke beroering met de bui tenwereld mijdand, ging als een kluizenaar leven voor zyn kunst en zijn kunst allén, ten Ualtte Lauwelyks meer uitingen vindend, teer genoeg oai de zuivere abstracties van zijn droomJenken te kunnen verbeelden en verwierf zich daar4oor een heilige vereering van zyn tijdgenooten ; terwijl de ander al zijn gaven, die hem een eereplaats onder de grooten ver zekerden, met grootmoedige zelfverloochening afstond aan de vorming dor jon^erer, maar door denbeschavenden invloed, die zyn omgang op de toekomstiga kunstenaars heeft gehad, zeker de kur st op niet minder waardige wijze heeft gediend. Want het moeten wel de botten en ontoe^ankelijken onder zijn leerlingen zijn, wiwi het verkeer met dezan superieuren man niets tot steun in het ge!oof aan het nobele der schoonheid op hun weg heeft meegegeven en tot de distinctie van menig werk der jongeren hetft Aliebéhet zijne bijgedragen. Al kunnen zijn geestige dierstulies en teekeningen van later, in snipperuunj ;s ge maakt, zilfs niet doen vermoeden, wat van dezen meester, bij minder onzelfzuchtig ge bruik van tyd en krachten, te verwachten geweest zou zijn, toch bewysen zij, dat de eigenschappen, die hij in den tijd van scheputiiiiiiMimiMmiiMiiiiiuiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiMiMiiliiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiii Als gids! Miar de graïf? Als ik hem in handen val? Acï, kolonel . Mit ten ongeduldig handgebaar zond de Pruis hem weg. Laat kap tein Baumgarten onmiddellijk hier komen, boval hij. De binnentredende was een man van mid delbaren leefaj l, met breede kaken, blauwe oogeii, een sierlijk gekruld^n gelen kne/el en een bruin-rood gelaat, terwijl het voorhoofd, door de helmklep beschermd, ivoor-wit was gebleven. Zijn hoofd was kaal en (Ie strak gespannen huid zóó glimmend, dat do kameI raads gewoonlijk b3weer,ion geen anderen sp.egel noodig te hebben. Als soldaat -was hij langzaam, maar volkomen betrouwbaar en moe dig. De kolonel kon op hem rekenen in ge vallen waar meer doortas:ende oiü'cieren zouden. te kort schis.en. U gaat vannacht raar CfuUeau Xoir, kapitein, sprak bij. K" is voor een gids gezorgd. U neemt den graal gevang TI en lire gt ham hiej'. Worden er pogingen aangewend om hein te bevrijden, schiet hem dan maar neer. Hoeveel mar, zal ik meenemen, kolonel ? Wel, we zijn onringd door spionnen ; onze eenige kans is djs dat v/e hem overvallen eer hij weet dat wa hem zoeken. 1-1 ;n groote macht zou de aandacht trekken. Aan den ande ren kant, u moet zorgen niet afgesneden te worden. Ik zon naar 't noorden kunnen mar cheer en, kolonel, alsot ik van plan was me bij generaal Goeben te voegen. Dan zou ik dezen weg kunnen inslaan, dien jk hier op de kaart zie aangegeven, en Cha eau Xjir bereiken eer iemand er den wind van kreeg. Ia dat geval, met twintig man .. . Uitstekend, kapitein. Ik hoop u morgen ochtend met uw gevangene weer te zien. Het was een gure Decernberavond, toen kapitein B.'.uugarten met twintig van zijn Posetiers uit l/'s Andelys optrok om den straat weg in noord-westelijke richting te volgen. Twee mijlen verd«r sloeg hij eensklaps een smallen landweg in van diepe karresporen doorploegd, waarlangs hij zich voortspoedde om zijn prooi te overvallen Een fijne, koude regen viel ritselend tusschen de hooge populieren en op de velden aan weerszijden van den weg. Vooruit ging de kapitein met sergeant Moser, een veteraan, naast zich. De pols van den sergeant was ver bonden met dien van den Ftantchen boer, wien men tevens had te kennen gegeven dat de eerste kogel voor hem zou zijn ingeval van een hinderlaag. Achter hen aan baanden de twintig infantcristen zich moeilijk een weg door de duisternis, de hoofden gebogen om den regen, terwijl hunne laarzen piepten in de wecke, natte klei. Ze kenden het doel van den tocht en dat hield er den moed in, want verbitterd waren ze over het verlies van zoo menigen kameraad. Het was eigenlijk een karreweitje voor de cavallerie, dat wisten ze, maar de cavallerie was vooruit, aan de spits der kolonnes en bovendien, het was niet meer pend kunstenaar bezat, hem onvervreemdbaar zyn by'gebleven. In de voorzaal zagen we: een mooie aquarel van Poggenbeek, land en lucht, meer nidt, maar zooals op mooie dagen buiten, genoeg om de weelde van het Hollandsch landschap volkomen uit te drukken; een krachtige sri'iarel van de Zwart en een groot schildery, een landschap in sterke avondzon, rijk van kleur; van Weissenbruch een klein schilderytjs, zooals er in den laatsten tijd telkens te zien komen op veilingen en bij kunstkoopers, vroeg werk, maar belangwekkend om den tnooien, gestadigen groei te doan zien, die zijn kunst met die van verscheidene ouderen gemeen heeft; een van die frissche studies van Roelofs, die op den duur meer zullen gaan gelden, dan zijn schilderijen uit later tijd, maar bovenal een superbe Willem Mans. Werkelijk, we hebben wel eens de kennis making met een wei k als dit noadig, om ons geloof in dezen meester niet aan het wankelen te brengen. Al te dikwyls vinden we tegen woordig in zyn schilderyen en aquarellen slechts het uiterlijk schema van de kleuren, die zijn ervaring wel we;t saam te brengen, maar waaraan het gemoed geen leven weet te geven en daarom is deze prachtig doorwerkte aquarel een dubbel genot. Behalve een aardig, speelsch aquarelle'ji van Jaap Maris en een teekening van Biuer, waarvan het half rood, haif wit niet prettig nawerkt in de herinnering, willen we ook nog wy'zen op een sq'iarel met zeer mooie eigenschappen van Jozef Neuhuys, den overleden, minder bekenden broeder van Albert De boomen vooraan zijn wat i van kleur, maar het duinlandschap in de verte en de avondlucht daarboven zyn van een heerlijke fijnheid. Bij elkaar genomen valt er dus veel moois en interessants te zien en is een bezoek zeer aan te bevelen. J. V?. N. De li-ma Mirtinus Nijhoff te 's Gravenhage geeft onder den titel »0riginal drawings by llambrandt reproduced in the phototype by the imperial press at Bjrlin and Etirik & Binger at Hiarlem, second series, edited by F L'.pptnanr, continued by C. Hofstede ue Groot, 100 rpproductions, mounted on cardboard, only 150 copies printed"; het vervolg van de beroemde verzameling «Original Drawirgs by R-itnbrandt", uitgegeven ir 188S ISitL' door V Lippmarni in 4 portefeuilles, die 200 teekeningen bevatten. De tweede serie, welke thans compleet is, bevat 100 reproducties naar teskenirgen uit verschillende verzamelingen, voornamelijk Nederlandsche. Da uitvoering is, evenals van de eerste serie, voortreffjlyk en draagt de bewondering WP? van alle arti&ten en kunstkenners. Van de 150 exemplaren zijn nog slechts een twintigtal verkrijgbaar. Van de verkochte exemplaren gingen er 105 naar het buitenland en bleven tot nu toe 25 in Nederland. De prijs van de 100 teekeningen, in twee linnen portefeuilles fjlio, is ? 150. De eerste serie, die bij uitgave ? 240 gekost heeft, wordt thans voor niet minder dan ? 425 verkocht. BOEK AANKONDIGING Zooals ik reeds meermalen heb gezegd, maakt, het drukke winterstuoeu het den referent on mogelijk uitgebreide besprekingen te geven over nieuw uitgekomen comp >siuëj. Watr echter enkele ui'gevers eeu zo> groote activiteit, aan den dag legger, acht ik het van mijn kant niet hïuscb daarover geïnd het stilzwijgen te bew^reu tot aan het rustiger zomerseijoen; ik wil dan met enkele woorden een korte opsomming given van «nieuwe uitgaven" welke thans reeds i'jmiHimmiiitjmiiiitMiiiiiiiiiiiiiiimmiiiilii drn billijk dat het regiment zijne eigene dooden zou wreken. Even vóór achter hadden ze Les Andelyi verlaten. Om half twatlr hield de gids stil bij twee hooge pilaren met wapenschilden gekroond, die een zware ijzeren poort flankeerden. De muur aan weerszijden lag in i.uin, maar trotscu verhief zich nog de oude, groote poort boven de brandnetels en Iset onkruid dat welig tierde aan den voet. De Pruisen trokken er om heen en slopen zoo zacht mogelijk ve der, onder een berceau van eiken takken, de lange inrijlaan door, die nog diep bedolven lag onder de verdorde bladeren van den vorigen herfst. Aan het eind werd er halt gehuiden cm te verkennen. Daar vóór hen lag het donkere kasteel. Ttuschen twee regenwolken kwam juist de maan te voorschijn, en het oude gebouw stond in zilverlicht en schaduw. Het had den vorm van de letter L, mot een lage gewelt.de deur van voren en rijen kleine vensters, als de geopen !e ge chutspoorten van een oorlogschip. Van bo/en was een dorker dak met kleine overhangende, ronde torens aan de hoeken ; bet geheel stond daar zoo rustig in het maan licht, terwijl zwarte, dreigende wolken de lucht er achter verduii terden. Een der lagere ven sters alleen was verlicht. Fluisterei.d gaf de kapitein zijne bevelen aan de manschappen. Ejm'gen moesten zich aan de voordeur cenigcn aan de achterzijde opstellen ; ook het oo.iten en het westen moesten zij bewaken. Hijzelf en de sergeant slopen op de teenen naar het verlichte raam. Het was een klein vertrek waarin zs zagen, uiterst schraal gemeubeld. Een bejaard man, in de kleeding van een bediende zat een ge scheurd nieuwsblad te lezen bij het licht van een druipende k*ars. Hij leunde achterover in zijn houten stoel met de voeten op een kist en op een tasouret naast hem stonden een flesch witte wijn e;i een half gevuld glas. De sergeant doorstak het vensterglas met den loop van zijn geweer en de man sprong op met een kreet. S'.il, als je je leven lief hebt! Het huis is omsingeld en ge kunt niet ontvluchten. Kom de deur op?n .oen, onmiddellijk, ol we zullen geen genade kennen als we binnen zijn. Om Gods wil, schiet niet ! Ik zal open doen ! Ik zal open doen ! Hij vloog de kamer uit, met zijn verfrommelde courant nog in de hand. Een cogenblik later werd, onder gekras van bouten, de lage deur opengeworpen en de Pruisen drongen de f-teenen gang binnen. Waar is graaf Ku-tace van Ctateau Noir ? Mijn meester'. Hij is uit, mijnheer. l'it, op dit uur van den nacht ? Je liegt! Het is waar, mijnheer. Hy is uit. Waar been 'i Dat weet ik niet. Wat voert hij uit ? Ik kan 't u niet zeggen. Neen, u behoeft uw pistool niet op mij te richten, mijnheer. l' kunt me dooden, maar u kunt me niet dwingen te vertellen wat ik niet weet. Is by vaak uit op dit uur'? Heel dikivy'ls. bij uiij zijn ingekomen, mij voorbehoudende ze later uitvoeriger te bespreken. .-.i In de eerste plaats dan, acht ik mij vt rplicht dea heer A. A. Noske een woord van lof toe te voegen over ZIJD waarlijk grootïn onder nemingsgeest. Het was etn lijvig pjkkct wat hij mij reeds eenige weken geleden toezond en.... met oompatii.ëa, die voor een zeer groot gedeelte eerste raugs-werkeii mogen genoeoid worden. Ik vind daarbij eene soiute voor piano en viool vau DIKK. SCHUIER, opus 4; een werk dat mij tlrius reeds, u<« vluchiige kennismaking, voorkomt te zijn van degelijk gehalte en het i's royaal gedrukt. L. ADR, v. TETTEKOPJÏis vertegenwoordigd met ,24 P, lukV' aiu llsiirieUe '11-j;l opge dragen. Ook hiervüii is de druk prau:itvol. EMILE vos KUCKEX Font outmoet ik met acht liederen. Viir voor hooge eu vier voor lage sttm. D.ep gevoelde eu rijk bewerkte stiramiügsmuïiek, up voar 't meerendeel zier sc'ioune gedichten! Kou KUILER zond ia eene //Lrgende voor piiiiO en viool; //deux. Morceaux caiac! ;istiques" voor p ato eu nog twee klavier tukker, benevens efu lied Scimeewittchen", op tekst van Anna 11 tier, voor middenstem. JACQUES PKESISUKC; heeft twee IK doren ingezondei', i vour iiooge en j. voor la;;e tt:m. COKXEUE VAX OSTEUZJJE oiitbretkt n.e' op 't appel. Meu vindt van hare hiud a licdereu op Duits cbeii tekst, vau zet r voornaam gehalte en niat zoo moeilijk in de uitvoering als enkele harar vroegere zaugcouip'sj-i? n. Voo.U esn buudelij; «/Valses capric cases", voor piano. F. R. FONTEIN T 1:1x1101 T hetft, twee lielfren laten uitgeven tij dtn hjer Xoske op Ivigelschen tikst, voo: diepe stern; ook vind it twee a cappslla-koreii op Iloliandscae woorden van zijn haiid. Dan vind ik nog een lied van CoxSTAXT VAX BE WALL op Frantcoe woorden, een Turumarsch van D. H. FXEIUIAX cii een bundeltja allerliefste kinderliederen KI i Mevrouw KELIA VAN DER LINDEN VAN SNKLREIVAAKD ^OUDEWIJNS. Zooals men zift getuigen deze u.tgaven van rt spectabele arbeidskracht en grooten ondernemingszin van den heer jX'oske. Het zou mij niet verwonierei), indien de btkende Hei lige vaa 5 Dccsmber voor grooten eu kiemen wat zou weten ta vinden vari zij u gading onder al deze composiUëd. K;er zeker komt hiervoor ook in aanmerking bet bundeltje //tweestemmige Miniatuurtjes'' door ('AÏIIAUINA VAX HENNES, g-toonzet, op woord-jn van J. D. C. v. Dokkuui, (u:tgave: Jao. van llmnes Utrecht). De alierlielste vsrsjes zijn trg leuk gecomponeerd en kunnen ztker zijn van h inne uitwerking bij de kleinen. De uitgevertfirmj G. A'sbach en Co. te Amtt.rdam, heeft zich eveneens beijverd niet achter te blijven met nieuwe l'mds-arlikelen. H. F. A. UTEIIMÖULEN gaf bij deze 11 rna uit een »Hymne aan de JVluze der Toner,:' voor Vierstemmig mannenkoor, opgedr)g'jn aau ds mannenzangvereeuigiiig //Sapp 10" te Hoorn. ULI'EUT SciifLTs zond in een buiidelij'; p'.anomuziek, genaamd jKiudtrlsveu" en twee kinder liedjes van Cüap. Vau C. AXDIUE.SSEX JK. verscheen een //derde druk" vari S.rerjad?, Haarlemsch Liec'eke en Draal nu niet. Die derde druk tpretkt, dunkt me voor zich zelf. Dan vind ii Ein Liebtslied irn Mai" van UAUG.UIETUA KOOIMAN, hetwelk mij vroeger reeds bekend was, doch met Naderlai.dïChen tekst (waarom is die er t; aas niet, ouder ge drukt?) een lieij van Si.nox KROON, Met den S;room mede, en een van Jou. BIUGMAN genaamd ,Schalkschbeid." Dan werd mij nog toegezonden eeue compo sitie voor gemengd koor a cappella »Urei Scbüsse" Eine Burenballade (den lezers wel bekend) van WILLEM Sn;r eu «Liever dood dan Ei wanner kooit hij i'huia? Tegen den morgen. Kapitein Baumgarien stiet een Duitechen vloek uit. Hy had dm een vergeefschen tocht gemaakt l Blijkbair sprak deze mati de waar heid. Het was te voorzien geweest. Maar hij zou ten minste het huis doorzoeke i oni zeker heid te hebben. Na een post bij da voordeur en een bij de achterdeur te heb Jen gepiaa'st, dreven hij en de sergeant den siddwenden hofmeester voor zich uit wiens flikkerende kaars fantastische schaduwen wierp over de oude behangsels en de lage eikenhouten balken aan de zoldering. Zij doorzochten het gansche huis, van af de ruime met steenen bevloerde keuuen beneden, tot de eetzaüop de tweede verdieping met hare galerij voor 't orkest en de vau ouder lom zwart geworden paneelen, maar nergens was er een levende ziel te be kennen. Heel bo/en in een zolderkamertj: troffen zij Marie, de bejaarde vrouw van den hofmeester aan ; de eigenaar hield er blijkbaar geen andere bedienden op na en van hem zeif was geen spoor te vinden. Het duurde evenwel lang eer kapitein Bsumgarten zich hiervan overtuigd had. Het was een lastig huis om te d,orzotken. S:naile trap pen slechts breed genoeg voor n rnan tegelijk verbonden tallooze kro .kelende gangen. De wanden waren zoo dik, dat geen enkel geluid van het eene vertrek tot het andere doordrong. Kolossale haarden gaapten in iedere karmr, terwijl de vensters zich in zes voet diepe muren bevonden. Kapitein Baumgarten stampte met den voet, rukte gordijnen omhoog en klopte met't gevest van zijn zwaard. Zoo er al geheime bergplaatseu aanwezig mochten zijn, hij was niet zoo gelukkig die te vinden. In; lieb een plan, zei hij eindelijk, den sergeant in het duitsch aansprekend. Dezen man stelt ge onder bewaking en ge zorgt dat hij met niemand in aanraking komt. Ja, kapitein. En ge legt vier man in hinderlaag voor en achter het huis. Het is meer dan waar schijnlijk dat inet het aanbreken van den dsg onze vogel naar zyn nest komt terug gevlogen. Eu de overigen, kapitein ? Die laat je in de keuken te eten geven. Deze hier zal jelui van vleescb en wijn voor zien. De nacht is stormachtig en we zullen het hier beter hebben dan op den grooten weg. En u zelf, kapitein ? Ik zal hier boven soupeeren, in de eetzaal. Het hout ligt opgestapeld in den hasrd, we kunnen vuur maken. Als er onraad is, waar schuwt ge mij... Zeg een?, man, wat kan ja me voorzetten ? Helaas, mijnheer, er is eer. tyd geweest toen ik zou geantwoord hebben: Al wat u verkiest! 't Eenige wat ik u thans kan geven is een flesch jongen rooden wijn en wat koude kip. Daarmee ben ik tevreden. Geef hem een wacht mee, sergeant en laat hem kennis maken met de punt vïn je bajonet bij de minste poging om ons een poets te bakken. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl