Historisch Archief 1877-1940
frb. 1275
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
£ uur en veelal gedurende een grool deel
van den dag. Wel gebeurt het, dat die
gedisticgeerdste oogenblikken in den zomertyd
gedurende vele uren stand houden, maar dit
ia uitzondeiing.
De natnurvriend, die door voortdurende
bespieding der natuur eiken dag, langzamer
hand als ingewyd wordt in hare geheimen,
zoekt slechts dat byzondera der verschijning,
van welke onze te vroeg gestorven Mauve tot
zynen vriend, die hem op zyne avondwande
lingen te L-»ren begeleidde, zeide: inuis'ter,
nu is 't er." Mauve wilde hiermede te kennen
geven: hei hoogste is nu bereikt.
Dat staat echter vaet de Hollanders ge
nieten de oogenblikken, waarin de grootste
distitctie dezer stemming zich ontwikkelt, niet
dikwyis. Da millionair in r.atuurschoon is
gemakzuchtig. Toen in Mei te Haarlem en
omstreken op een dier zeldzaam scaoone
Zondagen, alles juichte van kleur en geur,
waren om 5% uur, juist toen de stemming
aan dat alias hare bijzondere wijling eerst
begon te geven, alle bezoekers eensklaps ver
dwenen. Dat aan een zich smeden met stygende
tracht en toenemende intimiteit van het
groote en grootsche van het landschap aan
schouwde men niet. O J» het verhevene
door iets begrypelyk menschelyks te ver
klaren, mag misschien de gedachte geuit
worden: men vergenoegde zich met een roman,
waarin de gouden draad, die de krachtige
dramatische werking mede aangeeft, nog ont
brak.
Want aldus mogen wy' ons de wording der
stemming in de natuur ongeveer voorstellen.
O/er dag hargt alles uit een; hoe meer echter
»het uur'' nadert voegt zich alles te saam; wat
te veel schitterde in kleur of werking neigt
zich bescheiden neerwaarts; dat deel, aan het
welk kracht en glans onturak, verheft zich.
Zo) zien wy' langzaam, langzaam het mysterie
tot werkelykheid worden, dat, omdat het onze
blijvende waardeering levendig houdt, slechts
kort is van duur! Mag men dezen korten stond
misschien noemen het bovennatuurlyke in
de natuur ?
November. J. H. SCUOKER.
De Batik-kunst in Kederlandsch-Indië, door
G. P. BOUIFAKR eii dr. H. H. JUÏNBOLL,
Afl;v. 11. Uitgave van H. Kleirmiatn tn
Co., Hat riem.
Blijde mochten we destijds de uitgave van
bovengenoemd werk begroeten, en nu da tweede
afhvtriug voor ons ligt, en we die hebben
doorgebladerd en doorgelezen, en zij tot ons
sprak van schoonheid en liefde in de kuns',
onzer Archipjlbewoiiers, daar zijn wij overtuigd
dat vil.-n den schrijvers en uitgevers dankbiar
zullen zijn, voor den arbeid die zij ondernamen.
Immers waar men voorheen zich bezig hield
met de beschrijving der zeden en gewoonten, der
eigenaardige gebru ken of bijzondere takken van
nijverheid in unze koloniën, dan geschiedde dit
veelal, als bezag men een zonderling insect of
een vreerndsooiti^e plant. Men merkte zoo nauw
keurig mcgelijk op, wat haar vau het gewone
onderscheidje, wat het meest kenmerkende was,
men hield vergelijkingen met datgene wat men
rond zica zag, maar overigens stond men er te
veel buitsn om aan de mogelijkheid te kunnen
deiken, of die typische verschillen, die afwij
kende vormen misschien ook beter of juittsr
konden zijn, dau da'gene waaraan men zich
langzarnerliaui gewend had en dat men nu als
maatstaf aannam.
Op die wijze beschouwde men eveneens bouw
en beeldhouwwerken en voorwerpen van
versieriEgskunst, en waar men hier dikwerf uitingen
zag die door opvatting zoowel als uitvoering
verre stonden van wat men zich in den laalsten
tijd als schoonheidsprincipe gesteld had. daar
maakte men zich veelal vtn deze kwestie af met
imiiiiiniimiiii iiniHiiiMiiiiniiiii
De Heer van Chateau Noir.
DOOR
CONAN DOYLE.
Het was in de dagea toen de Duitsche legers
zich een weg hadden gebaand door Frankrijk;
de verstrooide benden der jsugdige Kipnhhek
waren teruggedrongen, noordelijk van de A'sne
en zuidelijk van de Loire. Als drie breede
stroomen was de schare gewapende mannen
komen aanrollen van de boorden van den
K jn langzaam, met on weerstaan baren dwang,
alle hinderpalen uit den weg ruimend, bochten
makend, dan naar het noorden, dan weer naar
het zuiden; zich splitsend soms, en zich op
nieuw vereenigend, om ten laatste als n
groot meer zich uit te spreiden rondom Parijs.
En uit dit meer haddsn kleinere stroomen een
uitweg gezocht, ia noordelijke richting n,
en in zuidelijke een andere, tot U'leans; een
derde vloeide naar het westen, tot in Xormandië.
Menig Duitsch krijger zag hier de zee voor
het eerst, toen hy aan het strand te Dieppe
zijn paard enkeldiep door de golven liet waden.
Sombere, bittere gedachten kwelden den
Franschman die getuige was van de schande
aldus over zijn schooi land gebracht. Wel
had hij gestreden maar bij was overweldigd.
Telkens en telkens weer had hij beproefd aan
die zwermen cavallerie, aai die tallooze
voitki.echten, aan de geiuchte kanonr.en het hoofd
te bieden. In geregelde veldslagen waren de
indringers niet te verslaan geweest; alleen
man tegen man, of in kleine troepjes waren
zi niet onoverwinlijk gebleken. E;n stout
moeüig Franschman vermocht nog een enkelen
Duitscher den dag te doen verweiischen waarop
deze zijl Rijnoevers verliet.
Zoo was er, onopgeteekend in de annalen,
naast den grooten krijg, een kleinere ontstaan,
een stryd tusschen enkelen, met sluipmoord
aan de eene, en barbaarsche weerwraak aan
de andere zy'de.
Zwaar had kolonel von Gramm, kommandant
van 't 21ste Posensche Infanterie regiment hier
van te lyden gehad. Hij voerde het bevel in
'c kleine Xormandische stadje Les Andelys, en
zijn voorposten lagen verspreid tusschen de
hutten en boerderijen in den omtrek. G jen
Franscue strijimacht was er binnen vijftig
mijlen in het rond te bekennen, en toch werden
er iederen morgen duistere rapporten uitge
bracht over schildwachten die dood op hun
post waren gevonden, of fourage partijen die
nooit terugkeerden. Vol woede placht dan
de kononel uitterukken, boerderijen gingen in
vlammen op, en de dorpen s'dderden ; maar
den volgenden morgen was het toch weer
deielfde droevige geschiedenis. Wat hij ook
deed, zijne onzichtbare vyanden kon h\j zich
niet van den hals schuiven. En toch moest
eene verklaring dat de zonderlinge figurale en
fiorale ornamentaties m'sschien het oog vanden
inlander kouden bekoren, maar dat zij onze
smaak niet bevredigen kunnen. Ja waarlijk, een
dergelijken uitspraak hoorde ik nog niet lang
geleden op een Nutslezinz, van iemand dis diar
zijn indrukken o/er onze koloniëa ten beste zou
geven en sprekende over den Boro Bjedoer,
hiervan mededeelde, da», dit monument versierd
was met beeldhouwwerk dat voor //ons
E/r>peaieu" van weinig belang wa«, daar de figuren
verre van sehoon wa^en.
Ea ik geloof dat helaas velen er mg zoo over
denken en deze dLgrfn op ziju hoogst als merk
waardig beschouwen en ongevoelig blijven voor
de schoonheid die sp-eekt uit al de kunstuitingen
van dit volk, wiens werk men ten dezen opz;chte
zou kunnen plaatsen tegenover het beste wat
de overlieerschende kunstperioden in Europa o: s
schonken. Van daar dat waar men zich bezig
hield met de verse lillecde takken van industrie,
en mjn natuurlijk het voor den iulander of
liever irilandsc'je zoo kenmerkende //batikken"
besprak, dit steeds om der wille van dui eiger>
aardigen techniek of den langwij'igen arbeid
werd medegedeeld. Steeds leest men daa ook :
over het batikken", of »over de baüUecbniek"
enz., en al is de wijze vaa doen in al hare
vernuftige vindingen dan ook nog zoo merk
waardig en een bespreking ten volle waard, toch
zag men meestal over het ho -ft hare veel
grootere belaugnjkheid als kunstuiting die gerust
in verge'ijking zou kunnen treden met de bekoring
der aloude weefsels. Hier is het liit alleeu
techniek en wel een zier bijzondere techniek,
maar schoonheid en kunst, omdat zij de uiting
is van een volk dat in alles wat haar omgeeft
schoonheid zoekt, efn volk dat behoefte heeft
aan schoone vonnsn en kleuren, wi:ns smaak
dus nog niet gansch en al bedorven is.
Waar we dan ook de Msrboven vermeldde
uitgave met vreugde besrrostten. daar was dit,
omdat zij zich rteds direct van anlr.re
besch'uwmgeu over dit onderwerp onderscheidt door
te spreken over de Batik-K.UXST ; hier treedt
dus de kunstuiting, de sup3neure schoonheid
op den voorgrond, en dit kunnen we telkens
weer opmerkei', bij het doorlezen der zoo
belangwekkeidi mededeelmgen.
Het spreekt vanzelf dat bij een zoo uitvoerig
opgezet, werk, het batikken-zelfe in al hare
iï.esses aan een nauwkturise beschrijvit g wordt
onderworpen; de groudsteff ,11 en verscliillinde
benoodigdheden, de opeenvolgende beweik ng,
alles wordt ons verklaard als waren wij bij het
wordingsproces tegenwoordig, maar onoaaks de
meest voll«d''gj beschrijving van een of audere
eigenaardigheid der techniek, lezeu we telkens
en telkens weer. a!s tussc leu de regels door,
van de schoonheid die dtar spreekt uit de zeld
zame harmonie der kleuren, van den rijkdooo.
die ons tegeu'iLkt uit de zoo bijsouddre
vormsnpracht.
Ea waar de schrijver, bezield door zijn onder.
werp, onwillekeurig liefde in ons trac it te
wekken voor die pracht eu schoonheid uit onzen
arcaip°), daar staan hein da zoo uitsteketid
geslaagde afoeeldiugfu dapper ter zjde. /ij ziju
op ziclizelf voorbeelden vaa de fraaiste
kleurencombmaties, vaa het meest decoratieve
lijnenspel, met t;lkeiis nieuwe verscheidenheid en
zeldzaam groote afwisseling. Z;j zju als nuttige
weukeu en ernstige lessen voor hen die nieenen
dat in de mode-ornamentiek d,e uu Btilgiëen
Duitschlaad ook hierheen gewaaid, het eeuige
ware gelegen is.
E^n tweetal ifliveringen zijn thans verschenen,
en een drietal moet nog volgen, vóór dezen
arbeid compleet is ; wij hopen dus nog gelegi
nheid te hebben later eenig«ins meer u.tvoeng
hierop terug te komen, maar kuunen niet nalaten
nu reeds te wijzen op de bslangrijkheid dezer
uitgave.
R. W. P. JK.
MiiiiiiiimitmilimiummiimiiimtmitittiiiiiiiimumntMim!
het niet zoo heel moeilijk wezen; want uit de
overeenkomst der feitec, uit de wijje wairop
de euveldaden warden ten uitvoer gebracht,
bleek maar al te duidelijk dat ze allen
nzelfden oorsprong moesten heoben.
Kolonel voa Gramm had het met geweld
beproefd; het middel had gefaald. Misschien
zou het met goud beter lukken. A'om liet
hij bekend maken dat vijfhonderd francs be
looning z.u worden uitgekeerd aau hem die
inlichtingen ko.i verstrekken. X.emand meldde
zich aa.n. Toen, achthonderd. De boeren
bleven onornkoopbaar Eindelijk, toen een
korporaal vermoord werd, steeg zijn ergernis
ten top, en looide hij duizend francs uit, met
het gewenichte gevolg dat de ziel van Erarrois
Réjane voor de verleiding bezweek. Hy was
boerenknechr, en zijn Normandische hebzucht
bleek ste ker dan zijn vreemdelingen haat.
Ge ze;t te weten wie deze misdaden
pleegt? vroeg de Pruisische kolonel, vol min
achting de blauw gekielde gedaante met het
rattengezicht vóór h>m beschouwend.
Ja, kolonel.
Eu wie is ... V
Die duizend francs, kolonel.
Gien sou, tot de wai-heid van je verhaal
zal zijn gtb.eken. Kom! Wie heef; mijne
mannen vermoord 'i
? Graaf Eus ace van Cbateau Xoir.
Je liegt! bulderde de kolonel. K;n fat
soenlijk man een edelman, pleegt zulke
misdaden niet.
De boer haalde zijn schouders op.
Ik zie dat u den graaf niet kent. Da zaak
zit zóó in elkaar, kolonel. Wat ik u zeg is de
waarheid, en ik vrees uw onderzoek niet. De
graaf van Chiitoau Xoir is een onmeedoogend
inan; zelis in zijne beste dagen was hij dat
In den laitsten tijd evenwel is bij verschrik
kelijk geworden. Dat komt door den dood van
zyn zoon, ziet u. Die zoon diende onder Douay,
hy werd gevangen genonen eu ontsnapte, maar
tijdens zijn vlucht vond hij den dood1. Hij was
zijn eenig kind, en wij allen gelooven dat dit
den graaf krankzinnig heeft gemaakt. Met zijne
boeren volgt hij de Duitsche legers. Hoevelen
hij reeds gedood heeft, weet ik niet, maar hij
is het die hen het kruis op het voorhoofd
snijdt, het wapen van zijn huis.
Zoo was het. Over het voorhoofd van lederen
veraaoorden schildwacht was een Andreas- of
X vormig kruis getrokken, als met eenjachtmes
daarop aangebracht. De kolonel boog den
strammen rug over de tafel en liet zijn
wijsvinger over de kaart gaan die vóór
hem lag.
Cha'eau Noir is niet meer dan vier mijlen
hier vandaan, sprak hij.
Drie en een halve kilometer, kolonel.
Kent ge de plaats ?
Ik placht er te werken.
Kolonel von Gramm schelde.
Geef dien man te eten en houd hem in
arrest, zei hij tot den sergeant.
??Waarom in arrest, kolonel ? ik kan u
niets meer meedeelen.
We hebben je noodig als gids.
7311 G0£b,
In de kunstzaaltjes van den heer van Gogh
i's wel»r eene nieuwe collectie kunstwerken
tentoongesteld, dia ons thans het zeldzame
voorrecht schenkt eenige werken bijeen te zien
van een, die reeds lang niet meer tot de
expojeerende kunstenaars gerekend mag worden.
Hst achterzaaliji nl. wordt geheel ingenomen
door schilderyen, teekeningen en lithogrefi'iën
van Aug. AllebéZ-onder op eenige volledig
heid aanspraak te willen maken, geelt deze
tentoonstelling toch werken uit zeer verschil
lende tijdperken van dezen meester.
Er zyn schilderijen van ongeveer een halve
eeuw oud, gesaust in den receptmatigen
bitusne- en siennatoon, die onafscheidelijk was
van de romantische voorstellingen der schil
derijen uit dien tijd. Ei toch duiken, zelfs in
deza stukjas, die zoo geheel het kenmerk van
den sleur dier dagen dragen, hier en daar van
die delicate brokjes op, die men te vergeefs
in het werk van zijn tijdgenooten zoeken zou.
Vinden we in die oudste stukjes reeds een
fliuwe aanduiding van een persoonlijke
verhtffi g boven het peil van dien theatralen,
zielloozen tijd, in een schilderij van 1869 zien
we den meester geheel ontwassen aan den
wansmaak die zoolang den scepter had gasoard,
Het is i n dit schildery, een paar herderskin
deren met een hond en wat schapen, een
Brabantscb geval, dat de meester geheel zich
zeif geworden is.
Hoe wel overwogen, met hoeveel liefde voor
mooie, strenge vormen en subtiele, dofonatte
kleuren is dit werk met stellig kunnen
opgebouwd. Er is iets in van de ontroering,
waarmede een kind schuchter de dingen zegt,
die lang in zyn ontwakend begrypen hebbeu
omgedoold, vóór ze tot klaarheid werden en
het 't wagen durfde er vertrouwelyk over te
spreken, het is de bekoring van de oprechte,
devote innigheid, die alleen gevonden wordt
bij de eersten, die bij een herleving der kunst
zich het schoone bewust worden.
Hier wordt ons het intieme als het ware
tosgi aisterd en we denken daarbij aan het
werk uit dienzelfden ly'd van Tuijs M iris en
hoe ook deze een aristocratische veifijning
toonde in de neiging om gewonen dingen een
wondere bekoring te geven, a^sof zy kwaoKJ
uit een tooverland.
Maar w '.l eigenaardig is het, boa ver de weg^n
van deze beide kunstenaars, die in hun vroeger
werk zoove:' overeenkomst hadden, later uiteen
geloopen zijn.
Da een, de pijnlijke beroering met de bui
tenwereld mijdand, ging als een kluizenaar
leven voor zyn kunst en zijn kunst allén, ten
Ualtte Lauwelyks meer uitingen vindend, teer
genoeg oai de zuivere abstracties van zijn
droomJenken te kunnen verbeelden en verwierf
zich daar4oor een heilige vereering van zyn
tijdgenooten ; terwijl de ander al zijn gaven,
die hem een eereplaats onder de grooten ver
zekerden, met grootmoedige zelfverloochening
afstond aan de vorming dor jon^erer, maar
door denbeschavenden invloed, die zyn omgang
op de toekomstiga kunstenaars heeft gehad,
zeker de kur st op niet minder waardige wijze
heeft gediend. Want het moeten wel de botten
en ontoe^ankelijken onder zijn leerlingen zijn,
wiwi het verkeer met dezan superieuren man
niets tot steun in het ge!oof aan het nobele
der schoonheid op hun weg heeft meegegeven
en tot de distinctie van menig werk der
jongeren hetft Aliebéhet zijne bijgedragen.
Al kunnen zijn geestige dierstulies en
teekeningen van later, in snipperuunj ;s ge
maakt, zilfs niet doen vermoeden, wat van
dezen meester, bij minder onzelfzuchtig ge
bruik van tyd en krachten, te verwachten
geweest zou zijn, toch bewysen zij, dat de
eigenschappen, die hij in den tijd van
scheputiiiiiiMimiMmiiMiiiiiuiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiMiMiiliiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiii
Als gids! Miar de graïf? Als ik hem in
handen val? Acï, kolonel .
Mit ten ongeduldig handgebaar zond de
Pruis hem weg.
Laat kap tein Baumgarten onmiddellijk
hier komen, boval hij.
De binnentredende was een man van mid
delbaren leefaj l, met breede kaken, blauwe
oogeii, een sierlijk gekruld^n gelen kne/el en
een bruin-rood gelaat, terwijl het voorhoofd,
door de helmklep beschermd, ivoor-wit was
gebleven. Zijn hoofd was kaal en (Ie strak
gespannen huid zóó glimmend, dat do
kameI raads gewoonlijk b3weer,ion geen anderen
sp.egel noodig te hebben. Als soldaat -was hij
langzaam, maar volkomen betrouwbaar en moe
dig. De kolonel kon op hem rekenen in ge
vallen waar meer doortas:ende oiü'cieren zouden.
te kort schis.en.
U gaat vannacht raar CfuUeau Xoir,
kapitein, sprak bij. K" is voor een gids gezorgd.
U neemt den graal gevang TI en lire gt ham
hiej'. Worden er pogingen aangewend om hein
te bevrijden, schiet hem dan maar neer.
Hoeveel mar, zal ik meenemen, kolonel ?
Wel, we zijn onringd door spionnen ;
onze eenige kans is djs dat v/e hem overvallen
eer hij weet dat wa hem zoeken. 1-1 ;n groote
macht zou de aandacht trekken. Aan den ande
ren kant, u moet zorgen niet afgesneden te
worden.
Ik zon naar 't noorden kunnen mar
cheer en, kolonel, alsot ik van plan was me bij
generaal Goeben te voegen. Dan zou ik dezen
weg kunnen inslaan, dien jk hier op de kaart
zie aangegeven, en Cha eau Xjir bereiken eer
iemand er den wind van kreeg. Ia dat geval,
met twintig man .. .
Uitstekend, kapitein. Ik hoop u morgen
ochtend met uw gevangene weer te zien.
Het was een gure Decernberavond, toen
kapitein B.'.uugarten met twintig van zijn
Posetiers uit l/'s Andelys optrok om den straat
weg in noord-westelijke richting te volgen.
Twee mijlen verd«r sloeg hij eensklaps een
smallen landweg in van diepe karresporen
doorploegd, waarlangs hij zich voortspoedde om
zijn prooi te overvallen
Een fijne, koude regen viel ritselend tusschen
de hooge populieren en op de velden aan
weerszijden van den weg. Vooruit ging de
kapitein met sergeant Moser, een veteraan,
naast zich. De pols van den sergeant was ver
bonden met dien van den Ftantchen boer,
wien men tevens had te kennen gegeven dat
de eerste kogel voor hem zou zijn ingeval van
een hinderlaag. Achter hen aan baanden de
twintig infantcristen zich moeilijk een weg
door de duisternis, de hoofden gebogen om den
regen, terwijl hunne laarzen piepten in de
wecke, natte klei. Ze kenden het doel van
den tocht en dat hield er den moed in, want
verbitterd waren ze over het verlies van zoo
menigen kameraad. Het was eigenlijk een
karreweitje voor de cavallerie, dat wisten ze,
maar de cavallerie was vooruit, aan de spits
der kolonnes en bovendien, het was niet meer
pend kunstenaar bezat, hem onvervreemdbaar
zyn by'gebleven.
In de voorzaal zagen we: een mooie aquarel
van Poggenbeek, land en lucht, meer nidt,
maar zooals op mooie dagen buiten, genoeg
om de weelde van het Hollandsch landschap
volkomen uit te drukken; een krachtige
sri'iarel van de Zwart en een groot schildery,
een landschap in sterke avondzon, rijk van
kleur; van Weissenbruch een klein schilderytjs,
zooals er in den laatsten tijd telkens te zien
komen op veilingen en bij kunstkoopers, vroeg
werk, maar belangwekkend om den tnooien,
gestadigen groei te doan zien, die zijn kunst
met die van verscheidene ouderen gemeen
heeft; een van die frissche studies van Roelofs,
die op den duur meer zullen gaan gelden, dan
zijn schilderijen uit later tijd, maar bovenal
een superbe Willem Mans.
Werkelijk, we hebben wel eens de kennis
making met een wei k als dit noadig, om ons
geloof in dezen meester niet aan het wankelen
te brengen. Al te dikwyls vinden we tegen
woordig in zyn schilderyen en aquarellen slechts
het uiterlijk schema van de kleuren, die zijn
ervaring wel we;t saam te brengen, maar
waaraan het gemoed geen leven weet te geven
en daarom is deze prachtig doorwerkte aquarel
een dubbel genot.
Behalve een aardig, speelsch aquarelle'ji van
Jaap Maris en een teekening van Biuer, waarvan
het half rood, haif wit niet prettig nawerkt in
de herinnering, willen we ook nog wy'zen op
een sq'iarel met zeer mooie eigenschappen van
Jozef Neuhuys, den overleden, minder bekenden
broeder van Albert De boomen vooraan zijn
wat i van kleur, maar het duinlandschap in
de verte en de avondlucht daarboven zyn van
een heerlijke fijnheid.
Bij elkaar genomen valt er dus veel moois
en interessants te zien en is een bezoek zeer
aan te bevelen.
J. V?. N.
De li-ma Mirtinus Nijhoff te 's Gravenhage
geeft onder den titel »0riginal drawings by
llambrandt reproduced in the phototype by
the imperial press at Bjrlin and Etirik &
Binger at Hiarlem, second series, edited by
F L'.pptnanr, continued by C. Hofstede ue
Groot, 100 rpproductions, mounted on
cardboard, only 150 copies printed"; het vervolg
van de beroemde verzameling «Original Drawirgs
by R-itnbrandt", uitgegeven ir 188S ISitL' door
V Lippmarni in 4 portefeuilles, die 200
teekeningen bevatten. De tweede serie, welke
thans compleet is, bevat 100 reproducties naar
teskenirgen uit verschillende verzamelingen,
voornamelijk Nederlandsche. Da uitvoering is,
evenals van de eerste serie, voortreffjlyk en
draagt de bewondering WP? van alle arti&ten
en kunstkenners. Van de 150 exemplaren zijn
nog slechts een twintigtal verkrijgbaar. Van
de verkochte exemplaren gingen er 105 naar
het buitenland en bleven tot nu toe 25 in
Nederland. De prijs van de 100 teekeningen,
in twee linnen portefeuilles fjlio, is ? 150.
De eerste serie, die bij uitgave ? 240 gekost
heeft, wordt thans voor niet minder dan ? 425
verkocht.
BOEK AANKONDIGING
Zooals ik reeds meermalen heb gezegd, maakt,
het drukke winterstuoeu het den referent on
mogelijk uitgebreide besprekingen te geven over
nieuw uitgekomen comp >siuëj. Watr echter
enkele ui'gevers eeu zo> groote activiteit, aan
den dag legger, acht ik het van mijn kant niet
hïuscb daarover geïnd het stilzwijgen te bew^reu
tot aan het rustiger zomerseijoen; ik wil dan
met enkele woorden een korte opsomming
given van «nieuwe uitgaven" welke thans reeds
i'jmiHimmiiitjmiiiitMiiiiiiiiiiiiiiimmiiiilii
drn billijk dat het regiment zijne eigene dooden
zou wreken.
Even vóór achter hadden ze Les Andelyi
verlaten. Om half twatlr hield de gids stil bij
twee hooge pilaren met wapenschilden gekroond,
die een zware ijzeren poort flankeerden. De
muur aan weerszijden lag in i.uin, maar trotscu
verhief zich nog de oude, groote poort boven
de brandnetels en Iset onkruid dat welig tierde
aan den voet. De Pruisen trokken er om heen
en slopen zoo zacht mogelijk ve der, onder een
berceau van eiken takken, de lange inrijlaan
door, die nog diep bedolven lag onder de
verdorde bladeren van den vorigen herfst. Aan
het eind werd er halt gehuiden cm te verkennen.
Daar vóór hen lag het donkere kasteel.
Ttuschen twee regenwolken kwam juist de
maan te voorschijn, en het oude gebouw stond
in zilverlicht en schaduw. Het had den vorm
van de letter L, mot een lage gewelt.de deur
van voren en rijen kleine vensters, als de
geopen !e ge chutspoorten van een oorlogschip.
Van bo/en was een dorker dak met kleine
overhangende, ronde torens aan de hoeken ;
bet geheel stond daar zoo rustig in het maan
licht, terwijl zwarte, dreigende wolken de lucht
er achter verduii terden. Een der lagere ven
sters alleen was verlicht.
Fluisterei.d gaf de kapitein zijne bevelen
aan de manschappen. Ejm'gen moesten zich
aan de voordeur cenigcn aan de achterzijde
opstellen ; ook het oo.iten en het westen moesten
zij bewaken. Hijzelf en de sergeant slopen op
de teenen naar het verlichte raam.
Het was een klein vertrek waarin zs zagen,
uiterst schraal gemeubeld. Een bejaard man,
in de kleeding van een bediende zat een ge
scheurd nieuwsblad te lezen bij het licht van
een druipende k*ars. Hij leunde achterover in
zijn houten stoel met de voeten op een kist
en op een tasouret naast hem stonden een
flesch witte wijn e;i een half gevuld glas. De
sergeant doorstak het vensterglas met den loop
van zijn geweer en de man sprong op met
een kreet.
S'.il, als je je leven lief hebt! Het huis
is omsingeld en ge kunt niet ontvluchten. Kom
de deur op?n .oen, onmiddellijk, ol we zullen
geen genade kennen als we binnen zijn.
Om Gods wil, schiet niet ! Ik zal open
doen ! Ik zal open doen ! Hij vloog de kamer
uit, met zijn verfrommelde courant nog in de
hand. Een cogenblik later werd, onder gekras
van bouten, de lage deur opengeworpen en de
Pruisen drongen de f-teenen gang binnen.
Waar is graaf Ku-tace van Ctateau Noir ?
Mijn meester'. Hij is uit, mijnheer.
l'it, op dit uur van den nacht ? Je liegt!
Het is waar, mijnheer. Hy is uit.
Waar been 'i
Dat weet ik niet.
Wat voert hij uit ?
Ik kan 't u niet zeggen. Neen, u behoeft
uw pistool niet op mij te richten, mijnheer.
l' kunt me dooden, maar u kunt me niet
dwingen te vertellen wat ik niet weet.
Is by vaak uit op dit uur'?
Heel dikivy'ls.
bij uiij zijn ingekomen, mij voorbehoudende ze
later uitvoeriger te bespreken. .-.i
In de eerste plaats dan, acht ik mij vt rplicht
dea heer A. A. Noske een woord van lof toe
te voegen over ZIJD waarlijk grootïn onder
nemingsgeest. Het was etn lijvig pjkkct wat
hij mij reeds eenige weken geleden toezond
en.... met oompatii.ëa, die voor een zeer groot
gedeelte eerste raugs-werkeii mogen genoeoid
worden.
Ik vind daarbij eene soiute voor piano en
viool vau DIKK. SCHUIER, opus 4; een werk dat
mij tlrius reeds, u<« vluchiige kennismaking,
voorkomt te zijn van degelijk gehalte en het i's
royaal gedrukt.
L. ADR, v. TETTEKOPJÏis vertegenwoordigd
met ,24 P, lukV' aiu llsiirieUe '11-j;l opge
dragen. Ook hiervüii is de druk prau:itvol.
EMILE vos KUCKEX Font outmoet ik met
acht liederen. Viir voor hooge eu vier voor
lage sttm. D.ep gevoelde eu rijk bewerkte
stiramiügsmuïiek, up voar 't meerendeel zier
sc'ioune gedichten!
Kou KUILER zond ia eene //Lrgende voor
piiiiO en viool; //deux. Morceaux caiac!
;istiques" voor p ato eu nog twee klavier tukker,
benevens efu lied Scimeewittchen", op tekst
van Anna 11 tier, voor middenstem.
JACQUES PKESISUKC; heeft twee IK doren
ingezondei', i vour iiooge en j. voor la;;e tt:m.
COKXEUE VAX OSTEUZJJE oiitbretkt n.e' op
't appel. Meu vindt van hare hiud a
licdereu op Duits cbeii tekst, vau zet r voornaam
gehalte en niat zoo moeilijk in de uitvoering
als enkele harar vroegere zaugcouip'sj-i? n.
Voo.U esn buudelij; «/Valses capric cases", voor
piano.
F. R. FONTEIN T 1:1x1101 T hetft, twee lielfren
laten uitgeven tij dtn hjer Xoske op
Ivigelschen tikst, voo: diepe stern; ook vind it twee
a cappslla-koreii op Iloliandscae woorden van
zijn haiid. Dan vind ik nog een lied van
CoxSTAXT VAX BE WALL op Frantcoe woorden,
een Turumarsch van D. H. FXEIUIAX cii een
bundeltja allerliefste kinderliederen KI i Mevrouw
KELIA VAN DER LINDEN VAN SNKLREIVAAKD
^OUDEWIJNS. Zooals men zift getuigen deze
u.tgaven van rt spectabele arbeidskracht en grooten
ondernemingszin van den heer jX'oske. Het zou
mij niet verwonierei), indien de btkende Hei
lige vaa 5 Dccsmber voor grooten eu kiemen
wat zou weten ta vinden vari zij u gading
onder al deze composiUëd. K;er zeker komt
hiervoor ook in aanmerking bet bundeltje
//tweestemmige Miniatuurtjes'' door ('AÏIIAUINA
VAX HENNES, g-toonzet, op woord-jn van J. D.
C. v. Dokkuui, (u:tgave: Jao. van llmnes
Utrecht). De alierlielste vsrsjes zijn trg leuk
gecomponeerd en kunnen ztker zijn van h inne
uitwerking bij de kleinen.
De uitgevertfirmj G. A'sbach en Co. te
Amtt.rdam, heeft zich eveneens beijverd niet
achter te blijven met nieuwe l'mds-arlikelen.
H. F. A. UTEIIMÖULEN gaf bij deze 11 rna uit
een »Hymne aan de JVluze der Toner,:' voor
Vierstemmig mannenkoor, opgedr)g'jn aau ds
mannenzangvereeuigiiig //Sapp 10" te Hoorn.
ULI'EUT SciifLTs zond in een buiidelij';
p'.anomuziek, genaamd jKiudtrlsveu" en twee kinder
liedjes van Cüap. Vau C. AXDIUE.SSEX JK.
verscheen een //derde druk" vari S.rerjad?,
Haarlemsch Liec'eke en Draal nu niet. Die
derde druk tpretkt, dunkt me voor zich zelf.
Dan vind ii Ein Liebtslied irn Mai" van
UAUG.UIETUA KOOIMAN, hetwelk mij vroeger
reeds bekend was, doch met Naderlai.dïChen
tekst (waarom is die er t; aas niet, ouder ge
drukt?) een lieij van Si.nox KROON, Met den
S;room mede, en een van Jou. BIUGMAN genaamd
,Schalkschbeid."
Dan werd mij nog toegezonden eeue compo
sitie voor gemengd koor a cappella »Urei
Scbüsse" Eine Burenballade (den lezers wel
bekend) van WILLEM Sn;r eu «Liever dood dan
Ei wanner kooit hij i'huia?
Tegen den morgen.
Kapitein Baumgarien stiet een Duitechen
vloek uit. Hy had dm een vergeefschen tocht
gemaakt l Blijkbair sprak deze mati de waar
heid. Het was te voorzien geweest. Maar hij
zou ten minste het huis doorzoeke i oni zeker
heid te hebben. Na een post bij da voordeur
en een bij de achterdeur te heb Jen gepiaa'st,
dreven hij en de sergeant den siddwenden
hofmeester voor zich uit wiens flikkerende
kaars fantastische schaduwen wierp over de
oude behangsels en de lage eikenhouten balken
aan de zoldering. Zij doorzochten het gansche
huis, van af de ruime met steenen bevloerde
keuuen beneden, tot de eetzaüop de tweede
verdieping met hare galerij voor 't orkest en
de vau ouder lom zwart geworden paneelen,
maar nergens was er een levende ziel te be
kennen. Heel bo/en in een zolderkamertj:
troffen zij Marie, de bejaarde vrouw van den
hofmeester aan ; de eigenaar hield er blijkbaar
geen andere bedienden op na en van hem zeif
was geen spoor te vinden.
Het duurde evenwel lang eer kapitein
Bsumgarten zich hiervan overtuigd had. Het was
een lastig huis om te d,orzotken. S:naile trap
pen slechts breed genoeg voor n rnan tegelijk
verbonden tallooze kro .kelende gangen. De
wanden waren zoo dik, dat geen enkel geluid
van het eene vertrek tot het andere doordrong.
Kolossale haarden gaapten in iedere karmr,
terwijl de vensters zich in zes voet diepe
muren bevonden.
Kapitein Baumgarten stampte met den voet,
rukte gordijnen omhoog en klopte met't gevest
van zijn zwaard. Zoo er al geheime
bergplaatseu aanwezig mochten zijn, hij was niet
zoo gelukkig die te vinden.
In; lieb een plan, zei hij eindelijk, den
sergeant in het duitsch aansprekend. Dezen
man stelt ge onder bewaking en ge zorgt dat
hij met niemand in aanraking komt.
Ja, kapitein.
En ge legt vier man in hinderlaag voor
en achter het huis. Het is meer dan waar
schijnlijk dat inet het aanbreken van den dsg
onze vogel naar zyn nest komt terug gevlogen.
Eu de overigen, kapitein ?
Die laat je in de keuken te eten geven.
Deze hier zal jelui van vleescb en wijn voor
zien. De nacht is stormachtig en we zullen het
hier beter hebben dan op den grooten weg.
En u zelf, kapitein ?
Ik zal hier boven soupeeren, in de eetzaal.
Het hout ligt opgestapeld in den hasrd, we
kunnen vuur maken. Als er onraad is, waar
schuwt ge mij... Zeg een?, man, wat kan ja
me voorzetten ?
Helaas, mijnheer, er is eer. tyd geweest
toen ik zou geantwoord hebben: Al wat u
verkiest! 't Eenige wat ik u thans kan geven
is een flesch jongen rooden wijn en wat
koude kip.
Daarmee ben ik tevreden. Geef hem een
wacht mee, sergeant en laat hem kennis maken
met de punt vïn je bajonet bij de minste
poging om ons een poets te bakken.
(Slot volgt).