De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 1 december pagina 4

1 december 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. : 1275 onierworpsn," een lied vervaardigd door een Transvaalsch echtpaar, ten voordeele van de vroawenkampen in Ziid Afrika en verschenen bij de firma H. ten Hoek te Nijmegen. Als een zear we!kom geschenk voor het St. Nicolaas- of Kerstfeest kan ik eveneens met warmte aaibevelen het bj H. D. Tjecnk Wil link te Haarlem verschenen werk v»n Mr. HENKI VIOTTA, ^Helden der Toonkunst." Het ij succes sievelijk in afhveringen verschenen en ligt thans geheel gereed in prach%,band voor mij. Het ia versierd met 32 portretten en behandelt in 34 hoofdstukken, de voornaamste momenten uit de muziekgeschiedenis van de XVIe eeuw tot op onze dagen. Ban register aan bet slot, maakt het werk zeer geschikt tot naslaan. Da speciaal naar wetenschap dorstende vindt hier niet wat bij zoekt; voor hem is Helden der Toonkunst" ook niet geschreven ; veeleer voor diegenen, die gaarne aan de hand van een fijngevoelend kunstenaar en op bevattelijke wijze, op de hoogte komen van de belangrijkste gebeurteni-sen en personen uit de geschiedenis der muziek. Ook hierop kom ik later uitvoerig teru?, evenals op de vervolijafl; veringen van PLOKIMOND VAN DUYSE'S »Hit Nederlaidsche L'.ed". AKT. AVEKKAMP. Bloemlezing uit de ffehele Nederlandse Letterkunde, door A. VAN GENT. Am sterdam. Johs. Nonan en Zoon. 1901. Geweldige wereldgebeurtenissen zijn als grote draaikolken, die alles wat er buiten wou bljjven of er stoutmoedig langs zeilde mee slepen. Maar zij zjja noch erger, want tij breiden hun invloedskring telkens uit en doen ook die mensen, die rustig neerzaten achter de horretjes en spionne'jïs van hun deftige stille huizen, tot gedachten komen, die hun vroeger vreemd waren. Ewzame Christenen juichen by het vallen van hun Engelse evenmensen, ja van de vrienden cUarvan, 'en Mac Kinley b.v. Mengen van kapitaal, groot in de beurs of handelswereld krijgen anti-monarchale, socialistiese, ja zelfs anarchistiese denkbeelden, nu ds vorsten en andere staatshoofden zich stil houden in da grote worstelstryd daarginds, op z'n minst zyti zg geen tegenstanders meer van algemeen kiesrecht. Lakse Nederlanders worden ijverige voorstanders van het Alg. Nederlandsen Verbond, gevaarlik voor chau vinisme. S;hrielen leren geven en komen zelfs tot het inzicht dat geven ziliger is dan nemen. Kortom, ons hele, zovaak voor koud bloedig uitgemaakte volk is in 'en toestand van gisting en ontbloeseming als op 'en warme voorjaarsdag. Wy gaan ons voelen als 'en levend organisme en nu ligt het ook voor de hand dat men d»t nieuwe levende organisme histories bestuderen wil in al z'n uitingen, in de intiemste vooral, das in de kunst. Dat is het gronddenkbeald van boven genoemd boek, dunkt me. En hierby geea grenzen van tydvakken, maar het geheel van nat begin af tot de ty'd die wij zelf beleven toe, zoveel mogelik in hele stukken, niet in brokken. Ik voor my vind het zrlfs niet gewenst o-a nu al in 1875 op te houden, maar dat is 'en kwestie van later zorg. Ewst moet er dus aan het volk van Groot-Nederland (d.w.z. de Nsderlanders van Europa, A zie, Afrika en Anerika) gegeven worden 'en overzicht van het mooiste dat dat ras gegeven heeft. Niet te beknopt maar zoveel mogelik duidelik. Vandaar ook zeker het algemeen maken van spel ling, omdat men geen wetenschappelik doel heeft maar eenvoudig 'en nationaal Zo kry'gt men als van zelf eelvjkmaking wit de spelling niét de taal dus!' betreft t>Üde Middeleeuwse teksten, zoals Verdam dat ook in z'n Mndl. Wdb. doet, (waar echter als in 'en weten«ehappelik werk betaamt alle andere lezingen ook opgenomen z\jn). Zo kry'gt men ook, als het zwaartepunt van onze staat en dus van onze letterkunde zich verplaatst naar NoordNederland, in de letterkunde van na 1500 ook weer a gelykmatige spelling en wal hier de vereenvoudigde. Dus alle dialekt of streekspraak blyft in ere, alleen de geleerdheid wordt uit de spelling ervan verbannen, zoals Kollewyn dat wil. En ook hierby krygen wy 'en uitwerking te zien van de Zuid-Afrikaanse oorlog: terwy'l vroeger de Kollewijners voor gek verklaard werden, sprak er nu op het kongres te Nijmegen om zo te zeggen niemand (wie het n.l. ernst was met z'n woorden) of bij preas in het belang van de taaiband de vereenvoudiging aan, zo o.a. prof. Mansveld. Hat stamverband wordt gevoeld en werkt overal: uitgevers durven, steunende op 'en GrootNsderland, werken in 12 delen aan in vereen voudigde spelling. Wat 'en nacutmerrie leek blpt 'en heel aardig, kalm voortgalopperend handpaardje te zyn. Wetenschappelik is en blijft het echter toch elke tekst te houden in z'n eigen spelling. Welke bezwaren de ver zamelaar hier tegen had weet ik niet; wol, dat de spellingveranderingen niet hinderlik zyn. Zie hier de grondslagen van dit boek; nu moet het daarop met smaak en kunstgevoel opgetrokken worden. Daar kunnen we nu noch heel weinig van zeggen. Da twee proef vellen bevatten stukken van Kurel ende Elegast, Hoofts Historiën, Vondels Gerecht en Langendy'ks Don Qdchot en die zien er keurig uit: maar laten wy het werk toch vooral niet licht schatten, want de verzamelaar mij onbe kend overigens zal voor tal van kwes ties komen te staan, die hy zal móéten oplossen. Zo b.v. welke Il3inaert I hij zal nemen ? Da uitgave van prof. Van Halten ia de Madl. Bibl. wijkt sterk af van de vroeger alleen gangbare, telt tal van regela minder. Welke is nu de ware? Welke zal ons worden voorgezet? Verder: heeft de uitgave ten doel ons op de hoogte te brengen van het denken en dichten van de kunstenaars of in de eerste plaats ons de maatschappy van hun ty'd voor ogen te stellen en pas daarna het persoonlike, het eigen-ik weer te geven? Dit laatste b.v. is het denkbeeld van het Oad-Naderl. Leesboek vanVan den Bosch. Het biyspel van Breero wordt onmiddellik geeolgd door dat van Hooft en pas daarna komt de lyriek van beiden. 13 onder het enz. in de 17e en 18s eeuw ook begrepen de schelmenroman en die van avontu ren ? 'Ba .Vermakelike avonturier" en'en Bruno Daalberg mis ik daar. Maar zoals ik zei: het gebouw kennen we noch niet, ook niet in tekening, alleen de fondamenten; de bouw meester, hoop ik, zal zo vrij zyn by' de mannen van het hoogste gezag in dezen aan te kloppen, als hy moeite heeft, wat hem b.v. bij de oude woordverklaring noch als eens over komen zal. Ook hoop ik, dat hij de moed zal hebben om onder moeilike woorden en uit drukkingen 'en vraagteken te zetten, want dat negeren van zulke moeilikheden kan ik niet best uitstaan. Verder hoop ik dat de Middeleeuwse klucht er ook 'en plaats in vinden zal, hetzy dan de Clute van Nu noch, die van Playerwater of 'en andere. Met het oog op het grote publiek zal wal niet elke klucht gesshikt zy'a. Voor 't overige zullen we onze wensen maar , voor ons honden, tot de uitvoering er is. Alleen ben ik erg benieuwd onder de 60 portretten ! naar dat van Maerlant: dat kwam my noch nooit onder ogen. 'En zware taak is't, maar veel steun \ van wie er toe in staat is kan 't werk ver lichten. Er bestaat wel degelik behoefte aan zo'n allesomvattend werk. En dan noch dit: j het is toch wezenlik goedkoop, 37K cent per l afl. van 64 blz. Ook de verdeling over vier jaar maakt aanschaffen gemakkeliker. Haarlem. J. B. SCHEPERS. Jan van Houtum's Schetsen van over de Peel, waarin bet maatschappelijk en politiek leven der gemeente Veldheim beschreven wordt door Herman J. MAÏS. Uitgave van Van Moorsel en van den Boogaart te Helmond (pry's 0.50). Een hekeldicht in proza op toestanden, zoo als Jan van Houtum ze van nabij leerde ken nen in het dorp Veldheim, dat ligt tusschen Oost Friesland en de Schelde. Men zegt, dat er meer dan n Veldbeim is, al hebben zy niet allen hun Jan van Houtum, die tot erger nis van Burgemeester, Secretaris en vroede vaderen het schandelyk bedryft uitoefent van in d« krant schryven, en, verbeeld u zoo iets, schryven over de handelingen van den ge meenteraad! G jen wonder dat de leden van dien raad hem niet uitstaan kunnen, waar hy' er op durft wy'zen, dat >de scepter niet ge voerd mag worden zooals de d?ndy zijn wan delstok zwaait", hy die den «goeden" Veldheimers op het hart drukt: »weet, dat gij het zjjt, die uw vroede vaderen kiest en weet ook, dat gy voor die kcjuza verantwoordelyk zy't!" Verbetering is noodig ia alle Veldheimen van Oost Friesland tot de S'helde mis schien kan dit boekja velen «goeden" Veldhaimers de oo?an opanen. Dat zy zoo! F. W. DKIJVER. L'entje en andere verhaaltjes, door TINE DE KRUYPP GOBIUS, schrijfster van »Het Indische Nichtje", geïllustreerd door L. W R WENKEBACH Amsterdam, C. A J. van D.shoeck. 't Was zoo'n g y'ze regenmiddag en op den vuilen buitenweg viel er aan geen wandelen te denken, terwu'l de hoornen in den tuin stonden te bibberen en pikzwart leken aan dien eener, naar 't Zuidwasten gekeerden kant, die al maar den fijnen motregen tegen zich aan kreeg. Juf weet niet, hoe za op de speelkatner den langen middag zal klein krygen met de kleuters van zes en van acht, die aan haar zorgen zyn toevertrouwd. AU ze met hen kan wandelen, vliegt de tijd om, dan ontmoet ze in't park de nieuwe juffrouw van hiernaast, die altyd zoo veel heeft te vertellen over da huishouding, waar ze vroeger was, en de kinderen hebbea er zooveel aflnding en zijn nooit lastig, zooals thuis, waar 't vele speelgoed meestal dadelyk verveelt. Maar wacht, daar ziet juf op ie vensterbank het nieuwe boekje liggen, dat Miepie, die gister jarig wai, van tante Sintja heeft gekregen, »Lientjj" van mavrouw Da Ivruyff Gibius. Dat ziet er wel aardig uit; die kleine dreunesop het omslag lukt met zy'a bolle wangeijjs heusch op Fritpje. Ziu ze 't nog eens probearen, de kinderen met voorlezen bezig te houden? 't Lukt anders hy'na nooit; als ze uit de bekende prentenboeken voorleest, gaan da kinderen vooruit z«ggen, wat er vol<*t of schynen heelemaal niet te luisteren of voerfin kattekwaad uit, zooals verleden week, toen Frits de franje van het tafelkleed in honderd kr.oopen had getrokken; en als juf een nieuw boekje opslaat, zeggen ze, dat ze 't niet begry'pen en dat Moes veel mooier leest. Juf begrijpt eigenlyk niet, waarom de kinde ren nog i ut schoolgaan; wat zoudan ze dan een groot deel van den da** door anderen worden beziggehouden, terwy'l thans, nu mevrouw ziek is, alles op haar neerkomt. Za weetintusschen het tweetal, dat met de neusjes tegen 't glas stond uit te kyken naar dan regen, tot zitten te krygen, Frits op een voetkussen en Miepie met bengelende beentjes op de vensterbank, en daar steekt juf van wal. Hè, dat ging nog eens prettig! Hoe gemakkelyk las ze dezen keer, wat vlotte het, en wat kon ze zichzelve alles goed voorstellen ! En de kinderen? Nee, maar; als muisjes zaten ze ; beide, de grootste en de kleinste, luisterden, alsof ze geen woord wilden verliezen. Zóó had juf ze nog nooit gezien, zelfs niet als mevrouw vertelde. Ei juf las en las maar door, en het duurde niet lang, of ze vergat haar auditorium geheel; juf was zelf ook nog niet zoo heel lang geleden kind geweest, en 't ver haal boeide haar. Hè, zóó met de kinderen te kunnen omgaan als die tante Jo in het boekje, zoo hartelijk en lief en verstandig, wie dat toch kon, moest wel een heel goed mensch zijn! En juf begon al meer en meer belang in tante Jo te stellen, terwy'l kleine MirierJ9 in Lientja nu en dan een verwait trekja rnet haar zeive opmerkte en Frits gevoelde, dat hij in alle omstandig heden net als Henk zou hebben gedaan. Ilank voni hy 't aardigst. Daan, ja, die was no^ veel liever, dat voelde Frits we!; maar die was nog zoo klein en mea moest zich grooteren tot voorbeeld nemen. Da midda» vloog orn ; hoe zou 't ook anders kunnen! En den volgenden dag vroegen de kinderen weer naar diezelfde geestelijke iekkerny', die na de koffU, toan 't alweer regende, nogmaals den middag verhelderde, nadat juf 's morgens het spelen en het learen, dat zij met hen had gedaan, zoo bijzonder prettig had gevonden, en Marietj<5 terwijl juf haar by 't fonteintji de handjes droogde, de opmerking had gamaakt, dat ze nu net zoo'n prettigen morgen had gehad als met Moes. »Zou broertje, als hy ook eans vier jaar is, wel net zoo lief zijn als Danie ?'' philosopheerde Frits; en Mirietje: »Juf, ik houd toch i wel van Jeannie ; maar za was eerst stout, hè; l heb ik de blokkendoos niet mooi uitgepakt ? 1 Alles kwam precies uit; 't paste net." Ja, 't paste net! Zoo sluit ook alles in deze , aardige kinderverhalen, die aan de grooten j nog zoo heel veel hebben te zeggen; zulke ' flinke, gezonde dingen met zoo oneindig veel | hart hier gegeven en met een liefje voor j kinderen zoo groot, dat deze kinderfij;uuriJ3s in staat zija alle kinderloozen meer dan ooit l jaloersch te maken. De teekeningen van Wenkebach doen den tekst geen oneer aan, en dat is wel een groote lof. Jongensleven. Een boek voor ouders en kinderen. Naar het Italiaansch van Ei>. MOSDO DE AMICIS, door W. SKI KEERT en M. TEN BBIKK. Met een woord van aan beveling door dr. JAN TEN BRINK Derde geïllustreerde uitgave. Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. E«i derde editie van De Amici's beroemd boek ! Naar het aantal drukken te oordeelen, die het werk in het Italiaansch heeft beleefd, zouden wy verwachten, hier al veel verder te zyn dan bij een derden druk; maar zoo heel vreemd is het misschien niet. On wezenlyk een grooten, zeer grooten opgang te maken by onze jongens en meii-jes, zou de braafheid er iets minder dik op moeten liggen. Hat is zoo'n overweldigende, zoo'n nimmer eindigende stroom van kolossale edelaardigheid, die in de massa heel korte hoofdstukjes over den les.er heen golft, dat het is, om er onder te bezwijken. Wy' zyn in onze beste jongens- en meisjesboeken iets pittigers gewoon, in dien zin dat we de kern van de nobele gevoelens een beetje in 't verborgen willen zoeken en hier wordt die je voortdurend met geweld ondar den neus geduwd. Dan kan ook het gebrek aan samenhang niet bevorderlijk zyn voor Jen rechten vat, dien de schryver op jonge gemoederen wil krijgen ; het boek is zoo erg fragmentarisch. Stel u voor, wy volgen een jongen vaneen jaar of tien door n klasse, de derde, van eea volksschool in Turyn, dat wil zeggen, volgen het dagboek, dat hy' hield in dat bewuste jaar en dit door zyn vader wat is verbeterd en door hemzelven nog wat is opgeknapt, toen hy' leerling was van 't gymnasium. Er staan datums boven de korte hoofdstukjes en buitendien dragen ze een opschrift, terwy'l tusschen diedagboekbladzyden brieven van »uw vader" en brieven vau »uw moeder" voorkomen en in elke maand een verhaaltje is gegeven, dat door den onderwy'zer is verteld. Samenhang is er in de honderd hoofdstukjes niet, behalve in zoover, als een tiental jongens uit de klas nog al eens in de verschillende kapittel ij es terugkeeren. Ia zyn voorrede heeft prof. Ten Brink gezegd ; »Die groote gevoeligheid, dat teeder hart van den dichter zal misschien op alle Nederlandsche lezers niet denzelfden indruk maken. Sommigen ik ben er zeker van zullen klagen over sentimentaliteit. Maar zij mogen bedenken, dat Da Amicia een Italiaansch hart bezit; dat ondar het dichterlyk hirt van den kunstenaar het hart klopt van een vader, die uit belangstelling in het onderwijs en de opvoedinsr zijner zonen Cuore heeft geschreven." Miar met al dat hart en nog eens hart, zouden wij het hard vinden, iemand van sentimaliteit te beschuldigen, die dit boek al te braaf, al te zoet, al te lief vond en die van oordeel was, dat deze soort van al te opzettelyka prediking der deugd den bal missloeg. »0ranj8 Bibliotheek voor Jongens en Meis jes", hen konpmai in Zteloela.n'11 d >or W. H. G KJNQSTON, Vry naar het Engelsch. Geïllustreerd. Tweede druk. Van Holkema en Warendorf. Amsterdam. Em Zuid-Afrikaansch verhaal, door een Engelschman geschre?en met twee Engelsche j ongens en een lerschen als hoofdpersonen, het is haast een waagstuk, bet in dezen ty'd van Engelschenhaat door een Hollandsche pen te laten vertalen en 't op te nemen in een bibli otheek voor de jeugd. Maar er is een zoo kloeke flinke toon in dit boek en de nationaliteitenquaestie staat er zoo geheel in op den achter grond, dat ook da vurigste pro-Boer het wel aan zyn kinderen in handen kan geven. Hij moet echter niet verwachten, er de Eagelschen zwart in te zien afgeschilderd of heel veel o?er da Boeren of over andere Zuidafrikaanders te vernemen. Koenraad Vermack, een Hollandsche Boer, speelt maar een heel beschei den rolletje als bediende van kapitein Broderiek, die nem eens als armen, door de Zoeloes gewonden man in zijn dienst had genomen. Die Zoeloes, dilt zijn de algemeene vy'anden, tegen hen is de stry'd gericht. En er wordt heel wat in dit boek gevochten, er worden jongens geroofd en teruggevoerd in de armen hunner ouders en alles wordt prettig en vlug verteld. Ook voor verscheiden Kiiffjrs wordt belangstelling gevraagd, altyd voor zoover zij tegenstanders zijn van den Kaft irstam der Zoeloes. Het verhaal speelt nog vóór den tijd van den oorlog tusschen de blanken iriZaidAfrika onderling, toen Cattewayo of Ketachwayo een gees=l was voor Engelschman en Bjer tegelijk. En dan, behalve tegen de Zoeloes, worden de wapens van inboorlingen en vreemdalingen gericht tegen die andere vyanden, de wilde dieren. L^euwenjaehten worden beschreven en toevallige gevechten tegen allerlei ander ZuidAfrikaansch gespuis te land en te water, tegen slangen en rhinoeerossen, olifanten en kroko dillen. Ean verrukkelyk jongensboek, dat zich stellig niet tot den tweeden druk zal blijven bepalen, maar nog wel verder zich zal voort bewegen langs de baan der fluika vermenig vuldiging. * * * »0.-ai\jabibliotheekvoor Jongens en Mais j es " // t S ot 0)1 den Hoef, een verhaal uit den ty'd van Ada van Holland, door C. Jou KIEVIET. G llustreerd door C, KoPi'ENOii. Tweede druk. Amsterdam, Van llolkema en Warendorf. W.it er in Iljlland gebeurde uiór de troons bestijging van graaf Willem l van Holland en na den dood van Dirk VIII, het huwelijk van Dirks dochter Ada met graaf Lodewyk van Loon en de invload, dien deze gebeurtenissen hadden op het leven van Wouter van Egmond, heer van het S'.ot op den Hoef, bijgenaamd Kwaden Wouter en vooral op zijn omgeving, wordt in het historisch verhaal van Joh. C. Kievit of Kieviet (titelblad en omslag stemmen daarin niet overeen) op levendige, prettige manier verteld. M^n kan bij zoo'n historisch verhaal voor de j^iigd, aan de vaderlandsche historie ont leend, niet nalaten te denken aan de verhalen van. Andriessen, die heele reeks, die nu een kwarteeuw geleden nieuw was en toen zooveel gretige lezers vond De trant van dezen schry'ver herinnert aan dien van zija genoemden voor ganger ; men voelt dat er met veel zorg naar lokale kleur is gestreefl en dat de geschied kundige waarheid trouw is geëerbiedigd. Maar hier ij een boeiender, handiger verteller aan het woord, en dat er reeds een tweede druk van dit aardige boek noodig was, toont, dat onze jeugd, den auteur als zoodanig weet op prijs te stellen. Koppenol's illustraties zyn niet.alle even gelukkig uitgevallen. «Orarje Bibliotheek, voor jongens en meis jes", Lonla Almenti, door TBVIDA KOK, gtïllustr. door WILM STEELINK. Tireede druk, Amsterdam, Van Holkema en Warendorf. In deze Bibliotheek wisselen de nommers, die de verschillende boeken in de reeks dra gen, wel eens af; zoo is Loula al eens N», l geweest; nu is ze achter in een lys'jaNo. 3 en op 't roode omslag is ze No. 4, maar het doet er niet veel toe, omdat zy zich al een vaste plaats heefc veroverd in de harten van aardige bakviscbjes en misschien ook wel van vroolyke jongens, getuigen de woorden twiede druk, die wy op den titel lezen. Door dit mooie meisjesboek voor 90 cent verkrygbaar te stellen, doen de uitgevers een bovenste beste daad, want hoe meer het ver spreid wordt, hoe beter het is, om den lieven, fiinken geest, die er uit spreekt. De personen zyn helder geteekend en kloek voorgesteld; wy kennen die bewoners van de Heirumer pastorie en de leden van 't gezin Almerus beter dan we in 't dagelyksch leven onze neefjes en nichtjes en misschien ook onze zoons en dochters kennen, want de schrijfster heeft er slag van, haar dramatis personae door hun woorden en daden kernachtig te typearen en dat zegt wat, bij de talrijke schaar van aan komende jongens en meisjas, die door haar ten tooneele worden gevoerd. F. J. VAN UlLDBIKS De Doode. door G H PKIEM. Amsterdam, C. L. G Veldt, 1901. De Doode vervult inderdaad de titelrol, en misschien is dit j immer voor het boek. Het handelt over een belangwekkend onderwerp, dat reeds meer a iteurs heeft beziggehouden en wel van de baste: het innerlyk lyien en den zielestryd van een moordenaar, die zich niet durft aan te klagen, en toch over zyn misdaad niet zwy'gen kan. Wie zulk een man in beeld wil brengen, heeft een scherpen blik, een schat van menschenkennis noodig om te begry'pen en te ontleden al de aandoeningen van zulk een ongelukkige, en hem te doen handelen naar zyn karakter Omdat in >de Doode" het slachtoffjr optreedt als spook, komen de misdadiger en zy'a naaste betrekkingen minder tot hun recht. Wie is Knelis ? Wie zyn de zusters Barta en Truiije ? Dat alleen hun voornamen worden genoemd doet minder tor zake, en evenmin, dat het niet zeer duidelyk is, waarvan zy' leven. Waarschynlyk behooren zy' tot ean vry armoedig boerenarbsidersgezin. Knelis is by zyn eerste opkomen «midden twintig" d. w. z. ongeveer 25 jaar; Birtja is een jong meisje en Truitje nog een kitid. Hy is schuldig aan den dood zyner moeder. In hoeverre? Dit geeft de sshrijver den lezer te raden. Da vader, zoo zal 't wel zyn, heeft zyn zoon reeds vroeg janever laeren drinken en opgehitst tegen de moeder. Eindelyk, als zy heel of half dronkan t'huis komen, storten zij samen, of duwt alleen de halfwassen jongen op een wenk van den oude, de moeder, die aan den slootkant zit, in het water, waarin zij haar laten verdrinken. Da dorpsgenooten, noch de kinderen vermoeden, dat er een moord is gepleegd. Vader en zoon zwijgan. Maar als de vader gestorven is, gillend van angst, omdat het spook van zyn vermoorde vrouw hem verschynt, wordt Knelis onrustig. Er is niemand meer, die 't geheim met hem draagt. OJK de zoon ziet nu de geestverschijningen, en als hy' in een oogenblik van radeloozen angst zijn misdaad aan Bartje heeft gebiecht, wordt ook deze er door verschrikt. Wat maakt haar zoo angstig ? Op pag 154 wordt meegedeeld »iat haar streng Calvinisme haaat bet Catholicisme raakte in de kastyding des vleesches," maar het «Calvinisme" doet het haar niet aan. Wat haar het spook doet zien, is hat geloof, dat de ziel van haar moeder niet tot rust kan komen, vóórdat de moordenaar gestraft is. ? Dit geloof, en niet de wroeging, tchy'nt 't te zijn, waardoor ook Knelis wordt verontrust. Tusschen zyn zielsangst en zyn misdaad bestaat alzoo geen rechtstreeksch verband ; zijn lij len is voor een groot deel het gevolg van zyn bygeloovigan waan, waarin ook de onschuldige zuster deelt. Vandaar dat het den lezer minder belangstelling inboezemt. Wel wekt nog eenige spanning de vraag, wie de ziel der vermoorde moeder tot rust zal brengen, de moordenaar of zijn zuster. Wel wordt niet onverdienstelijk beider stry'd in sommige kleine tafereelen geschetst; met medelyden ziet men Barija op weg gaan om haar broeder aan te klagen by . . . den veld wachter ; maar als 't er op aai kont, durft ze niet, en Knelis ontduikt de kwestie door zich op te hangen boven de geit. Vele details zijn wel goed en naar de natuur geteekend, maar voor 't boek in zyn geheel, is net jammer, dat hat spook de titelrol vervult. v. H. Do'f O'üier, Historisch Verhaal uit den Tachtipjarigen Oorlog, door FIIUARD C. IIoL'noLT. Met oorspronkelijke teeke ningen. Laiden, A. H. Adriani. Da schrijver van »Da Sohipperejongen van Zoutelandn", «Hans Nanning" e. m. a. zal wel bekend genoeg zyn, oan menigeen, die een goed boek voor z'n jongens en meit-jss in de vlegeljaren zoekt, te doen stilstaan bij dezen titel en te vragen: »zou dit ook iets zyn dat als Sinterklaaspakje straks op den gewichtigen avond een welkom geschenk zal wezen V' Met een gerust geweten antwoord ik op die vraag toestemmend, j», dring zelfs eenigzins op den koop voor uw aankomend vollcja aan. Want dit boek is eea goed boek; het historisch verhaal dat de heer lloubolt zy'n jongen lezers biedt, heeft eene reine strekking; er zit opvoedende kracht in. Doch de moraal, die er zoo heerlyk flink in gepredikt wordt, ligt er niet te dik op, zoodat zij de jongelui verveelt en tot «overslaan" prikkelt, waarlijk niet! Hagel na regel zullen ze lezen en als dan de moraal weer om 't hoekje kijkt, dan zullen ze deze heel best voelen en toestemmen dat Doü's moeder gelijk heelt met haar oud rijmpje: »Wat gij niet wilt dat u geschiedt, »Doe zulks ook een ander niet.'' Die Dolf.... soms zullen de jongens hem benyden. Me dunkt, ik hoor ze mompelen: wat ?n bof! Ean groot verlangen zal ze misschien zelfs een oogenblik doen zuchten, echt jongensachtig onbedacht: kwam er hier ook maar zoo'n karreweitja op ie knappen, dan kon ik ook eens toonen hoe geschikt ik voor «Emisario" zou zijn!" Zóó te strijden voor de zaak der vrijheid is lang geen kleinig heid en het slot van die spannende zending is zoo verrukkely'k mooi, en zóó eervol! 't Is eigenlijk geen slot, maar 't begin van een nieuw leven. Galukkig dat de gejachte aan een voorheen zoo gelukkig thuis, aan z'n brave ouders en lief'zusje, den jongen dienaar van Graaf Lodewy'k van Nassau voor hoog moed bewaarde, hem in moedelooze oogenblikken opheft en met nieuwe hoop op beter tnden bezielt. Jammer dat Dolf eindelyk z'n krachten overschat. Hy meent het zoo goed, doet zoo z'n best, maar meer te willen als men kan, is altyd een beetje gevaarly'k, en in die onrustige ty'den zoo driedubbel gevaarlijk, 't Blykt dan ook dat hy die >durf' heeft, niet altijd slaagt. Maar dit wordt niet zóó verteld, dat daarmee alle »durf" veroordeeld wordt, eer het tegendeel! 't Zal den lezers en lezeressen spijlen dat Dolf dood is; zy' zuilen zich echter menige episode uit zyn veelbewogen leven herinneren, deze nogmaals overlezen en gevoelen hoe waar de auteur is waar hy op bladz. 100 neerschryft: >Wy vinden misschien zooals Dolf Olivier het aanvankely'k ook vond, dien Gauzentyd een heerlyken ty'd, waarnaar we terug verlangen, maar dit komt omdat wij, en gelukkig ! niet weten wat oorlog if. O, verlangt nooit naar den ty'd, dat menschen elkaar met helsche middelen trachten te vernietigen, dat voor overwinning wordt uitgekreten wat eigenlyk een bewy's is hoe weinig de mensch nog staat boven hat redelooze dier." Wil men z'n kinderen doen begry'pen den verlagenden invloed van een oorlog, men geve hun dit boek in handen. Niet overdreven, maar eenvoudig-waar zien we de verschillende harts tochten die daar sluimeren op den bodem van een menschenhart, ontketend opbruiscben, hem zelf en anderen brengen verderf en dood, onherstelbaar verlies van have en goed, mér nog l hem berokkenen eerverlies en voor altijd een verontrust geweten. De heer Adriani, uitgever te Leiden, zorgde als altyd voor een keurig kleed, waarin deze pennerrucht van den heer Houbolt een sieraad te meer zal zyn op boekenrekje of schry'ftafeltja. Wy voorspellen den heer Adriani met deze uitgave een groot succes. Leeuwarden, G. C. STELLINGWERF 25Nov. 1901. JENCINK. iiiiiiiuiHiiiiiiiiiiMHiiiiiiiiiHiiiiuiiiiiiiiiiiiiiii 40 cents per r e g ? 1. tiliiililliiniiilHtiiiiiliiiiilliliiniiiNiiiiiiiiiiiiil TRADEMARK iARTELL'S COGNAC, Dit beroemde merk is verkrjjgbaar bij alle Wijnhandelaars ea bij de vertegenwoordigers KCOI'MAXN A BKI IXIF.B, Wjjnhandelaars te Amsterdam. Pf&8B TUD af/2.50 per Flest KAMSTR^'s Matrassen-, Bedden- en Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek. BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan tie. Leverde sedert 1890 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratis. Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H. RAHB, te Utrecht. Opgericht 1835. Tdcphoon No. 443. Amerikaansclia, Duitsche en Pransclie PIANINO'S ea ORGELS. Groote keuze in : IIITURPIANO'S. Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in ds Fabriek ten spoedigste uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in en buiten abonnement. Hoofd-Depoft VAN Dr. JAEGER'S ORIG, K. F. DEUSCHLB-BBNGBK, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in dei* artikelen in geheel NederL "" /ECHT YICTORIAWATER. GRAND M A RW IER. Cordon Jan n c & Rouge. LIQUEUK ROYALF. Agents-Generaux B. A. RIPPINB &Co., Amsterd. Piano-, rttcT en MnzieWel HEYROOM & AI,S1B4» «:\, Arnliem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen. o a's SKUNKS MARDER NERZ WALLABY PERSIANER SITKA VOS GKIES FUCHS Au Chapeau d'or", 100/102 KalverstraaL

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl