De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 8 december pagina 5

8 december 1901 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No 1276 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 5 Jeruzalem" EL Kods. Die menigte, lage, gekoepelde huizen, die tegen Moiiah, tegen Zion opkruipen, allen met hunne ronde koe pels, zyn grauw; maar de zon maakt er gou den huizen van. Zy dringen zich om de twee groote koepels van de Heilige grafkerk in het midden der stad heen; zij dringen zich tegen de muren van de openliggende Tempelplaats aan, waar zich nu de koepels van de Omar moskee en van de Aksa verheffen, als zwarte luchtballons: dat koepelt, dat rondt, dat welft zich onder hier of daar een sla::ke, sierlyke, buigende palm, onder zwarte puntige cypressen, als een enkele grauw-glimmende massa, want heel de stad lykt uit n stuk gebouwd: enkele straten zg'n overdekt en over de ter rassen kunt ge van het eene einde naar het andere komen. Zie die honderden koepels lichtende in den zonneschijn, zie die gekanteelde mureu der stad, die in.hunne fundamen ten, uit de rotsen van Moriah opstijgende, nog de vierkante steenblokken bezitten van het Jeruzalem des verledens, van het echte, het groote, het heerlijke Jeruzalem (Maurits Wagenvoort, van Rome naar Jeruzalem). Ik ken geene beschrijving, die zoo goed de ets van Bauer weergeeft, die tot titel heeft Jeruzalem, ofschoon deze beschrijving een op zichzelf staand deel vormt van het werk van den schrijver en er dus geen onmiddellijk ver band gezocht moet worden met het werk van den etser. De ets van Bauer geeft tevens een indruk van verlatenheid, het landschap om de stad, doet denken aan een steenachtige, dorre streek, met hier en daar wat lage boomen. En terwyl h\j daar zat te teekenen te midden van de hem omringende stilte, en b.y nadacht over de stad, die voor hem neerlag, dacht aan de geschiedenis daaraan verbonden, toen daalde de zon naar den horizon en lange schaduwen schoven voor hem heen. Een eenzaam ruiter kwam aan, een zwerver op weg naar El Kods, en nam den teekenaar in het voorbijgaan even op. Teruggekeerd in het kleurrijke polderland, waar Bauer zy'ne vizioenen verwezenlijkt in het koper, daar kwam de zwerver weer en met hem de herinnering als een beeld vol licht en schoonheid. Fête de Moscou". De kroning van den Czaar. Vreemd als bouw die ets, vreemd als onderlinge proporties der dingen, als verhouding van licht en schaduw; maar toch zag ik nooit eene afbeelding uit die stre ken, die my zoo het karakter van het land weergaf, die mij zoo de ziel van dat Czarenvolk openbaarde. Die ets is gaen portret van het geval, het is eene vizie, de vizie, die Bauer had bij het aanschouwen van de kroning, toen hy de Moscovitische Czarenpracht van eeuwen her, te voorschijn gehaald uit de schatkamers van paleizen en kerken zag glanzen en schit teren met de sombere pracht eigen aan dat steppenland. De almachtige Czaar, de Heilige Synode, het heele Popendom, de adel, en daar achter het volk, de moujik, eerbiedig het hoofd ontblootend, in gedweeëonderworpenheid wachtend tot het vertrapt zou worden als een zoenoffer om als schaduw te dienen, ter verhooging van het opperste licht. The Morning at the Holy Ganges". Nu weer de herinnering aan Voor Indië, met zy'ne pagodes, zijne millioenen Hindoes. Een ets, die, ik weet niet waarom, op my" een indruk maakte van een onvoltooide plaat, een werk begonnen als een vertelsel, dat afgebroken werd en later niet werd voortgezet, als sommige j Arabische vertellingen. Dit neemt niet weg, dat wat Bauer ons vertelt, boeiend genoeg is, om desnoods het slot te kunnen missen. Als ets heeft deze plaat ook byzondere verdiensten, eene groote frischheid en raakheid, waarbij het streven van den etser om evenals Rembrandt in vele zyner etsen doet, zonder middel van sterke contrasten van licht en donker, toch veel licht uit te drukken met enkele lynen. En nu nog een aantal kleine etsen, schetsen, korte notities van den kunstenaar, aanvullingen van zy'ne groote werken, probeersels op kleine koperen plaatjes, den arbeid vertolkend van verloren uurtjes, van wachten, wanneer de groote koperen platen in de baden lagen te rusten en door het zuur werden aangetast. Het zy'n straatjes uit Stamboel, de huizen met overhellende geveltjes, met groote lange scha duwen vast in het koper geharceerd; het heele Oostersche straatleven met zijne kooplui, met zijne Bazars, zy'ne straattooneelen, Instantanés, optochten van ruiters, met bekkens en tamboe rijnen en Turksche vaandels, vechtpartijen, gesluierde vrouwen op ezels, blinde bedelaars in lompen. En voorts sprookjesachtige voorstellirgen van dolende ridders in donkere bosschen, probeersels voor illustratie van Karel ende Elegast. Bauer is in zijn werk de onvermoeide ver teller, zyne vertelsels, die eene ry'ke en zeld zame verbeeldingskracht vertolken, zijn aan het leven ontleend, geziene dingen, die in zyn brein omgetooverd werden in fantastische beelden, zy zy'n vol afwisseling en verscheiden heid, vol leven en beweging, met juist zooveel realiteit als noodig voor de vertolking zyner goei geconcipieerde voorstellingen, om niet te vervallen in die abstracties welke alleen door de scheppers zelf begrepen en gevoeld worden. (Slet wlgt.) L. LACOMBLÉ. ?ËiiniuiiiiniHiiHiimiimtiiiiiiniiiiiiiii i iniiiiiiiiiiiMiTiir Voorbij ie Linie. Voorbij de Linie. Herinneringen en Schet sen door S. KALFF. Amsterdam, C. L' Petersen. 1901. In zijn Voorwoord" zegt de heer S. Kalff, dat de uitgave vaa de in dit boekdeel verza melde opstellen over Indiëverband houdt met de vermeerderde belangstelling1, die zich in den laatsten tijd bij j de Hollanders voor de zaak hunner koloniën heeft geopenbaard. In zijn opstel over Carel Sirardus Willem van Hogendorp schrijft hij over het auteurschap van dezen edelman onder meer het volgende: »Bij den tijdgenoot bereikte Van Hogendorp met dit verüaal, en de soortgelijke die uit zijn pen vloeiden, waarschijnlijk wel het doel, dat hij zicL voorstelde, en dat niet hooger reikte dan om eenige meerdere kennis te verspreiden over typen en toestanden, die nog aan zoovelen zijner kndgenooten vreemd waren." Ik geloof zeker, dat Het. doel van den heer Kalff mei zijn Foorbij de Linie booger reikt, en sterk zou ik mij ver gissen, indien bij de uitgave van dit werk zich niet ook letterkundige bedoelingen hebben ge mengd in het loffelijk streven om de herleefde belangstelling in onze overzeesche bezittingen wakker te ouden. Want de heer Kalff uit zich in academischen stijl, die, om in dienzelf den schrijftrant te spreken, eene der vele bloe men in den hof der letteren is. Ook de wijze, waarop het boek is uitgegeven goede drak, uitnemend papier en een koket, veelkleurig om slag , kan gevoegelijk als een litterair herkenningsteekeu aanvaard worden. Het is dus billijk, dat wij bij de beoordeeling van Voorbij de Linie niet slechts uitgaan van een ethnographisca en ethnologisch standpunt, doch er ook de letterkundige waarde van trach ten te bepalen. *** iiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiumiiiiiii MIllllillllllM HU Ut Uil Illlt IIIIIIIIIIIIIIIIMIHU 5 dubb. Capsules voor oflte s»"*1 ?sa» SO*P VOOE( DAMEjS. >_£» iS Een nienw boet Handbuch der Frauenbewegung, herausgegeben vpn HELENE LANGE und GEKTKUD BaUMER. W. Moeser, Berlin. Nu de vrouwenbeweging in alle beschaafde staten hoe langer hoe meer voortgang maakt, zoodat haar bestaan door niemand meer ont kend of doodgezwegen kan worden, nu doet zich b\j al wie maatschappelijke veranderingen bestudeeren of den actueelen toestand van een volk wil l eer en kennen, de beiioefte gevoelen aan een overzicht over het streven en werken der vrouwen in de verschillende staten. Theo retische beschouwingen over "As sfeer der vrouw" enz. heeft men nu genoeg gehad; en thans hebben de nitgeefsters van dit werk getracht, door van verschillende schrijfsters opgaven van feiten, statistiek en bronnen tot verdere studie omtrent de vrouwenbeweging in 17 landen te verzamelen, een beknopt en toch zoo volledig mogelijk overzicht van den tegeni-'Wöordigen staadiler vrtüweBbeweginglefé'vén; ' waarin zoowel de vrienden als de vijanden het materiaal kunnen vinden om met kennis van zaken over dit aangroeiend sociaal verschijnsel te spreken. De plaats, die de beide verzamelaarsters in den Internationalen Vrouwenraad en in den Nationalen Raad van Duitschland innemen, heeft haar in staat gesteld de noodige medewerksters te vinden. Het eerste deel van het standaardwerk, dat zooeven verschenen is, bevat de geschiedenis der vrouwenbeweging in Duitschland, Oosten rijk, Zwitserland, Nederland, Engeland, Dene marken, Noorwegen, Zweden, Finland, Rusland, Polen, Frankrijk, België, Griekenland, Italië, Portugal en Spanje en de vereenigde Staten van N. Amerika. Het tweede deel zal een overzicht geven van den arbeid der vrouwen in Duitschland op maatschappelijk gebied, voor zedelijkheid, drankbegtryding en vrede, bene vens een schets der arbeidstersbeweging. Het derde deel behandelt de opvoeding der meisjes in Duitschland en in bovengenoemde landen, en het vierde deel heeft zoowel een praktisch als een wetenschappelijk doel, en zal han delen over den beroepsarbeid der vrouwen in Duitschland. Hoe nuttig dit algemeen overzicht over de vrouwenbeweging kan zy'n voor hen, die haar slechts ten deele kennen en gevaar loopen den klank der fabrieksbel meer te hooren, dan het snorren der laderen, beschrijft Helene Lange in de volgende woorden: ?Nicht nur die Fernerstehenden, die Manner, sondern auch viele der in- und ausserhalb der Bewegung stehenden Frauen kennen sie nicht, wenn man rüuilich mit diesem Begriff die «lollige Klarheit ber Ausgangspunkte, Geechicnte, Entwicklungsbedingungen, kulturelle Zusammenbange und Ziele versteht, so stehen viele Frauen und oft gerade vornehm empfindende Naturen zógernd draussen, die ihr ganzes Sein einsetzen vnirden, wenn sie wüssten, was es zu erringen gilt, so wirken viele drinnen in emsigster Kleinarbeit, ohne diese Arbeit in Beziehung zu setzen zu dem grossen Ziel, dag auch sie mit erreichen helien, so stehen manche am Ruder und haben doch keioen Kompass, sie verkennen die Entwicklungsmöglichkeiten, da sie aus der Geschichte der Bewegung nicht ihre Entwicklungs^esetec gelernt haben. Nur zum kleinen Teil kann darin ein Vorwurf liegen. Für die in der Bewegung wirklich tbatigem Frauen ist es mit der Erfüllung konkreter, diangender Tagesaufgaben ganz unvereinbar sicb selbstsliindig in ein Quellenstudium zu verlieten, sich auf autodidaktiscbem Wege eine Uebeieicht ber die gesammte, immer hüher anschwellende Litteratur zur Frauenbewegung zu verschaffen. Hier muas, ebenso wie auf anderen Gebieten, ein Handbuch zur Verfügung stenen, das das Material gesammelt und gestaltet darbietet." Van de moeilijkheid van haar taak zijn de schrijfsters zich ook wel bewust. Zy haten alle oppervlakkigheid: ?Man könnte einem mit Frauenfrage und Frauenbewegung ganz Unbekannten den Begriff derselben so ziemlich klar machen, wenn man ihm ein Bild der Stellung der Frau in rechtlicher, beruflicher, sozialer, geistiger, Bezie hung etwa vom Jahre 1810 und ein solches vom Ende des Jahrhunderts giibe. Aber wir würden ihn sehr irreführen, wenn wir behaupteten, daas dieser ganze Umschwurg durch die Thatigkeit der Frauen selbst erreicht worden sei. , Denn neben der geringen Zahl der Schiebenden steht die grosse Masse der Gaschobenen, geschoben durch die einfache Weiterentwicklung gegebener Anfiinge, durch den Wandel der Lebensanschauungen berhaupt, durch tieferliegende wirthschaftliche Ursachen." Intusschen is het een niet geringe verdienste van dit Handbuch, dat het geen theorieën over die dieper liggende oorzaken der vrou wenbeweging in 't midden brengt, maar enkel den lezer de feiten geeft, die voor zichzelve spreken, en hem tot een eigen oordeel in staat stellen. Moge ieder gebruiker van het boek bevin den, dat hier beknoptheid is betracht, zonder schade voor de juiste onderscheiding van hoofd- en by'zaken, die alleen in staat is een waarly'k bruikbaar overzicht te schenken. M. G. K. Een boek yan Top Naeff, Aan de Redactie van het Weekblad De Amsterdammer. Vergun my een plaatsje in uw geacht blad. Een stukje, voorkomende in uw editie van 23 Nov. 1.1., trof my' zoo onaangenaam, dat het mij tot iets dry'ft, waartoe ik, in mijn intiem bestaan van huisvrouw en moeder, niet dacht ooit te komen, camentlyk tot het publiek uit spreken van myn meening; maar dit dringt my' tot spreken, c'est plus fort que moi. Het is het in de rubriek »Voor Dames" ingezonden stukje door mej. F J. van Uildriks, dat mijn vredige Zaterdagavondstemming komt bederven. 't Jonge Nederland prijst zy daarin het nieuwe boek van Top Naeff aan. Nu, een aanbeveling is hier stellig overbodig; 't is zeker, dat na den indruk, gemaakt door »Schoolidyllen", alle handen gretig worden uitgestrekt naar een nieuw verhaal van die geestigd schrijfster, die zoo boeiend vertelt, die zoo hartelijk doet lachen, die zoo'n innige pret geeft. Op my echter had de aankondiging van een tweede boek dierzelfde schrijfster een andren indruk gemaakt. Ik was toevallig in de ge legenheid, van naby gade te slaan, wat wel de vruchten waren van 't zoo gretig gelezen ?Schoolidyllen" en dat maakte my' niet begeerig naar meer. Een clubje aardige, jonge meisjes was er in zulk een opgewonden toestand door gebracht, dat er gedurende weken aan niets anders kon gedacht worden dan aan 't bedenken en uit voeren van dergelyke grappen, aan 't zeggen van dezelfde gewaagde geesügheden, aan 't aan nemen van dezelfde maniertjes enz.; heel grappig en amusant, zeker, voor allen, die er niet mede te maken hebben, allermoeielykst echter voor haar, die er de dupe van is : in dit geval natuurlyk de onderwijzeres. Zelven hebben ze my, in een vertrouwelijk oogenblik, opgebiecht, hoe er in dien tyd hoegenaamd niet geprofiteerd werd van het mooie, degelijke onderwys. Met zorg dus zag ik een tweede boek aangekondigd ; wat zou dit wér zy'n ? Het stukje van mej. v. Uildriks heeft het mij duidelyk gemaakt: dezelfde geest, hetzelfde smakelyk voorstellen van schoolondeugendheidjes en spotten met de zoogenaamde «schooljuffrouwen", »de Dirik" enz. 't Is echter niet om onze schoolmeisjes tegen dit boek te waarschuwen, dat ik my gedrongen voel te spreken; er worden zooveel boeken geschreven,die volgens my en andren een minder gewenschte uitwerking hebben en er zullen er nog zoovee! komen ; daartegen kunnen we niet anders dan in eigen, kleinen kring te velde trekken, en trachten, door eigen invloed, dien invloed te neutraliseeren. Maar ik wensch protest aan te teekenen, (en ben overtuigd, dat vele moeders in Neder land het met inij eens zullen zy'n) tegen uit drukkingen, voorkomende in het stukje van mej van Uildriks, die my met innige veront waardiging hebben vervuld ik wil een lans breken voor de Onderwijzeres! voor die categorie van vrouwen, die zoo hard werken, die zoo stil en anspruchsloa haar weg gaan, van wie zoo ontzaglijk veel wordt geëischt en die zoo bitter weinig dank inoogsten. Wat eischen de ouders 't Zy vertrouwen hun kinderen itoe aan de onderwijzeres voor een groot deel van den dag en stellen baar dan verantwoordelijk voor : het lichamelijk welzijn der kinderen gedurende dien ty'd, voor de ontwikkeling van het verstand en, last not least, voor de vorming van hart en gemoed l Welk een eisch! welk een reuzentaak ! En wat biedt men daartegenover aan ? Een finantieele vergoeding, die in geenen deele ge venredigd is aan den eisch die gesteld, noch aan de arbeidskracht die gevorderd wordt Zeer zelden echter die waardeering en die har telykheid, waarop zij zoo ten volle recht heeft. Getuige mej. van Uildrik's opmerking »zy die aan ondérwyzeressen-vereering laboreeren . . . enz. J" Alsof achting voor de onderwijzeres een ziekteverschijnsel ware ! Welk een uitdrukking, welk een diepte van minachting spreekt daaruit l Foei, hoe durft men zulk een gezegde brengen onder de oogen van diezelfde jonge inenscüen, die wij dan toch aan diezelfde onderwijzeressen toevertrouwden, voor wier opvoeding wy de hulp inriepen van de gaven van haar hoofd en hart l Des te pijnlijker trof my' dit woord, daar ik er zoovelen ken, die met waarachtige toe wijding haar moeilijke taak vervullen, die met waarlijk moederlijke zachtheid en takt de kinderen leiden aan haar zorg toevertrouwd, die hun oog en hart openen voor schoonheid en kunst, die 't gemoed .vatbaar maken voor dat fijne, teere, ry'ke gevoelsleven, dat wy zoo gaarne in onze kinderen aankweeken. En ik waag hier aan toe te voegen, uit ervaring te weten, dat er moeders zijn, die niet ten volle kunnen beseffen de gïoote beteekenis van 't geen door een begaafde, verstandige onderwyzerea in 't hart van baar kind werd gewekt, wat er onder haar leiding tot bloesem en vruchten kwam. Hiervan innig overtuigd, moet ik my' ver zetten tegen uitdrukkingen en voorstellingen, die de onderwijzeressen maken tot een categorie van wezens, waarover men glimlachend de schouders ophaalt, die men gerust »in 't ootje" mag nemen, die men zelfs m het by'zy'n der leerlingen tot mikpunt mag stellen van grappen en spot. En. daartoe leiden boeken als die van Top Natfi'. Jammer, dat deze begaafde schrijfster niet inziet, welk een schaduwzijde haar boeken hebben, hoeveel moeite en verdrietelijkheden zy kunnen veroorzaken aan die onderwijze ressen, die, by haar omvangryke taak, eerder recht hebben, gesteund te worden door zulk een welversneden pen, evenals door de kracht dadige medewerking van ouders en maat schappij. B u sa u m, 2,'! Nov. 1901. Mevr. G. Een woordje ter geruststelling. Men kan toch nooit te voorzichtig zy'n en nooit te duidelyk, wil men goed worden verstaan. Daar heb ik my laten verleiden tot het navertellen van de aardige grapjea uit Top Naett" s »Tweelingen"' voor de lezers van het Weekblad, van ondeugendheden en snakerijtjes en van die alleen, eu, we tend dat het Weekblad lectuur is voor volwassei.en, maakte ik de ondeugende opmerking, dat zy, die »aan onderwyzeressenvereering laboreeren" er misschien iets op aau te merken zouden hebben, een waarheid, die zeker door het schryven van mevrouw De Vries bevestigd wordt; maar die in 't allerminst niet haar Foei! wettigt en haar oordeel, dat er een diepte van minachting voor de onderwijzeressen uitspreekt ! Gelukkig zal de schryfster op dat punt wol afdoende gerustgesteld zy'n, als ik haar zeg, dat ik vijftien jaren lang zelt onderwijzeres ben geweeat, twee jaar aan een lagere, dertien aan een middelbare school en dus wel eenige bekendheid heb verkregen met de jonge meisjea, voor wie zy Top Naeff s boeken zoo gevaarly'k acht. Welnu, zij kan op het punt van die gevaarlykheid gerust zy'n; als de moedera geen on deugender kinderen hebben dan deze Non, behoeven zy niet te klagen. Dat ik my ook in de bespreking tot die grapjes heb bep ;ald ! Hoe dom is dat van my geweest I Nu volgt er zóó iets, doordat ik verzuimd hebuitlriikkelyk te wijzen op den geest van royaliteit en rondheid, die er uit spreekt, op ht>t eerlyk schuldbekennen, dat telkens voorkomt, het hartelyke en gemoedelyke in de verhouding tot Grootvader, het nobele en fijngevoelige, dat er in doorstraalt. Geloof u maar mevrouw, die eigenschappen speuren de jonge meisjes met hun in die dingen fijne voelhorentjes, en wees u er evenzeer vaa verzekerd, dat de onderwijzeressen, die het volkje kennen en begrypen, heel goed weten, dat van deze boeken geen kwade invloed uitgaat. U moet bedenken, dat juist doordat die boeken, die met een jong hart geschreven zy'n, vat hebben op de kinderen, het goede, dat erin is, ook driemaal sterker werkt dan in boeken, waar enkel de braafheid aan 't woord ia. Maar ik vecht tegen windmolens hier, als ik u ga betoogen, dat Top Naefta boeken goed van strekking zy'n, want ik vrees met groote vreeze, Mevrouw, dat u de Tweelingen niet hebt gelezen en dat u op mijn bespreking zijt afgegaan. Welnu, die liet op den ernst niet genoeg licht vallen. Er is waarly'k nu al genoeg weekbladruimte ingenomen, het zou anders aanlokkelijk zy'n, de fijne gevoelstrekjes naar voren te brengen; maar't behoeft ook eigenlyk niet. Als mevrouw de Vries zelf gaat oordeelen na het geheele boek aandachtig te hebben ge lezen, zal zy gerustgesteld zy'n. L o c h e m. F. J. VAN UILDRIKS. Vereeniging tot steun van verwaar loosden en gevallenen. In dank ontvangen door ds. J. H. Boeke van eene oud-leerlinge een gift a / 10. A m s t., 3 Dec. 1901. A. ROELVINK, Penningmeester. fiiiiiMimiiniiiiiiimiiiiiimiiiiMiiimiiimiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiMmiitmiim lllllllllllllllllilllllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIHIMIIII Een kranig zusterpaar. Modes. De hertogin van Leeds. Barones van llhaden. ^Madame". Mej. Klumpke, de sterrekundige die vy'ftien jaar lang aan de sterrenwacht te Parijs ge arbeid heeft, is naar die van Staifiald beroepen om er dr. Isaac Goberts te vervangen. Zy is uit Chicago. Hare zuster, mevrouw Dejerine, ia doctoresse in de geneeskunde. (O. H. (j.) * * * De I'arysche petit-mattre houdt zich ondanks ?zijn opgewonden praatje over Pro-Boer, in veel opzichten aan Engelache modes. Hij flaneert over de boulevards, den geheelen winter door, op gele schoenen, met stijfatrammen nek ingesloten a l'Anglaise door hooge boord en Engelsche das. Schetterend tegen Chamberlain, drukt hy met dandygebaar den monocle in het rechter-oog. Ouwe heeren zy'n er niet meer. Finaal uit verkocht I Mannen zy'n niet minder weerbarstig den bezadigden leefly'd in-te-treden dan vrouwen. Eeu oude coquette maakt zich jong, door het dragen van een blond krulpruikje, door wangen en kin waar ongevrenschte haar groei tiert, te bedekken met een laag poeier en rouge, door het schrander hanteeren van het zwarte stift, byteekeuend wat aan wimpers en wenkbrauwen hapert. Met dit hoofdstel, aldus »opgefilemeurd" zooals onze zeelui zeggen, en bedekt door een witte voile met groote moezen, zou men op een afstand zweren, dat, klapperend op de hooge hakjea, ruischend in frou-frou van zyde, een jonge vrouw komt aangedribbeld .... In Pary's doen de aftandse heeren niet minder aan slim-overlegde kunstgrepen, ten einde uiterlijk te schijnen, wat zy niet meer zyn. In keuze van materiaal en snit sluiten zy zich geheel by de jonge garde aan. De brave oudjes! »La vieille garde meurt, mais ne ae rend pas" l ... Een wèlvoorziene heerengarderobe loopt evengoed in de papieren, als die eener dame. Het i» waar, zij dragen bun goed langer; daar staat tegenover dat onze »chiffons" minder kostbaar zijn. Wy mogen met goed recht tegenwoordig handhaven wy kordaat Lonze rechten een keertje meer verwisselen. De kleeding-voorraad der heeren is be rekend op alle gelegenheden, plechtige, treurige en vroolyke; op weer-en-wind. Met die laatste artikelen mogen wy Hollanders niet spotten. Alle heeren houden er een «complet" op na. Onmisbaar attribuut. Veston, sacco of colbert genaamd met pantalon en vest van hetzelfde solide materiaal, cheviot of Worsted. Voor het barre seizoen kiezen de heeren liefst donkere tinten. Nergens staat voorgeschreven, dat het complet in geheel effen stof van n tint moet zyn. Een of ander tirlanty'ntje in den vorm van een kiiebeltje, slangetje, streepje of ruitje in fantasie-lint is volgens alle wetten der Meden en Perzen geoorloofd. Het veston en daarbij passend vest moeten volgens de eischen der mode hoog aan den hals zyn. Een tipje das is het eenige wat er uit mag gluren. Jammer l Het kenmerkende van de kleeding des mans ia zeer zeker onberispelijk linnen. Niets wat hem beter classificeert, dan dit. Het geacheveerde eener vrouwenkleeding openbaart zich in laarzen en hand schoenen : Bien chaussée, bien gantée Est la femme distinguée. Voor soiree, diner en theater blijft het zwarte pak met frac onvermydelyk. Voor kleine diners handhaaft zich de zér flatteerende smoking. Die blijft gelukkig het onbe twist eigendom der jongere heeren. Gachemire, granitéen pinglézy'n de meest gewilde stoffen voor het feestgewaad der heeren. De pantalon van het gekleede kostuum wordt om de enkels veel nauwer gedragen dan vroeger. Voor diner en avond-uitgangen is het witte vest van zacht glanzend pigné. met dubbele rij knoopen zeer gezocht. Jongelui tooien zich gaarne met kostbare vesten van zware, wit geribbelde zij, met niet minder kostbare fantasie-knoopen, afkomstig uit de winkelladen der juweliers. . Deze kaoopen zijn een welkome variatie op het stok-oude pantoffel-geschenk. Aan de wilgen met de pantoffels, sloffen en muilen. Zy zy'n ontdaan "an alle symboliek; wij regeeren er niet langer mee! De twintigste eeuw bracht ons gelijke rechten! ? Voor de bont mode is het zeer wenschelyk, dat de thermo meter dale beneden het vriespunt. Een vrou wenfiguurtje behagelijk gevat in kostbaar bont, o zér kostbaar, want sealakin en hermelijn zy'n aan de orde van den dag ziet er bekoorlijk uit by' helder, pittig, vriezend weer. Bont heeft zy'n eischen evenals edelgesteente. By donker, nattig, miezerig, druilerig, vreugdeloos weer kan men bont dragen, maar het komt niet tot zy'n recht. Preciosa willen floükeren en dartelen bij kunstlicht, dan geven zy cachet aan de gelukkige bezitsters. Overdag drukken zy op haar den ongewenschten stempel van het schrille parvenu-type. * ** De hertogin van Leeds is een vrouw van buitengewonen aanleg en verstandelyke ont wikkeling. Zy is goed op de hoogte der hedendaagsche belletrie. Zy leest niet alleen maar schryft ook. De hertog en hertogin van Leeds hebben vier dochters, waarvan de oudste Lady Gwendoline haar début in de wereld zal doen, gedurende de kroningsttesten. Heel wat ?debutantes gestamd uit adellyke geslachten zullen paramseeren ten tyde uat de brave Edward op plechtstatige wyze bezit zal nemen van scepter en kroon. Als zoete herinnering aau Edward's kroning wordt het uitgaan-jaar voor sommige jonge meisjes vervroegd; voor anderen werd het om hetzelfde innige motief, verdaagd. By'na begon het hertogelijk paar van Leeds te wanhopen aan het vurig gewenscht bezit van een mannelyk oir, toen Langbeen hen dit jaar verraste met de aanbieding van een gezonden, flinken jongen. v * * In Pary's wordt een beroep gedaan op de algemeene liefdadigheid. Hoofdzakelijk richt zich de dringende vraag om onder steuning tot de directeuren van circussen en variétés-theaters. De deensche barones von Rhaden, de bekende schoolryderes, is broodeloos. De beeldschoone, jonge vrouw werd ontrouw aan haar echtgenoot, ter wille van een deensch officier. Baron von Rhaden duelleerde te Kopenhagen met den minnaar van zyn vrouw. Het tweegevecht had geen doodelyken afloop. De wrok en verbittering van den beleedigden echtgenoot waren echter zoo groot, dat hy het minnend paar overal volgde en ten slotte den verwoester van zyn huiselyk geluk doodschoot in Clermont-Ferrand. Mevrouw von Rhaden vluchtte naar Pary's, waar Marchand, directeur der Folies Bergere» haar engageerde als ryderes. Spoedig daarna werd zy 's morgens gewekt door haar kamer meisje aan wie zy heel verwonderd vroeg: ?Waarom roep j e me midden in den nacht" ?... Afgrijselijk noodlot l Zy' was stekeblind. Den volgenden dag moest zy in Nice op treden. Zy reisde er heen, vast besloten, zich in het circus van het leven te berooven. Bloedend en verminkt werd zij weggedragen. Aan haar oogen is niet te zien, dat de arme vrouw volslagen blind is. Zy vertoeft nu in Neuilly in een armzalig womnkje. * * * By decreet van den Franschen bond der vrouwen-emancipatie is besloten, elk juffertje, boven de vyftien jaar, met «Madame" aan te spreken. CAPRICE.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl