Historisch Archief 1877-1940
No 1276
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
5
Jeruzalem" EL Kods. Die menigte, lage,
gekoepelde huizen, die tegen Moiiah, tegen
Zion opkruipen, allen met hunne ronde koe
pels, zyn grauw; maar de zon maakt er gou
den huizen van. Zy dringen zich om de twee
groote koepels van de Heilige grafkerk in het
midden der stad heen; zij dringen zich tegen
de muren van de openliggende Tempelplaats
aan, waar zich nu de koepels van de Omar
moskee en van de Aksa verheffen, als zwarte
luchtballons: dat koepelt, dat rondt, dat welft
zich onder hier of daar een sla::ke, sierlyke,
buigende palm, onder zwarte puntige
cypressen, als een enkele grauw-glimmende massa,
want heel de stad lykt uit n stuk gebouwd:
enkele straten zg'n overdekt en over de ter
rassen kunt ge van het eene einde naar het
andere komen. Zie die honderden koepels
lichtende in den zonneschijn, zie die
gekanteelde mureu der stad, die in.hunne fundamen
ten, uit de rotsen van Moriah opstijgende, nog
de vierkante steenblokken bezitten van het
Jeruzalem des verledens, van het echte, het
groote, het heerlijke Jeruzalem (Maurits
Wagenvoort, van Rome naar Jeruzalem).
Ik ken geene beschrijving, die zoo goed de
ets van Bauer weergeeft, die tot titel heeft
Jeruzalem, ofschoon deze beschrijving een op
zichzelf staand deel vormt van het werk van
den schrijver en er dus geen onmiddellijk ver
band gezocht moet worden met het werk van
den etser.
De ets van Bauer geeft tevens een indruk
van verlatenheid, het landschap om de stad,
doet denken aan een steenachtige, dorre streek,
met hier en daar wat lage boomen. En
terwyl h\j daar zat te teekenen te midden van
de hem omringende stilte, en b.y nadacht over
de stad, die voor hem neerlag, dacht aan de
geschiedenis daaraan verbonden, toen daalde
de zon naar den horizon en lange schaduwen
schoven voor hem heen. Een eenzaam ruiter
kwam aan, een zwerver op weg naar El Kods,
en nam den teekenaar in het voorbijgaan even
op. Teruggekeerd in het kleurrijke polderland,
waar Bauer zy'ne vizioenen verwezenlijkt in
het koper, daar kwam de zwerver weer en
met hem de herinnering als een beeld vol licht
en schoonheid. Fête de Moscou". De kroning
van den Czaar. Vreemd als bouw die ets,
vreemd als onderlinge proporties der dingen,
als verhouding van licht en schaduw; maar
toch zag ik nooit eene afbeelding uit die stre
ken, die my zoo het karakter van het land
weergaf, die mij zoo de ziel van dat
Czarenvolk openbaarde. Die ets is gaen portret van
het geval, het is eene vizie, de vizie, die Bauer
had bij het aanschouwen van de kroning, toen
hy de Moscovitische Czarenpracht van eeuwen
her, te voorschijn gehaald uit de schatkamers
van paleizen en kerken zag glanzen en schit
teren met de sombere pracht eigen aan dat
steppenland. De almachtige Czaar, de Heilige
Synode, het heele Popendom, de adel, en daar
achter het volk, de moujik, eerbiedig het
hoofd ontblootend, in gedweeëonderworpenheid
wachtend tot het vertrapt zou worden als een
zoenoffer om als schaduw te dienen, ter
verhooging van het opperste licht.
The Morning at the Holy Ganges". Nu
weer de herinnering aan Voor Indië, met zy'ne
pagodes, zijne millioenen Hindoes. Een ets,
die, ik weet niet waarom, op my" een indruk
maakte van een onvoltooide plaat, een werk
begonnen als een vertelsel, dat afgebroken
werd en later niet werd voortgezet, als sommige
j Arabische vertellingen. Dit neemt niet weg,
dat wat Bauer ons vertelt, boeiend genoeg is,
om desnoods het slot te kunnen missen. Als
ets heeft deze plaat ook byzondere verdiensten,
eene groote frischheid en raakheid, waarbij het
streven van den etser om evenals Rembrandt
in vele zyner etsen doet, zonder middel van
sterke contrasten van licht en donker, toch
veel licht uit te drukken met enkele lynen.
En nu nog een aantal kleine etsen, schetsen,
korte notities van den kunstenaar, aanvullingen
van zy'ne groote werken, probeersels op kleine
koperen plaatjes, den arbeid vertolkend van
verloren uurtjes, van wachten, wanneer de
groote koperen platen in de baden lagen te
rusten en door het zuur werden aangetast.
Het zy'n straatjes uit Stamboel, de huizen met
overhellende geveltjes, met groote lange scha
duwen vast in het koper geharceerd; het heele
Oostersche straatleven met zijne kooplui, met
zijne Bazars, zy'ne straattooneelen, Instantanés,
optochten van ruiters, met bekkens en tamboe
rijnen en Turksche vaandels, vechtpartijen,
gesluierde vrouwen op ezels, blinde bedelaars
in lompen. En voorts sprookjesachtige
voorstellirgen van dolende ridders in donkere
bosschen, probeersels voor illustratie van Karel
ende Elegast.
Bauer is in zijn werk de onvermoeide ver
teller, zyne vertelsels, die eene ry'ke en zeld
zame verbeeldingskracht vertolken, zijn aan
het leven ontleend, geziene dingen, die in zyn
brein omgetooverd werden in fantastische
beelden, zy zy'n vol afwisseling en verscheiden
heid, vol leven en beweging, met juist zooveel
realiteit als noodig voor de vertolking zyner
goei geconcipieerde voorstellingen, om niet te
vervallen in die abstracties welke alleen door
de scheppers zelf begrepen en gevoeld worden.
(Slet wlgt.) L. LACOMBLÉ.
?ËiiniuiiiiniHiiHiimiimtiiiiiiniiiiiiiii i iniiiiiiiiiiiMiTiir
Voorbij ie Linie.
Voorbij de Linie. Herinneringen en Schet
sen door S. KALFF. Amsterdam, C. L'
Petersen. 1901.
In zijn Voorwoord" zegt de heer S. Kalff,
dat de uitgave vaa de in dit boekdeel verza
melde opstellen over Indiëverband houdt met
de vermeerderde belangstelling1, die zich in den
laatsten tijd bij j de Hollanders voor de zaak
hunner koloniën heeft geopenbaard. In zijn
opstel over Carel Sirardus Willem van
Hogendorp schrijft hij over het auteurschap van dezen
edelman onder meer het volgende: »Bij den
tijdgenoot bereikte Van Hogendorp met dit
verüaal, en de soortgelijke die uit zijn pen
vloeiden, waarschijnlijk wel het doel, dat hij
zicL voorstelde, en dat niet hooger reikte dan
om eenige meerdere kennis te verspreiden over
typen en toestanden, die nog aan zoovelen zijner
kndgenooten vreemd waren." Ik geloof zeker,
dat Het. doel van den heer Kalff mei zijn Foorbij
de Linie booger reikt, en sterk zou ik mij ver
gissen, indien bij de uitgave van dit werk zich
niet ook letterkundige bedoelingen hebben ge
mengd in het loffelijk streven om de herleefde
belangstelling in onze overzeesche bezittingen
wakker te ouden. Want de heer Kalff uit
zich in academischen stijl, die, om in dienzelf
den schrijftrant te spreken, eene der vele bloe
men in den hof der letteren is. Ook de wijze,
waarop het boek is uitgegeven goede drak,
uitnemend papier en een koket, veelkleurig om
slag , kan gevoegelijk als een litterair
herkenningsteekeu aanvaard worden.
Het is dus billijk, dat wij bij de beoordeeling
van Voorbij de Linie niet slechts uitgaan van
een ethnographisca en ethnologisch standpunt,
doch er ook de letterkundige waarde van trach
ten te bepalen.
***
iiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiumiiiiiii
MIllllillllllM HU Ut Uil Illlt
IIIIIIIIIIIIIIIIMIHU
5 dubb. Capsules
voor
oflte
s»"*1
?sa»
SO*P
VOOE( DAMEjS.
>_£» iS
Een nienw boet
Handbuch der Frauenbewegung,
herausgegeben vpn HELENE LANGE und GEKTKUD
BaUMER. W. Moeser, Berlin.
Nu de vrouwenbeweging in alle beschaafde
staten hoe langer hoe meer voortgang maakt,
zoodat haar bestaan door niemand meer ont
kend of doodgezwegen kan worden, nu doet
zich b\j al wie maatschappelijke veranderingen
bestudeeren of den actueelen toestand van een
volk wil l eer en kennen, de beiioefte gevoelen
aan een overzicht over het streven en werken
der vrouwen in de verschillende staten. Theo
retische beschouwingen over "As sfeer der
vrouw" enz. heeft men nu genoeg gehad; en
thans hebben de nitgeefsters van dit werk
getracht, door van verschillende schrijfsters
opgaven van feiten, statistiek en bronnen tot
verdere studie omtrent de vrouwenbeweging in
17 landen te verzamelen, een beknopt en toch
zoo volledig mogelijk overzicht van den
tegeni-'Wöordigen staadiler vrtüweBbeweginglefé'vén;
' waarin zoowel de vrienden als de vijanden het
materiaal kunnen vinden om met kennis van
zaken over dit aangroeiend sociaal verschijnsel
te spreken. De plaats, die de beide
verzamelaarsters in den Internationalen Vrouwenraad
en in den Nationalen Raad van Duitschland
innemen, heeft haar in staat gesteld de noodige
medewerksters te vinden.
Het eerste deel van het standaardwerk, dat
zooeven verschenen is, bevat de geschiedenis
der vrouwenbeweging in Duitschland, Oosten
rijk, Zwitserland, Nederland, Engeland, Dene
marken, Noorwegen, Zweden, Finland, Rusland,
Polen, Frankrijk, België, Griekenland, Italië,
Portugal en Spanje en de vereenigde Staten
van N. Amerika. Het tweede deel zal een
overzicht geven van den arbeid der vrouwen
in Duitschland op maatschappelijk gebied, voor
zedelijkheid, drankbegtryding en vrede, bene
vens een schets der arbeidstersbeweging. Het
derde deel behandelt de opvoeding der meisjes
in Duitschland en in bovengenoemde landen,
en het vierde deel heeft zoowel een praktisch
als een wetenschappelijk doel, en zal han
delen over den beroepsarbeid der vrouwen in
Duitschland.
Hoe nuttig dit algemeen overzicht over de
vrouwenbeweging kan zy'n voor hen, die haar
slechts ten deele kennen en gevaar loopen den
klank der fabrieksbel meer te hooren, dan het
snorren der laderen, beschrijft Helene Lange
in de volgende woorden:
?Nicht nur die Fernerstehenden, die Manner,
sondern auch viele der in- und ausserhalb der
Bewegung stehenden Frauen kennen sie nicht,
wenn man rüuilich mit diesem Begriff die
«lollige Klarheit ber Ausgangspunkte,
Geechicnte, Entwicklungsbedingungen, kulturelle
Zusammenbange und Ziele versteht, so stehen
viele Frauen und oft gerade vornehm
empfindende Naturen zógernd draussen, die ihr
ganzes Sein einsetzen vnirden, wenn sie wüssten,
was es zu erringen gilt, so wirken viele
drinnen in emsigster Kleinarbeit, ohne diese Arbeit
in Beziehung zu setzen zu dem grossen Ziel,
dag auch sie mit erreichen helien, so stehen
manche am Ruder und haben doch keioen
Kompass, sie verkennen die
Entwicklungsmöglichkeiten, da sie aus der Geschichte der
Bewegung nicht ihre Entwicklungs^esetec
gelernt haben. Nur zum kleinen Teil kann
darin ein Vorwurf liegen. Für die in der
Bewegung wirklich tbatigem Frauen ist es mit
der Erfüllung konkreter, diangender
Tagesaufgaben ganz unvereinbar sicb selbstsliindig
in ein Quellenstudium zu verlieten, sich auf
autodidaktiscbem Wege eine Uebeieicht ber
die gesammte, immer hüher anschwellende
Litteratur zur Frauenbewegung zu verschaffen.
Hier muas, ebenso wie auf anderen Gebieten,
ein Handbuch zur Verfügung stenen, das das
Material gesammelt und gestaltet darbietet."
Van de moeilijkheid van haar taak zijn de
schrijfsters zich ook wel bewust. Zy haten
alle oppervlakkigheid:
?Man könnte einem mit Frauenfrage und
Frauenbewegung ganz Unbekannten den Begriff
derselben so ziemlich klar machen, wenn man
ihm ein Bild der Stellung der Frau in
rechtlicher, beruflicher, sozialer, geistiger, Bezie
hung etwa vom Jahre 1810 und ein solches
vom Ende des Jahrhunderts giibe. Aber wir
würden ihn sehr irreführen, wenn wir
behaupteten, daas dieser ganze Umschwurg durch
die Thatigkeit der Frauen selbst erreicht
worden sei. , Denn neben der geringen Zahl der
Schiebenden steht die grosse Masse der
Gaschobenen, geschoben durch die einfache
Weiterentwicklung gegebener Anfiinge, durch den
Wandel der Lebensanschauungen berhaupt,
durch tieferliegende wirthschaftliche Ursachen."
Intusschen is het een niet geringe verdienste
van dit Handbuch, dat het geen theorieën
over die dieper liggende oorzaken der vrou
wenbeweging in 't midden brengt, maar enkel
den lezer de feiten geeft, die voor zichzelve
spreken, en hem tot een eigen oordeel in
staat stellen.
Moge ieder gebruiker van het boek bevin
den, dat hier beknoptheid is betracht, zonder
schade voor de juiste onderscheiding van
hoofd- en by'zaken, die alleen in staat is een
waarly'k bruikbaar overzicht te schenken.
M. G. K.
Een boek yan Top Naeff,
Aan de Redactie van het Weekblad
De Amsterdammer.
Vergun my een plaatsje in uw geacht blad.
Een stukje, voorkomende in uw editie van
23 Nov. 1.1., trof my' zoo onaangenaam, dat
het mij tot iets dry'ft, waartoe ik, in mijn intiem
bestaan van huisvrouw en moeder, niet dacht
ooit te komen, camentlyk tot het publiek uit
spreken van myn meening; maar dit dringt
my' tot spreken, c'est plus fort que moi.
Het is het in de rubriek »Voor Dames"
ingezonden stukje door mej. F J. van Uildriks,
dat mijn vredige Zaterdagavondstemming komt
bederven.
't Jonge Nederland prijst zy daarin het nieuwe
boek van Top Naeff aan. Nu, een aanbeveling
is hier stellig overbodig; 't is zeker, dat na
den indruk, gemaakt door »Schoolidyllen", alle
handen gretig worden uitgestrekt naar een
nieuw verhaal van die geestigd schrijfster, die
zoo boeiend vertelt, die zoo hartelijk doet
lachen, die zoo'n innige pret geeft.
Op my echter had de aankondiging van een
tweede boek dierzelfde schrijfster een andren
indruk gemaakt. Ik was toevallig in de ge
legenheid, van naby gade te slaan, wat wel
de vruchten waren van 't zoo gretig gelezen
?Schoolidyllen" en dat maakte my' niet begeerig
naar meer.
Een clubje aardige, jonge meisjes was er in
zulk een opgewonden toestand door gebracht,
dat er gedurende weken aan niets anders kon
gedacht worden dan aan 't bedenken en uit
voeren van dergelyke grappen, aan 't zeggen
van dezelfde gewaagde geesügheden, aan 't aan
nemen van dezelfde maniertjes enz.; heel
grappig en amusant, zeker, voor allen, die er
niet mede te maken hebben, allermoeielykst
echter voor haar, die er de dupe van is : in
dit geval natuurlyk de onderwijzeres. Zelven
hebben ze my, in een vertrouwelijk oogenblik,
opgebiecht, hoe er in dien tyd hoegenaamd
niet geprofiteerd werd van het mooie, degelijke
onderwys. Met zorg dus zag ik een tweede
boek aangekondigd ; wat zou dit wér zy'n ?
Het stukje van mej. v. Uildriks heeft het mij
duidelyk gemaakt: dezelfde geest, hetzelfde
smakelyk voorstellen van
schoolondeugendheidjes en spotten met de zoogenaamde
«schooljuffrouwen", »de Dirik" enz.
't Is echter niet om onze schoolmeisjes tegen
dit boek te waarschuwen, dat ik my gedrongen
voel te spreken; er worden zooveel boeken
geschreven,die volgens my en andren een minder
gewenschte uitwerking hebben en er zullen
er nog zoovee! komen ; daartegen kunnen we
niet anders dan in eigen, kleinen kring te
velde trekken, en trachten, door eigen invloed,
dien invloed te neutraliseeren.
Maar ik wensch protest aan te teekenen,
(en ben overtuigd, dat vele moeders in Neder
land het met inij eens zullen zy'n) tegen uit
drukkingen, voorkomende in het stukje van
mej van Uildriks, die my met innige veront
waardiging hebben vervuld ik wil een lans
breken voor de Onderwijzeres! voor die
categorie van vrouwen, die zoo hard werken,
die zoo stil en anspruchsloa haar weg gaan,
van wie zoo ontzaglijk veel wordt geëischt en
die zoo bitter weinig dank inoogsten.
Wat eischen de ouders 't Zy vertrouwen hun
kinderen itoe aan de onderwijzeres voor een
groot deel van den dag en stellen baar dan
verantwoordelijk voor : het lichamelijk welzijn
der kinderen gedurende dien ty'd, voor de
ontwikkeling van het verstand en, last not
least, voor de vorming van hart en gemoed l
Welk een eisch! welk een reuzentaak !
En wat biedt men daartegenover aan ? Een
finantieele vergoeding, die in geenen deele ge
venredigd is aan den eisch die gesteld,
noch aan de arbeidskracht die gevorderd wordt
Zeer zelden echter die waardeering en die har
telykheid, waarop zij zoo ten volle recht heeft.
Getuige mej. van Uildrik's opmerking »zy die
aan ondérwyzeressen-vereering laboreeren . . .
enz. J" Alsof achting voor de onderwijzeres een
ziekteverschijnsel ware ! Welk een uitdrukking,
welk een diepte van minachting spreekt daaruit l
Foei, hoe durft men zulk een gezegde brengen
onder de oogen van diezelfde jonge inenscüen,
die wij dan toch aan diezelfde onderwijzeressen
toevertrouwden, voor wier opvoeding wy de
hulp inriepen van de gaven van haar hoofd
en hart l
Des te pijnlijker trof my' dit woord, daar
ik er zoovelen ken, die met waarachtige toe
wijding haar moeilijke taak vervullen, die met
waarlijk moederlijke zachtheid en takt de
kinderen leiden aan haar zorg toevertrouwd,
die hun oog en hart openen voor schoonheid
en kunst, die 't gemoed .vatbaar maken voor
dat fijne, teere, ry'ke gevoelsleven, dat wy zoo
gaarne in onze kinderen aankweeken. En ik
waag hier aan toe te voegen, uit ervaring te
weten, dat er moeders zijn, die niet ten volle
kunnen beseffen de gïoote beteekenis van
't geen door een begaafde, verstandige
onderwyzerea in 't hart van baar kind werd gewekt,
wat er onder haar leiding tot bloesem en
vruchten kwam.
Hiervan innig overtuigd, moet ik my' ver
zetten tegen uitdrukkingen en voorstellingen,
die de onderwijzeressen maken tot een categorie
van wezens, waarover men glimlachend de
schouders ophaalt, die men gerust »in 't ootje"
mag nemen, die men zelfs m het by'zy'n der
leerlingen tot mikpunt mag stellen van grappen
en spot. En. daartoe leiden boeken als die van
Top Natfi'. Jammer, dat deze begaafde schrijfster
niet inziet, welk een schaduwzijde haar boeken
hebben, hoeveel moeite en verdrietelijkheden
zy kunnen veroorzaken aan die onderwijze
ressen, die, by haar omvangryke taak, eerder
recht hebben, gesteund te worden door zulk
een welversneden pen, evenals door de kracht
dadige medewerking van ouders en maat
schappij.
B u sa u m, 2,'! Nov. 1901. Mevr. G.
Een woordje ter geruststelling.
Men kan toch nooit te voorzichtig zy'n en nooit
te duidelyk, wil men goed worden verstaan. Daar
heb ik my laten verleiden tot het navertellen van
de aardige grapjea uit Top Naett" s »Tweelingen"'
voor de lezers van het Weekblad, van
ondeugendheden en snakerijtjes en van die alleen, eu, we
tend dat het Weekblad lectuur is voor
volwassei.en, maakte ik de ondeugende opmerking, dat
zy, die »aan onderwyzeressenvereering
laboreeren" er misschien iets op aau te merken zouden
hebben, een waarheid, die zeker door het
schryven van mevrouw De Vries bevestigd wordt; maar
die in 't allerminst niet haar Foei! wettigt en
haar oordeel, dat er een diepte van minachting
voor de onderwijzeressen uitspreekt !
Gelukkig zal de schryfster op dat punt wol
afdoende gerustgesteld zy'n, als ik haar zeg, dat
ik vijftien jaren lang zelt onderwijzeres ben
geweeat, twee jaar aan een lagere, dertien aan een
middelbare school en dus wel eenige bekendheid
heb verkregen met de jonge meisjea, voor wie zy
Top Naeff s boeken zoo gevaarly'k acht.
Welnu, zij kan op het punt van die
gevaarlykheid gerust zy'n; als de moedera geen on
deugender kinderen hebben dan deze Non,
behoeven zy niet te klagen. Dat ik my ook
in de bespreking tot die grapjes heb bep ;ald !
Hoe dom is dat van my geweest I Nu volgt
er zóó iets, doordat ik verzuimd
hebuitlriikkelyk te wijzen op den geest van royaliteit
en rondheid, die er uit spreekt, op ht>t eerlyk
schuldbekennen, dat telkens voorkomt, het
hartelyke en gemoedelyke in de verhouding
tot Grootvader, het nobele en fijngevoelige,
dat er in doorstraalt. Geloof u maar mevrouw,
die eigenschappen speuren de jonge meisjes
met hun in die dingen fijne voelhorentjes, en
wees u er evenzeer vaa verzekerd, dat de
onderwijzeressen, die het volkje kennen en
begrypen, heel goed weten, dat van deze
boeken geen kwade invloed uitgaat.
U moet bedenken, dat juist doordat die
boeken, die met een jong hart geschreven zy'n,
vat hebben op de kinderen, het goede, dat
erin is, ook driemaal sterker werkt dan in
boeken, waar enkel de braafheid aan 't woord
ia. Maar ik vecht tegen windmolens hier, als
ik u ga betoogen, dat Top Naefta boeken goed
van strekking zy'n, want ik vrees met groote
vreeze, Mevrouw, dat u de Tweelingen
niet hebt gelezen en dat u op mijn bespreking
zijt afgegaan.
Welnu, die liet op den ernst niet genoeg
licht vallen. Er is waarly'k nu al genoeg
weekbladruimte ingenomen, het zou anders
aanlokkelijk zy'n, de fijne gevoelstrekjes naar
voren te brengen; maar't behoeft ook eigenlyk
niet. Als mevrouw de Vries zelf gaat oordeelen
na het geheele boek aandachtig te hebben ge
lezen, zal zy gerustgesteld zy'n.
L o c h e m. F. J. VAN UILDRIKS.
Vereeniging tot steun van verwaar
loosden en gevallenen.
In dank ontvangen door ds. J. H. Boeke
van eene oud-leerlinge een gift a / 10.
A m s t., 3 Dec. 1901. A. ROELVINK,
Penningmeester.
fiiiiiMimiiniiiiiiimiiiiiimiiiiMiiimiiimiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiMmiitmiim
lllllllllllllllllilllllllllllllllMIIIIIIIMIIIIIHIMIIII
Een kranig zusterpaar. Modes. De
hertogin van Leeds. Barones van
llhaden. ^Madame".
Mej. Klumpke, de sterrekundige die vy'ftien
jaar lang aan de sterrenwacht te Parijs ge
arbeid heeft, is naar die van Staifiald beroepen
om er dr. Isaac Goberts te vervangen. Zy is
uit Chicago. Hare zuster, mevrouw Dejerine,
ia doctoresse in de geneeskunde. (O. H. (j.)
* *
*
De I'arysche petit-mattre houdt zich ondanks
?zijn opgewonden praatje over Pro-Boer, in
veel opzichten aan Engelache modes. Hij
flaneert over de boulevards, den geheelen
winter door, op gele schoenen, met
stijfatrammen nek ingesloten a l'Anglaise door
hooge boord en Engelsche das. Schetterend
tegen Chamberlain, drukt hy met
dandygebaar den monocle in het rechter-oog.
Ouwe heeren zy'n er niet meer. Finaal uit
verkocht I Mannen zy'n niet minder weerbarstig
den bezadigden leefly'd in-te-treden dan
vrouwen. Eeu oude coquette maakt zich jong,
door het dragen van een blond krulpruikje,
door wangen en kin waar ongevrenschte haar
groei tiert, te bedekken met een laag poeier
en rouge, door het schrander hanteeren van
het zwarte stift, byteekeuend wat aan wimpers
en wenkbrauwen hapert. Met dit hoofdstel,
aldus »opgefilemeurd" zooals onze zeelui zeggen,
en bedekt door een witte voile met groote
moezen, zou men op een afstand zweren, dat,
klapperend op de hooge hakjea, ruischend in
frou-frou van zyde, een jonge vrouw komt
aangedribbeld ....
In Pary's doen de aftandse heeren niet
minder aan slim-overlegde kunstgrepen, ten
einde uiterlijk te schijnen, wat zy niet meer
zyn. In keuze van materiaal en snit sluiten
zy zich geheel by de jonge garde aan. De
brave oudjes!
»La vieille garde meurt, mais ne ae rend
pas" l ... Een wèlvoorziene heerengarderobe
loopt evengoed in de papieren, als die eener
dame. Het i» waar, zij dragen bun goed langer;
daar staat tegenover dat onze »chiffons" minder
kostbaar zijn. Wy mogen met goed recht
tegenwoordig handhaven wy kordaat Lonze
rechten een keertje meer verwisselen.
De kleeding-voorraad der heeren is be
rekend op alle gelegenheden, plechtige, treurige
en vroolyke; op weer-en-wind. Met die laatste
artikelen mogen wy Hollanders niet spotten.
Alle heeren houden er een «complet" op na.
Onmisbaar attribuut. Veston, sacco of colbert
genaamd met pantalon en vest van hetzelfde
solide materiaal, cheviot of Worsted. Voor
het barre seizoen kiezen de heeren liefst
donkere tinten. Nergens staat voorgeschreven,
dat het complet in geheel effen stof van n
tint moet zyn. Een of ander tirlanty'ntje in
den vorm van een kiiebeltje, slangetje, streepje
of ruitje in fantasie-lint is volgens alle wetten
der Meden en Perzen geoorloofd. Het veston
en daarbij passend vest moeten volgens de
eischen der mode hoog aan den hals zyn.
Een tipje das is het eenige wat er uit mag
gluren. Jammer l Het kenmerkende van de
kleeding des mans ia zeer zeker onberispelijk
linnen. Niets wat hem beter classificeert, dan
dit. Het geacheveerde eener
vrouwenkleeding openbaart zich in laarzen en hand
schoenen :
Bien chaussée, bien gantée
Est la femme distinguée.
Voor soiree, diner en theater blijft het
zwarte pak met frac onvermydelyk. Voor
kleine diners handhaaft zich de zér
flatteerende smoking. Die blijft gelukkig het onbe
twist eigendom der jongere heeren. Gachemire,
granitéen pinglézy'n de meest gewilde stoffen
voor het feestgewaad der heeren. De pantalon
van het gekleede kostuum wordt om de enkels
veel nauwer gedragen dan vroeger. Voor diner
en avond-uitgangen is het witte vest van
zacht glanzend pigné. met dubbele rij knoopen
zeer gezocht.
Jongelui tooien zich gaarne met kostbare
vesten van zware, wit geribbelde zij, met niet
minder kostbare fantasie-knoopen, afkomstig
uit de winkelladen der juweliers.
. Deze kaoopen zijn een welkome variatie op
het stok-oude pantoffel-geschenk. Aan de
wilgen met de pantoffels, sloffen en muilen.
Zy zy'n ontdaan "an alle symboliek; wij
regeeren er niet langer mee! De twintigste eeuw
bracht ons gelijke rechten! ? Voor de bont
mode is het zeer wenschelyk, dat de thermo
meter dale beneden het vriespunt. Een vrou
wenfiguurtje behagelijk gevat in kostbaar bont,
o zér kostbaar, want sealakin en hermelijn
zy'n aan de orde van den dag ziet er
bekoorlijk uit by' helder, pittig, vriezend weer.
Bont heeft zy'n eischen evenals edelgesteente.
By donker, nattig, miezerig, druilerig,
vreugdeloos weer kan men bont dragen, maar het
komt niet tot zy'n recht. Preciosa willen
floükeren en dartelen bij kunstlicht, dan geven
zy cachet aan de gelukkige bezitsters. Overdag
drukken zy op haar den ongewenschten
stempel van het schrille parvenu-type.
* **
De hertogin van Leeds is een vrouw van
buitengewonen aanleg en verstandelyke ont
wikkeling. Zy is goed op de hoogte der
hedendaagsche belletrie. Zy leest niet alleen
maar schryft ook. De hertog en hertogin van
Leeds hebben vier dochters, waarvan de oudste
Lady Gwendoline haar début in de wereld zal
doen, gedurende de kroningsttesten. Heel wat
?debutantes gestamd uit adellyke geslachten
zullen paramseeren ten tyde uat de brave
Edward op plechtstatige wyze bezit zal nemen
van scepter en kroon. Als zoete herinnering
aau Edward's kroning wordt het uitgaan-jaar
voor sommige jonge meisjes vervroegd; voor
anderen werd het om hetzelfde innige motief,
verdaagd.
By'na begon het hertogelijk paar van Leeds
te wanhopen aan het vurig gewenscht bezit
van een mannelyk oir, toen Langbeen hen
dit jaar verraste met de aanbieding van een
gezonden, flinken jongen.
v *
*
In Pary's wordt een beroep gedaan op
de algemeene liefdadigheid. Hoofdzakelijk
richt zich de dringende vraag om onder
steuning tot de directeuren van circussen
en variétés-theaters. De deensche barones
von Rhaden, de bekende schoolryderes, is
broodeloos. De beeldschoone, jonge vrouw
werd ontrouw aan haar echtgenoot, ter wille
van een deensch officier. Baron von Rhaden
duelleerde te Kopenhagen met den minnaar
van zyn vrouw. Het tweegevecht had geen
doodelyken afloop. De wrok en verbittering
van den beleedigden echtgenoot waren echter
zoo groot, dat hy het minnend paar overal
volgde en ten slotte den verwoester van zyn
huiselyk geluk doodschoot in Clermont-Ferrand.
Mevrouw von Rhaden vluchtte naar Pary's,
waar Marchand, directeur der Folies Bergere»
haar engageerde als ryderes. Spoedig daarna
werd zy 's morgens gewekt door haar kamer
meisje aan wie zy heel verwonderd vroeg:
?Waarom roep j e me midden in den nacht" ?...
Afgrijselijk noodlot l Zy' was stekeblind.
Den volgenden dag moest zy in Nice op
treden. Zy reisde er heen, vast besloten,
zich in het circus van het leven te berooven.
Bloedend en verminkt werd zij weggedragen.
Aan haar oogen is niet te zien, dat de arme
vrouw volslagen blind is. Zy vertoeft nu in
Neuilly in een armzalig womnkje.
* *
*
By decreet van den Franschen bond der
vrouwen-emancipatie is besloten, elk juffertje,
boven de vyftien jaar, met «Madame" aan te
spreken.
CAPRICE.