De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 15 december pagina 1

15 december 1901 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

F. 1277 DE AMSTERDAMMER A°. 1901 WEEKBLAD VOOE NEDEBLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat twee bijvoegsfis. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/2 J)it fcla-1 is verkrijgbaar Kksk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 15 December. Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer. .'....? 0.20 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitsehland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezev firma. I N H O V Di VAN TERBE EN YAN NABIJ : Theologische poli tiek. Dr. Kayper's citeer-methode, door mr. J. A. Levy. Is het mogelyk en wenschelijk, dat er voor den postpakketten-dienst een laag uniform-port wordt ingevoerd ? L, door D. E. Mansholt. Een tipje van den sluier opgelicht, door P. De oorlog in Znid-Afrika en de Engelsche constitntioneele rechten. Spaansche grootmoedigheid en Engel sche minachting voor den Hollandschen-vijand, door Anna C. Croiset van der Kop. SOCIALE AAN GELEGENHEDEN: Een nieuwe beweging, door S. TOONEËL EN MUZIEK: 'Bij Louis Bouwmeester's feest. Siegfried" in de Wagnervereeniging, door Ant. Molkenboer en Ant. A. KÖNST EN LETTEREN : De keuzetentoonstelling van etsen van Nederlandsche meesters, II., (Slot), door L. Lacomblé. Breifcier-tentoonstelling, door W. Steenhoff. Indonesian Art, door R. W. P. Jr. Twee nieuwe drama's van Maeterlinck, door W. G. van Nouhuys. De levensberichten der Maat schappij van Nederlandsche Letterkunde, door A. W. Stellwagen. Boekaankondiging. WETEN SCHAP : Krimineele anthropologie, door Is. Qnerido. FEUILLETON: De Waterlelie, door T. T., I. RECLAMES. VOOR DAMES : Het Pestalozzi-Fröbelhaus in Berlyn, II, door B. N. Een Paryseh huwelijk. Allerlei, door Caprice. SCHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. INGE ZONDEN. PEN EN POTLOODKRASSEN. ADTERTENTIEN. Bijvoegsel: Portret van Lonis Bouwmeester, naar het leven geteekend door Joh. Braakensiek. ?MHIIIIIIIIIMIIInlIIIIIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIllllllllllllllllllllllllllH Theologiesche politiek. De Tweede Kamer gaf dezer dagen een theologisch dispuut. Aanleiding daartoe^ werd gevonden in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag over Hoofdstuk I der Staatsbegrooting. Hierin had Dr. Kuyper zich niet tevreden gesteld met te constateeren, dat zijn partij, en de met deze geallieerden, de Staatkundige waarheden onder het licht van het geloof in een persoonlijk God waarnemen, maar meer nadrukkelijk gewezen op een tegenstelling tusschen de politiek door de Rede en een door de Rede en Openbaring den mensch verschaft. /-Maar wel duikt hier het verschil op, of onze rede alleen uit na*uur, historie en consciëntie moet putten, dan wel of ze óók te rekenen heeft niet hetgeen God op bijzond re wijze omtrent Zijn wil ook voor het volksleven ge openbaard heeft, en met de correctie die aan onze rede, voor zoover ze door de zonde schade leed, door die openbaring wordt aangebracht" ,?Verklaarden de leden, hier aan het woord, niet anders, dan dat zij voor ziel) zelven niet anders dan met ban rede te rade kunnen gaan, zoo ware hier niets op aan te merken; maar als zij u Spreken, dat men, d. w. z. een ieder alzoo behoort te doen, zoo zou dit, op de Christelijke parfijen toegepast, haar den eisch stellen, dat ze op staatstenein haar diepste levensovertuiging hadden te verloochenen, een eisch die elk lid der Kamer als onredelijk en onzedelijk zon afwijzen." Zoo lag dus volgens Dr. Kuyper de diepe grond van het verschil tusschen christelijke en niet-christelijke politiek, in het al of niet uitsluitend afgaan op een niet gecorrigeerde Kede. »Dit wordt dan ook niet alleen ter rechter zijde maar evenzoo aau de linkerzijde nog dooc niet weinigen zoo volmondig erkend, dat zij, hoezeer alleen uit natuur en historie, uit consciëatie tn rede hun wijsheid voor het staatsbeleii puttende toch niet anders verklaren ts bedoelen dal den hieruit kenbaren wil van God tot richtsnoer te kiezen." Iets wat toch altijd z. i., hoe ver men daarmee ook mocht komen, een kreupele manier van handelen bleef. Nu getuigt het voor Dr. Kuyper, die als iedere, ketter zijn eigen letter heeft, van niet geriiigen moed, oni dit, mede namens zijne katholieke collega's, uit te spreken. Immers de katholieke kerk, in het bezit der waarheid, onfeilbaar, rechtstreeks door God zelf in een voortdurende openbaring zich verheugende, met een voor allen gezaghebbende uitlegging daarvan, kan van een specifiek onderscheid der Rede en Openbaring gewagen en haar politiek, als de politiek harer kerk aankondigen en verdedigen op bovennatuurlijken grondslag. Maar een Protestant, zij hij ook Kal vinist ? Is het protestantisme, ook al smaalt en vloekt het op de Rede, ooit iets anders geweest dan een poging om met de Rede de Openbaring te construeeren ? De bijzondere openbaring en alleen van deze is hier sprake heeft plaats gehad van het begin der schepping af tot vóór bijna twee duizend jaar... en is opgeteekend in een boek; den bijbel. Nu gaat de protestant eerst op zijn eigen gelegenheid met zijn Rede of bestaat er nog een ander middel? de authen ticiteit van de Heilige Schriften vaststel len, en als hij daarmee gereed is, schiet hem al weer niets anders over dan e venzoo, voor zichzelf uitsluitend voor zich zelf met de Rede uit den Bijbel de Open baring te puren. En als men dan bei denkt, hoe in den loop der eeuwen, al die millioenen met een niet-gecorrigeerde Rede, zoodat er wel eens moord en doodslag bij te pas is gekomen, het allerfijnste van de ! Openbaring hebben te voorschijn gebracht, ! om eerst daarna met dat product van de niet-gecorrigeerde Rede de hem eigen Rede en die van anderen te eorrigeeren, dan behoeft men, dunkt ons, toch niet lichtzinnig te heeten, wanneer men bij Kuyper's werk tot ontblooting van het Openbaring-fundament een weinig lacht. In elk geval zou het beste antwoord op dit theologisch deel der Memorie van ant woord de vraag zijn geweest: of de hoogleeraar in de godgeleerdheid zich niet verschreven had, en eigenlijk als zijn over tuiging had willen uitspreken, dat de menschelijke Rede mans genoeg was het met de politiek klaar te spelen, wijl zij, wel verre van door de Openbftring te worden gecorrigeerd, er nooit heeft tegenopgezien zelfs in de Openbaring de noodige correctie aan te brengen, ten einde een theologisch systeem te kunnen verkrij gen, dat haar zelf voldoet? Toch behoorde er ook, zonder theologiesch gefilosofeer iets gezegd te worden, waaruit bleek wat de meerderheid, als een christe lijke met christelijk bedoelde. En een min der ervaren in dialectiesch en sopistiesch geredeneer, de heer Schaepman, maakte zich tot tolk der geloovigen. De dichter zag en riep voor het oog der Kamerleden de groote gestalte van den mensch ge worden »Zone Gods." »Er zijn verschillende opvattingen van het Christendom, van het woord zelfs. Men pleegt daarmede iets aan, te duider, een tijdvak vau beschaving, van ontwikkeling, en in dit opzictt leven wij op dit oogenbhk in een Cnristelijken tijd, hoeveel onchristelijke ver schijnselen zich ook mogen voordoen. Men, kan ook het Christendom opvatten als een. verzamel naam voor allerlei belijlenissen. Miar una kan het ook opvatten, en dat is de opvatting die de mijne moet wezen, als een »root bovennatuurlijk feit, dat in de wereld is gekomen en dat geheel de wereldhistorie beheerscht. E'genlijk ligt dit feit aan ai de opvattingen van het Christendom ten grondslag, want net is de groote gestalte van den meusck geworden Z>ue Gods, die ge heel dat tijdperk van beschaving, dat men liet Chri-telijke noemt, bsheerscbt. Hi;t is de ges'alte van den mensch gewoon Zone God--, die aan al de verschilleade richtingen die Hem belijden, hoe uiteenloopend dan oo'<, den naam geeft, omdat die naim inderdaad de hoogste is op de aarde en in den Hemel." Uit die gestalte van den mensch ge worden Zone Gods, schieten als lichtstralen de beginselen uit, die de meerderheid zul len leiden... . Waarlijk dit is een schoone belofte. Zoo duidelijk hadden wij in het parlement, dat nog niet vernomen. Alle mogelijke menschelijke deugden, tot in haar volkomenste zuiverheid erkend, als ideaal; en, \oor zoover dat strookt met het menschelijk vermogen, gesteld tot eisch in de politiek. Dit in vollen ernst. »Mijnheer de Voorzitter," sprak Schaap man even later nog: »Ik heb geen Regeeringsprogram te ontwikkelen, maar ik geloof, dat men wat al te spoedig met de Christelijke beginselen en met haar invloed op de staatkunde gespot heeft." En deze beginselen zijn ook door Kuyper aanvaard. «Linker- en rechterzijde zullen hierin samengaan, sprak hij, dat wij bij alle wetge ving in toepassing zoeken te brengen de ordinantie: «Gij zult uw naaste liefhebben als u zelven," maar hierin zal de linker zijde zich van de rechterzijde onderscheiden, dat wij van hem die dat woord sprak, vooral dat andere woord hebben ontvan gen »Gij zult liefhebben den Heer uwen God met al uw verstand, met al uwe krachten. Bij het hooren van die woor den buigt elk lid van de rechterzijde, en ik voeg daarbij, elk lid van het kabinet, zich eerbiedig neer." Dr. Kuyper was bij deze gelegenheid hoffelijker voor de linkerzijde, dan waarop zij recht had; vleiender dan waarop zij zelf had kunnen rekenen. Immers hoe de linkerzijde ook met zichzelf mocht zijn ingenomen, dat zij zou willen beweren bij haar wetgeving gedreven te zijn doar een liefde voor den naaste als voor zichzelf, het is ons nooit gebleken, en noemen wij nu maar de kieswet, de sociale wetten de armenwet en Indtö... ook Dr. Kuiper zal wel de laatste zijn om aan het bestaan van zulk een eigenwaan te gelooven. Neemt men onze gansche wetgeving, ziet men wat de linkerzijde met de rechterzijde tot dusver op dit gebied heeft gewrocht, dan kan men toch moeilijk de vraag weer houden: speelt Dr. Kuiper met dat voor hem, en eigenlijk voor de geheele wereld het meest heilige woord: »Gij zult den naaste liefhebben als u zelven" nu ook al den draak, waar hij de 100 zoo maar een streven naar een schier bovenmenschelijke naastenliefde toedicht? En welke waarde zal men dan hechten aan Kuyper's »diep eerbiedig neerbuigen," voor Hem die dat gebod gegeven heeft? Hoe diep eer biedig het slotwoord van zijn rede ook bedoeld zij, de slotfrase in haar geheel klinkt iets al te snaaksch. Het opvolgen van het gebod: «Gij zult den Heer uwen God liefhebben met al uw verstand, met al uw krachten," dat is het dan, waardoor het christelijk Ka binet meer belooft dan niet-christelijke staatslieden zouden kunnen geven. Inderdaad, juist omdat het christelijk geloof zulk een verheven ideaal zich moet stellen en, eerlijk aanvaard, alle verstand en alle kracht behoort op te roepen om een polit:ek te voeren, als voor het aan gezicht van God, of, om met Schaepman te spreken, naar «christelijke beginselen", met »de groote gestalte van den mensch geworden Zone Gods" voor oogen be hoefde de zegepraal der kerkelijken bij de stembus voor ons en velen geen teleur stelling1 te zijn. Het volmaakte hebben wij, ongeloovigen, niet van de geloovigen te verwach ten, o-)k zij zijn menschen; dit vergaten wij geenszins. Maar Het buigen op zichzelf, het »Heere Heere roepen" heeft natuurlijk voor hen geen waarde evenmin als voor ons; : alleen hun doen kan baten. l Met een beetje theologiesche bespiege' lingen maakt men niemand gelukkiger, en tot dus ver toch bracht het Kabinet iets beters niet. Het voerde een gewoon con: servatief liberaal bewind. Bij de Indische begrooting ontwaarden wij de «groote ge! stalte van den mensch geworden Zone ; Gods" ... alleen ter linkerzijde en wel aan de alleruiterste linkerzijde. En terwijl wij die groote gestalte aanwezig gevoelden, i zagen wij in haar tegenwoordigheid de : christenen en de overigen die hun naasten ; trachten »!ief te hebben als zichzelf," den Indiër bezwaren met millioenen voor den Afjeh-ourlog, voor leger en vloot, voor fortificaties, ja zelfs voor Ned. Guinea, als ware hij voor ons een lastdier en als : had Jezus gezegd : dat beest kunt ge nooit genoeg laten dragen. j Daar vertoont zich die groote gestalte j en juist zij die zich »diep eerbiedig" buigen, spreken als uit n mond: wij zijn de eenig waardigen en schrijven dat volk daar buiten onze wetten voor; drie, vier-honderd duizend min- of onvermogenden onthouden wij het eerste aller rechten in den Staat. Wij Christenen, »die God lief hebben met alle verstand en alle kracht, en den naaste liefhebben als onszelf..." laten liefst elke bevoorrechting der hoogere standen onaan getast; wij geven veertig millioen uit voor »oorlog," wij bestellen snelvuurkanonnen, en voor de armen hebben wij geen woord, of wij beloven hun en hun kinderen alweder voor minstens vier jaar gebrek. Hoeveel zouden wij niet kunnen noemen ? Ach, in alles wat tot nu toe gesproken werd, daar bij 't aanschouwen van »de gestalte van den mensch geworden Zone Gods" ... is er wel n enkel getuigenis vernomen, waarin iets van Christelijke overtuiging trilde; iets gebleken van een heilige geestdrift, eenige verkleefdheid aan dat geloof van alle gelooven ... «dat de liefde het meest is. .." en dat wil voor kerkelijken zeggen : de liefde, die doet den wil des Heeren over wiens naam men zelfs tot in het parlement niet raakt uitgepraat. Toch Schaepman deed er wel aan de »gestalte van den mensch geworden Zone Gods" in de vergadering, als wij 'l zoo noemen mogen, te introduceeren. Dit kan niet anders als voor de geloovigen leer zaam zijn. Wij zouden er zelfs niets tegen hebben, dat tijdens een Christelijk bewind in de vier hoeken van land's vergaderzaal een Christusbeeld werd geplaatst. Dit zou, dunkt ons, altoos iets op den eerbiedig buigenden uitwerken. Immers, hoe zouden de geloovigen, staande voor de gestalte van den door hen zoo van harte beleden Godmenscb, niet ten diepste moeten gevoelen dat er hoogere plichten jegens ons volk te ver vullen zijn, dan het voeren van een theo logisch debat en het toepassen van een conservatief-liberale politiek ? Dr. Kuyper's citeer-methode. Onder den titel: BEDE EN OPENBARING, behelst de Maasbode van 8 December jl. een hoofdartikel, dat zich aansluit bij de rede, 4 Dec. jl., door den Min. van Binnenl. Zaken, in de Tweede Kamer gehouden. De strekking van dit opstel, vat het blad samen, in de navolgende woorden: «In een meesterlijke rede heeft »dr. Kuyper hen, die den Staat alleen »naar de uitspraken der Rede willen «opbouwen, deze week er op gewezen, »dat zij zelf in een glazen huis wonen, »dus het recht missen om anderen »met steenen te werpen". Deze slotsom sluit zich aan, bij eene zin snede van de rede des ministers, luidende: «Er is door den geachten afgevaar«digde ook op gewezen, dat wij wel «de Openbaring tegenover de Rede «stellen, maar dat de belijders van die «Openbaring toch eenigszins divergee»rende opinies waren toegedaan, zoodat «.gedurig de een tegen den ander ingaat. *Nu heb ik mij afgevraagd, natuurlijk »de gegrondheid van de opmerking «erkennende, hoe het dan stond bij de »heeren zelven, die de Rede als grond slag van hun denken aannemen. Ik »heb tot mij zelf gezegd: wanneer de »heeren niets dan de Rede hebben, «zullen zij het toch over de Rede wel »eens zijn. Toen heb ik mijn boeken «eens genomen en gevraagd, niet aan «den premier venu, maar aan de «grootste denkers van de richting der «heeren aan de overzijde, wat hun »begrip, hun definitie van de Rede was. »En toen heb ik gevonden een en twintig «definities van de Rede, welke ik ver»zoeken zal als noot bij mijn rede te «mogen opnemen. Een klein proefje »zij het mij echter vergund reeds thans »de heeren voor te zetten, opdat zij «kunnen zien, hoe ook bij hen de «begrippen omtrent de Rede divergeeren." 1) Hier staat alzoo in rond Hollandsen, dat de spreker, die zoo vaak van de Rede hoorde gewagen, zijne boeken heeft geno men, en daarin heeft gevonden, het, door hem gecursiveerde, getal van een en ticintig definities, gegeven, door de grootste denkers van de liberale richting. Die definities zijn, in eene noot der Handelingen, opge nomen. Zij hebben echter twee eigenaardigheden. Vooreerst, worden zij voorafgaan, door de woorden: Wörterbuch der philosophischen j Begriffe und Ausdrücke Eisler. Ten i tweede, staat achter iedere definitie aange geven de plaats, waar zij te vinden is. Op dien grond neem ik de vrijheid tot dr. Kuyper, op den man af, het verwijt te richten, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsche voorstelling (misrepresentation), in formeelen en materieelen zin. Dr. Kuyper heeft niet «zijne boeken genomen" maar heeft n woordenboek opgeslagen. Dr. Kuyper, heeft wel dat woordenboek genoemd, maar'niet de plaats, die hij raadpleegde (in voce: Vernunft blz. 8 Li). Dr. Kuyper heefc, om den schijn van eigen raadpleging der door hem genoemde werken, te voltooien, aan dat woordenboek de daar gegeven plaatsen ontleend. De formeel-valsche voorstelling zal hier mede wel bewezen zijn. Ea nu, de materieel-valsche voorstelling. Dr. R. Eisler (Wörterbuch der Philo sophischen Begriffe und Ausdrüoke, quellenmiï-isig bearbeitet, Berlin 1899) heeft, als hulpmiddel voor eerslbeginnenden 2), op de wijze der lexicografen, saamgesteld een overzicht van philosophische begrippen en uitdrukkingen, gelijk die, door de wijsgeer en, worden gebezigd, als passende in hun ideecnsfeer. Dat overzicht beperkt zich niet tot »de denkers van de richting der «heeren aan de overzijde,1' waartoe het dr. Kuyper behaagde zich te bepalen. Eisler geeft, behalve de door dezen ge noemde, mede, de definities der Rede, voorkomende o. a. bij Heraklitus, PJato, Aristoteles, Cicero, Seneca, Augustinus, Joh. Scotus, Isaak von Steil a, Wilhelm von Conches, Avicenna, Albertus Magnus, Thomas van Aquino, Nico!. Cusanus. Is het genoeg? Hiermede is voldingend aangetoond, dat Eisler's opsomming niet los te maken is uit het, door lederen denker, gebezigde zinverband. Dit is trouwens daghelder. Men sla het Kederlandsche Woordenboek op. Bij schier ieder woord vindt ge de verschillende V) Handel. Tweede Kamer, blz 3-22. 2) Eisler, Vorwort blz. V: //Vóór alles wil #dit boek den stuiterenden, zoowel als al denge..uei', die met wijsbegeerte zich onledig houden, //als hand- en hulpboek, toor de e.erslc oriënteert»// //in de ontwikkeling van bfpaalde begrippen, ,zooaU ia hot bij «onder, voor i/u U\:i,tj der //piülosophen dienen". beteekenis aangegeven, afgeleid uit het spraakgebruik, en gesteund, door het gezag van dezen of genen schrijver. Zullen wij nu voortaan de navolgende sluitrede moeten maken: De Nederlandsche taal is saamgesteld uit woorden. Die woorden blijken in verschillenden zin te worden gebezigd. Mitsdien, is de Nederlandsche taal eene wartaal? Gelijksoortige bewijsvoering heeft dr. Kuyper, aan de hand en met misbruik van Eisler, ondernomen, en gemeend deze zijne onderneming te kunnen overeenbrengen met de reverentie, verschuldigd aan den wetenschappelijken rang van zijn gehoor, in 's lands raadzaal. Voor het overige zij de ministerieele spreker gerust. De »heeren aan de over zijde", van Rede: gewag makend, zijn niet n oogenblik in het onzekere, nopens het geen zij bedoelen. Voor hen, is Rede: het den mensch gegeven verstandelijk onder scheidingsvermogen, in tegenstelling van den bloot zintui^lijken indruk, dien wij: uitvloeisel van het waarnemingsvermogen heeten. Zoodra de heeren aan zijne zijde tot gelijke eenstemmigheid nopens de Open baring zijn gekomen, zullen wij gehalte en waarde der tegenstelling met elkander meten. Eer niet. Amst., Dec. 1901. J. A. LËVY. ! Is het mogelijk en wenschelijk, dat er voor den postpakkettendienst een laag uniform-port wordt ingevoerd? I. Door den ondergeteekende is onlangs in de vergadering van het Hoofdbestuur der Groninger Maatschappij' van Land bouw en Nijverheid de aandacht gevestigd op de wenschelijkheid, om het porto voor ALLE postpakketten gelijk te maken en te verlagen op 10 ets. Het was niet dan zeer kort, dat JK doel en strekking van dit denkbeeld kon toelichten; vandaar dat de voorzitter mij in overweging gaf, om daarop later terug te komen met breedere toelichting en motiveering. Ik voldeed daaraan gaarne, te eer daar de vergadering, die reeds eenige uren had geduurd, begon te verloopen en ik op een aandachtig ge hoor voor dit belangrijk onderwerp niet meer mocht rekenen. Ook was ik toenmaals niet genoegzaam voorbereid, om naast de wenschcli/khcid ook de mogelij];lieid aan te toonen, zonder welke ook het eerste een slag in de lucht zou zijn. Al is de wenschelijklteid van de eene of andere zaak ook nog zoo groot, indien het niet mogelijk is deze te verwezenlijken, dan kan ook het betoog daarvoor achterwege blijven. Er diende dus eerst een onderzoek inge steld te worden naar de financieele, tech nische en andere bezwaren, die de invoering van een aanzienlijk verlaagd tarief voor de postpakketten misschien zou belemmeren of zelfs onmog'lijk maken. Indien ik dezen weg heb gevolgd, dan werd daarbij door mij geenszins ontveinsd, dat dit onderzoek, ingesteld door een leek, dus door iemand die geheel buiten het mechanisme van het postwezen staat, niet anders dan onvol ledig en gebrekkig kon zijn. Aan de band der Verslagen aan de Koningin be trekkelijk den dienst der Posterijen en der Telegrapliie in Nederland, was het vrij ge makkelijk aan te toonen, dat zooals de ondervinding bij de brievenpost had geleerd de bruto- zoowel als de nettoontvargsten waarschijnlijk zullen blijven stijgen ; moeielijker bleek het te berekenen of zelfs te benaderen, hoe groot fle eventueele toename van het vervoer zou worden. Kog moeielijker was het voor den onder geteekende om de expansiviteit van den dienst te beoordeelen of onder cijfers te brengen, m. a. w. of de bestaande techni sche middelen zoodanig voor uitbreiding vatbaar zijn, b. v. een tien- h twintigvoudig vervoer, waarop men m. i. misschien binnen weinige jaren zou moeten rekenen, geregeld en snel bewerkstelligd zal kunnen worden. 1) Dit gedeelte van het vraagstuk moet overgelaten worden aan het onderzoek en het oordeel der hoogere postbeambten; hoogstens kunnen wij bij wijze van analogie er op wijzen, dat binnen een betrekkelijk kort tijdsverloop de meer dan , 1) Blijkens bovengenoemde Verslagen werden, [ ter gelegenheid van het St.JS" colaasfe'c&t, 231,:2?U pakketten verzonden. Htt gemiddelde aantal der dagelijks verzonden postpakketten over liet j u r 'I'.IOO bedroeg 13.700, of ongeveer Let IS Je deel van de op het St. Nicolaasfeest verzonden pak ketten. Wij hebben er niets van vernomen, dat er eenige stoornis of vertraging in den dienst htcft plaats gehad, waaruit blijkt, dat reeds met de bestaande middelen zij het dan ook mi t hulp der militairen eeue ontzaglijke hoeveel heid in eeu dag vervoerd kan worden. l

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl