Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1277
Mynb.-Mpy. genomen is. A. B. Maandag is te
Amsterdam en te Batavia de inschryring open
gesteld op 7 duizend 10 pCt» oblig. van 100
galden tegen den parikoers voor de aandeel
houders, en voor anderen tegen 10G pCt. Binnen
tien jaar is de mpy verplicht de leening tegen
110 pCt. af te lossen. Tot vroegere geheele
tof gedeeltelijke afhssing tegen 130 pCt heeft
de mpy zich de bevoegdheid voorbehouden.
De hypotheekacte zal ten name van de
Ned.-Ind.-esconpto-mpyworden ingeschreven.
Da houders van 6 aand. hebben preferentie
tot inschrijving op n obligatie. Dit voor
keursrecht kan door inlevering van
dividendbewjjs No. 2 worden uitgeoefend. Of het
wenschelyk is voor de aandeelhouders van
hun recht gebruik te maken ? Ik zou meenen
dat min of meer vermogenden de vraag
beves' tigend kunnen beantwoorden.
Zou de verzwakking van de noteering voor
de Rsdjang Lebong misschien in verband staan
met enkele ruilingsn tegen de aandeelen Ned.
Ind. Mynb. Mpy'. die tot 59 zijn gedaald V
Als ik ook ditmaal over voldoende ruimte
beschikte, om de methode der vergelijkende
statistiek toe te passen op de koersen der
Amer, sporen, dan zou den belanghebbenden
lezers daardoor geen bly'de boodschap worden
bericht. Integendeel. De daling bedraagt voor
vele soorten twee en vier pCt. Oorzaken ?
Ean ongunstige bankstaat, eenige vrees voor
de goud verschepingen en de arbeid der
baissiers onder den invloed van de lage
koperpry'zen, waardoor de noteering van de aandeelen
der wereldmachtige kopertruat werd gedrukt.
Hierby komt gemis aan zaken onder de voor
bereiding der medio rescontre. De eerste grond
voor de intrinsieke waarde der Amer. Spw. waar
den : de recettes blijven evenwel bemoedigend,
veelbelovend. Het grootste weerstandsvermogen
werd door "de Kans. City Southernwaarden
uitgeoefend. De pref. aandeelen en de 3 pC s.
obligatien komen nagenoeg op de noteering
van de vorige week nog voor.
De Atcbiaon heeft een halij. dividend op de
pref. aandeelen aangekondigd. De houders van
pref. aandeelen Francisco kunnen een kwar
taalsdividend knippen.
Den houders van aandeelen en
oprichtersbewy'zen in de mpy tot exploitatie van staats
spoorwegen breng ik, in aansluiting van mijn
bericht der vorige week. in herinnering dat
a.s. Donderdag de inschrijving op de 4 pOts.
uitgifte is opengesteld. Zij kunnen in hun
eigen belang van hun recht van voorkeur by'
de inschry'Hng gebruik maken. Dat ia hun,
op grond van de vergelijking van de voor
waarde voor hunne inschrijving met de nor
male koersen van den laatsten tijd, aan te
bevelen.
Bussum, 13 Dec. 1901. D. STIGTER.
IIUIIIIHItlllllllll
IIMIIIHHIMimi
Men verdoekt ons het volgende op te nemen:
Internationale Fischerei-Ausstellung
Wien 1902.
' Der grosse Umfang, in dem die im September
k.J. in Schwarzenberggarten stattnndende
Internationale Fischerei-Ausstellung gedacht
iat, hat die Ausarbeitung eines ansführlichen
Prospectes durch hervorragende Fachnamer
röthig gemacht. Derselbe komt demiii;hst
in Form eines hübsch ausgestatteten Büshelchens
in 10000 Exemplaren zur Versendung.
Das ausserordentliche Interesse, das der
Ausstellung im In- und Auslande entgegengebracht
wird, zeigt sich in der 'jeraus grossen Zahl
der einlaufenden A n f ragen aus allen Staaten
und den vielen Anmeldungen, die schon heute
gemacht werden. Unter diesen Umsiiinden
wird die Platzfrage eine sehr wichtige sein,
und das Comitéist damit beschadigt, dieselbe
in einer alle Theile befriedignnden Weise zu
lösen. 3o will beispiehweise Triest allein circa
300 Qaadratmeter füreine umfangreiche
Exposition von lebenden Saefischen reserviert aaben.
Diese Fische sollen tajlich in eigenen
Seewasser-Cisternen von Triest hier einlangen nnd
in einer eigenen Kosthalle zubereitet und dem
Publicum verabreicht werden. Dasselbe will
auch die deutsche Hochseefischerei thnn, und
zwar soll für dieae Abtheilung ein grosser
Pavillon erbaut werdea. Um aber auch dem
kleinsten Vertreter der Lar.dfiicherei die
Theilnahme an der Ansstellung zu errröglichen, hat
das Comiténaeh sorgfaltigen Erniijungen die
entsprechenden Ammeldegetü'iren, Platz und
Aquarienmiethen auf ein Minimum
herabgesetzt. So werden die Aquarien zum
Selbstkostenpreise inclusive Piatzmiethe abgegeben.
Das Comitérechnet auf den Verbrauch von
mindestens GOO Aquarien. Das Bureau der
Internationalen Fischerei Ausstellung befindet
sich in Wien, I. Herrengasse Nr. 13 (Lindhaus),
wohin alle Anfragen zu richten, und wo
tiinmtliche auf das Uaternehmen Bezug habenden
Drucksorten unentgeltlich zu haben sind.
tllllllllllllllllllllllllllllllllüll
SNUIFJES.
HE1TSJES
We beleven vreemde tijden. Zoo zei een
van mijn beste vrienden tot me. Derevolutie
heeft zich overal genesteld. Den socialisten
zit zij in 't bloed; de liberalen zijn er, volgens
Kuyper, van doortrokken; de
anlirevjlutionairen tellen in hun club nu ook al een
wilde, en nu is er zelfs ouder de katho
lieken iemand verschenen, die wild en woest
te keer gaat tegen het heiligste wat wij
buiten de kerk bezitten: de Balye van
Utrecht, geboortig uit 't Heilige land, in
't jaar onzes Heeren 1100. De
oneerbiedigheid jegens het oude bestaande zit blijk
baar in de lucht, en als maatschappelijk
ziektegeval beschouwd is het laatste feit,
dat ik je nu noem, wel een zeer spre
iend, en laat ik er dadelijk bijvoegen
Door P A a v u s.
Diep op 't hoofd gedrukt, zijn hooge zwarte
pet met breeden luifel, overschaduwend zijn
bruine, vorschende oogen, een zwart zijden doek
om den rooden nek geknoopt, een helder blauw
boezeroen, en een grosnig zwait fluweelen broek,
zoo is de dagelijksclie dracht, van Sarn, wanneer
hij op zijn stevige groent eukar zit, met een
stram zetje van den hok springt bij de klanten
en ze ijverig bedient.
De kar met weelderige kleuren-mengeling
van schel- en dof-groen, zacht- en diep-»eel,
hel-rood en paarsch wordt getrokken door een
hit, glanzend van huid, zwaar van vleesch.
Sam's waren zijn puik.
Zijn prijzen afwisselend.
Wie hij m3t koopmans-gladheid bedotten kan,
betaalt zeer duur.
Wie leepheid tegenover leepheid plaatsf, ont
wapent hem en krijgt een keur van malsche
groenten en heerlijke vruchten, tegen matigen
prijs.
Da acht-en-veert'gjarige groentenboer, met
zijn oolijk, blozend, orgescaoren stoppel-gezicht,
heeft een aangeboren zin voor humor, dien hij
onbewust den kop indrukt, om pronKend met
gemaakten ernst, de tale Kanaiias te bezigen.
Grappen missen op hem nooit hun uitwerking.
Zijn rechte mond met dunne vochtige lippen
ontspant zich ia een breedea grijns, een dof
gegrinnik laat hij hoorep, zijn schrandere
oogen flikkeren, zoodra een malligheid zijn platte,
verweerde, met btekelharen begroeide ooren kietelt.
Wil hij liefst een antwoord schuldig blijven,
dan perst hij met een smak zijn lipp;n op eikair,
en maakt snuffjl-gehüden met zijn geestigen
haviksneu".
Rederijk wordt Sam, zoodra men een ern
stige wending aan 't gesprek geeft.
Tóch zou het nog kunnen gebeuren, Sam,
dat de Engelschen ten slotte overwonnen en dat
onze brave Boeren voor de overmacht moesten
zwichten....
MenEch! dat ik zoo'n Gadslastering uit
jou mond moet vernemen! . . .
Ik geloof niet, dat Sam, iemand anders dan
onzen-lieven-Heer, ooit met u heeft aangesproken.
Godslastering, Sam ? hoe heb ik 't met je ?
//Eu roep mij aan in dtn dag der benauwd
heid : ik zal er u Uithelpen en gij zult mij
vreezen". .. .
Onder den breeden klep, twee vorschende
oogeu uittartend op mij gericht.
Denk jij soms, dat de Engelschen God
niet aanroepen en krachtig bidden m deze dagen
der benauwdheid?
Lippen-en-neus concert. Weemoedig hoofd
schudden. Sam kennelijk begaan met mijn gt mis
aan doorzicht.
»A1 ging ik ook in een dal der schaduwen
des doods, ik zou geen kwaad vreezen, want
gij zijt .met mij; uw stok en uw staf die ver
troosten mij".... O ! Zóó, uou jij !...
Al zei je al de psalmen Davids voor mij op,
Sam, je ban mij niet overtuigen, dat mijn angst
voor het lot der Boeren ongegrond is.
??Je bent krek zoj'n wijsueus als de meeste
aarde-menschen. Jullie wilt de oppermacht van
het Opperwezen, versta-je rne gojd, van den
Heer der Heirscbareo, van Israëls God, van den
God van Abraham, Isaü't en Jacob besnoeien.
Maar de Heere Gjd kat zijn macht niet
besnoeier, 't lijkt er niks naar Zie-je, ik wil
maar zeggen, as dat de Boeren wis-en-rtrie zeilen
overwinnen. God zelf staat aan hun spits. Hij
strijdt met ziju kinderen, en zou-jij nou in js
onnoozelheid van aarde-mensch denker, dat
God al de Engelsel'.en ijiet kan vernietigen,
wanneer Hij de ure gekomen dacht, met het
vuur uit zijn heiligen hemel?...
Sim, als de Boeren de eindoverwinning
behalen, krijg je een kistje lekkere sigaren van
me, om Zindags te rooken.
'k Hou je an je woord. Je bent er an
vast.
Heel goed.
Ex'ra fijne tafelperen ? Kom! nt-em het
heele mandjf, dan ben ik ze kwijt.
Hoe duur ?
Voor jou cén daaldertje.
Een daalder ! ?. . Ik zeg net als
Hildebratd: Een daalder op je oogen!... En weet-je
wie Hildebrand is ?
Nes!_ niks gedaan! 't kan me niet schelen.
H^b-je nooit van Hildebrand gelezen ':
Zal-ik je een mooi boek van hem leenen om
Zondags te le?ea ?
Dankje schrikkelijk.
. Waarom niet ?
Je boeken zijn me te wereldse'1, krek zoo
als j; zei vers benf, ik lees Zondags nooit anders
as de Bijbel en Thomas i Kempis.
Nooit anders ? . . .
Van z'n leven niet. Dut bemie beste
boeker, het audere is uit den booze.. . .
iiiniiiMmiiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiiHuini
een uiterst verontrustend geval. Want het
nieuwe slachtoffer draagt den naam van
Jonkheer Victor de Sluere. Nietwaar, op
wien zou je eer vast gerekend hebben
als een helper, om een antiquiteit te bewaren,
dan op dien referendaris, die meermalen zijn
liefde voor het antiquarische zoo klaar
deed uitblinken, dat het wel eens den schijn
had of hij het moderr.c tot een antiquiteit
wou maken, opdat hij dan toch maar zou
kunnen rondwandelen in een wereld, die
zich voortdurend yerhngde in oudheid.
Natuurlijk heeft de srl/ijitbaar
revolufionaire redevoering van DeSi.uersindeKanier
haast iedereen verrast, en ik kan zoo he
grijpen dat Schaepman, zooals ik hoorde ver
tellen, hem na afl >op van zijn mooie speech
apart heeft genomen om hem onder 't o:>g
te brengen, dat hij, als hij dus doorging,
een gevaar voor de kerk zelve zou worden,
omdat men, zich eens in zulk een richting
bewegende, even als de ketters, ten slotte
ook het allerheiligste niet ontzag. Eén van
mijn vrienden, die dicht bij de mïnistertafel
zit, heeft ook Kuyper tot Harte (noren (luis
teren ; wie speelde jullie zoo'n It-jbespière in
je club? Waarop Harte geantwoord moet
hebben: Is 't niet een schandaal!... Kijk,
daar gaat Sshaper hem een handje geven ...
De vent is als een devoot man op het ziek
bed geworpen en hersteld als ... socialist...
E» Kuyper, die geen gelegenheid laat voor
bijgaan om een mop te tappen nu hij aan
de groene tafel zit, en die mijn vriend Tak
niet kent, lachte eens hartelijk: Ja wel...
nu is hij hersteld als de eerste socialist
podagrist.
Nu kan ik niet tegenspreken, dat er in
de manier, waarop De Stuers de zaak be
sprak, iets klasseristnjdachtigs vit/1 waar
te nemen. Dat zaaien van ontevredenheid,
Maar Sim! wat ben je bekrompen! Hil
debrand was een dominee . . . een fijne dominee,
daar ! . . wil je 'r nu. nóg niets van weten ?
Dank je. Da Bijbel en Tbomas a Kempis,
anders heit een aarde-mensch niet noodig. Hoe
denk je, over de peren ?
Ik denk er niet over.
Wees wijzer! Ze benne fffjt.jes lekker....
Hoeveel zijn er in het mandje ?
Een kleine dertig. . . .
Ein gulden kan je krijgen. . . .
Eén guldentje ? . . . wat bé' j? weer
zuinig.... Al!a da maar, 'k krijg tóch Begaren
van je. ...
Daar kan je op rekenen ; 'k hoop, dat je
ze spoedig zal rooken.
't li te wenschen. Prachtige tomaten ?...
Lus je tomaten ? . . .
Heerlijk !
? Neem ze dan ; 'k heit ze zelvers nooit
geproefd... Een rijke-lui's kos'je. Kom, neem
een piar pondjes.
Hoeveel?
Dubbeltje 't psad voor jou ....
Goed, geef me twee pond.
Sam reikte mij de mand met de
glanzendroode, mollige vruchten.
j Weeg maar af, 'k heb me schalen vergeten...
Kom binnen, Sam. In de keuken zal ik
ze afwegen, waar je bij staat ....
Sam ontlastte zijn breeie kaken van het
overtollige bruine speeksel, aangevoerd door
zij a scherpe pruim tabak, bleef aan de deur
staan en maakte een meewarig handgebaar in
de richting van zijn onder de steil-rtchte pet
verscholen voorhoofd.
Weeg maar op je eentje, hoor ! Je zal
Simme'je niet foppen.
Sam, wat beu je toch in je nofp'es van
daag .... omdat de Boeren zullen overwinnen
en jij sigaartjes zal roakeu ?. . . .
'k Hoop 't spoedig waar-te-nemen. Esn
aarde-menscii kan er gauw genoeg uit zijn ....
Kom ! je ben n''g zoo'n jonge vent. . . .
Oiid of joak, 't doet er niet toe. Allemaal
sturen we op de eeuwigheid an. . . .
Verlang je wel eens naar de eeuwigheid P
Mond-trekkingen, Iippen-ge5tnak,neus-geschal,
loenzen onder den pet-luifel .... Toen, kor
daat ontkennend hoofdschudden.
Nee, hoor ! Een aarde-rnensch zit tnc'i
wel zóó vast an de aard, dat 't liefhebberij
is.... We praten graa,' over de eeuwige
zaligheid, maar, nauwelijks leit ren uiensch ziek,
of het kermt in z'n binnenst : Heere God ! hou
al uw moois nog een beetje. ... uw aarde is
óók schoon. . . . laat mij fair uw lof verkon
digen. De eeuwigheid, hé?..., 'c Pakt een
aardemeusch in z'n scharnieren as ie dïu'irovir
gaat prakkezeeren.
We zullen de eeuwigheid maar rustig
tegemoeS gaan, Sam. . . .
Nooit hab ik zóó ree! over het
eeuwigleven en de hemel-vreugde giprakkezeerd, as na
de dood van me moeder zaliger. . . .
Hoe zoo ?
Kepot ben ik er van geweest. . . . Zes
weken lai g. ... wat ik je zeg moeder dood. . . .
die goii-, brave ziel.... weet.je, vleesch kan
geen v'e;sch missen. . . . We hadden 'r motten
afstaan. . . . geen moedertje met r. . . .
Zou-ze de hemel-vreugde deelacatig ziju?
dacht ik, gedurig.... Zou me moedeitj? nou
knielen vcor Gods troon? Zou-ze wandilen in
't eeuwige L'cht ?. . . . Zou-ze tot Ziju glorie
zijl i£gej;a'iu ? Zou me ouwe moedertje nou
ifïitief hemelvreugde smaken? 'k Was er niet
zeker van, en zit-je, die gedac'ite liet me niet
meer los.... dag noch nacht.... .-os weken
lang.... maar, toen wist 'k 't. ... moeder was
de hemdvieugde deelachtig....
Hoe wist-je 't Sam ?
'k Zal het js exple«eeren. . . . Zes weken
na a'r dood, ging ik na 'r, station, om me zuster
af-te halen, die ua moeders bi-gi aU'iuis nog niet
thuis was geweest.... Me gtest hong zwaar
over me zuster. . . . Hoe kou ik bet schepsel
troosten ? 'k was het zelvera niet eens, over
de hemel-vreugde. . . .
't Was eeii lange weg naar 't station... ik,
altoos aan 't prakkezeertn . . . toen, op-cens, wist
ik 't ! Is kon me zus troosten, wanf, klaarheid
was over megekomire. . . . Duidelijk . . . stevig. ..
dadrl Zoo as ik hier die mand beetpak, zóó
pak' c wie liet woord : Al waren uwe zonden
als scharlaken, zij zullen wit worden a's sneeuw,
al waren zij rood als karmozijn, zij zullen wor
den als witte wol."
Heere, God ! dacht ik, nou heb ik u ! d;U is
uw eigen woord en uw woord zult gij gestand
(!oer>, tot m alle eeuwigheid!... We treurden
uoïom 't meusch, maar, hél andtrs, met
ootmoedigen, onderworpen geest, we wisten, zeker,
dat zoo'n braaf menfc'jie, wier zonden niet eeus
als scharlaken waren, dan toch zéktr most zijn
iagrgaau tot de hemelvreugde. . . .
Prachtige andijvie? Kijk 's ! geel als gou j...
kom ! . . .
Dack je, Sam. Voor vandaag heb ik
genoeg.
/.eg . . . Sam ! Die eeuwigheid hè? . . . eeuwig,
dat speculeeren op de hebzucht van de
minder met aardsche goederen bedeelde
kamerleden ; dat spreken van »een instel
ling tot bedeeling van vermogenden" in
derdaad, daar was een luchtje aan. En
waarom behoefden nu juist cijfers genoemd
te worden, cijfers van geld, die altijd zoo
op de fantasie van de minder bedeelden
werken? »Dd landcomruandeur en de
coadjutor ontvangen vast, ?5500, de ridders
ook een groote som ; bovendien wordt het
saldo jaarlijks verdeeld, waarvan de
landcommandeur f 1HJO vast ontvangt. Spreker
hoopt, dat de minister van Justitie deze
zaak eens zal nakijken.''
Waartoe behoeft dat nu voorgesteld te
worden als een bedrijf van roof', waarbij
de Minister van Justitie te pas moet komen !
Ook kan ik niet goedkeuren, dat Da
Stuers er de Duiischers bij heeft gehaald,
om hun te verwijten, dat zij de lieftallige
Hollandsche meisjes zoeken om lid van de
B.ilye te worden. Als keizer Wilhelm, dat
leest. . . .
Maar 't allerminst kan ik me vereenigen
met den stelregel, welken onze referendaris
zoo en passant heeft gehuldigd, als ware
die niet aan bedenking onderhevig, dat n. I.
de wet geen bescherming mag geven aan
instellingen, welke groote sommen
verschair-n aan raenschen, die er niets voor
doen; ja wat merr zegt, dat een parodie
te noemen. Een pnrodie .' .'
Mijn lieve hemel, waar blijft men met
zulke beginselen in een geordenden Slaat?....
Op die manier zou het Ilijk geen enkele
sinecure langer rijk mogen bezoldigen ;
zou het zelfs ongeoorloofd zijn postjes te
scheppen om vriendjes onder dak te bren
gen ---- zouden alle Staatsbegrootingen
moeten worden gecorrigeerd, en om nu maar
eeuwig hetzelfde... en wij menschsn zijn zoo
j wispelturig... als ons die eeuwigheid maar
bevalt...
Angst-uitdrukking in Sam's oogen.
Mensc't, maak me asjeblief niet beroerd ...
't is toch kaasjeweel ... je spreekt m'a
verborgenste gedachte uit.... We motte er het
beste van hopen.
Zeldzaam vlug sprong hij op zij a kar.
Zie-je, ik ben efn bedrijvig leven ge
woon ... voor den rijkdom is dat wat anders....
Ik was me hetle leven in de bedrijvigheid...
ea dan eeuwig stil-zittcn en lof-zingen....
Vooruit! beestje ! alloo, Vos ! . . .
Ajuus, tot morgen as God blief....
piiiminiiimimmiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiMiiiniiiHiiiiiiiiiitii
iiMMiiiimiiinii
iiniiiiiiumiiiiiiiiiiiiiiimiii
Oot een strijd
Antivoord aan den heer J. A. Helper Sesbnigger.
(Zie dit Weekblad 24 Nov. j.l. bl. 8)
Zijnde noch theoloog noch lid van eene
Chr. Off. Vereeni^ing, maar een gepons. overste
van de marine; die behalve dit z.g. Christelijke
nog andere werelddeelen zag : die den predikant
G. F. Haspels hoogachting toedraagt o. m.
omdat hg onverplicht moeders pappot verliet
en varen ging op »ie Hoop"; die den mij
onbekenden heer Helper Sesbrugger wel be
wondering toedragen moet, omdat ZEd. naar
de mate van zy'ne groote kennis «Weerloos
heid" een boekje noemen durft, te^en welk
werk ik opzie; veroorloof ik mij in groote
omtrekken de poging om toenadering te brengen
tusschen die beide maatschappelijke stryders.
Terecht noemen beiden en ik den oorlog
een gruwel. De heer S bestrijit dien in alle
opzichten, maar mag ik dienaangaande ZEd.
beleefJelyk opmerken dat by zelf te velde,
ten strijde, ten oorlog trekt tegen den heer
H. en hem vragen of hij dat doende wel het
recht heeft den oorlog tusschen twee Staten
te bannen, als hy zich bedenkt dat dikwijls
»de pen nog dieper wonden slaat dan het
zwaard". Galooft ZEd. in waarheid dat hij
meer zou vermogen dan de Vredesconferentie?
Gelooft hij, hij streed zeif, dat het «Vrede op
aarde" in een te voorzien tijdsbestek eene
waarheid wezen zal, waar de eene bloem eene
andere niet verdraagt, waar dn grootere plant
eene kleinere verstikt, en waar menschen en
staten het eene dikwijls goed noemen wat de
andere slecht heet?
Zoolarg die toestand bestaat, er zijn nog
menscheneters ook, en eene betere orde van
zaken in dit wereldbestier niet is ingetreden,
welke te langer uitblijven zal, naar mate alleen
overreding die verandering bewerken moet,
zal strijd blijven bestaan. Ontkenne dat
wie wil.
Indien de hear S den oorlog op grond van
bijbelteksten onchristelyk noemen wil, dan
ben ik eerder geneigd aan de toepasselykheid
te twijfflen van de door hem aangohaalde
teksten (men zie zijne op eene laatste alinea)
bij uitsluiting van vele andere, dan aan Gads
Almacht die het Al bestiert en die den oorlog,
het kwade, den Duivel z.g, soms toelaat, naar
mijne bescheiden berustende meening, om met
grooteren sprong in wyderen kring den
eindzegen van het goede in hoogere mate ten
laatste deelachtig te doen zy'n.
De oorlog een gruwel, menschemnoord,
zekerlijk. De heer II. dit beamende, en niet
temin dien gruwel in nog zoo veel mogelijke
christelyke of, is dit soms den heer S. liever,
minder onedele banden willende slaan, hseft
daarmede het oog op het werkelijke hedef,
de heer S. daarentegen ziet den idealen toe
komstdroom-staat, waarin de eene bloem de
andere verdraagt. Beide trachten het treurige
bestaande gebjuw omver te halen, de heer
II. doet het beginnende met het dak, de heer
S. staat onderaan te schudden aan den eersten
steen, waaraan geen wrikken is door den
daarop staanden druk.
Ik zou denken dat iedereen het dikwijls
moeilijke leven het beste opneemt bij de
troostvolle gedachte, dat dit leven te leven een
plicht is hem door eene hoogste macht
opgelegl, dien hij zich liefst niet anders deriken
zal dan te wenschen dat het, in hare oogen,
goede door 's menschen doen en laten te
zijner wijding bevorderd worden zal naar zijne
krachten, des noods, zooals we dat ook zien
gebeuren, door strijd, moet hut zijn ten koste
van ors leven.
Ons, och zoo klein stipje land kan als staat
tegenover de ons omringende groote wereld,
alleen doen naar buiten wat behoorlijk is, we
zouden_ anders al spoedig op de vingers worden
iets te noemen, een instelling waarop wij
allen, ik hoop De Stuers niet uitgezonderd,
trots zijn .... waar bleef zelfs morgen het
Militaire Huis? Bovendien, zoo zei de
Jonkheer verder, stuit men bij naeVr
ouderzoek op schreeuwende onrechtvaardighe
den. Is 't niet-of ja Domela Xieuwentiuis
hoort ! Alsof die schreeuwende onrecht
vaardigheden er niet behoorden te zijn in
deze wereld om de stille rechtvaardigheden
te doen uitkomen; de schreeuwende on
rechtvaardigheden weg te nemen?ik vraag
het elk weldenkendclericaal en liberaal... .i»
dat nu niet, een nivelleeren van al l es tegelijk !
Kn toch sta ik in dit geval, bij zooveel
dat ik tegen zijn manier van optreden heb
aan te voeren, aan De Steurs' zij. Daar
is in die heele Ualye iets wat, mij ten
zeerste mishaagt, en wat mij het, volkomen
begrijpelijk maakt, dat De Steurs als an
tiquaar (iat ding niet luchten of zien kan.
Want \\elbeschouwuis het een verbasterde,
een onechte, een valsche antiquité; een van
die oudheden, die later geresiaurterd zijn,
buiten alle verband met den
oorspronkeiijken bouw en de bestemming van het perceel ;
een van die afschuwelijke dingen, waar De
Steurs even als ik alles van weet. Welnu
die Jjilve heeft, om mij lü'nr een parle
mentair voorbeeld uittedrukken, zijn oude
plunje als kloosterorde afgelegd, heeft den
»>varen christelijken godsdienst" omhelsd,
aan de beschaving van JY.thaueu en Wenden
zich verder niet gelegen laten zijn, en mest
zich zelf met het geld door Katholieken
bijeen gebracht vet.
Nu heeft, ik ben er zeker van, Da
Stutrs niets tegen den «waren Christelijken
Godsdienst". Even graag als hij zelf'
protestantsche kerken restaureert, die vroeger
katholiek waren, zou hij ook deze oudheid
getikt. Laat dit ons voortdurend doen streven
om onze geringe beteekenis te doen, steunen
op humanisme, onbereikbaar als we niet met
een analoog op goede wetten en rechten steunend
patriotisme beginner, dat ons niet weerloos
vinden mag als het kwade zich van buitenslands
aan ons opdringen wil.
Wat goed of kwaad is, dat hebbe eenieder
te beoordeelen onder verantwoordelijkheid aan
eene hoogere macht die ons menschwaardig
bestaan wegen zal.
Tegenover het zoo vruchtbare kwade even
als een Tolstoi »die Wsffan nieder! ? neen,
in 't geweer! Onze pennen nat, ons kruit
droog, onze verantwoordelijkheid voor oogen.
C. VREEDE.
Jong Holland.
Den medewerkers en lezers van
Rolland, halfm. tijdschrift voor Littera
tuur, Beeldende Kunsten en Muziek".
Jong Holland's laatste nummer (2a jaarg.
no. 11) bracht den lezers mijn bericht dat ik
heb ontslag genomen als redacteur- voor- litte
ratuur. Het is m\j gebleken dat door het bijschrift
van den hoofd-redacteur een verkeerde voor
stelling van de toedracht der zaak is ontstaan.
Daarom acht ik mij tot een rectificatie verplicht
en waar de beschikbare ruimte een uitvoerige
uiteenzetting niet toelaat wil ik in de
volgende punten kortelyk een verklaring geven.
a Nimmer heeft de hoofd- redacteur uit
eigen beweging mij verzocht ontslag te nemen.
Toen het bestuur van J. JI. mij onvoldoende
bleek, deed ik een voorstel tot wijziging der
redactie en gaf vrij duidolyk te kennen dat ik
my'n verbintetis met J. H zou doen eindigen
wanneer dat voorstel niet aangenomen werd.
De hoofd- redacteur meldde my' het voorstel
niet te kunr.en accepteeren, (blijk gevende te
hebben begrepen wat van zijn weigering het
gevolg zou zy'n); daarop nam ik ontslag.
b. Dat een aantal medewerkers met mij hun
steun aan het tijdschrift ontzegden, zal begrij
pelijk worden wanneer ik verklaar dat deze
door mijn bemiddelirg tot J. H kwamen. Het
noemen van enkele pseudoniemen bij de opgave
hunner namen, was niet om J. H. «afbreuk"
te doen, maar noodzakelijk daar sommige der
medewerkers die a onder eigen naam n achter
een pseudoniem zich verschuilend bijdragen
hebben doen opnemen, tegenover het publiek
niet n maar twee medewerkers vertegen
woordigden.
c. Tegenover de bewering van den hoofd
redacteur stel ik my'n positieve verklaring dat
een oppositie-voeren tegen J. H. geenszins in
my'n bedoeling ligt.
Dit kan volstaan. Aan een evectnëele repliek
zal ik geen aandacht geven.
Dan redactie van dit weekblad my'n dank
voor de ruimte.
Bagin Dac. 1901. P. KOO.TIEX.
Aan de Redactie van Dj Amsterdammer
Weekblad voor Nederland.
't Binnenhuis".
De ondergeteekenden brengen ter algemeene
kennis dat zij opgehouden hebben medewer
kers te zijn aan »'t Binnenhuis", Rokin 120
te Amsterdam.
Redenen, varj principieele verschillen met
heeren Commissarissen en Directeuren, betref
fende een door de medewerkers voorstelde
en in hun oog billijke en noodzakelijke in
wendige reorganisatie, hebben tot het be
sluit geleid gezamenlijk als medewerkers aan
»'t Binnenhuis" te bedanken.
II. Baanders, batikker; Mevr. Baars
Lsverington, borduurster; K. J. C. de Bazel,
architect; Jos. Th. J. Cuypers, architect; Jan
Eissenlotfï:)!, metaalbewerker; M. J J. Hack,
beeldhouwer; Emilie Kerckhcff, sierkunstenares-;
J J Chr. Lsbeau, batikker; Le Nobel, glasetser;
Labots, glasetser; J. L. M. Lauweriks, sier
kunstenaaar; Will. J. ran der Maarel, weefster;
J. Mendes da Costa, beeldhouwer; Jessarun
de Mesquita, sierkunstenaar; H. W. Mol,
architect; Th. Molkeriboer, sierkunstenaar;
W. Penaat, meubelmaker; George Rueter, sier
kunstenaar en illustrator; mevr. G. Rueter
de Lang, sierkur.stenares; Joh. Smits, boek
binder en versierder; J. C. Strijbos, meubel
maker; J. Stuyt, architect; E Sara C. de
S wart, beeldhouwster; J. G. Veldheer, illus
trator ; II. W. P. de Vries Jr., sierkunstenaar;
II. Walenkamp, architect; Marie J. van der
Weyde, wetfster; F. Zwollo, ciseleur.
Amsterdam, 12 Dacember 1001.
uilMiiiiHiiiiiiiimiiniiilimiiiiiiiiminiiiiiiiiiiiliiiiinniiiiiiBt
zijn goede zorgen wilden wijden maar,
dat is het nu juist: deze tot in den grond
bedorven antiquiteit is op geen enkele
manier meer te hervormen, tot iets, dat op
zijn oorspronkelijken bouw gelijkt, en al
vind je daar nu de heerlijkste combinatie,
die op dit aardrijk kan worden bedacht:
de innige samenwerking van den «waren
christelijken godsdienst" met een aardig
sommetje geld, dan moet voor een eenvoudig
en eerlijk gemoed als het mijne en als dat
van den Referendaris zoo'n misbaksel toch
de wereld uit. Dat moge revolutionair
lijken, voor iemand dietotdendiepstengror.d
van menschelijke overleggingen wét door te
dringen bh] k t het veel<er te zijn zuiver
rationeel en, niet in de booze, maar in de
hoogste en heiligste beteekecis van 't woord :
reactionair. Zoo behoeft er dan ook vol
strekt geen vrees te bestaan, dat De Stuers
een kind der revolutie is geworden, of dat
hij ons in 't algemeen van de zegeningen
van den f'eudalen tijd zou willen berooven,
door b.v. den adel, die hoogwassende bloem
der inensehheid, uit te roeien, en zelf zijn
jonkheerschap als een schreeuwende onrecht
vaardigheid of' een kwetsende verheffing
van eigen voornaamheid den bons te geven.
Ik geloof' vast, dat hij, naar 't schoone
woord van Prins Hendrik (den vroegere)
waaraan Worrnser eergister nog in den
Raad herinnerde, al lijkt het niet precies
op een bijbelwoord !: »wie zichzelf' verwerpt,
is waard dat hij weggeworpen wordt,"
zich zelf niet zal weggooien, noch zich
onttrekken zal zijn blausv bloed voor den
gepriviligeerden stand te doen vloeien, als
Jan Rap hem en de zijnen van de barricade
bedreigt. Zoo zie je alweer, dat er meer
gelijk dan eigen is ook in de antiqua
rische wereld.