De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 15 december pagina 6

15 december 1901 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1277 zy weren den wreeden heerscher zoo lang mogelijk. Ik hoop dat deze aanduidingen volstaan. Afdalen tot in bizonderheden, een verklaring zoeken voor elk woord, een zinnebeeld naspeuren in elk onderdeel der handeling het trekt me niet aan. Een dergelijk dichterswerk moet in 't groot gezien worden, van de details gaan hoofdzakelijk suggestie uit ter completeering met fantazie, waar 't vernuft licht falen kon, of zich laten verleiden tot een Megfeunde van verdachte reputatie. Over het verschil van beteekenis, in den titel uitgedrukt, zal nu ook wel niemand in 't onzekere zijn. Blauwbaard wordt niet gedood, en zy'n vrouwen zijn ook maar tijdelijk als dood. Haar bevrijding is nutteloos, omdat ze altijd blijven willen in het schoone kasteel, waar telkens weer een nieuwe Ariane ze met bruidschatten tooien zal, en waar telkens weer de terugkeerende Blauwbaard ze bereid zal vinden in de duisternis at te dalen. Het sleuteltj e valt niet, het bloed is er niet, de uiterlijke griezeligheden der volksdichting zy'n verdwenen, en waar by Grimm (die van geen sleuteltje spreekt maar van een ei: de kiem van nieuw leven !) weder opgewekt wordt uit den doode door saamvoeging van afgekapte ledematen, laat Maeterliock de vrouwen levenddood in geloovige dulding verbeiden de komst van het nieuw leven brengende licht. Hiermee kan ik eindigen. Alleen nog dit. Welke beteekenis is er te hechten aan de namen der zusters, in verband met de plaats die zy elk in Maeterlinck's vorige drama's innemen, en tevens in verband met het slot van deze gedramatizeerde sproke, dat de illustratie geeft op den by' titel Undéliorance inwtüe?" Ik waag geen stellig antwoord. Ik weet niet of de dichter een stellig antwoord zou geven, een antwoord, scherphelder als het lemmer van een allen twijfel wegkappend mes. 'k Zou ermee tevreden zy i indien niet. Maar ik wil hierop wijzen. Dat al deze namen, hier van de zomerbruiden der aarde, in de drama's gedragen worden door teere maagden, wier noodlot is de liefde of de dood, of beide. En wier ziel zich aan deze willig offert. Dat zegt my iets. En voor mijn gevoel completeer ik het met dit fragment uit Le trésor des humbles": II semble que la femme soit plus que nous sujette aux destinées Elle les subit avec une simplicitébien plus grande. Elle nelutte jamais sincèrement contre elles." Naar een geheel andere wereld van sym boliek zy'n we hiermede afgedwaald. Ver van de natuur-mythe. Maar is niet de dichter de verband-voeler tusscben het schoone van reëel en ideëel beide, is niet zy'n wijsheid eene die grenslijnen wegwischt, noodig voor het kortzichtiger verstand ? (Slot volgt.) W. G. VAN NOBHUYS. De levensberichten der Maatschappij van Nederlandsche Letterende. Ieder najaar, in 't laatst van October of 't begin van November, ontvangen de leden der Leidsche Maatschappij van Nederlandsche Let terkunde een boekdeel Levensberichten der afgestorven Medeleden. Van deze min of meer eerwaardige gewoonte meen ik geen kwaad woord te zeggen. Veel liever zou het mij zijn haar onbepaald goed te keuren, ook al weet ik, dat er in de laatste jaren stemmen worden vernomen, die met de levensberichten zelve minder dan redelyk tevreden zy'n. Maar de onvoldaanheid over hetgeen nu en dan onder den naam levensbericht" gedrukt, en den lezers ter herinnering aan hunne medeleden wordt toegezonden, mag toch geen onverbid delijke reden zijn om de zaak zelve af te keuren. Ik kan my begrijpen, dat menigeen ontevreden wordt, als hy' aan zoo'n levensbericht met belangstelling en ingenomenheid begint, maar het na lezing van een paar bladzijden moet ter zijde leggen, omdat het door over lading mei vele onnoodige bijzonderheden vermoeit, of door onbeduidendheid verveelt; maar dit mag slechts eene reden zy'n om op middelen te jeinzen, die verbetering brengen, en niet eene aanleiding om de levensberichten" ai te schaffen Want in het stelsel zelf, in het denkbeeld om in de jaarboeken der Maatschappij van Nederlandsche letterkunde de biographieën harer medeleden van vroeger en later op te nemen, is te veel goeds om het te schenden of te krenken. En nu weten mijne lezers op welk standpunt ik mij plaats by' de opmerkingen en wenschen, die hier volgen gaan. Want ja, het behoeft niet verzwegen te worden, dat menig levens bericht een mensch uit zy'n humeur brengt, en dat ook het boekdeeltje, waarin de over leden leden van't vorige jaar worden herdacht", maar zeer matige waarde heeft. AI dadelijk moet gezegd, dat volstrekt niet alle afgestorven leden voor een levensbericht in de gunst komen. De n behoort tot de uitverkorenen, de ander wordt buitengesloten. Niet uit partijdigheid, of met booze bedoelingen, maar omdat het bestuur niet alty'd een biograaf kan vinden, die zich bereid verklaart den overledene uit te lichten. Wat is daaraan te doen, zal men zeggen. Het Bestuur van Letterkunde" kan toch niet zelve van al de leden der vereeniging de doopcedels lichten en hunne familiën gaan raad plegen o f er 't intieme leven van wijlen de dames en heeren X, IJ en Z ? Als de vrienden en kennissen, die geacht kunnen worden op de hoogte van een en ander te zyn, niet spreken willen, en niet tot schrijven te bewegen zyn, kan het bestuur slechts berusten, en niets meer, in 't feit, dat de dooden dan maar onbe sproken en onbeschreven in vrede rusten moeten. Dat wil zeggen, het zou er toch al heel vreemd naar toe moeten gaan, indien van een lid van letterkunde" niet zooseel gegevens omtrent zyn doen en laten, met geboorte- en sterfdag er bij, door het bestuur byeen te brengen zouden zyn als noodig is, om er een kroniekje van te maken ! Laat het bestuur dat dan ook doen! Dan zou er op deze wyze meteen een einde kunnen komen aan de niet langer vol te houden manier om ook van de donkerste het woord is van Hooft om ook van de donkerste personen uit de lange ledenlijst een epos te willen geven. Zoo als 't nu toegaat, gebeurt het, dat deze of gene persoonlijkheid van werkelijk letter kundige beteekenis veronwaard wordt, of met een yrierdelyk afscheidswoordje van een paar bladzijden afgehandeld, terwy'l aan letterkundige onbekendheden, maar die b.v. een voor hunne familie en kennissen belangrijk leven hebben geleid en een lang ziekbed stichtelijk doorston den, wy'dloopige beschouwingen worden gegeven. Ik wil niet onbillijk zyn, of te hooge eischen stellen, maar zou de Leidache Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde niet een voorbeeld kunnen nemen b.v. aan Anton Bettelheim's Biographisches Jahrbuch und Dewlscher Nekrolog, waarin aan alle overleden Duitschera van eenige beteekenis of waarde een plaatsje wordt ge schonken ? Weet men welke manier Bettelheim volgt ? Hy geeft aan 't eind van ieder jaar eene alphabetische doodenlyst met de namen, van wie ook maar eventjes op een beetje her innering aanspraak maken, evengoed als van degenen, die een onsteifelyken naam verwierven. Maar van den een vermeldt hy geboorte- en sterfjaar met en benevens de bekend geworden bijzonderheden van hun meer of minder ver dienstelijk werk, en van den ander zorgt hij voor een beeld ten voeten uit, en voor de juiste aanwijzing van den lichtstreep, dien zij in dit leven hebben achtergelaten. Bettelheim's Jahr buch und Nekrolog is op deze wyze een boek van blijvende waarde; niet alleen, omdat aan alle Duitschers van eenige beteekenis een grafsteen met een opschrift is gegeven, hetgeen in sommige gevallen voor 't naslaan van eenige historische bijzonderheid aan 't nageslacht van nut kan zyn, maar vooral, omdat hij van zijne verdere beroemde tijdgenooten naar de mate van hun levensinhoud meer of minder uitvoerige necrologieën geeft. Zoo en in dien zin doet hij dit, dat meer dan ne biographie in zy'n Jahrbuch tegelijk eene bladzijde geschiedenis werd van den kring, waarin de overledene leefde. De levensbeschrijvingen b.v. van Bismarck en Georg Ebers, die men in 't jaarboek voor 1899 vindt, zy'n u biographieën n tydbeelden. Welnu, het is volstrekt geen schande, als het bestuur van letterkunde" aan Bettelheim's werk een voorbeeld neemt, en in dien geest op voorstellen zint ter hervorming en vernieuwing der levensberichten. In den thans verschenen bundel, die voor 1901, zyn er een tiental levensberichten byeen genomen. Meest alle zyn ze leesbaar, maar er zy'n er niet veel onder, die een bly'venden indruk nalaten. Sommige hadden genoeg aan eene bladzijde of twintig, andere zyn tot meer dan driemaal dien omvang uitgebreid. Daar is een waardeerend woord des heeren G. J. van der Hoeve, gewy'd aan de nagedachtenis van ds. C. J. van Bemmel Suyk, den dorpspredikant met gezegenden invloed in eene kleine gemeente, waar ne of enkele ry'ke familiën den beminden dominee in staat stellen al datgene tot stand te brengen, wat voor 't stoffely'k en geestelijk welzijn der mindere gemeenteleden in de tweede helft der 19de eeuw noodig werd Maar natuurly'k; in de verhoudingen van 't dorpsleven is een nieuw orgel in da kerk, en 't oprichten van eene ... naaischool niet ongelijk aan eene wereldgebeurtenis, glimlacht de lezer. En zelfs spijt het hem een beetje, dat uit V. d. Hoeve's biographie blijkt, hoe zyn held eigenlgk als dichter niet naar voren is gekomen, en als romanschrijver naar achteren gedrongen is. Hy was in den studenten-almanak van 1863 zelfs met een drietal gedichten in 't kry't gekomen, had de ramp van een fabrieksbrand helpen lenigen door een poëem Een dag op den berg Rartnel... maar verder scby'nt hij den gebonden styl voor 't proza te hebben verwisseld. En nu verschenen eerst (onder 't pseudium Marius) Vrouwenliefde en Vrouwen leed, 1864, acht jaren later een verhaal De Home, 2 deelen; beide boeken hebben echter alleen in de leesgezelschappen hun weg ge vonden, en zijn thans vergeten. Nu volgt wijten D. E. Siegenbeek van Heukelom, door prof. dr. T. Zaaijer. Het kleine stuk is met innigheid geschreven, mee de sympathie van een bemiLd leermeester voor een geliefd leerling. Er is bovendien een voorbeeld van kloeken wil en volgehouden kracht in deze biographische schets. Wijlen dr. Van Heukelom was 30 jaar, toen hy' zy'n studiën begon, en hy' was er slechts 50, toen hy werd afgeroepen van zijn werk; maar toch is die ty'd voldoende geweest voor hem om een naam van bly'vende beteekenis in 't vak zijner keuze na te laten. Dit alles, en zy'n weemoedige vroege dood aan de geheimzinnige ziekte, die 't eerst door dr. Addison in 1885 is beschreven, maakt indruk op den lezer. Van heel anderen aard is het wy'dloopige stuk, waarin wijlen de Maastrichtsche school opziener G. D. L. Franquinet wordt herdacht. De biograaf dezer schets heeft zy'n stadgenoot zeer liefgehad, en vond het eene onderscheiding als levensbeschrijver uitverkoren te zy'n. Voeg daarby', dat een Limburgsch hart dubbel geniet, als er veel goeds van een gewestgenoot verhaald kan worden en men heeft lust het den heer J. M. Nuyts te vergeven, dat zy'n opstel over wijlen vriend Franquinet niet een beetje ge zeefd is. Min of meer in den toestand van iemand, die een taak op zich genomen heeft, moet prof. dr. P. J. Blok zich gevoeld hebben, toen hy voor wylen James de Fremery het doodengericht ging schryven. Niet omdat een Hollan der, die 40 jaren in Amerika leefde en er zeer rijk werd, geen belangstelling verdient, vooral indien hy 't oude moederland, zijne taal en historie niet vergeet, en nog bovendien een milde gever bly'kt voor 't laten drukken van kostbare historische bescheiden; r.iet omdat het geen eerbied waardig is, zoo iemand op ge ? vorderden leeftijd, en na en terwijl hij nog ingenomen wordt door de beslommerirgen van groote handelsbelangen, opnieuw aan de studie ty'gt, maar omdat wijlen De Fremery's dilettan ten-geleerdheid, zeer zeker geprezen kon worden, maar toch ook den slip van den mantel der liefde een weinig noodig had. Niet veel nadrukkelijker dan wijlen De Fremery misschien is mr. A. M. Maas Geesteranus in zyne hoedanigheid van letterkundige beroemd geweest; maar dit neemt niet weg, dat ik het levensbericht over hem van mr. J. E. Banck met genoegen heb gelezen Ware er te onzent een Algemeen Nederlandsch Biographisch Woor denboek in den trant van het Duitsche. de levensschets door mr. Banck van zijn vriend gegeven, zou er met eere eene plaats vinden; in de biographieën eener maatschappij van letterkunde staat ze een weinig geïsoleerd. En dit is ook het geval met het levens bericht van wy'len den heer J. J. van Kerkwijk, door den ingenieur J. F. W. Conrad Van Kerkwy'k is een man geweest van veel arbeid, veel invloed, veel beslommering, veel leukheid en humor. Hij heeft ook veel geschreven in tijdschriften en couranten, en allerlei afzonder! lijke verhandelingen uitgegeven; maar van zuiver letterkundige waarde is geen zyner ge! schriften. Zyn leven, zou men kunnen zeggen, behoort tot de volle levens", en 't blijft jammer, dat er in Nederland geen biographisch jaarboek bestaat voor levensschetsen van zulke menschen Nu is 't misschien maar goed, dat ze bij letterkunde onder dak gebracht kunnen worden. j Er zyn nog twee andere levensschetsen in den bundel Levensberichten", die van mevr. J. van Westhreene, geb. Van Heyningec, door den heer T. C. v. d. Kulk, en die van A. J. M. Brouwer Ancher door mr. W. R. Veder. Beide deze opstellen vragen te zamen niet l meer dan een vel druks voor hunne lijkreden, en beide zien niet voorby, dat zy in de lyst der letterkundige levensberichten moeten ge. plaatst worden, maar beide laten ook niet meer indruk na dan b.v. dat zoowel mevr. Van Westhreene van de Tijdspiegel" als mijnheer Brouwer van 't Amaterdamsche archief niet onverdienstelijk waren als auteurs van kleinwerk en letterkundige sprokkelingen. Twee biographieën staan er in de levens berichten van dit jaar, die den bundel meer blijvende waarde geven. Het zy'n de levens schetsen van mr. O. W. Star Numan door dr. P. D. Chantepiéde la Saussaye en van dr. G. de Vries Az. door dr. H. P. G. Quack. Die over Star Numan treft als 't beeld van een consiëntieus man, soms angstig, tot in kleinigheden, en toch levende in groote ge dachten ; van een rechtzinnig protestant in al de humaniteit van een groot karakter; van een rein gemoed in al de beminnelijkheid van een vertrouwend geloof. Wie Star Numan gekend hebben, zullen de vereering deelen, die dr. Chautepie voor hem koestert, en wie hem in deze biographie leeren kennen, verrijken hun geest met het beeld van een man van trouw. Naast Star Numan komt eene plaats toe aan Gerrit de Vries, den broeder van wijlen den hoogleeraar Mathijs de Vries. Misschien heeft prof. Quack eene enkele maal zijne pen een beetje verre laten gaan, zoodat sommige mededeelingen op afdwalingen van 't onderwerp gaan gely'ken, zooals b.v. die over Gerrit van Tets' poldertochten in eene biographie over Gerrit de Vries; maar er weegt tegen op, dat menige bespiegeling, die in de breedte gaat, den lezer inderdaad een juister en ruimer uitzicht schenkt naar alle zijden van den horizon, dien de held van 't verhaal rondom zich heeft gehad. Lang vertoeft prof. Quack bij de opvoeding van Gerrit (en Mathijs) de Vries onder de leiding van hun vader, wylen ds. Abraham de Vries, doopsgezind predikant te Haarlem; maar de bedoeling des schrijvers om ons een onvergetelijk beeld te geven van een in 18de-eeuwsche verlichting en beschaving opgegroeiden christen-leeraar is dan ook volkomen gelukt. En. zoo gaat het voort; heel het lange, vruchtbare leven van Gerrit de Vries, die de 82-jaren haalde in byna onverzwakte arbeids kracht, is door prof. Quack zóó geteekend, dat ons met den persoon en zyn werk een helder beeld wordt gegeven van ty'd en omstandigheden, die hem leidden, en die hy' heeft helpen verder gaan. Met biographische opstellen als deze levens beschrijving van wijlen mr. G. de Vries wordt zoo'n bundel Levensberichten als die voor 1901 byna geheel verantwoord. A. W. STELLWAGEN. Das Lied yon deii Baren. * Von REINHOLD FUOHS. Ein Lied erdröhnt duren alle Welt, Gleich dem der Nibelungen, Draus tausendstimmiger Wehruf geilt; Wann wird es zu Ende gesungen ? Zum Himmel heult's von Brand und Mord, Von verwüsteten Hutten und Fluren, Erschütternd die Herzen im Süd und im Nord ; Das gewaltige Lied von den Buren! Von Müttern klaet es, die hungernd und blass, Vertrieben vom Haus und vom Herde, Die Kleinen verröeheln sich sehen im Schosz, Gelagert auf steiniger Erde; Von Mannern singt's, die, des Liebsten beraubt, In Lumpen als Helden sich schlagen Und höher und stolzer nur immer das Haupt, Je ha>ter ihr Ungemach, tragen. So umbraust es die Erde, das schreckliche Lied, Unhemmbar, im Sturmeefluge; Nach seinem Takte bammert der Schmied, Und der Bauer vernimmt's hinterm Pfluge; Den Jubel dampft es im festlichen Saai, Und der Seemann lauscht ihm am Strande, Wenn es Kunde bringt vom Oranje und Vaal, Das Lied von Britannias Schande! Wie Kartatschenhagel, wie pfeifend Geschoss Einschlagt es, wo Menschen nur wohnen, Und verschliessen das Ohr in Palast ihm und Kaltherzig die Trager der Kronen, [Schloss Und mochten dieSchranzenverkleistern denRiss, Den durchs Herz es der Völker gespalten; Getrost, so vernimmt's doch die Nemesis! Einst erwacht sie, des Amtes zu wallen. Und ersticktet das Lied ihr in Jammer und Qual, Alba-Kitchener, Chamberlain-Jago, Nicht werdet ihr wenden den Schicksalsstrahl Von den Zinnen des neuen Karthago, Und zieht einst der Racher durch Indiens Thor Auf Timurs blutigen Spuren, Dann tont aus den Grabern in Transvaal hervor Aufs neue das Lied von den Buren ! BOEKAANKONDIGING Amsterdamsch Jaarboekje voor 1902, onder redactie van E. W. MOES,onder-directeur van 's Ryks Prentenkabinet te Amster dam. L. J. Veen, Amsterdam. Behalve een almanak met de gewone mededeelingen bevat het jaarboekje, evenals in de vorige jaren, een «Kroniek van Amsterdam van l October 1900 tot 30 September 1901" en een »Ly'st der historieprenten". Een portret van den wethouder mr. Th. Heemskerk gaat vooraf; in den tekst komt voor een portret van den «minder bekenden kunstenaar" Nicolaas van Helt Stocade, terwy'1 daarin verder prijken de afbeeldingen van een zevental huwelyksen begrafenispenningen, welke een bydrage van de directeur van het Ryks penningkabinet, dr. II. J. de Dompierre de Chantepiéversieren. Rector Klönne vertelt hoe Pieter Jansz. Kies op 13 September 1567 uit »de Boeien" ontsnapte, met behulp van den cipier Dirk van Bremen; hoe dit tweetal niet gesnapt werd en welke ontsteltenis de vlucht van den rykelui's zoon teweegbracht. In hoeverre Kies al of niet schuldig is geweest aan beeldstormerüblyft intusschen nog alty'd onzeker, het geen trouwens van niet veel belang is. Aardiger is het uit dit stukje het een en ander op te diepen over het gevangeniswezen in de 2e helft der IGa eeuw. De heer J. F. Gebhard Jr. geeft eene by drage over Nicolaas Witsen, den nog alty'd te weinig gewaardeerden Amsterdammer, wiens woning als jong gezel naar de heer Gebhard mocht ontdekken terug is te vinden in het huis aan de Keizersgracht No. 327. Daarna is Witsen verhuisd naar de HeerengracbtNo. 601, om zy'n laatste levensjaren door te brengen in de woning, thans genummerd 440, waar hy' den lOen Augustus 1717 overleed. Aan het slot van het jaarboekje geeft de heer G. W. de Jong »iets over de volkstellin gen" en het buurtbeheer in de 19e eeuw. Vermoedelijk heeft slechts het toeval gewild, dat deze bydrage geheel achteraan komt, > ofschoon zy' toch eigenlijk de eenige is die j bepaaldelijk in dit jaarboekje thuis hoort, waarby' ik enkele kleinere mededeelingen buiten j beschouwing laat. l Zoo schy°nt het artikel van den redacteur zelven mij meer eigenaardig op zy'n plaats j in »0ud Holland", terwijl dat van den heer j Gebhard hoe interessant ook my te wetenschappelijk ly'kt voor den kring van lezers, in wier handen ik by' voorkeur het Amsterdamsche jaarboekje zoude zien, om daar wat meer belangstelling te wekken voor het ver- ! leden van onze hoofdstad, terwijl deze almanak i mede van blijvende waarde zou kunnen zy'n ! door daarin op te nemen, allerlei schetsen en i schetsjes over het allengs verdwijnende Amster- i dam. De heer Van Maurik teekende in zy'n »Toen ik nog jong was" heel wat aan, dat dreigde verloren te gaan ; ook de heer De Jong deed dat in zy'n schetsje over het buurtwezen, en vermoedelijk zou het den heer Moes niet veel moeite kosten om medewerkers te vinden, welke nog interessante by'dragen kunnen leveren over de ongeschreven geschiedenis van de tweede helft der 19e eeuw. Ik denk hier aan de wording van het Noordzeekaal, de stads uitbreiding, de schouwburgen, het onderwy's, de liefdadigheid, ja, wat al niet. Misschien zou zelfs in de collectien van den heer Hartkamp ook voor den heer Moes wel iets te vinden zy'n, dat zou kunnen dienen om het Amsterdamsche jaarboekje nog iets anders te doen zy'n, dan grootendeels de bywagen van een of meer wetenschappelijke tijdschriften. A. N. J. F. Voor het hoogste gestreden, door MAETINÜS VAN DEN HAGHEN. Almelo,W. HilariusWz. Eigenaardig. Toen ik dat verhaal uit had, kwam pas de vraag in mij op: hoe heet de schrijfster? Zoo vast was ik overtuigd, dat het van een schrijfster was. Onder 't voortlezen heb ik niet anders gedacht. Waarom ? Ja, dat kan ik niet in een enkel woord zeggen, 't Leek me zoo toe, dat alleen een nog heel jonge schrijfster de dingen zoo zeggen kon. En nu ik moet aannemen met een schrijver te doen te hebben, komt me dat toch nog ongeloofely'k voor. Er is in het ver haal wel veel, wat goed gevoeld en gedacht en gezegd is. Maar toch als de blijkbaar nog niet ervaren schry'ver(ster) na geruimen ty'd weer eens leest van die moeder, die om zoo weinig aangeduide reden haar afgod-van een-zoon haar huis verbiedt; van die jonge vrouw die haar niet-gewilden man zonder voldoenden grond in eigen huis op de grofste wijze beleedigt, van die onmogelijke wandeling dier vrouw met het voorwerp harer »hooge reine" liefde in de Boscbjes by' den Haag, ongemerkt gevolgd enbeluisterd door een ruiter te paard; van dien jongen man, die er niets van merkt, dat die jonge vrouw geen .veile" is en die, als hy 't bespeurt, zoo schaamteloos haar, een dame, in 't gezicht durft zeggen, dat hy haar enkel .begeert" niets dan «begeert" en dat hy haar weg zal werpen als zy'n .begeeren" is voldaan; van dien jongen man, die gebukt onder 't noodlot van een «passie", die hem reddeloos ten verderve sleept, door en uit een enkele ziekte zoo volkomen gered is, dat zy'n «meisje" met de heele wereld hem vergeeft als de schrijver(ster) dat later nog eens herleest en overdenkt, zal hy (zy) ongetwijfeld moeten zeggen in zich zelf: niet zonder belofte voor de toekomst, maar nog erg groen. Deventer. W. ZAALBEKG. NIEUWE UITGAVEN. Allen Weerbaar. Officieel Orgaan van de Vereenigirg»Volksweerbaarheid". Ie proefnommer. Redacteur : H. Tersteeg, Amsterdam. Uit gever : H J. C. Iloelants, Schiedam. Verschijnt iederen Vrijdag. Verzen, van GUIDO GEZELLE 2 deelen. Amster dam, L. J. Veen. De Dr ankwetkwestie in het Ned. Indische leger, beschouwd over het ty'dvak 1816?1901, door J. J. B. FANOY. Overgedrukt uit het »Werk der liefde", tijdschrift, gewyd aan de weten schappelijke bestrijding der drinkgewoonten. Groningen, P. Noordhoff. Verplaatsbare Snelbouw, voordracht, gehou den in de vergadering van het Kon. Instituut van Ingenieurs van 12 Nov. 1901, door het lid A. E. REDELÉ, met afbeeldingen, 's Gravenhage, F. J. Belinfante voorheen A. D. Schinkel. Robert Fruin's verspreide geschriften. Afl. 26. 's Gravenhage, Martinus Ny'hoff. Uit het leven van een scepticus, door HENEYK SIENKIEWICX. Haarlem, De Erven Loosjes. Mijn Medeminnaar, door JAN VAN BERGEN, No. 143 van Warendorf's novellen-bibliotheek, Amsterdam, Van Holkema & Warendorf. Een Kruisweg. Oorspronkelijke roman, door Prinses ELSA. 2 deelen. Amersfoort, G. J. Slothouwer. Antea of «laten wy hem volgen", door HENHYK SIENKIEWICX. Uit het Fransch, door H. MOSTEBT. Rotterdam, Wenk & Birkhoff. Les Eemplayantes. Roman inédit par Brieux et Marcel Luguet. Paris, J. Rueff. Inhoud van Tijdschriften. De Nieuwe Gids: Ondergang, Reyneke van Stuwe; Smart, Les Faust; Verzen, Frans Bastiaanse ; Verzen, Willem Kloos ; Tooneel, J. Hora Adema; Oedipus, Dr. H. J. Boeker; Geertje, J. de Meuter; Literaire Kroniek, Willem Kloos. Eigen Haard No. 50: Pastoor Picardts Boek, door L. E., III. Ons dagelyksch brood, door Dr. J. E. Enklaar, met afb. (Slot), Louis Bouwmeester, door Mr. J. Kalff Jr., met portret en afb. naar foto's van den heer A. Greiner te Amsterdam. Uit een hoekje van Drenthe en Overijssel, door F., met afb. naar foto's van den schrijver. (Slot). De afsluiting en gedeeltelijke droogmakirg der Zuiderzee, door II. A. van Sandick, met plattegrond, II. Feuilleton. Bulletin van het Koloniaal Museum te Haar lem, No. 25, Dec. 1901 : I. In Memoriam F. W. van Eeden, f 4 Mei 1901, door W. P. Groeneveldt. (Met portret); II. Necrologie en Lyst der geschriften van F. W. van Eeden ; III. Prophylaxis van Malaria in de tropen; door Dr. C. L. van der Burg; IV. De nut tige planten van Fransch Guyansf in verband met Suriname beschouwd, door Dr. M. Greshoiï; V. Studiën in Batik-techniek, onderzoekingen in het laboratorium van het Koloniaal Museum; door II. A. Baanders. (Met uitslaande plaat in kleuren). Amsterdam, J. H. de Bussy. Krimineele antropologie, In De Gids van December schrijft prof. Simons een belangwekkend artikel over het 1.1. gehou den kongres van krimineele anthropologie te Amsterdam. Het kan geen verwondering wekken dat Lombroso, de vader der krimineele anthro pologie in haar huidige beteekenis, en zy'n theorieën het meest besproken werden. Lombroso, wiens naam een wereldvermaardheid heeft ver kregen, is ongetwijfeld een der markantste en belangwekkendste persoonlijkheden uit de weten schappelijke wereld der laatste kwart-eeuw. Hij is de man, die het eerst een anthropologischsociaal'" verband heeft gevonden tusschen de verhouding, waarin de misdadiger tot de mis daad en de maatschappij staat. Hij was de eerste die een wetenschappelijke hypothese grondvestte, en deze hypothese op den grondslag der ana tomische physiologie en psychologie empirisch trachtte uit te werken en te verklaren. Hy was de eerste die aantoonde uit een nauwkeurige studie van de misdadigerspersoonlykheid, dat er in den anatomischen bouw van den misdadiger bepaalde afwijkingen te konstateeren vielen, en dat uit dergelijke anomalie in lichaamsbouw en andere physiologische eigenschappen, een daarmee verband houdende teruggang in ka rakter en psyche viel waar te nemen. Gelyk allen, die op wetenschappelijk gebied iets scheppends en deduktiefs verlichten, verklaarde Lombroso met veel beslistheid zijn theorieën en krimineele beginselen als de juiste. Wat aan' Lombroso's stelsel een eigenaardig karakter gaf," zegt dan ook prof. Simons, was de verklaring die hij voor zyn geboren mis dadiger meende te mogen geven; z. i. vormde deze door al die hem kenmerkende anomalieën een terugkeer tot vroegere menschengeslachten, van wie hy met de pbysieke eigenaardigheden ook de psychische eigenschappen had terug gekregen. Zy'n misdadige natuur had een atavistischen grondslag, was een terugkeer tot lang vervlogen tijden." Aanvankelijk zal men, naar ik meen, wel niet geheel zuiver, in de wetenschappelijke wereld doorzien hebben, welke de gevolgen van deze nieuwe theorie, die zich eerst objektief bepaalde tot het enkelvoudig konstateeren van anomalié'n in den anatomischen bouw van het misdadigerstype, zouden zy'n op strafrechtelijk gebied, en hoe hevig de moreele" grondslag der tegenwoordige strafrechtpleging er door liltiliiiiiiiiliiimiiiiimiiiti! iiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimMn/*» 40 cents per regel. iitiiilinmiiitiiHiiiiiiitimiiillill TRADEMARK MARTELL'S C08NAC, Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle Wijnhandelaars es bg de vertegenwoordigers KOOPMANS & BKI INIKR, W|jnhandelaars te Amsterdam. Prijzen M af ? 2,50 per Flesi K AM S TRA's Matrassen-, Bedden- ei Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek. BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati». Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H.RAHR, te Utrecht. Opgericht 1835. Telephoon No. 443 Amerikaanache, Duitsche en Fransohe PIANINO'S ea ORGELS. Groote keuze in: ?ai i « n i vo'S. Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigst* uitgevoer 1. Gelegenheid tot stemmen in am buiten abonnement. Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIt» NöFiaal-fölartileleii. K. F. DEDSCHLB-BENOE», Amsterdam, Kalverstr. 15? Eenig specialiteit in des* artikelen in geheel Nederl ECHT VICTORIAWATER. GRVISD Cordon Jaune & Rouge LIQUEUU IIOY4LE. Agents-GenerauxB.A.RIPPING&Co.,Amsterd. Piano-, Orgel- en IndeUtaitlel MEYROOS «.V KALSHOVES, Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl