Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1277
zy weren den wreeden heerscher zoo lang
mogelijk.
Ik hoop dat deze aanduidingen volstaan.
Afdalen tot in bizonderheden, een verklaring
zoeken voor elk woord, een zinnebeeld naspeuren
in elk onderdeel der handeling het trekt
me niet aan. Een dergelijk dichterswerk moet
in 't groot gezien worden, van de details gaan
hoofdzakelijk suggestie uit ter completeering
met fantazie, waar 't vernuft licht falen kon,
of zich laten verleiden tot een Megfeunde van
verdachte reputatie.
Over het verschil van beteekenis, in den titel
uitgedrukt, zal nu ook wel niemand in 't onzekere
zijn. Blauwbaard wordt niet gedood, en zy'n
vrouwen zijn ook maar tijdelijk als dood. Haar
bevrijding is nutteloos, omdat ze altijd blijven
willen in het schoone kasteel, waar telkens
weer een nieuwe Ariane ze met bruidschatten
tooien zal, en waar telkens weer de
terugkeerende Blauwbaard ze bereid zal vinden in
de duisternis at te dalen.
Het sleuteltj e valt niet, het bloed is er niet,
de uiterlijke griezeligheden der volksdichting
zy'n verdwenen, en waar by Grimm (die van
geen sleuteltje spreekt maar van een ei: de
kiem van nieuw leven !) weder opgewekt wordt
uit den doode door saamvoeging van afgekapte
ledematen, laat Maeterliock de vrouwen
levenddood in geloovige dulding verbeiden de komst
van het nieuw leven brengende licht.
Hiermee kan ik eindigen.
Alleen nog dit. Welke beteekenis is er te
hechten aan de namen der zusters, in verband
met de plaats die zy elk in Maeterlinck's vorige
drama's innemen, en tevens in verband met het
slot van deze gedramatizeerde sproke, dat de
illustratie geeft op den by' titel Undéliorance
inwtüe?"
Ik waag geen stellig antwoord. Ik weet niet
of de dichter een stellig antwoord zou geven,
een antwoord, scherphelder als het lemmer van
een allen twijfel wegkappend mes. 'k Zou ermee
tevreden zy i indien niet. Maar ik wil hierop
wijzen. Dat al deze namen, hier van de
zomerbruiden der aarde, in de drama's gedragen
worden door teere maagden, wier noodlot is de
liefde of de dood, of beide. En wier ziel
zich aan deze willig offert. Dat zegt my iets.
En voor mijn gevoel completeer ik het met dit
fragment uit Le trésor des humbles":
II semble que la femme soit plus que nous
sujette aux destinées Elle les subit avec une
simplicitébien plus grande. Elle nelutte jamais
sincèrement contre elles."
Naar een geheel andere wereld van sym
boliek zy'n we hiermede afgedwaald. Ver van
de natuur-mythe. Maar is niet de dichter de
verband-voeler tusscben het schoone van reëel
en ideëel beide, is niet zy'n wijsheid eene die
grenslijnen wegwischt, noodig voor het
kortzichtiger verstand ?
(Slot volgt.) W. G. VAN NOBHUYS.
De levensberichten der Maatschappij van
Nederlandsche Letterende.
Ieder najaar, in 't laatst van October of 't
begin van November, ontvangen de leden der
Leidsche Maatschappij van Nederlandsche Let
terkunde een boekdeel Levensberichten der
afgestorven Medeleden. Van deze min of meer
eerwaardige gewoonte meen ik geen kwaad
woord te zeggen. Veel liever zou het mij zijn
haar onbepaald goed te keuren, ook al weet
ik, dat er in de laatste jaren stemmen worden
vernomen, die met de levensberichten zelve
minder dan redelyk tevreden zy'n. Maar de
onvoldaanheid over hetgeen nu en dan onder
den naam levensbericht" gedrukt, en den
lezers ter herinnering aan hunne medeleden
wordt toegezonden, mag toch geen onverbid
delijke reden zijn om de zaak zelve af te
keuren. Ik kan my begrijpen, dat menigeen
ontevreden wordt, als hy' aan zoo'n levensbericht
met belangstelling en ingenomenheid begint,
maar het na lezing van een paar bladzijden
moet ter zijde leggen, omdat het door over
lading mei vele onnoodige bijzonderheden
vermoeit, of door onbeduidendheid verveelt;
maar dit mag slechts eene reden zy'n om op
middelen te jeinzen, die verbetering brengen,
en niet eene aanleiding om de levensberichten"
ai te schaffen Want in het stelsel zelf, in het
denkbeeld om in de jaarboeken der Maatschappij
van Nederlandsche letterkunde de biographieën
harer medeleden van vroeger en later op te
nemen, is te veel goeds om het te schenden
of te krenken.
En nu weten mijne lezers op welk standpunt
ik mij plaats by' de opmerkingen en wenschen,
die hier volgen gaan. Want ja, het behoeft
niet verzwegen te worden, dat menig levens
bericht een mensch uit zy'n humeur brengt,
en dat ook het boekdeeltje, waarin de over
leden leden van't vorige jaar worden herdacht",
maar zeer matige waarde heeft. AI dadelijk
moet gezegd, dat volstrekt niet alle afgestorven
leden voor een levensbericht in de gunst komen.
De n behoort tot de uitverkorenen, de ander
wordt buitengesloten. Niet uit partijdigheid, of
met booze bedoelingen, maar omdat het bestuur
niet alty'd een biograaf kan vinden, die zich
bereid verklaart den overledene uit te lichten.
Wat is daaraan te doen, zal men zeggen.
Het Bestuur van Letterkunde" kan toch niet
zelve van al de leden der vereeniging de
doopcedels lichten en hunne familiën gaan raad
plegen o f er 't intieme leven van wijlen de
dames en heeren X, IJ en Z ? Als de vrienden
en kennissen, die geacht kunnen worden op de
hoogte van een en ander te zyn, niet spreken
willen, en niet tot schrijven te bewegen zyn,
kan het bestuur slechts berusten, en niets
meer, in 't feit, dat de dooden dan maar onbe
sproken en onbeschreven in vrede rusten moeten.
Dat wil zeggen, het zou er toch al heel vreemd
naar toe moeten gaan, indien van een lid van
letterkunde" niet zooseel gegevens omtrent zyn
doen en laten, met geboorte- en sterfdag er
bij, door het bestuur byeen te brengen zouden
zyn als noodig is, om er een kroniekje van
te maken !
Laat het bestuur dat dan ook doen! Dan
zou er op deze wyze meteen een einde kunnen
komen aan de niet langer vol te houden manier
om ook van de donkerste het woord is van
Hooft om ook van de donkerste personen
uit de lange ledenlijst een epos te willen geven.
Zoo als 't nu toegaat, gebeurt het, dat deze
of gene persoonlijkheid van werkelijk letter
kundige beteekenis veronwaard wordt, of met
een yrierdelyk afscheidswoordje van een paar
bladzijden afgehandeld, terwy'l aan letterkundige
onbekendheden, maar die b.v. een voor hunne
familie en kennissen belangrijk leven hebben
geleid en een lang ziekbed stichtelijk doorston
den, wy'dloopige beschouwingen worden gegeven.
Ik wil niet onbillijk zyn, of te hooge eischen
stellen, maar zou de Leidache Maatschappij van
Nederlandsche Letterkunde niet een voorbeeld
kunnen nemen b.v. aan Anton Bettelheim's
Biographisches Jahrbuch und Dewlscher Nekrolog,
waarin aan alle overleden Duitschera van eenige
beteekenis of waarde een plaatsje wordt ge
schonken ? Weet men welke manier Bettelheim
volgt ? Hy geeft aan 't eind van ieder jaar
eene alphabetische doodenlyst met de namen,
van wie ook maar eventjes op een beetje her
innering aanspraak maken, evengoed als van
degenen, die een onsteifelyken naam verwierven.
Maar van den een vermeldt hy geboorte- en
sterfjaar met en benevens de bekend geworden
bijzonderheden van hun meer of minder ver
dienstelijk werk, en van den ander zorgt hij
voor een beeld ten voeten uit, en voor de juiste
aanwijzing van den lichtstreep, dien zij in dit
leven hebben achtergelaten. Bettelheim's Jahr
buch und Nekrolog is op deze wyze een boek
van blijvende waarde; niet alleen, omdat aan
alle Duitschers van eenige beteekenis een
grafsteen met een opschrift is gegeven, hetgeen
in sommige gevallen voor 't naslaan van eenige
historische bijzonderheid aan 't nageslacht van
nut kan zyn, maar vooral, omdat hij van zijne
verdere beroemde tijdgenooten naar de mate
van hun levensinhoud meer of minder uitvoerige
necrologieën geeft. Zoo en in dien zin doet hij
dit, dat meer dan ne biographie in zy'n
Jahrbuch tegelijk eene bladzijde geschiedenis
werd van den kring, waarin de overledene
leefde. De levensbeschrijvingen b.v. van Bismarck
en Georg Ebers, die men in 't jaarboek voor
1899 vindt, zy'n u biographieën n tydbeelden.
Welnu, het is volstrekt geen schande, als het
bestuur van letterkunde" aan Bettelheim's werk
een voorbeeld neemt, en in dien geest op
voorstellen zint ter hervorming en vernieuwing
der levensberichten.
In den thans verschenen bundel, die voor
1901, zyn er een tiental levensberichten byeen
genomen. Meest alle zyn ze leesbaar, maar er
zy'n er niet veel onder, die een bly'venden
indruk nalaten. Sommige hadden genoeg aan
eene bladzijde of twintig, andere zyn tot meer
dan driemaal dien omvang uitgebreid. Daar is
een waardeerend woord des heeren G. J. van
der Hoeve, gewy'd aan de nagedachtenis van
ds. C. J. van Bemmel Suyk, den dorpspredikant
met gezegenden invloed in eene kleine gemeente,
waar ne of enkele ry'ke familiën den beminden
dominee in staat stellen al datgene tot stand
te brengen, wat voor 't stoffely'k en geestelijk
welzijn der mindere gemeenteleden in de tweede
helft der 19de eeuw noodig werd Maar
natuurly'k; in de verhoudingen van 't dorpsleven
is een nieuw orgel in da kerk, en 't oprichten
van eene ... naaischool niet ongelijk aan eene
wereldgebeurtenis, glimlacht de lezer. En zelfs
spijt het hem een beetje, dat uit V. d. Hoeve's
biographie blijkt, hoe zyn held eigenlgk als
dichter niet naar voren is gekomen, en als
romanschrijver naar achteren gedrongen is.
Hy was in den studenten-almanak van 1863
zelfs met een drietal gedichten in 't kry't
gekomen, had de ramp van een fabrieksbrand
helpen lenigen door een poëem Een dag op
den berg Rartnel... maar verder scby'nt hij
den gebonden styl voor 't proza te hebben
verwisseld. En nu verschenen eerst (onder 't
pseudium Marius) Vrouwenliefde en Vrouwen
leed, 1864, acht jaren later een verhaal De
Home, 2 deelen; beide boeken hebben echter
alleen in de leesgezelschappen hun weg ge
vonden, en zijn thans vergeten.
Nu volgt wijten D. E. Siegenbeek van Heukelom,
door prof. dr. T. Zaaijer. Het kleine stuk is
met innigheid geschreven, mee de sympathie
van een bemiLd leermeester voor een geliefd
leerling. Er is bovendien een voorbeeld van
kloeken wil en volgehouden kracht in deze
biographische schets. Wijlen dr. Van Heukelom
was 30 jaar, toen hy' zy'n studiën begon, en
hy' was er slechts 50, toen hy werd afgeroepen
van zijn werk; maar toch is die ty'd voldoende
geweest voor hem om een naam van bly'vende
beteekenis in 't vak zijner keuze na te laten.
Dit alles, en zy'n weemoedige vroege dood aan
de geheimzinnige ziekte, die 't eerst door
dr. Addison in 1885 is beschreven, maakt indruk
op den lezer.
Van heel anderen aard is het wy'dloopige
stuk, waarin wijlen de Maastrichtsche school
opziener G. D. L. Franquinet wordt herdacht.
De biograaf dezer schets heeft zy'n stadgenoot
zeer liefgehad, en vond het eene onderscheiding
als levensbeschrijver uitverkoren te zy'n. Voeg
daarby', dat een Limburgsch hart dubbel geniet,
als er veel goeds van een gewestgenoot verhaald
kan worden en men heeft lust het den heer
J. M. Nuyts te vergeven, dat zy'n opstel over
wijlen vriend Franquinet niet een beetje ge
zeefd is.
Min of meer in den toestand van iemand,
die een taak op zich genomen heeft, moet
prof. dr. P. J. Blok zich gevoeld hebben, toen
hy voor wylen James de Fremery het
doodengericht ging schryven. Niet omdat een Hollan
der, die 40 jaren in Amerika leefde en er zeer
rijk werd, geen belangstelling verdient, vooral
indien hy 't oude moederland, zijne taal en
historie niet vergeet, en nog bovendien een
milde gever bly'kt voor 't laten drukken van
kostbare historische bescheiden; r.iet omdat het
geen eerbied waardig is, zoo iemand op ge ?
vorderden leeftijd, en na en terwijl hij nog
ingenomen wordt door de beslommerirgen van
groote handelsbelangen, opnieuw aan de studie
ty'gt, maar omdat wijlen De Fremery's dilettan
ten-geleerdheid, zeer zeker geprezen kon
worden, maar toch ook den slip van den mantel
der liefde een weinig noodig had.
Niet veel nadrukkelijker dan wijlen De Fremery
misschien is mr. A. M. Maas Geesteranus in
zyne hoedanigheid van letterkundige beroemd
geweest; maar dit neemt niet weg, dat ik het
levensbericht over hem van mr. J. E. Banck
met genoegen heb gelezen Ware er te onzent
een Algemeen Nederlandsch Biographisch Woor
denboek in den trant van het Duitsche. de
levensschets door mr. Banck van zijn vriend
gegeven, zou er met eere eene plaats vinden;
in de biographieën eener maatschappij van
letterkunde staat ze een weinig geïsoleerd.
En dit is ook het geval met het levens
bericht van wy'len den heer J. J. van Kerkwijk,
door den ingenieur J. F. W. Conrad Van
Kerkwy'k is een man geweest van veel arbeid,
veel invloed, veel beslommering, veel leukheid
en humor. Hij heeft ook veel geschreven in
tijdschriften en couranten, en allerlei
afzonder! lijke verhandelingen uitgegeven; maar van
zuiver letterkundige waarde is geen zyner
ge! schriften. Zyn leven, zou men kunnen zeggen,
behoort tot de volle levens", en 't blijft jammer,
dat er in Nederland geen biographisch jaarboek
bestaat voor levensschetsen van zulke menschen
Nu is 't misschien maar goed, dat ze bij
letterkunde onder dak gebracht kunnen worden.
j Er zyn nog twee andere levensschetsen in
den bundel Levensberichten", die van mevr.
J. van Westhreene, geb. Van Heyningec, door
den heer T. C. v. d. Kulk, en die van A. J.
M. Brouwer Ancher door mr. W. R. Veder.
Beide deze opstellen vragen te zamen niet
l
meer dan een vel druks voor hunne lijkreden,
en beide zien niet voorby, dat zy in de lyst
der letterkundige levensberichten moeten ge.
plaatst worden, maar beide laten ook niet meer
indruk na dan b.v. dat zoowel mevr. Van
Westhreene van de Tijdspiegel" als mijnheer
Brouwer van 't Amaterdamsche archief niet
onverdienstelijk waren als auteurs van
kleinwerk en letterkundige sprokkelingen.
Twee biographieën staan er in de levens
berichten van dit jaar, die den bundel meer
blijvende waarde geven. Het zy'n de levens
schetsen van mr. O. W. Star Numan door
dr. P. D. Chantepiéde la Saussaye en van
dr. G. de Vries Az. door dr. H. P. G. Quack.
Die over Star Numan treft als 't beeld van
een consiëntieus man, soms angstig, tot in
kleinigheden, en toch levende in groote ge
dachten ; van een rechtzinnig protestant in al
de humaniteit van een groot karakter; van een
rein gemoed in al de beminnelijkheid van een
vertrouwend geloof. Wie Star Numan gekend
hebben, zullen de vereering deelen, die dr.
Chautepie voor hem koestert, en wie hem in
deze biographie leeren kennen, verrijken hun
geest met het beeld van een man van trouw.
Naast Star Numan komt eene plaats toe aan
Gerrit de Vries, den broeder van wijlen den
hoogleeraar Mathijs de Vries. Misschien heeft
prof. Quack eene enkele maal zijne pen een
beetje verre laten gaan, zoodat sommige
mededeelingen op afdwalingen van 't onderwerp
gaan gely'ken, zooals b.v. die over Gerrit van
Tets' poldertochten in eene biographie over
Gerrit de Vries; maar er weegt tegen op, dat
menige bespiegeling, die in de breedte gaat,
den lezer inderdaad een juister en ruimer
uitzicht schenkt naar alle zijden van den horizon,
dien de held van 't verhaal rondom zich heeft
gehad. Lang vertoeft prof. Quack bij de
opvoeding van Gerrit (en Mathijs) de Vries
onder de leiding van hun vader, wylen ds.
Abraham de Vries, doopsgezind predikant te
Haarlem; maar de bedoeling des schrijvers om
ons een onvergetelijk beeld te geven van een
in 18de-eeuwsche verlichting en beschaving
opgegroeiden christen-leeraar is dan ook volkomen
gelukt. En. zoo gaat het voort; heel het lange,
vruchtbare leven van Gerrit de Vries, die de
82-jaren haalde in byna onverzwakte arbeids
kracht, is door prof. Quack zóó geteekend, dat
ons met den persoon en zyn werk een helder
beeld wordt gegeven van ty'd en omstandigheden,
die hem leidden, en die hy' heeft helpen verder
gaan.
Met biographische opstellen als deze levens
beschrijving van wijlen mr. G. de Vries wordt
zoo'n bundel Levensberichten als die voor 1901
byna geheel verantwoord.
A. W. STELLWAGEN.
Das Lied yon deii Baren.
* Von REINHOLD FUOHS.
Ein Lied erdröhnt duren alle Welt,
Gleich dem der Nibelungen,
Draus tausendstimmiger Wehruf geilt;
Wann wird es zu Ende gesungen ?
Zum Himmel heult's von Brand und Mord,
Von verwüsteten Hutten und Fluren,
Erschütternd die Herzen im Süd und im Nord ;
Das gewaltige Lied von den Buren!
Von Müttern klaet es, die hungernd und blass,
Vertrieben vom Haus und vom Herde,
Die Kleinen verröeheln sich sehen im Schosz,
Gelagert auf steiniger Erde;
Von Mannern singt's, die, des Liebsten beraubt,
In Lumpen als Helden sich schlagen
Und höher und stolzer nur immer das Haupt,
Je ha>ter ihr Ungemach, tragen.
So umbraust es die Erde, das schreckliche Lied,
Unhemmbar, im Sturmeefluge;
Nach seinem Takte bammert der Schmied,
Und der Bauer vernimmt's hinterm Pfluge;
Den Jubel dampft es im festlichen Saai,
Und der Seemann lauscht ihm am Strande,
Wenn es Kunde bringt vom Oranje und Vaal,
Das Lied von Britannias Schande!
Wie Kartatschenhagel, wie pfeifend Geschoss
Einschlagt es, wo Menschen nur wohnen,
Und verschliessen das Ohr in Palast ihm und
Kaltherzig die Trager der Kronen, [Schloss
Und mochten dieSchranzenverkleistern denRiss,
Den durchs Herz es der Völker gespalten;
Getrost, so vernimmt's doch die Nemesis!
Einst erwacht sie, des Amtes zu wallen.
Und ersticktet das Lied ihr in Jammer und Qual,
Alba-Kitchener, Chamberlain-Jago,
Nicht werdet ihr wenden den Schicksalsstrahl
Von den Zinnen des neuen Karthago,
Und zieht einst der Racher durch Indiens Thor
Auf Timurs blutigen Spuren,
Dann tont aus den Grabern in Transvaal hervor
Aufs neue das Lied von den Buren !
BOEKAANKONDIGING
Amsterdamsch Jaarboekje voor 1902, onder
redactie van E. W. MOES,onder-directeur
van 's Ryks Prentenkabinet te Amster
dam. L. J. Veen, Amsterdam.
Behalve een almanak met de gewone
mededeelingen bevat het jaarboekje, evenals in de
vorige jaren, een «Kroniek van Amsterdam van
l October 1900 tot 30 September 1901" en
een »Ly'st der historieprenten". Een portret
van den wethouder mr. Th. Heemskerk gaat
vooraf; in den tekst komt voor een portret
van den «minder bekenden kunstenaar" Nicolaas
van Helt Stocade, terwy'1 daarin verder prijken
de afbeeldingen van een zevental
huwelyksen begrafenispenningen, welke een bydrage
van de directeur van het Ryks penningkabinet,
dr. II. J. de Dompierre de Chantepiéversieren.
Rector Klönne vertelt hoe Pieter Jansz.
Kies op 13 September 1567 uit »de Boeien"
ontsnapte, met behulp van den cipier Dirk
van Bremen; hoe dit tweetal niet gesnapt werd
en welke ontsteltenis de vlucht van den
rykelui's zoon teweegbracht. In hoeverre Kies
al of niet schuldig is geweest aan
beeldstormerüblyft intusschen nog alty'd onzeker, het
geen trouwens van niet veel belang is. Aardiger
is het uit dit stukje het een en ander op te
diepen over het gevangeniswezen in de 2e helft
der IGa eeuw.
De heer J. F. Gebhard Jr. geeft eene by
drage over Nicolaas Witsen, den nog alty'd te
weinig gewaardeerden Amsterdammer, wiens
woning als jong gezel naar de heer Gebhard
mocht ontdekken terug is te vinden in het
huis aan de Keizersgracht No. 327. Daarna
is Witsen verhuisd naar de HeerengracbtNo. 601,
om zy'n laatste levensjaren door te brengen in
de woning, thans genummerd 440, waar hy'
den lOen Augustus 1717 overleed.
Aan het slot van het jaarboekje geeft de
heer G. W. de Jong »iets over de volkstellin
gen" en het buurtbeheer in de 19e eeuw.
Vermoedelijk heeft slechts het toeval gewild,
dat deze bydrage geheel achteraan komt, >
ofschoon zy' toch eigenlijk de eenige is die j
bepaaldelijk in dit jaarboekje thuis hoort,
waarby' ik enkele kleinere mededeelingen buiten j
beschouwing laat. l
Zoo schy°nt het artikel van den redacteur
zelven mij meer eigenaardig op zy'n plaats j
in »0ud Holland", terwijl dat van den heer j
Gebhard hoe interessant ook my te
wetenschappelijk ly'kt voor den kring van lezers,
in wier handen ik by' voorkeur het
Amsterdamsche jaarboekje zoude zien, om daar wat
meer belangstelling te wekken voor het ver- !
leden van onze hoofdstad, terwijl deze almanak i
mede van blijvende waarde zou kunnen zy'n !
door daarin op te nemen, allerlei schetsen en i
schetsjes over het allengs verdwijnende Amster- i
dam. De heer Van Maurik teekende in zy'n
»Toen ik nog jong was" heel wat aan, dat
dreigde verloren te gaan ; ook de heer De Jong
deed dat in zy'n schetsje over het buurtwezen,
en vermoedelijk zou het den heer Moes niet
veel moeite kosten om medewerkers te vinden,
welke nog interessante by'dragen kunnen leveren
over de ongeschreven geschiedenis van de
tweede helft der 19e eeuw. Ik denk hier aan
de wording van het Noordzeekaal, de stads
uitbreiding, de schouwburgen, het onderwy's,
de liefdadigheid, ja, wat al niet. Misschien
zou zelfs in de collectien van den heer
Hartkamp ook voor den heer Moes wel
iets te vinden zy'n, dat zou kunnen dienen
om het Amsterdamsche jaarboekje nog iets
anders te doen zy'n, dan grootendeels de
bywagen van een of meer wetenschappelijke
tijdschriften.
A. N. J. F.
Voor het hoogste gestreden, door MAETINÜS
VAN DEN HAGHEN. Almelo,W. HilariusWz.
Eigenaardig. Toen ik dat verhaal uit had,
kwam pas de vraag in mij op: hoe heet de
schrijfster? Zoo vast was ik overtuigd,
dat het van een schrijfster was. Onder
't voortlezen heb ik niet anders gedacht.
Waarom ? Ja, dat kan ik niet in een enkel
woord zeggen, 't Leek me zoo toe, dat alleen
een nog heel jonge schrijfster de dingen zoo
zeggen kon. En nu ik moet aannemen met
een schrijver te doen te hebben, komt me dat
toch nog ongeloofely'k voor. Er is in het ver
haal wel veel, wat goed gevoeld en gedacht
en gezegd is. Maar toch als de blijkbaar
nog niet ervaren schry'ver(ster) na geruimen
ty'd weer eens leest van die moeder, die om
zoo weinig aangeduide reden haar afgod-van
een-zoon haar huis verbiedt; van die jonge
vrouw die haar niet-gewilden man zonder
voldoenden grond in eigen huis op de grofste
wijze beleedigt, van die onmogelijke wandeling
dier vrouw met het voorwerp harer »hooge
reine" liefde in de Boscbjes by' den Haag,
ongemerkt gevolgd enbeluisterd
door een ruiter te paard; van dien
jongen man, die er niets van merkt, dat die
jonge vrouw geen .veile" is en die, als hy 't
bespeurt, zoo schaamteloos haar, een dame,
in 't gezicht durft zeggen, dat hy haar enkel
.begeert" niets dan «begeert" en dat hy haar
weg zal werpen als zy'n .begeeren" is voldaan;
van dien jongen man, die gebukt onder 't
noodlot van een «passie", die hem reddeloos
ten verderve sleept, door en uit een enkele
ziekte zoo volkomen gered is, dat zy'n «meisje"
met de heele wereld hem vergeeft als de
schrijver(ster) dat later nog eens herleest en
overdenkt, zal hy (zy) ongetwijfeld moeten
zeggen in zich zelf: niet zonder belofte voor
de toekomst, maar nog erg groen.
Deventer. W. ZAALBEKG.
NIEUWE UITGAVEN.
Allen Weerbaar. Officieel Orgaan van de
Vereenigirg»Volksweerbaarheid". Ie
proefnommer. Redacteur : H. Tersteeg, Amsterdam. Uit
gever : H J. C. Iloelants, Schiedam. Verschijnt
iederen Vrijdag.
Verzen, van GUIDO GEZELLE 2 deelen. Amster
dam, L. J. Veen.
De Dr ankwetkwestie in het Ned. Indische
leger, beschouwd over het ty'dvak 1816?1901,
door J. J. B. FANOY. Overgedrukt uit het »Werk
der liefde", tijdschrift, gewyd aan de weten
schappelijke bestrijding der drinkgewoonten.
Groningen, P. Noordhoff.
Verplaatsbare Snelbouw, voordracht, gehou
den in de vergadering van het Kon. Instituut
van Ingenieurs van 12 Nov. 1901, door het lid
A. E. REDELÉ, met afbeeldingen, 's Gravenhage,
F. J. Belinfante voorheen A. D. Schinkel.
Robert Fruin's verspreide geschriften. Afl. 26.
's Gravenhage, Martinus Ny'hoff.
Uit het leven van een scepticus, door HENEYK
SIENKIEWICX. Haarlem, De Erven Loosjes.
Mijn Medeminnaar, door JAN VAN BERGEN,
No. 143 van Warendorf's novellen-bibliotheek,
Amsterdam, Van Holkema & Warendorf.
Een Kruisweg. Oorspronkelijke roman, door
Prinses ELSA. 2 deelen. Amersfoort, G. J.
Slothouwer.
Antea of «laten wy hem volgen", door
HENHYK SIENKIEWICX. Uit het Fransch, door
H. MOSTEBT. Rotterdam, Wenk & Birkhoff.
Les Eemplayantes. Roman inédit par Brieux
et Marcel Luguet. Paris, J. Rueff.
Inhoud van Tijdschriften.
De Nieuwe Gids: Ondergang, Reyneke van
Stuwe; Smart, Les Faust; Verzen, Frans
Bastiaanse ; Verzen, Willem Kloos ; Tooneel,
J. Hora Adema; Oedipus, Dr. H. J. Boeker;
Geertje, J. de Meuter; Literaire Kroniek,
Willem Kloos.
Eigen Haard No. 50: Pastoor Picardts
Boek, door L. E., III. Ons dagelyksch
brood, door Dr. J. E. Enklaar, met afb.
(Slot), Louis Bouwmeester, door Mr. J.
Kalff Jr., met portret en afb. naar foto's van
den heer A. Greiner te Amsterdam. Uit
een hoekje van Drenthe en Overijssel, door
F., met afb. naar foto's van den schrijver.
(Slot). De afsluiting en gedeeltelijke
droogmakirg der Zuiderzee, door II. A. van Sandick,
met plattegrond, II. Feuilleton.
Bulletin van het Koloniaal Museum te Haar
lem, No. 25, Dec. 1901 : I. In Memoriam F.
W. van Eeden, f 4 Mei 1901, door W. P.
Groeneveldt. (Met portret); II. Necrologie en
Lyst der geschriften van F. W. van Eeden ;
III. Prophylaxis van Malaria in de tropen;
door Dr. C. L. van der Burg; IV. De nut
tige planten van Fransch Guyansf in verband
met Suriname beschouwd, door Dr. M. Greshoiï;
V. Studiën in Batik-techniek, onderzoekingen
in het laboratorium van het Koloniaal Museum;
door II. A. Baanders. (Met uitslaande plaat
in kleuren). Amsterdam, J. H. de Bussy.
Krimineele
antropologie,
In De Gids van December schrijft prof. Simons
een belangwekkend artikel over het 1.1. gehou
den kongres van krimineele anthropologie te
Amsterdam. Het kan geen verwondering wekken
dat Lombroso, de vader der krimineele anthro
pologie in haar huidige beteekenis, en zy'n
theorieën het meest besproken werden. Lombroso,
wiens naam een wereldvermaardheid heeft ver
kregen, is ongetwijfeld een der markantste en
belangwekkendste persoonlijkheden uit de weten
schappelijke wereld der laatste kwart-eeuw. Hij
is de man, die het eerst een
anthropologischsociaal'" verband heeft gevonden tusschen de
verhouding, waarin de misdadiger tot de mis
daad en de maatschappij staat. Hij was de eerste
die een wetenschappelijke hypothese grondvestte,
en deze hypothese op den grondslag der ana
tomische physiologie en psychologie empirisch
trachtte uit te werken en te verklaren. Hy was
de eerste die aantoonde uit een nauwkeurige
studie van de misdadigerspersoonlykheid, dat
er in den anatomischen bouw van den misdadiger
bepaalde afwijkingen te konstateeren vielen, en
dat uit dergelijke anomalie in lichaamsbouw
en andere physiologische eigenschappen, een
daarmee verband houdende teruggang in ka
rakter en psyche viel waar te nemen. Gelyk
allen, die op wetenschappelijk gebied iets
scheppends en deduktiefs verlichten, verklaarde
Lombroso met veel beslistheid zijn theorieën
en krimineele beginselen als de juiste.
Wat aan' Lombroso's stelsel een eigenaardig
karakter gaf," zegt dan ook prof. Simons, was
de verklaring die hij voor zyn geboren mis
dadiger meende te mogen geven; z. i. vormde
deze door al die hem kenmerkende anomalieën
een terugkeer tot vroegere menschengeslachten,
van wie hy met de pbysieke eigenaardigheden
ook de psychische eigenschappen had terug
gekregen. Zy'n misdadige natuur had een
atavistischen grondslag, was een terugkeer tot
lang vervlogen tijden."
Aanvankelijk zal men, naar ik meen, wel
niet geheel zuiver, in de wetenschappelijke
wereld doorzien hebben, welke de gevolgen van
deze nieuwe theorie, die zich eerst objektief
bepaalde tot het enkelvoudig konstateeren van
anomalié'n in den anatomischen bouw van het
misdadigerstype, zouden zy'n op strafrechtelijk
gebied, en hoe hevig de moreele" grondslag
der tegenwoordige strafrechtpleging er door
liltiliiiiiiiiliiimiiiiimiiiti!
iiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiimMn/*»
40 cents per regel.
iitiiilinmiiitiiHiiiiiiitimiiillill
TRADEMARK
MARTELL'S C08NAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle Wijnhandelaars es
bg de vertegenwoordigers
KOOPMANS & BKI INIKR,
W|jnhandelaars te Amsterdam.
Prijzen M af ? 2,50 per Flesi
K AM S TRA's Matrassen-, Bedden- ei
Slaapkamer-Meubelfabriek, Sneek.
BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan
tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati».
Honderden bewijzen van tevredenheid.
Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H.RAHR, te Utrecht.
Opgericht 1835. Telephoon No. 443
Amerikaanache, Duitsche en
Fransohe
PIANINO'S ea ORGELS.
Groote keuze in:
?ai i « n i vo'S.
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigst*
uitgevoer 1. Gelegenheid tot stemmen in am
buiten abonnement.
Hoofd-Depöt
VAN
Dr. JAEGER'S ORIt»
NöFiaal-fölartileleii.
K. F. DEDSCHLB-BENOE»,
Amsterdam, Kalverstr. 15?
Eenig specialiteit in des*
artikelen in geheel Nederl
ECHT
VICTORIAWATER.
GRVISD
Cordon Jaune & Rouge
LIQUEUU IIOY4LE.
Agents-GenerauxB.A.RIPPING&Co.,Amsterd.
Piano-, Orgel- en IndeUtaitlel
MEYROOS «.V KALSHOVES,
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.