De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 22 december pagina 2

22 december 1901 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD Y O O R NEDERLAND. No. 1278 Gunst of Recht. Red. v/h. Weekbl. De Amsterdammer. De onbülükheid waarmede de heer Ter Lran als gekozen lid der Tweede Kamer wordt be handeld, zal bij velen ergernis verwekken. De heer Tar Laan toch, gekozen blijkens den wil der kiezers uit zijn district, behoort door de regeering gesteund te worden om de belangen van zyn district te kunnen behartigen. Gibruikt men ais mottef der weigering dat de heer Ter Lian als hoofd eener school uoode gemist kan worden, wat dan te zeggen van het onlangs gekozm anti-revolutionair lid mr. de R dder, offioier van justitie te Groningen. Deze ambtenaar toch behoorde zich geen oogenblik uit zyne standplaats te mogen ver wijderen. In het zeer uitgebreide arron dissement Groningen, waar tal van ambtenaren j van het Openbaar Ministerie bjj de kanton gerechten hunnen chef moeten raadplegen; waar dagelijks tal van feiten van ruw geweld worden gepleegd; waar een districts kommandant der marechaussee, een inspecteur der Ryksveldwacht, met en benevens tal van brigade-commandanten der rijkepolicie zaken en feiten moeten bespreken, voorloopige aan houdingen van personen moeten toelichten en de beslissing van den offbier van justitie te dier zake moeten afwachten of inroepen, is de voortdurende aanwezigheid van dien officier van justitie gebiedend noodzakelijk. Mtiane men nu, dat de eenige subatituutoffi jier van justitie zijn chef in deze kan vervan gen dan nog zon de »sociaal"- democraat Ter Lian op a ly'a te stellen zijn m>t den antirevolutionair de Ridder. Doch dit zy verre! De heer Ter Lian heeft achter zich, behalve het »noodige" onderwyzerspersoneei, een eerste (hulp) inderwijzer met hoofd-akte die feitelijk reeds als hoofd fungeert De kuujtituut- officier van j istitie heeft zit ting in de strafkamer ; met lezen, bestudeeren van processenverbaal, het opmaken van schrif telijke akten heeft hij reeds zijne noodige dagelijkgche bezigheden. De officier van justitie zelf heeft zitting in de civiele kamer en heeit behalve voor zijne bezigheden en conferenties zoo straks ge noemd, de dagelyksche werk-uren hard noodig. Ij dus de offhier vao j stitie van zyn parket afwezig om zitting te nebben in de Tweede Kamer der Staten- Generaal dan staat het kabinet van den offbier van justitie leê^! Bovendien is het van algemeene bekendheid en de bewyzen worden helaas ! maar al te dikwijls geleverd dat een substituut-officier meestal nog te onbedreven is om als hoofd van een belangrijk parket te kunden, zelftj te m^gen optreden. By afwezigheid van den hoofdonderwijzer Ter Laan is dit niet het geval. Voor dezen treedt een onderwijzer op, die zijne sporen heeft verdiend en elk ooganblik zelf als hoofd kan benoemd worden. Is nu de Officier van Justitie gedurende een of meer dagen afwezig, dan staan alle ambtenaren aan dezen onder geschikt en verantwoordelijk, gedurende dien tijd zonder leiding en kunnen zich gevallen van ernstigen aard voordoen, waar omtrent de vertraagde behandeling zeer ten nadeele van eene goede engewenachte Justitie zal uitvallen. Wanneer men den stand en de verantwoor delijkheid van beide aubteaaren nagaat, zal men tot de overtuiging komen, dat de sociaal democraat Ter Lian tegenover den antirevolutionair De Ridder in zy'ne HECHTEN schromelijk wordt te kort gedaan. Amsterdam, 12 Dec. 19J1. Dixi. * * * De rechtskwestie is hier zeker minder een voudig dan Dlxi het voorstelt, maar wij plaatsen zy'n opmerkingen, omdat zij eenig licht ver spreiden over het thans vigeerend stelsel. Waarlijk, wanneer er naar aanleiding van het geval-Ter Lian, gestreden wordt over het wenschelyke om ook gemaenteiijkea en pro vincialen ambtenaren het aannemen van hat kamerlidmaatschap mogelijk te maken, zonder dat zy' daardoor hun positie verliezen, mag in het algemeen de toestand, zooals die nu bestaat, wel eens worden nagegaan. In verband hiermede herinneren wy nog eens aan de benoeming van den heer Smeenge tot griffiar by het gerechtshof te dezer stede, met voorbijgang van een zeer geprezen, reeds gedurende vele jaren aan de griffie werkzamen substituut, terwyl Smeenge toch zy'o. kamerlidmaatschap zou blijven behouden, en hy dan ook by periodieke aftreding zich weder verkiesbaar heeft gesteld en herkozen is. Nu is het zeker mogelijk dat het griffi irsehap een zoo onbeduidend baantji is, of zoo gemakkelijk door plaatsvervangers waar te nemen, dat men dit ambt kan bekleeden en tevens als kamerlid meer dan de helft van zijn ty'd aan dienstzaken wij ien; maar dan dient toch gevraagd te worden of het griffierschap niet behoort veranderd te worden in een vast bezoldigde betrekking gelijk die der andere rechterlijke ambtenaren, waar thans juist die griffi^rschappen, tengevolge van de genoten emolumenten, de lucratieve betrekkin gen zijn by de rechterlijke macht. In deze dagen, nu men telkens hoort vragen om een hooger tractement voor de rechters hier en te Rotterdam, zou, dunkt ons, het geval-Sjaeenge knnnen strekken tot een vingerwijzing in walke richting te dezen opzichte zonder verhco/ing van het budget iets te joen. viel. Lord Rosctoery's rede. Het is een veelbeteekenend verschijnsel, dat de rede, welke Lord Rosebery te Chesterfield heefc gehouden, door alle par tijen in Engeland met zoo groote spanning is tegemoet gezien. DJ ontevredenheid over den gang van zaken in Zuid Afrika en over de houding der regeering is algemeen, maar tevens heerscht onder de liberale partij juist over den oorlog eene naar het schijnt hopelooze verdeeldheid. Lord Ilosebery, de ex premier van een liberaal Kabi net, had tot dusver zorgvuldig vermeden, zich over het brandende vraagstuk uit te laten. Dat geheimzinnig zwijgen deed ver moeden, dat hij iets heel bijzonders in zijn mars zou hebben. Zou hij, de vroeger althans liberale staatsman, aan de conser vatieve regeering in de Zuid-Afrikaansche quaestie zijn steun willen verleenen of zich rondweg tegen haar verklaren? Dat was de groote vraag, die nog belangrijker werd door de mededeeling. dat Lord Kosebery in den allerlaatsten tijd een uitvoerig onder houd met den koning heeft gehad. Welnu, hij heeft gesproken, twee uur lang, zeer uitvoerig en over velerlei in teressante zaken. Zijn critiek was scherp, vernietigend, zou men haast zeegen, als niet de redenaar zelf zich had gehaast haar de spits af te breken, door te ver klaren dat de tegenwoordige regeering dient te worden gehandhaafd. Oabekwaamheid en onwetendheid, kwade trouiv zelfs ver wijt hij Lord Salisbury en diens ambtgenooten ; de vóór de laatste algemeene ver kiezingen door de regeering verkondigde leugen, dat de oorlog als geëindigd kon worden beschouwd, noemt hij zeer terecht een schandelijke misleiding der natie ; hare bewering, dat iedere stem, op een liberaal uitgebracht een stem voor de B >eren was, brandmerkt hij als een slag in het aan gezicht van de politieke eerlijkheid en zedelijkheid. En toch zegt hij: »Ik zou de Heeren Cnamberlain en Alilner niet ter zijde willen schuiven; dat is onmogelijk zonder de geheele regeering omver te wer pen, en hoe zou men dat wdlen doen? B )vendien, Lird Milner moge niet bemind zijn bij de Hollanders in Zuid-Afrika, daar tegenover staat, dat de loyalisten daar hem volkomen vertrouwen. Daarom wil ik ook geen specialen regeeringscomrnissaris naar Zuid-Afrika zenden: wat zou die er doen? De Boeren kunnen met L->rd Kitchener vrede sluiten. EU ten slotte: hoe kan men verwachten, dat een machtige natie als Engeland twee staatslieden zou ontslaan op bevel of aandringen van twee kleine republieken ?'' Laat oas deze laatste vraag eerst wat van naderbij bazien. Lord R >sebery geeft zelfs toe, dat men niet veel waarde kan hechten aan de zoogenoemde vriendschap pelijke verhoudingen met de buitenlandsche regeeringen, omdat de stemming bij de vreemde natiën ten opzichte van Engeland hoogst ongunstig is. Met zeker welgevallen wijst hij er op, hoe gunstig die stemming was toen in 1895 het laatste liberale kabi net aftrad. »De tegenwoordige toestand" zegt hij skan gevaarlijk worden, daar wij niet volkomen zeker zijn, dat alle vreemde regeeringen even begeerig zijn om met de onze op een goeden voet te blijven". Volkomen juist. Maar dan eischt het belang van het land ook dringend, dat aan de mannen, die Engeland in z.ulk een bedroeveaden en gevaarlijken toestand hebben gebracht en die nog steeds de eene fout op de andere stapelen, de macht worde ontnomen om nog meer kwaad te doen. En wanneer Lord Rosebery des niettemin zegt: »wij kunnen dit toch niet doen op bevel of op aandrang van twee kleine republieken", dan kan men slechts denken aan valsche schaamte of aan een terugdeinzen voor de verantwoordelijkheid om zelf de regeering te aanvaarden. De geheele rede van Lord R >sebery is vol van zulke tegenstrijdigheden. Hij erkent, dat h( t proces tegen Jameson en Rhodes, na den beruchten raid, niet ernstig is gevoerd, en dat de regeering daardoor den schijn (!) op zich heeft geladen van medewetend en medeplichtig aan dien strooptocht te zijn. Htj erkent, dat de «reusachtige bewapening'7 van Transvaal (dus van ne van de twee »kleine repu blieken") is begonnen na den Jamesonraid. Hij kan dus niet ontkennen, dat hier slechts van een alleszins gewettigde zelf verdediging sprake was. Hij zwijgt over de onduldbare provocaün van Cnamber lain en consorten, die de oorlogsverklaring van de Boeren onvermijdelijk maakten. En toch zegt hij : »zij hebben nu eenmaal het eerst het zwaard getrokKen, en zij moeten er zich maar bij neerleggen, dat hun onafhankelijkheid voor goed weg is." Door die uitspraak maakt hij zich mede plichtig aan de oneerlijkheid en de onop rechtheid, welke hij den tegenwoordigen bewindslieden zoo terecht verwijt. * * * Lord Roaebery's rede bevat ook eenige positieve voorslagen. Hij is zér voor vredesonderhandelingen, mits de Bieren daartoe den eersten stap doen, en wel door middel van president Kruger en diens omgeving, en mits de onafhankelijkheid der beide Republieken daarbij niet als eisch worde gesteld. Maar dan wil hij ook de ruimste en volledigste amnestie toestaan, volle burgerlijke rechten aan de li >eren, die den eed van trouw hebben afgelegd, en burgerschapsrechten met vertegenwoor diging, zoodra de hoeven weer herbouwd zijn en het land weer bewoond is. Da vergoeding, de herbouw der hoeven, de aankoop van vee en voorraad moeten op zeer ruime schaal geschieden. »'t Is beter dat wij hiervoor maanden lang vijf millioen pond per maand uitgeven, dan zooals nu voor den oorlog." Ten slotte moet Kitchener's proclamatie van 15 Sep tember, van welke Lord Rosebery het vaderschap met genoegzame duidelijkheid aan Caamberluin toeschrijft, onherroepe lijk worden ingetrokken. * Xast'lirift. Naar aanleiding van ons artikel »De oorlog in Zuid-Afrika en de Engelsche constitutioneele rechten" in het vorige nummer van dit blad, geeft de heer A. Kok te Antwerpen eene andere lezing van liet geval van. den Engelschen jour nalist in de Kaapkolonie. Hij schrijft ons: »Do bedoelde journalist, Cartwhright is 's man's naam als ik mij wel herinner, had op gezag van een Engelsen oppositie blad, niet de Times natuurlijk, in ZuidAfrika het bericht de wereld ingezonden, dat Lord Kitchener bij de laatste vervol ging van de Wet zijne troepen had be volen geen gevangenen te maken, m. a. w. alle eventueele gevangenen af te maken. De man loog en werd veroordeeld wegens laster." Onze mededeeling was, zooals wij ver meldden, ontleend aan den Temps, die doorgaans zeer goed ingelicht is en die nog een aantal bijzonderheden over dit proces gaf, doch den naam van den jour nalist niet noemde. Dit laatste zou ons echter niet verder hebben gebracht, daar de heer Kok van den naam van zijn journalist niet zeker blijkt te zijn. Ver moedelijk hebben wij hier dus met twee verschillende gevallen te doen. Brief uit Utrecht door JAX VAN 'T STICHT Da bijwoning onzer kanto ii?erechfszittingen is dikwijls zier leerrijk, vjoral voor hea wie het te djen is om een dieperen blik i i het volksleven te w.rper. Daarvoor is dan wel in de e;rstöplaats r.oodig, dat een kantonrechter en een anbtenaar van het Openbaar Ministerie zitting Hebben, die met ernst zich van hun:.e taik kweten, ook wanneer schijnbare k einigheden aan hunne beoordealic g zyn onderworpen, en geen moeite o.itz'en om zoowel de oorzaken als de gevolgen van de overtredingen na te speuren. Nu, wij mo^en ons gelukkig pry'zen zulk een kantonrechter in mr. Kuipers, zulk een amb'enaar in mr. Besier te bez'tten. Men ziet voor hen verschjnej jongens, kin deren rog van tien, elf j<ur, wier beentjes sidderen als zij daar voor die deftige heeren staan en wier zenuwtrekkingen om de lippen aari een glimlach doen denken ah zij zeggen hoe zy txeeten ei hoe oui zy zy'a. Menigeen zou die kinderen wel met een klap om de ooren en een strenge berisping thuis hebben willen behandelei, omdat zy op hat gras hesbea geloopen of kastanjes van de boomen hebben geworpen. Doch bij het verhoor blijkt dit het zeer ongez-glijke"' jongens zijn, die den waarschuwenden diender m'c gezicht uLlachen, wat die man des gezags ook nog van de ouders ondervindt als hy dezen over het gedrag hunner kinderen, gaat o.iderliouilen. Dan blijft er niets anders over dan hen te bekeuren en met een kleine boete te bestraffer. Maar de jongens zijn no^ niet veel ouder gewo-den of men ziet hen daar weer verschijnen. Dan hebben zij met centen gespeeld of het doelwit van hun fcteenworpen is niet meer kastanjes geweest maar de voorbijgangers en de paarden. Eindelyk komen zy en ook dm zijn zij de kinder-. schoenen nog niet geheel ontwassen wegens dronkenschap op den openbaren weg voor den kantonrechter. Djch voor het zoover kwam, heeft mr. lissier den jongen reeds met zijn valer op het patket laten komen om hen over het gedrag en de toekomst van den knaap te onderhoulen. Maar och, papa vond daar nu niets bijzonders in, hij vond het zelfs wel aardig dat zijn. zoonfj i zoo eens vroolijk uit was ge weest! ... Waar z.io het ouder ijk gezag schan delijk verwaarloosd wordt moet het openbaar gezag wel optreden en de jongen worden gestraft. Daarmede heeft hij zoowat de reeks vol ge maakt van: de o/ertredingen, die hem voor het kantongerecht dat voorportaal de" K.'chtbank kunnen brengen. En als msn hem weer in hut P,»leia van Justitie ziet dan is het in de bank d-r beklaagdan voor de arrondissements rechtbank om zich te verantwoorde i wegens diefstal. Zoo zinken die jongens al dieper en diepe;' en bewijzen de waarheid van het refrei.i dat Aloregt eens zong: Want met het kleine vangt men aan om met het groote voort te gaan! De minder goede verstandhouding tusscben buurvrouwen openbaart zich gewoonlijk zoo heeft mr. Besier, gedurende zijn nog niet lang durige ambtsvervulling alhier reeds opgemerkt door de plagerij om kleeden of ma'.ten te gaan uitkloppen voor het huis van de tegen partij als deze ju'st hare ramen heeft openstaan en binnen aan het schoonmaken is. liet onmildellijke gevolg van zulk een plagery' is stiijk en zet, dat een gereed staande emmer water over de plaagster wjrdt uifgestort, ji, het is zelts al voorgekomen dat do gloeiende ver ontwaardiging van zoo'n besproei Ie buurvrouw werd opt-e*ekt, omdat niet water uit een emmer, maar het g;durende den nacht door de familie verzamelde vocht, haar uit een pot in 't gezicht werd geworpen. Nu, kijvende buurvrouwen zullen wel altijd biij/en bestaan en als ze het nu maar niet al te bont maken door elkaar te schoppen en te krabben of de haren uit het hoof.l te rukken want dan komen ze voor de rechtbank dan kjmen zij er nog al voor een koopje af'. Ernstiger treedt het Oponbaar Ministerie op tegen ge.wetenlooze kroeg houders, die aan jon. gens van 12 tot 14 jarigen leeftijd sterken drank tappen zooveel zij lusten en b talen, zonder er zich om te bekommeren of zoo'u jongen smoordronken door dt; politie wordt opgepakt, zooa s den straks bed icIden jongen overkwam, die niet minder dan vijf borrels had gebruikt. Voor zoo'n onheilstichter wordt maar dadelijk eenige dagen hechtenis gei'ischt. Daarentegen hei) ik mr. Basier ook eens tot waarschuwing van alle aanwezige agenten van politie en rijksveldwachters en 'oei het in de krart te zien verschijnen r;a!uurlijk open'ijk hooren verklaren, dat alle overtredingen van de drankwet, die door de politie zelve waren uitgelokt, door hem nimmer werden vervolgd, maar ds desbetreffende processenverbaal onverbiddellijk in de papiermand terecht kwamen. Deze ambtenaar blijkt over het algemeen een afkeer te hebben van de vervolging van overtredingen, die door de politie zelve hadden kunnen voorkomen worden en geeft door een enkele maar veelbeteekenenda vraag of opmer king zijn misnoegen daarover te kennen. _Zoo stonden dezer dagfn een paar jongelui uit een naburige gemeente terecht, die op een Zondagavond een snoepreisje naar l 'recht had den gemaakt en terecht gekomen waren in een huis in de Cellebmederstraa^, dat den weidschen r.aam vtn hotel draagt. Vocrhsen stonden daar altijd middernachtszendelingen om hen, die daar wilden gaan logeeren, van hun voornemen af te brengen, of zo.) de poging daartoe hopeloos was, cian toch eens (e zien wie de bezoekers wel waren. Dat gal natuur lijk dikwijls standjes en altijd was (r politie uij de hand om de zendehngen te helpen of in bescherming te nemen, waarait d.in niet zelden inisbaridehngsprocessen voortvloeiden. l i ds-i laatsten tijd ook om de redenen die ik in mijn vorigen lirief ontvouwde hoorde men daar niet meer van en ook de politie scheen daar niet meer bepaald op post te staan om te snrveilleeren. Dat was een zeer wijze maatregel, want er behoort maar weinig tue om iemand, die in het nachtelijk uur uit zulk een hotel komt en, ofschoon opgewonden, toch rustig naar huis zou zijn gegaan, eene overtreding te doen begaan. De beide jongelui ondervonden dit. Zy schenen onaangenaamheden gehad te hebben met iemand, die nog binnen was en scholden dezen nog al luidruchtig uit. Dadelijk schoten er een paar mannen in burgerkleedisg op hen af en maakten zich bekend als politieagenten. Een dezer, a's getu'ge gehoord, verklaarde eerst dat een der j >ng».lui zoy dronken was, dat hij voorover op het luik van een daar aan wezigen mestbak lag ; doch later was hij in het i abij plegen bureau van politie, waarheen zij zonder bezwaar m Misgingen, zér opge wonden, Ik was zeer bedaard, zei de jongeling, maar d ze ag ;nt gaf my' zonder eenige reden een slag met de hand midlen voor het gezicht. Wat, vroeg de kantonrechter verontwaardigd, hebt gij dezen arrestant mishardell ? Volstrekt niet, meneer l Ik heb hem alleen op de bank gezet" omdat hij zoo opgewonden was. Miar, vro'ïg het Openbaar Ministerie enin zijn toon la^ ook groote b wreemding maar sarveilleeren jullie daar dan weer voor dat huis ? Ja, meneer, zei de a^ent, tegenwoordig weer! De ambtenaar van het Openbiar Ministerie eischte voor de beide beklaagden vrijspraak, omdat de ijverige pilitiedienaar in zijn proces verbaal een verkeerden datum bad aangegeven ; maar een paar weken later werden dezelfde personen toch veroordeeld... d c i toen op den goeden datum en op getuigenis van den anderen diender. Ik ben benieuvd, of, nu d', burgemeester, als hoofd der politie, het vertrouwen in de miidernachtzendölingen openlijk heeft opgezegd, nu ook het surveilleeren niet van die huizen, maar van de bezoekers door de politie, niet zal ophouden. Sociale, MUI tuin mniiiitiimiMiiiiiiiiiiiiiiMtif tnt iiiMitiiMHumiiMiiiiiii Vrouwen-arbeid en huisgezin. i. Er is geen enkele kracht voorhanden, en er zal ook zeer moeilijk een maatregel te vinden zijn wat trouwens ook niet te hopen ware! die verhinderen kan, dat de vrouwen meer en ineer getrokken en geschoven worden in de indtistrieele en commercieele bedrijven. Hoe men ook denke over de taak en de roeping der vrouw, of men vóór- dan wel achteruitgang mefnt te zien in het wassende aandeel 't welk de vrouw in dit industrieele leven heeft en krijgt ? al het gedebatteer en gefi.losofeer is van gén invloed op de werkelijke om standigheid, dat zoowel arbeiders-vrouwen en -dochters, als vrouwen uit de burger klasse zich al meer en rneer gedwongen zien, door f'abrieks- en kantoor arbeid te zorgen of... mee te zorgen voor het levens onderhoud van haar en de haren. Want dit is het, wat het vraagstuk van den vrouwen-arbeid tot een sociaal vraag stuk maakt: titel dat de vrouw arbeidt in de bedrijven, maar dat in arbeiderskringen veel gehuwde vrouwen pp fabrieken en inrichtingen werkzaam zijn; vrouwen dus, die een gezin, groot of klein, hebben te verzorgen; die dei; i'abrieks- of anderen Iqon-arbeid buiten het gezin nóódig hebben, niet kunnen missen, en wier gezin ook en niet het minst, zij zelve toch nood wendig onder deze dubbele taak moet lijden lijden vooral in zedelijk opzicht. Het gaat niet aan, dat werkelijk bezwaar met een feministisch preekje te willen wegrcdeneeren, door b.v. te vragen, waarom de man niet evengoed de huishouding zou kunnen en moeten doen, dan de vrouw. Dit heeft slechts zin rond de theetaf'el. In de werkplijkheid niet; reeds hierom niet, wijl juist daa-, waar de arbeid van gehuwde vrouwen het meest voorkomt, deze slechts een aanvulling beteekent van het te weinige loon van deu man, gelijk nog onlangs in dit blad. is aangetoond kunnen worden bij de bespreking van den arbeid van gehuwde vrouwen in Duitschland, waarbij bleek.dat dat bijna 80 pCt. dier vrouwen tot den arbeid gedwongen werd uit nood. Ojk ons land is daaraan niet vreemd. Nog de j >ngste verslagen van Arbeids inspectie vermelden, hoe op de steenfabrie ken in Zuid-Holland en Utrecht de fabri kanten eischen, dat de arbeiders hun vrouwen meenemen naar de fabriek. E-i wie in Eindhoven beleend is, weet, dat op tal van fabrieken een groot deel der werkkrachten bestaat uit gehuwde vrouwen ; en dat de degen creëren de invloed daarvan .i op de vrouwen zélf, n pp de gezinnen maar l;i te goed merkbaar is. Is'u kunnen wettelijke maatregelen hier zeker met bepeikend optreden. Maar toch slechts voor buitengewone omstandigheden: vóór en na bevalling, vaststelling van een korteren weikduur, enz. De ai beid van gehuwde vrouwen zélf' t au niet verboden worden, zoolang niet der gehuwden mannen een loon gegarandeerd wordt, voldoende orn in het onderhoud van het gezin te voorzien ; zonder dat, zou een verbod een maatschap pelijke onrechtvaardigheid zijn \an zeer erge soort. De vraag is echter, of, bij het opdringen der vrouwen, het in afzienbaren tijd zoover zal komen. Vóóraf zullen ons nog wel heel wat preeken te wachten zijn van cofifessioneele zijde over de onverlaten, die liet gezinsleven willen aantasten, die niet willen erkennen dat het huisgezin de eenheid vormt, uit wier duizendvoud de maatschappij be staat ; en dat, wie de hooge plaats en de onafhankelijkheid van het gezin aantast, handelt vlak tegen de ordonnanties Gods ; j maar ze vergeten in den regel, deze preekers, ! dat het hier niet zijn de min of' meer toej vaüige idetën der men&chen: sociaal| democraten, feministen, enz., maar dat het \ de ontwikkeling der imlut-trie en de verj vorming der maatschappelijke verhouding is, waardoor duizenden gezinnen uit elkaar gei'ukt, u n het gezinsleven, uangeraiiel word t en ontaardt. Het moet dus goed en nuttig zijn. dat uiigezieri wordt naar wegen en middelen, om nog langs anderen dan den puur wettelijken weg, die dikwijls tot zoo onvol doende resultaten leidt, hulp en verbetering te zoeken; en dat men zich daarbij niet plaatst enkel op eenig theoretisch of abstract .standpunt, maar slechts tot doel stelt: het directe, lichamelijke en zedelijke belang der betrokkenen : de gehuwde werksters en hare gezinnen. Ik bedoel: dat men coch uitga van de absolute opvatting, dat het gezin de eenige een eeuwigdurende vorm is van het samenzijn, noch uitga van de stelling, dat de man evengoed voor den huisarbeid moet en kan zorgen als de vrouw. Het was mij daarom een reden tot blijd schap, in handen te krijgen 'een boekje van de bekende strijd?iter voor de belangen der arbeiders-vrouwen, Lily Eraan, getiteld : f Vrouwenarbeid en huistiouding" 1). De schrijfster is in de sociale beweging in Duitschland geen onbekende. Hoewel in partij kringen weinig op den voorgrond tredend, heeft deze jonge vrouw zich met alle kracht geworpen in de sociale bewe ging; en terwijl puur-feministische neigin gen haar vreemd zijn, getuigt haar arbeid van grooren ernst, toewijding, initiatieven grenzenlooze liefde voor de klasse der minbevoorrechten. Welnu, L ly Braun wil trachten een weg en een middel aan te geven, waardoor aan de sociale ellende van het gezinsleven door den arbeid van gehuwde vrouwen zooal geen einde zal komen, dan toch, naar hare meening, een betere toestand kan bereikt worden. Maar de verandering van het g-ezinsleveu is een verwordings proces, zoozeer als het gezin zélf ook in een vrucht van het evolutie-proces der maatschappij. E?i wie du$ den toestand van het oogenblik wil kennen en kunnen oordeelen wat komen moet en zal, die moet ook de sociale ge schiedenis van het gezin, die moet ook de fagen dier ontwikkeling kennen. Nu wil het sobere boekje van L'ly Braun volstrekt niet zijn een wetemchapptlijkhistorisch overzicht. Integendeel wordt het werkje gecolporteerd als «Agitations-Ausgabe". Maar juist daarom ig het mij wellicht mogelijk, van hare bedoel ing in een tweetal artikelen een gecompileerd overzicht te geven. Het komt me voor, daartoe belangrijk genoeg te zijn ; juist nu, nu de sociale zijde van het vrouwen-vraagstuk voor zoover ze verband houit met het arbeiders-vraagstuk, zoozeer naar den voorgrond dringt. Es dan is een vluchtig overzicht van haar heele werkje natuurlijk ook noodzakelijk. Men is geneigd aan te nemen, dat het gezin het meest conservatieve element is m onze samenleving; het schijnt de rots, waartegen de golven de maatschappelijke evolutie branden, zonder er meer dan splin ters af te brokken, och leert ons de ont wikkelingsgeschiedenis van het gezinsleven geheel iet i anders. Zeker heeft het gezin in liet sa nenzijn der menschen immer een voor name plaats bekleed. De geschiedenis der oude volkeren, nog vóór de historie, wijzen ons daarop Zoowel bij jacht- als herder volken, rondom het vuur der jacht-stamraen en in de hut der herders, zijn de sporen van dat gezinsleven na te gaan, en het is steeds de vrouw geweest, die daarin de gezinswerkzaamheden verrichtte: zij bereidde de vellen, zij hoedde het vee, en later spon en weefde zij de kleederen der mannen. Zijn hoogtepunt bereikte het gezinsleven in het begin der middeleeuwen, binnen de burgteii en kasteelen. Het gezin omvatte gansche complexe van gebouwen, waar binnen de horige knechten en maagden hun arbeid moesten verrichten. Er werd niet slechts voor de momenteele behoefte, er werd ook voor de toekomstige generaties gewerkt en bereid: de gevulde linnenkasten, de zware gewaden, tapijten en wandbedekkingen spreken daarvan. Elk gezin weefde en verfde zijn eigen kleederen en maakte zijn eigen * schoenwerk. Met de opko mende steden kwam daarin reeds een geheele ommekeer. Het opkomende hand werk ontnam aan het gezin telkens meer van zijn arbeid, het verven der storten, de spinner, d<j wever, de schoenmaker za allen hielpen het gezin aan omvang afnemen.' en in de steden werden de knech ten en maagden al meer en meer de met loon betaalde arbeids-krachten. Alleen op het platte land bleef nog langen tijd de oude vorm van het groote gezin bewaard hier en dair zelfs tot in den tegenwoordigen tijd. Het was echter ook hier de machine, die sneller en omvangrijker dan het hand werk, de verbrokkeling en ineenschrompeling van het gezin te weeg bracht. Niet alleen in de steden, maar ook op het land bracht bracht zij ommekeer teweeg. Ze spon en weefde niet alleen, ze naaide en breidde ook, en nam zelfs de wasch uit der vrouwen bedrijvige hand, Tallooze arbeidshanden in het gezin had zij overbodig gemaakt ze trok ze mee naar de fabriek. .jk in de woning der rijken is die in krimping van het gezinsleven gevoeld : de kojk-haard is nog het eenige wat vanden vroegeren omvang rest. En ook hij is niet meer dat wat hij eens was; geen brood wordt er meer gebakken, geen vruchten en groenten meer ingelegd; eie zwarte kolen en het knetterende houtvuur moesten wijken voor ^de gasvlam en vee) zelfs voor de electrische verwarming; en ook de verlich ting door olie lampen is geheel door moderne inrichting vervangen. En dan moet iiog déie omstandigheid in aanmerking genomen. worden: naast den vuurhaard was het de naald, die nog de oude traduiën van het gezin overeind hield. De naaimachine verving haar. En in liet gezin der arme, werd zij ook ee:i middel tot loon verdienste. Maar ook zelfs cat houdt meer en meer op. De groot-productie vaii alle mogelijke gemaakte kleederen, de confectie, met hare ontzettend goedsoope producten, heeft d^ze functie ten teneninale overbodig gemaakt; ze heeft de huisvrouwen de naald uit de vingers gerukt, omdat zoowel mannen ais vrouwen hun kleedingstukken veel gotdkooper gereed kunnen aauschail'jn. Dd voorwaarde voor deze confectie is natuurlijk: het voorhanden zijn van goodkoope arbeids krachten. En <i;5;i:-aan ontbreekt het niet; de overbodig geworden dienstmtisj-'S en dochters, de kinderen en vrouwen der arbei der» leveren mér recruteii voor dit bekla genswaardige eonfectie-leger, als zelfs daar aan geplaatst kunnen worden. Eu hier komen wij te staan voor het vraagstuk van der vrouwen-itibtia in de industrieel e bedrij ven. (Word! vcrt'oly'j. S. 1) »Frauenarbeit und Hauswirthschafï' von Lily Braun. Burlin. 1001. Buchhandlung »Vorwa-ts."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl