Historisch Archief 1877-1940
Ko. 1278
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD'V OOR NEDERLAND.
L
STtqUlTTClLN
Inziet in ce HoofdstaS.
Sedert geruimen tyd had ik Verdi's Othello
niet meer gehoord Ik was begeerig te weten
welken indruk eene wederopvoerirg van deze
opera op my' zou maken en daarom zocht ik
gelegenheid, by de eerste opvoerirg van dit
werk in de Nederlandsche opera, tegenwoordig
te zy'n.
Tut mijn genoegen zag ik myn vroegere
meer ing over dit werk bevestigd. Het is een
opera ryk van inhoud en met veel kennis van
laken geschreven. Men bespeurt aan alles dat
Verdi zyn tooi.eel kent; dat hij als echt
dramatisch componist licht en schaduw weet
te verdeelen en dat hij, volbloed Italiaan, zy'n
nationaliteit niet verloochent en sf en toe
met pekkende melodiën voor den dag komt,
die op ons, deftige Noord-Nederlanderp, wel
eer,s den indruk maken van »op bet kantje
af" te zyn. Maar ook bespeurt men dat hij
niet, zooa's l>y den Verdi van Traviata en
Trovatore, alles daaraan opc ffert, och dat hy
er naar streeft zooveel mogelyk zy'ne figuren
juist te karakteriseeren, dat hij daarin ook
slaagt en dit vooral niet het minst dat
hy in zijn orchestbewerking een rijkdom aan
den dog legt, die nut alleen schoone
klankcombinatiën te weeg brengt, doch ook de
figuren en hui ne handelingen muzikaal onder
steunt. Het bloek rcy by Othello al weer,
dat hoeveel verdienstelijke er ook is ónder
het werk hetwelk door de jong-Italianen tot
dusverre voortgebracht werd maestro Verdi
nog steeds en onbetwist zyn goeden naam
hand ha» f i, als hoofd der Italiaansche school
in de twetde helit der vorige eeuw.
De uitvoering had al de voor- maar ook
de nadeelen eener première. Tot de eerste
reken ik een zekere frischheid en ingespannen
opmerkzaamheid, die men anders wel eens
mist tot de nadeelen acht ik hier en daar
iets onzekers, een gemis aan overeenstemming
tDBSchen koor- of solo-ensembles en orchest
en... overmatig lat ge pauzen tusschen de
bedreven.
De heer Dasidef Maicus leidde wederom
net vaste hand de uitvoering. Aan zyn rust
en kalmte en aan zyn s iber gebaar, dat vooral
bij htt orchest alty'J den gewenschten uitslag
teweegbrengt, is het'voorzeker toe teschryven
dat de uitvoering zoo goed slaagde. Thans reeds
waren er verschillende mooie momenten waar te
nemen in het orchest, met name in het hout
en in het quartet. Het koper zou men echter
neer distinctie van toon willen aanbevelen.
Ook het koor kon in dat opzicht een belang
rijk hooger standpunt innemen, vooral bet
vrouwenkoor.
By ieder nieuw gemonteerd werk bewyst
de heer Ciït.i welk voortnffelijk regisseur
men in hem bezit. Niet alleen dat zonder
uitzondering alle vier de bedryven een ver
rassend Bchoonen aanblik opleverden, maar
ook de groepeering der figuren en het geheele
tooneel- arrangement in de eerste acte en ook
in de tweede acte by' het kinderkoor waren
zoo gelukkig gevonden en zoo goed doordacht,
dat iedereen zich gaarne aansloot by'de hulde,
den heer Coini gebracht.
De beide hoofdpersonen waren in handen
van beproefde krachten. De hier Pauwels
was Othello en de heer 0/eho zong den Jago.
Moeily'k zal men betere vertolkers voor deze
rollen kunnen vinden. Een voortn ffelyke
gestalte en een zeer expressief spel staan
Pauwels ten dienste. In het begin scheen
DE WATERLELIE.
Door T. T.
II. (Slot).
Als men boven de zestig jaar is zijn mooie
droomen zeldzaam en is bet zaak er zoo lang
mogelyk van ce genieten. Geen wonder dus
dat meneer Slavenburg eer. t di«-p in den namid
dag ontwaakte en wei tamelijk onzactit, door
dat een klein mei je. dat zijn tchui'plaats nad
gevonden, en zich den tijd nad gtkurt met de
visschen uit het mam j-; weer in het watt r te
smijten, over zijn voeten struikelde. De oude
ambtenaar zag met n oogopslag de vreselijke
slachting, door het kii.d onder z. n visschen
aangericht, en eer by zelf' recht wist, wat hij
deed, had hij de kleine bij den arm gegrepen
en schudde hy ruw het teere lichaampje door
elkaar. ZOOL!S te verwachten viel hiet het kind
een vreeselijk gehuil aan, wat meneer Slaven
burg nog prikkelbaardtr maakte. Tevergeefs
trachtte hij het meisje tot bedaren te brengen.
Hy rolde n.et zijn oogen, om het schrik aan
te jagen, hield het de hand voor den mor.d,
niets hielp. Het kind ging hoe langer hoe
harder gillen en Slavenburg, die heelemaal geen
verstand van kinderen baa, zag tot zijn greote
ontsteltenis htt gezichtje van tut beangstigde
meisje blauw rood worden. Vreezende dat het
kind een stuip nabij zou zijn, nam de oude
man het in zijn armer, met het plun het naar
de boerderij te dragen Doch plotseling bedaa'de
het geschreeuw. De met tranen gevulde
kinderoogen vestigden zich strak op eer. prachtige
waterlelie, die fier zich op raar lat gen stengel
wiegelde aan de overzijde van de sloot, dicht
bij de plaats, waar de diepe vliet voorbijstroomde.
Begeerig strekte het meit-je hare handjes uit
naar de verleidely'ke bloem. Meneer Slaven
burg, bly dat het kind weer zoet was gewor
den, hitf de kleine in zyn armen omhoog om
haar de waterlelie goed te laten zien. Dat
beviel het meisje. Het kraaide van pret en
sloeg met armen en bepnen om haar vreugde
te uiten. Meneer Slavenburg bad er zelf schik
in. Maar hij kon tcch maar niet voortdurend
met dat rumoerige kind in zijn armen blijven
staan en, toen het spelletje hem dus lang
genoeg geduurd had zette hy het lastige wicht
op den grond, nam het by' de hand en wilde
naar zyn schuilhoek terugkeeren. Dadelijk be
gon het gehuil en gejammer opnieuw. Het kind
wilde niet van de bloem scheiden, dat was
duidelijk. De oude man was erg met de zaak
verlegen. Hy keek naar alle kanten uit of er
ook hulp kwam opdagen, maar geen mensen
liet zich zien. En het gejank van hat
ondiugetde kind werd hoe langer hce erger. Ten
UHimiiiiiiiiiiiimiimiiimiiiiiitiHiiimiiimnniiiiiiiii minimin
het alsof hy zich nog niet geheel hersteld had
van zijne laatste indispositie. In de laatste
twee bedryven was bij echter in zyn volle
kracht. Orelio was ook prachtig. Zijne halve
tinten gaven het sluwe en doortrapt-huichel
achtige van Jago zeer goed weer. Ik begry'p
alleen niet, dat hy zich geen anderen kop
gemaakt had ; zijn grime had veel meer weg
van een Wolfram ??dan van een Jago-typfi.
Naast deze twee mannen-hoofdrollen vervulde
mevrouw Cuini- Francisca de party van
Desdemona. Tot myn groot genoegen zag ik ook
thans weder dat mevrouw Cjini groote vorde
ringen maakt. Het is een mooie parij de
Desdemona; en Verdi heeft haar vooral in de
laatste acte niet veel innigheid muzikaal weer
gegeven. Mevrouw Coini groeide in het wei k
en inet het werk Mag men veilig beweren dat
dit in zyn laatste bedrijven op een boogaren
trap staat dan in zy'ne eerste, evenzoo stond
ook de vertolking van mevrouw Coini in de
derde en vierde actes het hoogst. Vooial het
lied van de wilgen en het »Ave" werden vol
poëiie gezongen en maakten grooten indruk.
Da kleinere partyen waren ongelyk bezet,
zoo werd Lodovico voortreffdlyk gezongen
door den heer v. Duinen, wiens stem dien
avond zeer schoon klonk; evenzoo was m<j.
Lozin een zeer goede Einilia. De
heeienCauveren, Poors en Koster waren niet onbevre
digend, doch de heer Schurmann, die de be
langrijke party van Cassio zong, was geheel
onvoldoende. Wie dien heer den raad gege
ven heeft als zanger op te treden, heeft hem
geen goeden raad gegeven. De heer
Sotiurmann ontbeert geheel het timbre en de
resonnance, zonder welke eene s.tem niet in
staat is een artistieken indruk te maken. Ja
een dergelijk orgaan bederft zelfs het ensemble.
Het is dus voor den goeden totaalindruk
noodzakelyk, dat men omzie naar een anderen
C.i8sio.
Zelden heeft een violist zulk een buiten
gewoon succes behaald als de heer Jaeques
Thibaud uit Parys. Nauwelyks een en twintig
jaren, speelt hy met een rust en kalmte, die
den geheel genjpten kunstenaar kenmerken
en in de meest uiteenloopende styl-nuances
documenteert hy een ongeëvenaard meester
schap. Ik hoorde van hem het concert van
Lilo, op. 20 in F; een werk nobel van inhoud
maar niet diep; meer interesseer*» de door
gladde factuur en bevallige melodieën, dan
door grootschbeid van conceptie en adel van
lyn. Het klinkt echter mooi met de orkest
begeleiding, die in alles een zaakkundige hand
verraadt. Doch, hoe buitengewoon is dit concert
gespeeld. Thibaud liet ons nuanceeringen
hooren, die men slechts van zangers en
dan nog de allergrootsten onder de grooten
heeft waargenomen. Een dergelijk t^pressico,
een dergelyken zielvollen toon, en daii in die
verscheidenheid van klankschakeerii gen, zou
men nauwelyks aan een viool toeschrijven.
De F-dur Rjmance ven Beethoven en
»Introduction et Kondo Capricioso" van Saint Saöns
waren mede schitterend van voordracht. Kaar
ik verneem, moet het Es-dur concert van
Mozart, dat de virtuoos den avond te voren
gespeeld heeft, evenzeer als een openbaring
gewerkt hebben.
De avond werd geopend met een buiten
gemeen schoone vertolking van de d-mol
symphonie van Schumann. D3 uitvoering was
blijkbaar met zarg door den heer Mangeiberg
voorbereid en alles klonk prachtig, inzonder
heid ook de viool-solo van den heer Spoor.
Hoewel de heer Mengelberg naar mijn ge
voelen de Romance (het tweede deel) te lang
zaam neemt, wil ik toch gaarne erkennen dat
de klarkechoonheid van het orchest daarin
een zeldzame hoogte bereikte.
»Der Schwan von Tuonela", eene legenda
uit het Finsche volksepos »Kalevala" van Jean
Sibelius was reeds te voren door het orchest
cp een der matinees gespeeld en buitendien
«MtMIMtllmlIllnlKllmltMHIIMIIKIIIIIMIMMHnlUllllliniUIHIimmttM»
door den componist zelf reeds hier g
atronucee'rd toen bij in den vorigen zomer met
een Finsch orchest ons land bereisde. Het is
pen meesterwerk in den volsten zin des woords.
Vol peëzie en weemoedige teederheid trekken
de schoone melodiën en droefg«ent'ge
barmoriën aan het oor voorbij en de indruk dien
het op ons achterlaat, is geheel zooa's door
den componist moet bedoeld zy'n. Men zal
goed doen het oog gevestigd te houden op
dezen tympaihieken toondichter.
Met eene schitterende n:t.oerirg van het
frissche wtrk van Paul Dukas »!'Apprenii
s»rcier" we-rd da interessante conce t Imsloten.
ANT. A
einie raad greep meneer Slavenburg zijn hen
gel, ging aan den rand van de sloot staan,
b og zich een bee'je voorover en sloeg met
den stok naar den bloemstengel. De eerste slag
was mis. Oflge.ieerd wiegelde de waterlelie op
haar langen steel. Het kwatn den ouden klerk,
die door de wa<mte, den slaap eii den bran
dewijn niet volkomen helder was, voor, ot de
bloem hem uitt&rtend aanstaarde. Dieper bwghij
z ch over het zwarte wate., stak zy'n hengel
zo. ver mojfiijk vooruit en s!oeg nogmaals
i aar de wateihlie. En ditmaal had hij juist
getnffen. Van zijn stengel gescheiden dreet do
bloem op het water. Maar terzelfder tijd klonk
een angstkreet en spatte het water hoog op.
M»neer Slavenburg, die zijn evenwicht veiloren
had, was in de sloot gevallen. JDood.ib .nauwd
lag de oude zwakke m*n te spartelen, angst g
zijri armen uitstrekkend naar een voorwerp om
zich aan vast te klemmen. Ka al meer t.n
meer dreef hy af naar den vliet, die onweer
staanbaar zy'n < '.T tot zich tiok. Het vu:le
slootwater drong in zijn mond en verstikte zijn
zwakke hulpkreten. Toen, bij zijn laa'ste poging
om zich boven te houden, greep plotseln g zijn
si'.ldererde liiikcrhaid een voorwerp, dat aan
de oppervlakte dreef. Het was de waterlelie.
En met de bloem krampachtig vastgeklemd,
zoek hij weg in den diepen vliet Nog eenmaal
verscheen dood>bleek het gelaat van den dren
keling, waar de oogen in doodsangst uitpuilden,
boven water. De laatste angstige kr^et van
iemand, die weet dat hij verloren is, wrong
z'ch uit /?ijn keel. Dat was alles. De kringen
aan de oppervlakte van liet water, waarin
meneer Slavenburg zijn grat had gevonden,
deinden zachtjes weg en v rooi ijk schitter* n l
in de stiaien van de o dt-rgaanda zon kabbslde
de vliet verder
l
Het kleir.e me:sje bij de sloot zat te huilen j
over het verlies van haar mooie bloem, die j
door den vreemdi-n man was meegei.omen en
viel eindelijk moe van het schreien in slaap.
Zoo vond haar Benige oogenbhkken later ue
moider, een groote, zware boerin, die al lang
angstig naar haar vermiste kindje had loopen
zoeken. Met een kreet vai blijdschap drukte
zij het slapende mei-j e aan naar borst en
sntlde er ruee naar dij boerderij
Dien avond zaten de vrienden recht gezellig
aan hun stamtafdtjj bij Frecriks: Stee; srna,
de krijijai eri Hendriks. I>e stoel van den jarige
stond bijgeschoven en zijn potje bier al inge
schonken. Want het was al over tienen, het
plechtige uur, waarop Slavenburg met zijn
hengel en vischmand in de hand, gewoon was j
tot de zijnen terug te keeren. l
Meneer S avenburg is laat van avond," zei !
Freeriks1, de kastelein, die al een paar maal
op de klok had gekeken, en tot den kellner : ,
Ga es op straat kijken, Frits, of je mijnheer j
ook ziet aankomen." Frits bleef tien mir.uten j
we?, hij had niets gezien. De vrienden, die
zich den geheelen. dag al hadden verheugd in
iea" in de
(S l 01).
Den WelEd Iher At.t. Acerkuinp.
Neen, waarde heer Aveikamp, zoo bent u
nog niet van me af. U zegt, dat ik uw be
denkingen tegen het pantser van B.'ünribilde
nog niet weerlegd heb ; ik zeide toch : zie
over die bedenkingen mijn artikel van !:?> Nov.
in de N. R. G. moet ik hier weer hetzelfde
herhalen ? dat duif ik niet, want ik ben
erg bang dat, zeg ik het i ^ eens, een ztkere
professor uit Leiden mij te lyf zal gaan, immers
reeds toen nam hij het op voor hetgeen ik
z. i. kwetsends zei van de verdienstelijke
zangeres enz. ik ban er toen i og goed
afgekomen, doch wie weet of het dezen keer
niet tot een duel zou leiden en het strijdt
tegen mijne christelijke gevoelens tegen Kerst
mis zoo iets te provoceeren.
Mark ik geen proselieten met mijn be
wering, zóó moet het zijn anders is het veikeerd
en leelijk ! Maar laat er dan eens een
archeoloog of zaken-kur.dige komen om uitte
maken of mijn opvatting niet sty'lvolier, niet
juister is dau de huidige en ook moet er
eens een schilder ef decoratief kunstenaar uit
den hoek verschijnen, die uiijn oplossing minder
estethisch vindt dan wat bestaat op dat gebied.
Dan kan er nog altijd een oj komen met
»de bedoelingen van den meester" . . . maar
dan hou ik het niet meer uit: ze hebben me
waarachtig met St. Nicolaas »de bedoelingen
van den moester'' driemaal (voluit) in choco
lade en ns in marsepijn thuis gestuurd ; ik
ben er neg onpasselijk van.
Hoogachtend, Uw dw.,
15 Dec. 1901. AXTOOX MOI.KENBOKR.
MmMiMiMiiiniiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiitiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiMi
Knust te Rotterdam.
Kunstkring, Oldenzeel.
De etsen van Nedcrlatidsche uie>sur% die in
de vorige maand de Pu chri-zaleu versierden,
hebben wij thans Ider, voor een dee'.
Honderd mm n, waarvau slechts een lirnH!
reproductief een. collectie die de prac. t'ge
ontwikkeling van onze modeme etskuust wel
zeer volkomen bewijst. En n.óér dan die: zij is
er, zij is weer een kunst geworden, groot in de
rij der beeldende. Er is wel bij alleu die deze
coll ctie liie'psu vormen een meesterschap in liet
hanteeren vaa de etsuaald, een liefde voor deze
lai'g verzuimde kuns*, die als eeri gelukkig feit
met blijde erkentelijkheid behoort te worden
gememoreerd.
Wie de etsen gezien heeft in onze musea en
ia part:culiere verzamelingen, van de groote
ouden in Holland, of van buitenlanders als
Wuistler, Rq s, Pissarro, Buhot, voelt hoa onze
jongeren er zijn, hoe de etskuiist zieh weer een
ruime plaats verworven heeft vooraan in de rij.
Leerzaam, uit dit oogpunt, in de vergelijking van
het werk der jongeren met, daT. der enkele ou.teren
die hier ook presint zijr, Roelofs, v. d. Saude
Bakhuijzen. Hoe slap en futlo:, s en onzeker lijkt
MltlmMMIIIttlllmMMMlmlHHIIIIlmillMltBIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIItUI
het vooruitzicht van de visch, die 's avonds
onder tu-ii Zuu worden verdeeld, begonnen onge
duldig te worden, S:eensma, die als gerouti
neerde kltrk geleer i had zich nooit erg te
haasten, nog het minst van allen. Maar toen
het half elt was gewoidi-n en er nog geen
Slavenburg was verschenen, begon hij ooK mee
te pruttelen.
Wat was dat nou voor lUuwiteit om op je
verjaardag spelbreker te zijn. Meer dan dertig
keeren ha.lden ze dien dag gevierd en altijd
was om tien uur het leest begonnen. En bij
de herirmeiirg aan al de baarzen, die in d^e
dertig jaren hwui waren toebedeel i, beg(n
Steeusma een hiiid^rlijk jjuken in de rnaagholte
te voelen, 't Werd eii uur, 't werd halt tw«a!t,
maar wie er kwam, geen Slavenburg. Telkens
als de deur openging orn een bezoeker binnen
ie laten, meenden de vrienden h.-t goedige
gc/icht met de stugge, grijze bakkeüaar^jes in
den tabakswalm te zuaen zien opduiken, en
telkens draaiden ze z ch telaurgcstcl.l weer op
hun stoelen om. De een na den ander ging
eens even de stiaat op, maw van <ïen jubilaiis
was geen spoor te zien. Toen de klok twaalf
sloeg werd Frits voor 't laa'st naar buiten
gestu;rd en !oen hij met een niks (e zien"
terugkwam, vernlaarde Sieensma nijdig, dat hij
er nou genoeg van ha.l om nog langer raar
Slavenburg uit te ki^kun.
Was dit een manier van doen, j3 vrienden
twee uren te laten wachten. Maar wacht maar,
bij zou het dien ouden schavuit morgen op 't
bureau wel inpeperen. En i.ij d -, dat hij dien
avond zonder baurs naar huis zou gaan, bestelde
Sceensma een sterken cognacgiug, welk ver
standig voorue ld door de anderen werd gevolgd.
De landende stemming, waarin de heercti ver
keerden, verbeterde echter door dit rniddtl
niet. S »ver.ibufg had door zijn wegblijven roet
in het eten gegooid, de ware gezelligheid keerde
niet we.ler. Urn den jarige, d c anders altijd
zoo'n man van de klok was, te excuseeien,
opperde de krytjis de veronderstelling, of hem
mis. chien ook een ongeluk kou zijn overkomen.
Slavenburg was toch anders nog nooit op z'n
\ e» jaar dag weggebleven. Maar dat vonden de
andere vrienden te mal om alleen te loopen.
Een man van zijn leeftijd en zoo voorzichtig,
hoe zou die nou een ongeluk moeten krijgen.
Slavenburg was geen knap jong mei-j.', dat
gevaar liep geschaakt te worden. Frits, geef
nog es drie sterke gro^jes," zei Steensma, die
bij afwezigheid van den ju! ilaris, ah oudste
zich verplicht gevoelde de honne-urs waar te
nenien. n de heeren slurpten hun groejes
leeg en verlieten klokslag n uur nog halt
ontstem), zorder vitch, het koUijLuis. In het
rookerige cafébleven Freeriks en Frits alleen
achter. De kellner draaide de lichten op n
na uit, en reikte de vuile glazen aan zijn
patroon, die ze achter het buffet ging omspoe
len. Kn het laatst nam hij bet onaangeroerde
glas bier van meneer Slavenburg, dat nog op
tafel vóór zijn ledigen stoel was blijven staan,
opende de deur en goot den troebelen inhoud
het werk dier toch ook wel knappe mensc'ieu
ma.t de pracl.tetsen van Bauer, Dupont, Witter.
Hij deze de etsstift weer even hoog m eere als
't penseel en even machtig slagend
't Bezoek aan deze ttseriteutoonstelling is
sl'chts matig. Er is volop gelegenheid tot rustige
beschouw ing, wa&rait geen raspende
gelegeiiheidsmededeeimsteD, d.e 't Rotterdam^che publii k zoo
tul iu kunstzal'U pleegt te strooien, afleiden.
Zi o ken deze ixpositic werielijk een gen t zijn.
Zóó bij liet bmnei.konun, schoon 't heel aan
de andere zijde der zaal hangt, wordt de
aaiidacht, gegrepen door de ets t A i,sterdarmche
giac.n." van Willem Witsi n in vanzelf dan
d->or de etsen eüe'< r naast liai'fen: Dordrecht.
Maar vooral door //Ams e-dam", een
wirjttrg'tcit waarover de ontroerende rust van een
laten nam ddag. Dat laat liet, metr los, t elke: a
weer gaat Let oog er heen ea. telkens weer
wordt Int ge-botid door dit h!ank droomtafreel,
dit biji;a tut ie.1s OLwezenlijks geworden
llollauilsch stads tuk. De sublieme soberheid van
al WitSBii's werk hier, kan in de Djrcl sche
etsen wel eens tot iets kils worden zóó i ij
ie s'e bescjouwing, maar langer er voorstaand,
verdwijnt, het toen al schucuter gemaakt be
zwaar en dai khaar gaat men ia Witseu
erkecne.j den etser van een vol en warm sentiment,
welks befcoriLg illictit onbillijk maakt tegenorcr
anderen.
Zjo bij M. Kramer, wiens Rottero'amsclie
gracht etsen houterig en dor worden, «Is men
ze dadelijk na die van Witsen z;et. Toch is
ook hij er ein, die de mater.e kent. Dat
i/-traa'je 111 Hattum" bijvoorbeeld, een stuk
dorp zolder e.i spiertje groei', a.les grijze
behuuing eii buutige s'raat, brengt vo komen de
troostelooze, Kn'g-droevige .-toinming van zoovele
diur verUteii eii verarmde Ilollandsche plaatsen.
Bij V/itsen's werk vait zelfs niet m dat vaa
upout met zijn P<.rij-c!ie paardm, ziju Leus
do iab;ur, hij toch ook eeii enorm technicus,
van wien een ets te bezitten werke.ijk een ge
not mg hee'eu Volmaak.:, van doen is de
teekeuiug du r r.onkige spisrbeesten 111 houding
van geweldigen trek, de achtergrond erbij
verwaarlocs l, vaak bnitaal-weg verkleind of gene
geerd, ons heel u'euorme werkmacht dezer dieren
lot zwaarder txpressie ts breucen.
Graadt van H >gg u's reproductief werk is
li er in drie exemplaren naar J. Vermeer, J.
.M;,ris en II. W. Mesdag, dadelijk boeiend al
weer is het ,gez c! t op Delfi", de oude stad
onder zwaar-H'illaiUsche-wolkluch'en, een groote
ets met blijkbire voorkeur op n d, r aeste
plaatsen gehangen.
Va:i Bi-ner zijn vijf etser, alle in hooge mate
belangrijk, van bijzondere cüarme vooia! de
Moskee te Cairo, waarvan de eeii:ge afdruk in
het bezit vati dtn heer Zilcken is. Zilckeu zelf,
cor,sci<-ncieus n producist, doch die zich altiji
betir In-u it ailéi da iu
combiuatie-teuuooiisu lln g, waarbij zijn werk ui gauw iets kouds
kri_gi, iets vau ticlibii:k mér dau gevoeldheid
stond dne ets< n taar Ma/is, a n.nar Mauve,
céi naar Vermeer tii zijn btktnd Verlatte por
tie1. a?.
A. L. Koster is zeer goed gesla»c;d in zijn
ets La ir ten lar.dschap aan llohbema toege
schreven, waarin 't vol geboomt»-, ki.oestige
S'amuii u ploun.cnd in den zwaren groud, inder
daad de charme heeft, van het Z'.o eigeii werk
van dien krai.igen zeventiende eeuwer.
Wat we hierboven Z' iden vau de ouderen,
wier werk door dat der j mgeren zoo zf er wordt
overtreffen, gtldt ua'uurhjk niet voor de
inzet.dingen der beide Marisseu van Isrtëls en van
Mauve Lier. Zij zijn alle v.er goed
vertegenwoordigr), vier cf vijf vau elk e.i stuk voor
stuk een meesterlijke cri quis. Hoe eenvoudig
ziiu deze etsen, met l:oe Oi trekkelijk weinige
lijnen krijgen deze kunstenaars wat zij bedoelen,
daar is geen kruiljj te veel, maar ook geen te
weinig, 't is volmaakt, af. Van Israels zijn alle
vier de iyzeudingeii btkend: Als men oud wordt,
Rooktr, Kii/deren der zei-, (Jp weg naar huis,
NMtiimmiimiMtiiiHmiitiHmmiiiiiiiiiiiiiimiitiiiiiMiiiiiiiiiiinilliiiifl
weg ...
Toen Steensma den volgenden morgen om
ha'f tien op het bureau kwam was de
kantoorkruk van Slavenburg nog onbezet. Hij
begreop f~r niets van. Zou Slavenburg soms ziek
ziji. V Hij zou na bureautijd maar eens naar zijn
huis gaan, dat was het beste, Maar met dat al
was 't mooi vervelend, dat bij i u toch verplicht
was weer met het ontcijferen van dien
ellendigen brief te beginnen. Want langer dan twee
dagen kon je een stuk, waar s-poeei" op staat,
toch niet lafen liggen. Brommend opende
Steensma den lessenaar van zijn collega, haalde
den brief' te voorschijn en zette zich aan het
wei k.
Meneer is van nacht niet thuis gewee.'t.''
Steensma keek de hospita verbaasd aan. En
zenuwachtig vervolgde het oude mensch : Och
v d, wat zou er toch met meneer wezen 'i
Nooit, zoolang ie hier gewoond heeft, is ie een
nacht weggebleven. TOL drie uur heb ik op em
zitten wachten. Als ie maar geen ongeluk heeft
gekregen -.."
Steensma. die in het cafédes nachts nog had
zitten lachen bij het denkbeeld, dat S'avenburg
een ongeluk was overkomen, lachte nu niet
meer. Hij keek heel t rnstig, zei aan de hospita,
dat hij dade ijk op onderzoek zou uitgaan, en
girg naar Freeriks. Daar vor.d hij de krijtjas
achter zijn bittertje en beiden besloten terstoiiel
werk van. ds zaak te maken. Van de hospita
had Steensma gehoord, dat Slavenburg den
vor'gen morgen al heel vroeg met zijn hengel
en vischmandje het huis had verlaten. Ze zou
den dus eerst maar naar de plek ^aan, waar
za wisten, dat hun vriend zijn verjaardag placht
door te brengen.
Zwijgend ging het tweetal op weg. Ze kwa
men Dij den eik aan den vlier, waaronder de
goeie oude S avenburg zoo menig vischjs voor
hen had zitten vangen, en hun onrus: nam toe.
Uit alles bleek, dat hun vriend daar den vori
gen dag was geweest. Op het plat getrapte
gras lagen zijn groote roode zakdoek en vel
1fiesck en onder den boom stond zijn mandje,
nog halt' met duode visch gevuld. Steensma nam
het mandje op, een prachtige, zilverwitte baars
viel voor zijn voe'er, maar hij zag het niet.
S ijf staarden zijn oogen naar de sloot, waarin
hij S'avenburgs hengel zag liggen tusschen de
waterplanten en zonder een woord te zeggen
nam hij Jansen bij den «rm en trok hem mede.
Geheel >erslagea stonden beiden aan den rand
van de sloot, op de plek waar Slavenburg den
vorigen dag voorover in het water was gevallen
en waar de afdruksels van zijn schoenzolen nog
zichtbaar waren in de weeke klei. Geen van
beiden sprak een woord, de zakdoek, de
veldflescb, het mandje visch en de hengel, die op
het water dreef, zeiden genoe/, waarom hun
trouwe kameraad zich 's avonds vergeefs had
laten wachten. Maar na eenige oogenblikken
begrepen ze dat er gehandeld moest worden.
Jansen bood aan naar de stad terug te gaan
om politiehulp te halen en zoo geschiedde. liet
was al bijna negen uur 's avonds toen hij met
men heeft ze vaak in kunsthandels gezii n, maar
't is immer een genot, ze weer even voor oogen
te hebben. Van J. Maris een molentje, twee
bruggetjes en enkele studiekop] s; vaa Tuijs 't
eenig 'Ximplaar in Nedeiland van drie bestaande
afdrukken van dat verrukktlijk Vn.uwijp met
deu vlaskluw" en twee landschappen ; van Mauve
Houthakkers, Grazende Koe, Jaagpaarden.
S'.orm van 's Grarensande's strandtafreelen
zijn ook vrij wel b kend, nieuw was-, voor O! s,
ziju Op de Maas" schets van uin.ofcrig
rivierlevtn, waarachter 't s lliout t van de rustige stad.
Van Ed. B-cht waardeerdiU we i en//Opkomende
Maan," zacht-pt ti^cli geval van weelderig
booui-leven waarin 't stil bleek gelaat van' een
g ansspreidende maan; van Th. de Bjck t,w<e
laLdtcbapjes ; van M. van der Valk. een Brui>"
en een Waterkant," krachtig van teekening.
*
-::Geven we den Ku> stkring gaarne de eer dat
hij in on«e zoo kuusta'me stad vtak het hed
bijzondere brei gt, zoo&ls i.u weer deze migu.fique
e seu*,e]it.oonstel;iug; mevrouw Oldenzeel (
rpheht oi.s geregeld met hasr ziker net Irijd
even minutieus samengebrachte, maar tot h al'ijd
wel een en ander be)ai.gwtkk; iid^ bevattende
kunstverzamelingen. Ec i of meer frsaie dotken
zijn altyd in haar kunsthand l wel voorradig.
E:i nu en dan col'ec'ies van joi.geren, die een
: vem.ssing zijn. We bewonderden in hiur Klis
1 Piet de M tor, Wi^gars e. a. in vrij uitger.re.de
' verzi malingen.
l Tui.iis ix,>os:ert, hij O.denzrel een jongmeisch
1 vaa even iwiutig jaar, Dirk Nij'and. We. ?,: i i gen
; er wat bevouroorueeld In ei,: nietwaar, schilderend
; zoou te ziju van een rijkm kunstverzaiutlenden
vader is LU uiterlijk Liet zoo'ii groote i au
eveling? Met te meer blijdschap cousta'eeren
wij diarom LU dat van dtzen joegen tcüilder
j groote vcrw; cht:ngen mogen gaan. Dit is u.et
een probeerder in w.eii men wtl aanleg eiken*,
maar l.cu.eli een talentvolle joi gen, wiens wirk
bijzonder is. E n kranig teekenaar en een zeer
knap colorist er, meer du dat, n die diep
voelt en nut ziel z.eh inleeft, in wat zijn oog
bekoort
Daarbij wtik een v elzij.iigheid. E .'n Noord
bij Dorji," wijd riVitrlatd waarop wates't m; est,
water vol levm van glans en lekker-blij 'e
karteling, aanvleknl teg>n b!ank laag laiul, dat
oveistrooid vau st.lle zomerklt uren. En
daarnaast een prachiteeiening van Brussel i.ware
enorme staH, een warreling van uuuen en torens
in een htlt g bewegende iucht, geteekeud ver
wonderlijk fijn. iii weer 't, karkas vau eeu
ouwen bultigen muleu waar de sj a neu do< r
deu veibnjieidiii zijwand steken, tetkeuii g van
groote krach'. Daarnaast nog eens een Hoi'audfch
nvierlaud vol titteiigedartel m levind w a'er,
waarover kleurig wolk-g, lef. Dan //Le
Marcheur" p'Lteekening vau een rustig jag< r, zijn
schuit, voorttrekken l over du.tter wa'er ui daar
over een LUC it lucht volsti rgepii.ke'; en vRumoti"
tcekeiiing van een fabneksstad aau I-KII
spaorv. e;', wasrovir een litftige rouk-braiid uit aiit
ia zware luchter, fel wertu u Ie s'ad ; eu »Iv pitaal
eu arbeid", klem car.'cvuu.tje vau iu spu rag
ingewikkelde prof.seLkip, dik-Sioed g-vol,
voi.rmffolijk sp: cinien van een in Hjilaud zeiden
geslaagd kuiistgenre, hi muereiid ziifs aan
Léindre ; in Laan'jt;", zwaar-lijrj g tafreel vau
bieeds iu hooge tak-armeu tot een gtweif zich
sauieiiklauwende boomi n, d.t evenzeer als het
groote tciiilde ij »DnruV' bewijzend een reeds
bijna volmaakt, tecbnisch vermogen. Dat groute
scuilderij moge druk, overladen, zwak van com.
posit.ie zijn hoe e; orrn is 't geteekei.d en
welk een ctiaime ibch «e=r is t r in dut
zwaardavcrend schi penlever, biji,a gthtel veib; r,,eud
de oude stad en torenreus vt-ii 't verrukkelijk
Dordrecht.
Bijna elk schilderij is van een andere opvat
ting en niet-geslaagd is eigenlijk niets, .é-,
zér goed verreweg l.et mitste. O, M ei, i/, die
is een scmlder wa»rvau Huiiaud ;pr ken zul.
H EX ui DEKKING.
«?miiliiiiiniiiniiiMiiiiiMM IHIIIIIUIHUIIIIIIIIIIHIIIIUIIIHIHIHHIM
een paar politieagenten en een dreg in een
rijtuig terugkeerde, maar gelukkig scheen de maan
helder. Eurst werd de sloot ge eekelijk
atgedregd, doch niets gevonden. Mtar nog haciden
ze geen ha t uur in den vliet geviscut uf een
zwaar voorwerp werd opgehaald. Het was het
lijk van meneer Slavenburg, dat nog niet ver
was afgedreven, omdat htt op den b> dem van
het water was vastgeraakt. Hoewel ze voor
bereid waren op hetgeen hen wachtte, konden
S.eensma en Jansen toch niet een kreet van
schrik weerhouden en beiden zagen haa;t even
bleek als het doode gezicht van l uu ouden
vriend. En toch zag mei eer Slavenburg, i adat
hij behoedzaam door de poliiieBgenten op den
oevsr was gelegd, er niets angstwekkend uit.
Integendeel. Een van de agenten had met
zijn zakdoek het gezicht en hoofdhaar een
beetje afgedroogd en nu lag het oude mannetje,
uit wiens gelaatstrekken de angst verdwenen
was, daar in net maat.licht net zoo rustig,
alsof hij vredig lag te «tapen.
Toen de twee vrienaen van den eersten
schrik bekomen waren b 'gonnen ze zacht te
fluisteren, als waren ze bang dat Slavenburg
hen zou verstaan, en verdiepten zich in allerlei
gissingen naar de oorzaak van het ongeluk.
Hoe was het mogelijk, dat eeu man, zoo voor
zichtig als hij, te water wasge.a kt. Ze begre
pen er heelemaal nie;s van. De waterlelie, die
Slavenburg meegenomen had in de diepte, en
die hij nu nog in zyn liukerhai d geklemd
hield, hadden ze eerst niet gezien. Sreensina
was da eerste, die ze opmerkte. Hij toonde de
bloem aan Jansen en beiden waren het er over
eens, dat die waterlelie geheel bij toeval in
Slavenburgs hand moest zijn terecht gekomen.
Want dat hun oude vriend, d.e niets om bloe
men maalde, op zijn jaren zijn leven zeu heb
ben gewaagd om zoo'n noodeloos ding uit het
water te halen, dat was toch wel niet aan te
nemen ...
Diep in den nacht brachten ze Slavenburg
met het rijtuig thais en totn de hospita een
beetje van den schrik was hersteld, vertelden ze
haar, hoe ze haar commensaal hadden
gevondan, met een waterlelie in de hand. De- j fi'rouw
zei, dat ze ook geloofde, dat dij bloem toe
vallig in meneers hand was verdwaald Maar
in haar hart wist ze wel beter. Meneer had
niet voor niets haar 's ochtends zoo gelukkig
aangezien, toen ze hem feliciteerde met zijn
verjaardag. Die blik en kushand 's morge. s en
die bloem, die hij haar 's avonds had willen
meebrengen, dat waren bewijzen genoeg met
wat voor plannen meneer Slavenburg rondl.ep
toen zijn levensdraad werd afgesneden.
De oude jongc-juffrouw nam voorzichtig de
bloem uit de koude linkerhand van haar com
mensaal en kuste ze met tranen in de oogen.
Ea de wateilelie, die meneer Slavenburg had
geplukt om een ondeugend kind tevreden te
stellen, werd door haar gedroogd en bewaard
als een schat.