De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 22 december pagina 3

22 december 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

Ko. 1278 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD'V OOR NEDERLAND. L STtqUlTTClLN Inziet in ce HoofdstaS. Sedert geruimen tyd had ik Verdi's Othello niet meer gehoord Ik was begeerig te weten welken indruk eene wederopvoerirg van deze opera op my' zou maken en daarom zocht ik gelegenheid, by de eerste opvoerirg van dit werk in de Nederlandsche opera, tegenwoordig te zy'n. Tut mijn genoegen zag ik myn vroegere meer ing over dit werk bevestigd. Het is een opera ryk van inhoud en met veel kennis van laken geschreven. Men bespeurt aan alles dat Verdi zyn tooi.eel kent; dat hij als echt dramatisch componist licht en schaduw weet te verdeelen en dat hij, volbloed Italiaan, zy'n nationaliteit niet verloochent en sf en toe met pekkende melodiën voor den dag komt, die op ons, deftige Noord-Nederlanderp, wel eer,s den indruk maken van »op bet kantje af" te zyn. Maar ook bespeurt men dat hij niet, zooa's l>y den Verdi van Traviata en Trovatore, alles daaraan opc ffert, och dat hy er naar streeft zooveel mogelyk zy'ne figuren juist te karakteriseeren, dat hij daarin ook slaagt en dit vooral niet het minst dat hy in zijn orchestbewerking een rijkdom aan den dog legt, die nut alleen schoone klankcombinatiën te weeg brengt, doch ook de figuren en hui ne handelingen muzikaal onder steunt. Het bloek rcy by Othello al weer, dat hoeveel verdienstelijke er ook is ónder het werk hetwelk door de jong-Italianen tot dusverre voortgebracht werd maestro Verdi nog steeds en onbetwist zyn goeden naam hand ha» f i, als hoofd der Italiaansche school in de twetde helit der vorige eeuw. De uitvoering had al de voor- maar ook de nadeelen eener première. Tot de eerste reken ik een zekere frischheid en ingespannen opmerkzaamheid, die men anders wel eens mist tot de nadeelen acht ik hier en daar iets onzekers, een gemis aan overeenstemming tDBSchen koor- of solo-ensembles en orchest en... overmatig lat ge pauzen tusschen de bedreven. De heer Dasidef Maicus leidde wederom net vaste hand de uitvoering. Aan zyn rust en kalmte en aan zyn s iber gebaar, dat vooral bij htt orchest alty'J den gewenschten uitslag teweegbrengt, is het'voorzeker toe teschryven dat de uitvoering zoo goed slaagde. Thans reeds waren er verschillende mooie momenten waar te nemen in het orchest, met name in het hout en in het quartet. Het koper zou men echter neer distinctie van toon willen aanbevelen. Ook het koor kon in dat opzicht een belang rijk hooger standpunt innemen, vooral bet vrouwenkoor. By ieder nieuw gemonteerd werk bewyst de heer Ciït.i welk voortnffelijk regisseur men in hem bezit. Niet alleen dat zonder uitzondering alle vier de bedryven een ver rassend Bchoonen aanblik opleverden, maar ook de groepeering der figuren en het geheele tooneel- arrangement in de eerste acte en ook in de tweede acte by' het kinderkoor waren zoo gelukkig gevonden en zoo goed doordacht, dat iedereen zich gaarne aansloot by'de hulde, den heer Coini gebracht. De beide hoofdpersonen waren in handen van beproefde krachten. De hier Pauwels was Othello en de heer 0/eho zong den Jago. Moeily'k zal men betere vertolkers voor deze rollen kunnen vinden. Een voortn ffelyke gestalte en een zeer expressief spel staan Pauwels ten dienste. In het begin scheen DE WATERLELIE. Door T. T. II. (Slot). Als men boven de zestig jaar is zijn mooie droomen zeldzaam en is bet zaak er zoo lang mogelyk van ce genieten. Geen wonder dus dat meneer Slavenburg eer. t di«-p in den namid dag ontwaakte en wei tamelijk onzactit, door dat een klein mei je. dat zijn tchui'plaats nad gevonden, en zich den tijd nad gtkurt met de visschen uit het mam j-; weer in het watt r te smijten, over zijn voeten struikelde. De oude ambtenaar zag met n oogopslag de vreselijke slachting, door het kii.d onder z. n visschen aangericht, en eer by zelf' recht wist, wat hij deed, had hij de kleine bij den arm gegrepen en schudde hy ruw het teere lichaampje door elkaar. ZOOL!S te verwachten viel hiet het kind een vreeselijk gehuil aan, wat meneer Slaven burg nog prikkelbaardtr maakte. Tevergeefs trachtte hij het meisje tot bedaren te brengen. Hy rolde n.et zijn oogen, om het schrik aan te jagen, hield het de hand voor den mor.d, niets hielp. Het kind ging hoe langer hoe harder gillen en Slavenburg, die heelemaal geen verstand van kinderen baa, zag tot zijn greote ontsteltenis htt gezichtje van tut beangstigde meisje blauw rood worden. Vreezende dat het kind een stuip nabij zou zijn, nam de oude man het in zijn armer, met het plun het naar de boerderij te dragen Doch plotseling bedaa'de het geschreeuw. De met tranen gevulde kinderoogen vestigden zich strak op eer. prachtige waterlelie, die fier zich op raar lat gen stengel wiegelde aan de overzijde van de sloot, dicht bij de plaats, waar de diepe vliet voorbijstroomde. Begeerig strekte het meit-je hare handjes uit naar de verleidely'ke bloem. Meneer Slaven burg, bly dat het kind weer zoet was gewor den, hitf de kleine in zyn armen omhoog om haar de waterlelie goed te laten zien. Dat beviel het meisje. Het kraaide van pret en sloeg met armen en bepnen om haar vreugde te uiten. Meneer Slavenburg bad er zelf schik in. Maar hij kon tcch maar niet voortdurend met dat rumoerige kind in zijn armen blijven staan en, toen het spelletje hem dus lang genoeg geduurd had zette hy het lastige wicht op den grond, nam het by' de hand en wilde naar zyn schuilhoek terugkeeren. Dadelijk be gon het gehuil en gejammer opnieuw. Het kind wilde niet van de bloem scheiden, dat was duidelijk. De oude man was erg met de zaak verlegen. Hy keek naar alle kanten uit of er ook hulp kwam opdagen, maar geen mensen liet zich zien. En het gejank van hat ondiugetde kind werd hoe langer hce erger. Ten UHimiiiiiiiiiiiimiimiiimiiiiiitiHiiimiiimnniiiiiiiii minimin het alsof hy zich nog niet geheel hersteld had van zijne laatste indispositie. In de laatste twee bedryven was bij echter in zyn volle kracht. Orelio was ook prachtig. Zijne halve tinten gaven het sluwe en doortrapt-huichel achtige van Jago zeer goed weer. Ik begry'p alleen niet, dat hy zich geen anderen kop gemaakt had ; zijn grime had veel meer weg van een Wolfram ??dan van een Jago-typfi. Naast deze twee mannen-hoofdrollen vervulde mevrouw Cuini- Francisca de party van Desdemona. Tot myn groot genoegen zag ik ook thans weder dat mevrouw Cjini groote vorde ringen maakt. Het is een mooie parij de Desdemona; en Verdi heeft haar vooral in de laatste acte niet veel innigheid muzikaal weer gegeven. Mevrouw Coini groeide in het wei k en inet het werk Mag men veilig beweren dat dit in zyn laatste bedrijven op een boogaren trap staat dan in zy'ne eerste, evenzoo stond ook de vertolking van mevrouw Coini in de derde en vierde actes het hoogst. Vooial het lied van de wilgen en het »Ave" werden vol poëiie gezongen en maakten grooten indruk. Da kleinere partyen waren ongelyk bezet, zoo werd Lodovico voortreffdlyk gezongen door den heer v. Duinen, wiens stem dien avond zeer schoon klonk; evenzoo was m<j. Lozin een zeer goede Einilia. De heeienCauveren, Poors en Koster waren niet onbevre digend, doch de heer Schurmann, die de be langrijke party van Cassio zong, was geheel onvoldoende. Wie dien heer den raad gege ven heeft als zanger op te treden, heeft hem geen goeden raad gegeven. De heer Sotiurmann ontbeert geheel het timbre en de resonnance, zonder welke eene s.tem niet in staat is een artistieken indruk te maken. Ja een dergelijk orgaan bederft zelfs het ensemble. Het is dus voor den goeden totaalindruk noodzakelyk, dat men omzie naar een anderen C.i8sio. Zelden heeft een violist zulk een buiten gewoon succes behaald als de heer Jaeques Thibaud uit Parys. Nauwelyks een en twintig jaren, speelt hy met een rust en kalmte, die den geheel genjpten kunstenaar kenmerken en in de meest uiteenloopende styl-nuances documenteert hy een ongeëvenaard meester schap. Ik hoorde van hem het concert van Lilo, op. 20 in F; een werk nobel van inhoud maar niet diep; meer interesseer*» de door gladde factuur en bevallige melodieën, dan door grootschbeid van conceptie en adel van lyn. Het klinkt echter mooi met de orkest begeleiding, die in alles een zaakkundige hand verraadt. Doch, hoe buitengewoon is dit concert gespeeld. Thibaud liet ons nuanceeringen hooren, die men slechts van zangers en dan nog de allergrootsten onder de grooten heeft waargenomen. Een dergelijk t^pressico, een dergelyken zielvollen toon, en daii in die verscheidenheid van klankschakeerii gen, zou men nauwelyks aan een viool toeschrijven. De F-dur Rjmance ven Beethoven en »Introduction et Kondo Capricioso" van Saint Saöns waren mede schitterend van voordracht. Kaar ik verneem, moet het Es-dur concert van Mozart, dat de virtuoos den avond te voren gespeeld heeft, evenzeer als een openbaring gewerkt hebben. De avond werd geopend met een buiten gemeen schoone vertolking van de d-mol symphonie van Schumann. D3 uitvoering was blijkbaar met zarg door den heer Mangeiberg voorbereid en alles klonk prachtig, inzonder heid ook de viool-solo van den heer Spoor. Hoewel de heer Mengelberg naar mijn ge voelen de Romance (het tweede deel) te lang zaam neemt, wil ik toch gaarne erkennen dat de klarkechoonheid van het orchest daarin een zeldzame hoogte bereikte. »Der Schwan von Tuonela", eene legenda uit het Finsche volksepos »Kalevala" van Jean Sibelius was reeds te voren door het orchest cp een der matinees gespeeld en buitendien «MtMIMtllmlIllnlKllmltMHIIMIIKIIIIIMIMMHnlUllllliniUIHIimmttM» door den componist zelf reeds hier g atronucee'rd toen bij in den vorigen zomer met een Finsch orchest ons land bereisde. Het is pen meesterwerk in den volsten zin des woords. Vol peëzie en weemoedige teederheid trekken de schoone melodiën en droefg«ent'ge barmoriën aan het oor voorbij en de indruk dien het op ons achterlaat, is geheel zooa's door den componist moet bedoeld zy'n. Men zal goed doen het oog gevestigd te houden op dezen tympaihieken toondichter. Met eene schitterende n:t.oerirg van het frissche wtrk van Paul Dukas »!'Apprenii s»rcier" we-rd da interessante conce t Imsloten. ANT. A einie raad greep meneer Slavenburg zijn hen gel, ging aan den rand van de sloot staan, b og zich een bee'je voorover en sloeg met den stok naar den bloemstengel. De eerste slag was mis. Oflge.ieerd wiegelde de waterlelie op haar langen steel. Het kwatn den ouden klerk, die door de wa<mte, den slaap eii den bran dewijn niet volkomen helder was, voor, ot de bloem hem uitt&rtend aanstaarde. Dieper bwghij z ch over het zwarte wate., stak zy'n hengel zo. ver mojfiijk vooruit en s!oeg nogmaals i aar de wateihlie. En ditmaal had hij juist getnffen. Van zijn stengel gescheiden dreet do bloem op het water. Maar terzelfder tijd klonk een angstkreet en spatte het water hoog op. M»neer Slavenburg, die zijn evenwicht veiloren had, was in de sloot gevallen. JDood.ib .nauwd lag de oude zwakke m*n te spartelen, angst g zijri armen uitstrekkend naar een voorwerp om zich aan vast te klemmen. Ka al meer t.n meer dreef hy af naar den vliet, die onweer staanbaar zy'n < '.T tot zich tiok. Het vu:le slootwater drong in zijn mond en verstikte zijn zwakke hulpkreten. Toen, bij zijn laa'ste poging om zich boven te houden, greep plotseln g zijn si'.ldererde liiikcrhaid een voorwerp, dat aan de oppervlakte dreef. Het was de waterlelie. En met de bloem krampachtig vastgeklemd, zoek hij weg in den diepen vliet Nog eenmaal verscheen dood>bleek het gelaat van den dren keling, waar de oogen in doodsangst uitpuilden, boven water. De laatste angstige kr^et van iemand, die weet dat hij verloren is, wrong z'ch uit /?ijn keel. Dat was alles. De kringen aan de oppervlakte van liet water, waarin meneer Slavenburg zijn grat had gevonden, deinden zachtjes weg en v rooi ijk schitter* n l in de stiaien van de o dt-rgaanda zon kabbslde de vliet verder l Het kleir.e me:sje bij de sloot zat te huilen j over het verlies van haar mooie bloem, die j door den vreemdi-n man was meegei.omen en viel eindelijk moe van het schreien in slaap. Zoo vond haar Benige oogenbhkken later ue moider, een groote, zware boerin, die al lang angstig naar haar vermiste kindje had loopen zoeken. Met een kreet vai blijdschap drukte zij het slapende mei-j e aan naar borst en sntlde er ruee naar dij boerderij Dien avond zaten de vrienden recht gezellig aan hun stamtafdtjj bij Frecriks: Stee; srna, de krijijai eri Hendriks. I>e stoel van den jarige stond bijgeschoven en zijn potje bier al inge schonken. Want het was al over tienen, het plechtige uur, waarop Slavenburg met zijn hengel en vischmand in de hand, gewoon was j tot de zijnen terug te keeren. l Meneer S avenburg is laat van avond," zei ! Freeriks1, de kastelein, die al een paar maal op de klok had gekeken, en tot den kellner : , Ga es op straat kijken, Frits, of je mijnheer j ook ziet aankomen." Frits bleef tien mir.uten j we?, hij had niets gezien. De vrienden, die zich den geheelen. dag al hadden verheugd in iea" in de (S l 01). Den WelEd Iher At.t. Acerkuinp. Neen, waarde heer Aveikamp, zoo bent u nog niet van me af. U zegt, dat ik uw be denkingen tegen het pantser van B.'ünribilde nog niet weerlegd heb ; ik zeide toch : zie over die bedenkingen mijn artikel van !:?> Nov. in de N. R. G. moet ik hier weer hetzelfde herhalen ? dat duif ik niet, want ik ben erg bang dat, zeg ik het i ^ eens, een ztkere professor uit Leiden mij te lyf zal gaan, immers reeds toen nam hij het op voor hetgeen ik z. i. kwetsends zei van de verdienstelijke zangeres enz. ik ban er toen i og goed afgekomen, doch wie weet of het dezen keer niet tot een duel zou leiden en het strijdt tegen mijne christelijke gevoelens tegen Kerst mis zoo iets te provoceeren. Mark ik geen proselieten met mijn be wering, zóó moet het zijn anders is het veikeerd en leelijk ! Maar laat er dan eens een archeoloog of zaken-kur.dige komen om uitte maken of mijn opvatting niet sty'lvolier, niet juister is dau de huidige en ook moet er eens een schilder ef decoratief kunstenaar uit den hoek verschijnen, die uiijn oplossing minder estethisch vindt dan wat bestaat op dat gebied. Dan kan er nog altijd een oj komen met »de bedoelingen van den meester" . . . maar dan hou ik het niet meer uit: ze hebben me waarachtig met St. Nicolaas »de bedoelingen van den moester'' driemaal (voluit) in choco lade en ns in marsepijn thuis gestuurd ; ik ben er neg onpasselijk van. Hoogachtend, Uw dw., 15 Dec. 1901. AXTOOX MOI.KENBOKR. MmMiMiMiiiniiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiitiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiMi Knust te Rotterdam. Kunstkring, Oldenzeel. De etsen van Nedcrlatidsche uie>sur% die in de vorige maand de Pu chri-zaleu versierden, hebben wij thans Ider, voor een dee'. Honderd mm n, waarvau slechts een lirnH! reproductief een. collectie die de prac. t'ge ontwikkeling van onze modeme etskuust wel zeer volkomen bewijst. En n.óér dan die: zij is er, zij is weer een kunst geworden, groot in de rij der beeldende. Er is wel bij alleu die deze coll ctie liie'psu vormen een meesterschap in liet hanteeren vaa de etsuaald, een liefde voor deze lai'g verzuimde kuns*, die als eeri gelukkig feit met blijde erkentelijkheid behoort te worden gememoreerd. Wie de etsen gezien heeft in onze musea en ia part:culiere verzamelingen, van de groote ouden in Holland, of van buitenlanders als Wuistler, Rq s, Pissarro, Buhot, voelt hoa onze jongeren er zijn, hoe de etskuiist zieh weer een ruime plaats verworven heeft vooraan in de rij. Leerzaam, uit dit oogpunt, in de vergelijking van het werk der jongeren met, daT. der enkele ou.teren die hier ook presint zijr, Roelofs, v. d. Saude Bakhuijzen. Hoe slap en futlo:, s en onzeker lijkt MltlmMMIIIttlllmMMMlmlHHIIIIlmillMltBIIIIIMIIIIMIIIIIIIIIIIIMIIIIItUI het vooruitzicht van de visch, die 's avonds onder tu-ii Zuu worden verdeeld, begonnen onge duldig te worden, S:eensma, die als gerouti neerde kltrk geleer i had zich nooit erg te haasten, nog het minst van allen. Maar toen het half elt was gewoidi-n en er nog geen Slavenburg was verschenen, begon hij ooK mee te pruttelen. Wat was dat nou voor lUuwiteit om op je verjaardag spelbreker te zijn. Meer dan dertig keeren ha.lden ze dien dag gevierd en altijd was om tien uur het leest begonnen. En bij de herirmeiirg aan al de baarzen, die in d^e dertig jaren hwui waren toebedeel i, beg(n Steeusma een hiiid^rlijk jjuken in de rnaagholte te voelen, 't Werd eii uur, 't werd halt tw«a!t, maar wie er kwam, geen Slavenburg. Telkens als de deur openging orn een bezoeker binnen ie laten, meenden de vrienden h.-t goedige gc/icht met de stugge, grijze bakkeüaar^jes in den tabakswalm te zuaen zien opduiken, en telkens draaiden ze z ch telaurgcstcl.l weer op hun stoelen om. De een na den ander ging eens even de stiaat op, maw van <ïen jubilaiis was geen spoor te zien. Toen de klok twaalf sloeg werd Frits voor 't laa'st naar buiten gestu;rd en !oen hij met een niks (e zien" terugkwam, vernlaarde Sieensma nijdig, dat hij er nou genoeg van ha.l om nog langer raar Slavenburg uit te ki^kun. Was dit een manier van doen, j3 vrienden twee uren te laten wachten. Maar wacht maar, bij zou het dien ouden schavuit morgen op 't bureau wel inpeperen. En i.ij d -, dat hij dien avond zonder baurs naar huis zou gaan, bestelde Sceensma een sterken cognacgiug, welk ver standig voorue ld door de anderen werd gevolgd. De landende stemming, waarin de heercti ver keerden, verbeterde echter door dit rniddtl niet. S »ver.ibufg had door zijn wegblijven roet in het eten gegooid, de ware gezelligheid keerde niet we.ler. Urn den jarige, d c anders altijd zoo'n man van de klok was, te excuseeien, opperde de krytjis de veronderstelling, of hem mis. chien ook een ongeluk kou zijn overkomen. Slavenburg was toch anders nog nooit op z'n \ e» jaar dag weggebleven. Maar dat vonden de andere vrienden te mal om alleen te loopen. Een man van zijn leeftijd en zoo voorzichtig, hoe zou die nou een ongeluk moeten krijgen. Slavenburg was geen knap jong mei-j.', dat gevaar liep geschaakt te worden. Frits, geef nog es drie sterke gro^jes," zei Steensma, die bij afwezigheid van den ju! ilaris, ah oudste zich verplicht gevoelde de honne-urs waar te nenien. n de heeren slurpten hun groejes leeg en verlieten klokslag n uur nog halt ontstem), zorder vitch, het koUijLuis. In het rookerige cafébleven Freeriks en Frits alleen achter. De kellner draaide de lichten op n na uit, en reikte de vuile glazen aan zijn patroon, die ze achter het buffet ging omspoe len. Kn het laatst nam hij bet onaangeroerde glas bier van meneer Slavenburg, dat nog op tafel vóór zijn ledigen stoel was blijven staan, opende de deur en goot den troebelen inhoud het werk dier toch ook wel knappe mensc'ieu ma.t de pracl.tetsen van Bauer, Dupont, Witter. Hij deze de etsstift weer even hoog m eere als 't penseel en even machtig slagend 't Bezoek aan deze ttseriteutoonstelling is sl'chts matig. Er is volop gelegenheid tot rustige beschouw ing, wa&rait geen raspende gelegeiiheidsmededeeimsteD, d.e 't Rotterdam^che publii k zoo tul iu kunstzal'U pleegt te strooien, afleiden. Zi o ken deze ixpositic werielijk een gen t zijn. Zóó bij liet bmnei.konun, schoon 't heel aan de andere zijde der zaal hangt, wordt de aaiidacht, gegrepen door de ets t A i,sterdarmche giac.n." van Willem Witsi n in vanzelf dan d->or de etsen eüe'< r naast liai'fen: Dordrecht. Maar vooral door //Ams e-dam", een wirjttrg'tcit waarover de ontroerende rust van een laten nam ddag. Dat laat liet, metr los, t elke: a weer gaat Let oog er heen ea. telkens weer wordt Int ge-botid door dit h!ank droomtafreel, dit biji;a tut ie.1s OLwezenlijks geworden llollauilsch stads tuk. De sublieme soberheid van al WitSBii's werk hier, kan in de Djrcl sche etsen wel eens tot iets kils worden zóó i ij ie s'e bescjouwing, maar langer er voorstaand, verdwijnt, het toen al schucuter gemaakt be zwaar en dai khaar gaat men ia Witseu erkecne.j den etser van een vol en warm sentiment, welks befcoriLg illictit onbillijk maakt tegenorcr anderen. Zjo bij M. Kramer, wiens Rottero'amsclie gracht etsen houterig en dor worden, «Is men ze dadelijk na die van Witsen z;et. Toch is ook hij er ein, die de mater.e kent. Dat i/-traa'je 111 Hattum" bijvoorbeeld, een stuk dorp zolder e.i spiertje groei', a.les grijze behuuing eii buutige s'raat, brengt vo komen de troostelooze, Kn'g-droevige .-toinming van zoovele diur verUteii eii verarmde Ilollandsche plaatsen. Bij V/itsen's werk vait zelfs niet m dat vaa upout met zijn P<.rij-c!ie paardm, ziju Leus do iab;ur, hij toch ook eeii enorm technicus, van wien een ets te bezitten werke.ijk een ge not mg hee'eu Volmaak.:, van doen is de teekeuiug du r r.onkige spisrbeesten 111 houding van geweldigen trek, de achtergrond erbij verwaarlocs l, vaak bnitaal-weg verkleind of gene geerd, ons heel u'euorme werkmacht dezer dieren lot zwaarder txpressie ts breucen. Graadt van H >gg u's reproductief werk is li er in drie exemplaren naar J. Vermeer, J. .M;,ris en II. W. Mesdag, dadelijk boeiend al weer is het ,gez c! t op Delfi", de oude stad onder zwaar-H'illaiUsche-wolkluch'en, een groote ets met blijkbire voorkeur op n d, r aeste plaatsen gehangen. Va:i Bi-ner zijn vijf etser, alle in hooge mate belangrijk, van bijzondere cüarme vooia! de Moskee te Cairo, waarvan de eeii:ge afdruk in het bezit vati dtn heer Zilcken is. Zilckeu zelf, cor,sci<-ncieus n producist, doch die zich altiji betir In-u it ailéi da iu combiuatie-teuuooiisu lln g, waarbij zijn werk ui gauw iets kouds kri_gi, iets vau ticlibii:k mér dau gevoeldheid stond dne ets< n taar Ma/is, a n.nar Mauve, céi naar Vermeer tii zijn btktnd Verlatte por tie1. a?. A. L. Koster is zeer goed gesla»c;d in zijn ets La ir ten lar.dschap aan llohbema toege schreven, waarin 't vol geboomt»-, ki.oestige S'amuii u ploun.cnd in den zwaren groud, inder daad de charme heeft, van het Z'.o eigeii werk van dien krai.igen zeventiende eeuwer. Wat we hierboven Z' iden vau de ouderen, wier werk door dat der j mgeren zoo zf er wordt overtreffen, gtldt ua'uurhjk niet voor de inzet.dingen der beide Marisseu van Isrtëls en van Mauve Lier. Zij zijn alle v.er goed vertegenwoordigr), vier cf vijf vau elk e.i stuk voor stuk een meesterlijke cri quis. Hoe eenvoudig ziiu deze etsen, met l:oe Oi trekkelijk weinige lijnen krijgen deze kunstenaars wat zij bedoelen, daar is geen kruiljj te veel, maar ook geen te weinig, 't is volmaakt, af. Van Israels zijn alle vier de iyzeudingeii btkend: Als men oud wordt, Rooktr, Kii/deren der zei-, (Jp weg naar huis, NMtiimmiimiMtiiiHmiitiHmmiiiiiiiiiiiiiimiitiiiiiMiiiiiiiiiiinilliiiifl weg ... Toen Steensma den volgenden morgen om ha'f tien op het bureau kwam was de kantoorkruk van Slavenburg nog onbezet. Hij begreop f~r niets van. Zou Slavenburg soms ziek ziji. V Hij zou na bureautijd maar eens naar zijn huis gaan, dat was het beste, Maar met dat al was 't mooi vervelend, dat bij i u toch verplicht was weer met het ontcijferen van dien ellendigen brief te beginnen. Want langer dan twee dagen kon je een stuk, waar s-poeei" op staat, toch niet lafen liggen. Brommend opende Steensma den lessenaar van zijn collega, haalde den brief' te voorschijn en zette zich aan het wei k. Meneer is van nacht niet thuis gewee.'t.'' Steensma keek de hospita verbaasd aan. En zenuwachtig vervolgde het oude mensch : Och v d, wat zou er toch met meneer wezen 'i Nooit, zoolang ie hier gewoond heeft, is ie een nacht weggebleven. TOL drie uur heb ik op em zitten wachten. Als ie maar geen ongeluk heeft gekregen -.." Steensma. die in het cafédes nachts nog had zitten lachen bij het denkbeeld, dat S'avenburg een ongeluk was overkomen, lachte nu niet meer. Hij keek heel t rnstig, zei aan de hospita, dat hij dade ijk op onderzoek zou uitgaan, en girg naar Freeriks. Daar vor.d hij de krijtjas achter zijn bittertje en beiden besloten terstoiiel werk van. ds zaak te maken. Van de hospita had Steensma gehoord, dat Slavenburg den vor'gen morgen al heel vroeg met zijn hengel en vischmandje het huis had verlaten. Ze zou den dus eerst maar naar de plek ^aan, waar za wisten, dat hun vriend zijn verjaardag placht door te brengen. Zwijgend ging het tweetal op weg. Ze kwa men Dij den eik aan den vlier, waaronder de goeie oude S avenburg zoo menig vischjs voor hen had zitten vangen, en hun onrus: nam toe. Uit alles bleek, dat hun vriend daar den vori gen dag was geweest. Op het plat getrapte gras lagen zijn groote roode zakdoek en vel 1fiesck en onder den boom stond zijn mandje, nog halt' met duode visch gevuld. Steensma nam het mandje op, een prachtige, zilverwitte baars viel voor zijn voe'er, maar hij zag het niet. S ijf staarden zijn oogen naar de sloot, waarin hij S'avenburgs hengel zag liggen tusschen de waterplanten en zonder een woord te zeggen nam hij Jansen bij den «rm en trok hem mede. Geheel >erslagea stonden beiden aan den rand van de sloot, op de plek waar Slavenburg den vorigen dag voorover in het water was gevallen en waar de afdruksels van zijn schoenzolen nog zichtbaar waren in de weeke klei. Geen van beiden sprak een woord, de zakdoek, de veldflescb, het mandje visch en de hengel, die op het water dreef, zeiden genoe/, waarom hun trouwe kameraad zich 's avonds vergeefs had laten wachten. Maar na eenige oogenblikken begrepen ze dat er gehandeld moest worden. Jansen bood aan naar de stad terug te gaan om politiehulp te halen en zoo geschiedde. liet was al bijna negen uur 's avonds toen hij met men heeft ze vaak in kunsthandels gezii n, maar 't is immer een genot, ze weer even voor oogen te hebben. Van J. Maris een molentje, twee bruggetjes en enkele studiekop] s; vaa Tuijs 't eenig 'Ximplaar in Nedeiland van drie bestaande afdrukken van dat verrukktlijk Vn.uwijp met deu vlaskluw" en twee landschappen ; van Mauve Houthakkers, Grazende Koe, Jaagpaarden. S'.orm van 's Grarensande's strandtafreelen zijn ook vrij wel b kend, nieuw was-, voor O! s, ziju Op de Maas" schets van uin.ofcrig rivierlevtn, waarachter 't s lliout t van de rustige stad. Van Ed. B-cht waardeerdiU we i en//Opkomende Maan," zacht-pt ti^cli geval van weelderig booui-leven waarin 't stil bleek gelaat van' een g ansspreidende maan; van Th. de Bjck t,w<e laLdtcbapjes ; van M. van der Valk. een Brui>" en een Waterkant," krachtig van teekening. * -::Geven we den Ku> stkring gaarne de eer dat hij in on«e zoo kuusta'me stad vtak het hed bijzondere brei gt, zoo&ls i.u weer deze migu.fique e seu*,e]it.oonstel;iug; mevrouw Oldenzeel ( rpheht oi.s geregeld met hasr ziker net Irijd even minutieus samengebrachte, maar tot h al'ijd wel een en ander be)ai.gwtkk; iid^ bevattende kunstverzamelingen. Ec i of meer frsaie dotken zijn altyd in haar kunsthand l wel voorradig. E:i nu en dan col'ec'ies van joi.geren, die een : vem.ssing zijn. We bewonderden in hiur Klis 1 Piet de M tor, Wi^gars e. a. in vrij uitger.re.de ' verzi malingen. l Tui.iis ix,>os:ert, hij O.denzrel een jongmeisch 1 vaa even iwiutig jaar, Dirk Nij'and. We. ?,: i i gen ; er wat bevouroorueeld In ei,: nietwaar, schilderend ; zoou te ziju van een rijkm kunstverzaiutlenden vader is LU uiterlijk Liet zoo'ii groote i au eveling? Met te meer blijdschap cousta'eeren wij diarom LU dat van dtzen joegen tcüilder j groote vcrw; cht:ngen mogen gaan. Dit is u.et een probeerder in w.eii men wtl aanleg eiken*, maar l.cu.eli een talentvolle joi gen, wiens wirk bijzonder is. E n kranig teekenaar en een zeer knap colorist er, meer du dat, n die diep voelt en nut ziel z.eh inleeft, in wat zijn oog bekoort Daarbij wtik een v elzij.iigheid. E .'n Noord bij Dorji," wijd riVitrlatd waarop wates't m; est, water vol levm van glans en lekker-blij 'e karteling, aanvleknl teg>n b!ank laag laiul, dat oveistrooid vau st.lle zomerklt uren. En daarnaast een prachiteeiening van Brussel i.ware enorme staH, een warreling van uuuen en torens in een htlt g bewegende iucht, geteekeud ver wonderlijk fijn. iii weer 't, karkas vau eeu ouwen bultigen muleu waar de sj a neu do< r deu veibnjieidiii zijwand steken, tetkeuii g van groote krach'. Daarnaast nog eens een Hoi'audfch nvierlaud vol titteiigedartel m levind w a'er, waarover kleurig wolk-g, lef. Dan //Le Marcheur" p'Lteekening vau een rustig jag< r, zijn schuit, voorttrekken l over du.tter wa'er ui daar over een LUC it lucht volsti rgepii.ke'; en vRumoti" tcekeiiing van een fabneksstad aau I-KII spaorv. e;', wasrovir een litftige rouk-braiid uit aiit ia zware luchter, fel wertu u Ie s'ad ; eu »Iv pitaal eu arbeid", klem car.'cvuu.tje vau iu spu rag ingewikkelde prof.seLkip, dik-Sioed g-vol, voi.rmffolijk sp: cinien van een in Hjilaud zeiden geslaagd kuiistgenre, hi muereiid ziifs aan Léindre ; in Laan'jt;", zwaar-lijrj g tafreel vau bieeds iu hooge tak-armeu tot een gtweif zich sauieiiklauwende boomi n, d.t evenzeer als het groote tciiilde ij »DnruV' bewijzend een reeds bijna volmaakt, tecbnisch vermogen. Dat groute scuilderij moge druk, overladen, zwak van com. posit.ie zijn hoe e; orrn is 't geteekei.d en welk een ctiaime ibch «e=r is t r in dut zwaardavcrend schi penlever, biji,a gthtel veib; r,,eud de oude stad en torenreus vt-ii 't verrukkelijk Dordrecht. Bijna elk schilderij is van een andere opvat ting en niet-geslaagd is eigenlijk niets, .é-, zér goed verreweg l.et mitste. O, M ei, i/, die is een scmlder wa»rvau Huiiaud ;pr ken zul. H EX ui DEKKING. «?miiliiiiiniiiniiiMiiiiiMM IHIIIIIUIHUIIIIIIIIIIHIIIIUIIIHIHIHHIM een paar politieagenten en een dreg in een rijtuig terugkeerde, maar gelukkig scheen de maan helder. Eurst werd de sloot ge eekelijk atgedregd, doch niets gevonden. Mtar nog haciden ze geen ha t uur in den vliet geviscut uf een zwaar voorwerp werd opgehaald. Het was het lijk van meneer Slavenburg, dat nog niet ver was afgedreven, omdat htt op den b> dem van het water was vastgeraakt. Hoewel ze voor bereid waren op hetgeen hen wachtte, konden S.eensma en Jansen toch niet een kreet van schrik weerhouden en beiden zagen haa;t even bleek als het doode gezicht van l uu ouden vriend. En toch zag mei eer Slavenburg, i adat hij behoedzaam door de poliiieBgenten op den oevsr was gelegd, er niets angstwekkend uit. Integendeel. Een van de agenten had met zijn zakdoek het gezicht en hoofdhaar een beetje afgedroogd en nu lag het oude mannetje, uit wiens gelaatstrekken de angst verdwenen was, daar in net maat.licht net zoo rustig, alsof hij vredig lag te «tapen. Toen de twee vrienaen van den eersten schrik bekomen waren b 'gonnen ze zacht te fluisteren, als waren ze bang dat Slavenburg hen zou verstaan, en verdiepten zich in allerlei gissingen naar de oorzaak van het ongeluk. Hoe was het mogelijk, dat eeu man, zoo voor zichtig als hij, te water wasge.a kt. Ze begre pen er heelemaal nie;s van. De waterlelie, die Slavenburg meegenomen had in de diepte, en die hij nu nog in zyn liukerhai d geklemd hield, hadden ze eerst niet gezien. Sreensina was da eerste, die ze opmerkte. Hij toonde de bloem aan Jansen en beiden waren het er over eens, dat die waterlelie geheel bij toeval in Slavenburgs hand moest zijn terecht gekomen. Want dat hun oude vriend, d.e niets om bloe men maalde, op zijn jaren zijn leven zeu heb ben gewaagd om zoo'n noodeloos ding uit het water te halen, dat was toch wel niet aan te nemen ... Diep in den nacht brachten ze Slavenburg met het rijtuig thais en totn de hospita een beetje van den schrik was hersteld, vertelden ze haar, hoe ze haar commensaal hadden gevondan, met een waterlelie in de hand. De- j fi'rouw zei, dat ze ook geloofde, dat dij bloem toe vallig in meneers hand was verdwaald Maar in haar hart wist ze wel beter. Meneer had niet voor niets haar 's ochtends zoo gelukkig aangezien, toen ze hem feliciteerde met zijn verjaardag. Die blik en kushand 's morge. s en die bloem, die hij haar 's avonds had willen meebrengen, dat waren bewijzen genoeg met wat voor plannen meneer Slavenburg rondl.ep toen zijn levensdraad werd afgesneden. De oude jongc-juffrouw nam voorzichtig de bloem uit de koude linkerhand van haar com mensaal en kuste ze met tranen in de oogen. Ea de wateilelie, die meneer Slavenburg had geplukt om een ondeugend kind tevreden te stellen, werd door haar gedroogd en bewaard als een schat.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl