De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 22 december pagina 4

22 december 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND. No. 1278 Zwart-en-wit-tentoonstelliDg in Voor de Knust" te trecHt. Men zon by een bezoek aan eene tentoon stelling als deze byna gaan wenschen, dat van rechtswege in het belang van kunst en kunste naars een maximum werd gesteld aan de grootte der zalen of het aantal werken. Waar het nu eenmaal zoo goed als regel is, dat de tentosnjtellingszalen dienen vol te hangen en ons zoodoende een quantum kunst wordt geboden, meer dan we kunnen verduwen, mag het nog wel eens worden opgemerkt, hoe men om een boek te kennen, dit moet doorlezen; een muziekstuk moet men aanhooren, maar een schilderij f teekening, dikwyls het werk van weken en maanden, wordt met n oogopslag geoordeeld, ja op een tentoonstelling van eenigen omvang kan men met den besten wil aan elk stuk slechts enkele minuten geven om het in zich op te nemen. E a mocht een beperkte ty d, die het werkelijk of gefingeerde druk-hebben van tegenwoordig meebrengt, al niet het be zwaar z\jn, 't is niet mogelijk b|j de verschei denheid van indrukken, de ontvankelijkheid en het onderscheidingsvermogen tot het einde frisch te houden en elk stuk die aandacht te schenken, waar het recht op heeft. De beknoptheid van deze tentoonstellings zaaltjes maakt de daaruit volgende beperking van het aantal werken, daarom tot eene heil zame noodzakelijkheid, te meer, omdat hier maar weinig hangt, wat niet een aandachtige beschouwing waard zou zy'n en de verzameling, zoo klein als ze is, een zeer groote verschei denheid biedt, zoowel wat den aard der kunstwerken als wat het procédébetreft. Dok het tydperk is vrij ruim genomen; men vindt er bij etsen van Jongkind uit 1863, illustraties voor een nauw verschenen boek door Moulyn en daarbij is er buitenlandsch werk van onderscheiden nationaliteit. In het voorzaaltjs is de portretkunst r^jk vertegenwoordigd. De bekende litho, die Alle*) van Maltatuli maakte, zien we hier met genoegen weer eens terug bij het werk der buitenlanders. Het doel der portretkunst, niet om vorm en samenstel van de onderdeelen van een kop juist weer te geven, maar in dezen sterk te accumuleeren het vermogen om het innerlijk leven te doen spreken, is in deze beeltenis volkomen bereikt. Dit is niet de heftige stry'der tegen het onrecht, de sche-pe satyricus voor wien hem weerstond, in de uit drukking van de droomerige, lichte oogerj, half geloken door het zware bovenlid, de prachtige lijn van neus en mond en de machtige-welving van den schedel werken samen om door dezen nobelen kop een blik te geven op de innerlijke geaardheid van dien fijn besnaarden, kincterlyk teeren, maar daarom uiterst kwetsbaren geroelsmensen, beter en zuiverder dan veel van zy'a werk of uiterlijke daden. Ook Jan Veth leverde een mooi portret. 't Is of al het leven van die stramme leden der lydende vrouw zich yjreenigde in de echerpe trekken van dat gelaa', dat getuigt van stille berusting en louterende smart en, vry van al het sentimenteele, meer achting afdwingt dan bet medelyden vraagt. Haverman kan soms zoo verrassend te voorBchya treden. Hier weet hij weer een enorme levenskracht te leggen in het portret van Rooyaards, zelfs zóó, dat we niet kunnen spreken van uitdruk king der oogen, maar van een biologeerende kracht van den bypnotiseu-, waar niet tegen in te kg ken is. Daarbij steekt zijn portret va a Beets wel wat sterk af. Ia hem, die Hildebrand geweest is, willen we toch iets meer zien dan een mollig, goedmoedig en zelfvoldaan oud heertje. Zoo ook Duprnt's portret van Steinlen, 't is mogelijk dat dit Steinlen is, maar den passievollen maker van de vlotte, spon tane teekeningen hadden we ons toch heel anders voorgesteld dan dezen lyzigen, bedaar den man. Als vergoeding voor dit minder goed ge slaagd portret geeft Dup int een paar prachtige kopergravures, ploegende ossen, de beesten mooi van actie en teekening en het landschap zeer serieus doorwerkt. We willen hopen, dat hy zy'n reuzenpaarden voor goed op stal heeft gezet en daarby het pogen om door ge waagde proportioneele verhoudingen te imponeeren, want deze gravures die eenigszins geïnspireerd zyn op oui-Duitsche prentkuost, bawyzen, dat zyn werk dat forceeren niet uoodig heeft. Wat Etienne Bosch geeft, ly'kt op het eerste gezicht meer dan het by nadere beschouwing bly'kt te zijn. Zoo zyn de paarden van zyn Kruis vaarders" heel zwak van teekening, geeft deze cptocht niet het beeld van dien machtigen tijd en zoekt men te vergeefs naar iets geestigs in de talry'ke figuurtjes in zy'n Sf. Marco". Noch hy, noch mevr. Bisschop Robertson, wier werk de bekoring van haar gedinstingeerd kleurbegrip niet ontberen kan, om belangryk te blyven, noch Elzard Koning, die de stug heid van den steen in zy'n litho's niet ver mocht te overwinnen, noch Zilcken, dia anders 'net slecht vertegenwoordigd is en hier de eenige reproductieve etser is met zy'n groote ets, die we een vrije vertaling van M. Maris konden noemen, noch Storm van 's Gravesande, wiens zware ly'nen soms zy'n als zinledige woorden, maar die toch wel mooi de deining van het groote watervlak in zijn Hoogwater by Kitwy'k" en de mysterieuse beroering in het water van zy'n Branding" weet weer te geven, noch zelfs Toorop houdt hier de Hollandsche kunst hoog boren het rappere en knappere werk der buitenlanders. Er is iets in het werk der genoemden of 2ij zoekend, onder den arbeid er ejrste het rechte begrip van kregen en het verhoogt de waarde van een kunstwerk niet, als het de moeielykheden van zy'n wording vertoont. We eisenen nu eenmaal van den equilibrist, die hoofd en handen beladen met balanceerende dingen, moeizaam den ladder bestijgt, dat de buiging en de glimlach, waarmede hij op de bovenste sport ons handgeklap beantwoordt, los en ongeiwongen zyn; van despy'zen, die we op tafel kry'geri, verlangen we dat ze aan de wy'ze van bereiding niet doen denken en evenzoo geven de kunstwerken der grooten, als hier de etsen van Whistler dat onverstoord genot, omdat de geest reeds in volkomenheid voorbereide, wat de habiele hand slechts uit t a voeren had. Er zyn vy'f etsen van hem, maar wat een totaal van elkaar verschillende wy'ze van op vatting en uitvoering geven die te zien. Wat een afstand tusschen het kind met den hoepel met dat ragfijne kopje, dat als het ware op het papier gedroomd is, met het bly'de, lichte leven in het gespeel der kringelende lyntjes van zyn Venetië" of het stevig getimmerte van zyn Putneybridge". De Franschen mogen ieder op hunne wy'ze penetranter zyn, het machtige en toch buigzame begrip, waarvan zyn visie getuigt, komt geen hunner naby. Indien aan n de grootheid van Whistler hier geen afbreuk doet, dan is het Bauer, van wien er een negental etsen klein van formaat, maar groot van verdiensten zyn tentoongesteld. Ook zy'n werk geeft soms den indruk of het als van zelf gegroeid zou zyn; by enkele der etsen is de wirwar van toetjes en krabbeltj-)s, die de naald in het koper kraste, geworden tot een na'uurlyken, onverbreekbaren samen hang die geen analyse gedoogt. Noemen we nog mevr. Baukema Philipse ter wille van hare bekoorlijke lithografh Kerkje te Heelsum", die met veel liefde gemaakt en beter in haar bereik lag, dan haar grootere litho's, Kerkfajade" en Doorweert", die te veel bestaan uit kleinigheden zonder onderling verband. Moulyn moet men niet beoordeelen naar zy'n boek-illustraties, die hier te zien zyn. Het landschap moge nog eenig verband houden met zy'n vroeger serieus werk en daarvan de goede noten in zich dragen, het figuurtje op de heide en het meisje in het bosch zyn wat al te stumperig om niet alles te beder/en. Geschikter als illustratie voor een sprookje lijkt me het fijne, bladerlooze boschgezichtje van Toorop, my het liefste van al zyn werk hier, dat by' al zyn knapheid toch te rethorisch is. In zyn beide etsen, de Haven van Houfleur voorstellend, geeft Jongkind het ruime van zoo'n zeehaven weer en teekent hij de ranke tuigaje van een zeilend schip met spaarzame, kloeke ly'nen en is daarin grooter dan in zyn Hollandsen landschip Maassluis". Bahalve van dezen verfranschten Hollander, die toch het land van Kembrandt niet ont groeid is, vinden we hier lypeerend werk der Franschen zelf. Van Manet b.v. een litho les Courses'' die doet zien, hoe ver de kunst van reproductie gaan kan. Letterlyk niets is hier van de oorspronkelyke kracht en frischheid by het afdruk ken achterwege geblevea. Het zyïg zachte van de met het vlakke krijt zacht uitgestreken coulante ly'nen, zoowel als het diepe fluweelige zwart van het crayon doen op het eerste ge zicht aan geen druk gelooven. Maar niet minder hoog, dan de wijze van reproduceeren staat de teekening zelve, een met den tellen hartstocht van het oogenblik uitgestooten schets, een gezwiep en dol gedraai van lange, lenige ly'nen, doch daardoor van een krasse leef kracht als geen ander werk hier. Félicien Rops grasduint wat veel in het lugubere, toch waar dit zoo echt is, als in den kop van Li sotte Marie devant Ie cadavre de son enfant", met haar scheef uitgezakten, open mond, waarin gedachteloos een vinger klauwt en het glazige kille in het onbegrepen staren der wy'de oogen, toont hy, dat zyn neigingen naar dien kant een innerlyken drang ontsprui ten. Toulouse Lautzec vertegenwoordigt alleen die schaar van moderne Frausche illustrateurs, die het geheim bezitten om door een enkele snydend scherpe coutour leven en lichaam te geven aan menschen en dingen. Wat een voor ons Hollanders onbegrypelyke habiliteit behoort er toe, om zóó dien dandy met het stokje op den rug te teekenen. Geen Hollander, behalve Holswilder in enkele zy'ner beste platen, heeft hierin ook ooit in die richting iets geleverd, dat met de moderne Franschen in vergelyking komen kan. Behalve een majestueuse teekering Kinder portret" van Henri de Groux, waar tegen de statige fiéuur van het meii-je de met enkele ly'nen prachtig geschetste hond (op staat) is er ook zyn imposante litho Veillée de Waterloo", waarin de grootsche figuur van Bonaparte staat als in een maalstroom van geheimzinnig drei gende machten. Renoir maakte veel mooier dingen dan zy'n hier tentoongestelde portret; de aan hem ver wante Eug. Carrière is met zyn wazig zachte olieverfstudie en litho's, waarin het model toch zoo goed behouden bleef, hier beter te leeren kennen. Een zeer opmerkelijke litho van Valloton, la Symphonie" geeft een dame te zien, die een vleugel bespeelt, en eenige heeren die toeluisteren. Hy' volgde hier de manier der ouderwetsche schaduwbeelden, die dan in nega tief waren, door alles zwart te maken en alleen wit uit te sparen de spelende dame en de handen en gezichten der luisterende heeren. Hy weet dit echter met zooveel juistheid en overleg te doen, dat het ons volstrekt geen moeite geeft het beeld b.v. te voltooien van dien luisterenden heer op de bank, waarvan de handen alleen de kruising der armen, en het gelaat de vooroverbuiging van het luisterende hoofd volkomen aangeven en zyn geheele hou ding bepalen. Nicholson stemt in zooverre met Valloton overeen, dat ook hij zyn schaduwen als zwarte silhouetten teekent en geen tu schentinten bszigt. Zyn Twelve portraits" van beroemde personen, op gelig bruin papier gedrukt met hier en daar een enkele kleur ter verlevendi ging, zullen zeker hun beroemdheid niet verhoogen. Men vraagt zich zelfs af, of dit werk wel serieus bedoeld is, want The Q'ieen is niet anders dan een oude juffer die haar hondje uitlaat, de Prins van Wales een welgedaan burgerheer, Whistler een halfdronken liedjes zanger en Gladstone een pakjesdrager en daar dit werk nogai pretenties heeft, vallen die minder fraaie eigenschappen te duidelijker op. Vermelden we nog teen kleurendruk naar Vincent van Gogh, die we hopen, dat door vele naar zy'n werken gevolgd zal worden, die arge loos en ongekunsteld als ze zy'n, daartoe blij kens de hier aanwezige proeve zoo uitnemend geschikt zijn. Hiermede is slechts het voornaamste be sproken van hetgeen hier te zien wordt gege ven door deze actieve vereeniging, die Utrecht, om de snel elkaar opvolgende kleine maar merkwaardige exposities, die ze weet te arrangeeren, wel op prijs mag stellen. 3. W. N. NosotaosfoDis. De schildersvereeniging »St. Lucas" heeft in het Stedelijk Museum alhier, een tentoon stelling geopend van kunstwerken, schilderyen, aquarellen enz , ten bate van het Nosokomosfonds »NoBokosmos" is een vakvereeniging, waarvan de leden minstens twee jaar in Nederl. Zieken huizen moeten zyn werkzaam geweest zy'n. Het hoofdbestuur bestaat uit 4 verpleegsters en 2 verplegers, die in functie zyn, 2 oud-ver pleegsters en l oud-verpleger. Doel der vereeniging is een band te vormen tusschen alle verplegenden, voordrachten te doen houden op het gebied der ziekenverpleging, of by'behoorende vakken. Een bibliotheek op te richten van vak- en uitspannings- litteratuur, een centraal adresbureau te stichten, Zusterhuizen te bouwen, een fonds te stichten voor pensioensen werkkracht verzekering, een maandblad uittegeven, dat wetenschappelijke stukken van doctoren bevat en openstaat voor de leden. Het streven der vereeniging beoogt een betere opleiding, vooral voor particuliere verpleegsters en wykverpleegsters, minder lange arbeidsdagen in de ziekenhuizen, betere salarieering, enz. Het is te hopen dat het nuttige en goede doel der vereeniging «Nosokomos" waardeering zal ontmoeten en de vereeniging »St. Lucas1' op een goed il aandeel resultaat van haar Tentoonstelling zal kunnen wijzen. M. Het Binnenhuis." In enkele dagbladen en ook in het nummer van verled n week dezer courant, stond een kennisgeving van een aantal personen, die zich op kunstnyverheids-gebied bewegen, dat zy om redenen van principieelen aard voortaan niet meer als medewerkers van het Binnenhuis" wenschen beschouwd te worden. Deze aankon diging, zoo kort als zy daar .is, zal waarschynlyk menigeen min of meer zonderling toeschijnen en in dezen ty'4 van boycotten en werkstakin gen zou ze allicht tot verkeerde gevolgtrek kingen aanleiding kunnen geven. Vandaar dan ook, dat wy, die met de oprichting van het Binnenhuis" zoozeer sympatiseerden, ons thans verplicht achten, de/se zaak eenigszins nader uiteen te zetten. Als beginsel voorstellende: het publiek en onze kunstnyverheidsartiesten nader tot elkaar te brengen; het publiek te doen zien wie onder de joogeren zich bezig hielden met de ernstige studie tot verbetering onzer gebruiks voorwerpen, en aan de andere zy'de de kunste naars in de gelegenheid te stellen hun werk in een goede omgeving te i xposeeren en te verkoopen, ziedaar wat de directie tot oprich ting van het Binnenhuis" deed besluiten. Vandaar dan ook dat het Handelsblad destijds bij de opening dezer zaak o.m. schreef: Wy willen hopen dat 't Binnenhuis" spoedig verdwy'nen kan. Dit eischt een verklaring: de directie meent, dat hare taak is afgeloopen en zy dus kan abdiceeren, wanneer het publiek eenmaal genoeg smaak heeft gekregen voor deze soort kunst, genoeg geleerd heeft, om zelf ze te verlangen, ook wanneer ze niet meer in n lokaal vereenigd te zien en te kry'^en is" Waar het doel van deze zaak dus blijkbaar op zoo ideale grondslagen gevestigd was, daar is het te betreuren, dat door besliste fouten in de organisatie, zy niet langer kon bly ven bestaan, of liever dat de medewerkers niet langer deel wenschen uit te maken van deze onderneming. Mogelyk in opzet j list en goed bedoeld, bleek al spoedig, dat in deze zaak, als biet ware ter wille van de medewerkers in het leven geroepen, en zonder hen, dan ook beslist onbestaanbaar, zy zelven absoluut geen stem hadden, en de naam medewerkers en hunne meesterteekens" die op een ly'.t vermeld stonden, niets was dan ;jdele woorden, daar er van eenige gemeenschappelijke arbeid, ge meenschappelijke overleggingen of iets van dien aard geen sprake geweest is. Wat eveneens in deze jonge zaak tot verschil van meening aanleiding zou geven, en wat by nader iczien van den beginne af vermeden had kunnen worden, was het tweeledige standpunt dat de directie hiar innam. Zy toch voerde als directie het beheer, ontving de bestellingen, zou zy'n de tusschenpersoon tusschen publiek en medewerkers, maar was buitendien zelf ook medewerker, en door haar veelzydigheid, van niet te gering te schatten waarde. Dat dit een zeer groote fout was, begrepen dra velen, waar de directie de belangen der medewerkers moest behartigen en zelfs als medewerker bovendien ook hare eigen belangen had; zoodat een botsing hier byna onvermydelyk was. De medewerkers meenten dan ook hun bedenkingen hiertegen te moeten inbrengen en richtten, nu geruimen tijd geleden een schryven tot de directie, waarin zy van oordeel waren dat de loop der zaken niet beantwoordde aan de oorspronkelijke bedoeling by de op richting van het Binnenhuis" en dat zy de volgende punten in overweging gaven, ten einde weder in het juiste spoor terug te keeren. Een der eerste voorstellen was dan: De directie behoort ten opzichte van het uit te voeren werk een onalhaukelijk standpunt in te nemen. Zij mag persoonlijk geen ontwerpen leveren of werkopdrachten uitvoeren. Voorts: van uit de medewerkers dient ge regeld toezicht te zyn, om hun belangen te behartigen. En, waar de medewerkers, aanvankelyk hiertoe uitgenoodigd, waren toegetreden, wetende met wien zy zouden meda werken en lang zamerhand nu die schare zagen aangroeien met namen vau ben, die by'v. slechts uitvoer ders en geen ontwerpers waren of wiens werk niet geheel van een logischen bouw getuigde, daar meenden zy' er tevens nog aan toe te moeten voegen: nieuwe medewerkers kunnen slechts met meerderheid van stemmen van hen die reeds werkzaam ztn worden aangeno men. Aanvankelijk stemde de directie in deze voorstellen toe, in dier voege dat zij ze tot basis zou nemen voor een reorganisatie die zich door verschillei de cmstan iigheden zeer lang wachten liet, en ten slotte leidde tot een huishoudelyk reglement, dat principieel deze kwestie niet raakte, en dus de zaak niat oploste. Daar een onderhoud hierover de directie by haar besluit deed blijven en de medewerkers slechts by inwilliging hunner voorstellen, of verandering op die grondslagen, mogelijkheid tot samenwerking zagen, zoo traden zij gemeenschappelyk af als medewerker en exposant, zooals de couranten dan ook vermeld hebben. Dit is in 't kort het verloop der kwestie en wat hieruit groeien zal is nog niet geheel bekend. Het is niet onwaarschijnlijk dat de medewerkers, steeds door hunne solidariteit, zullen trachten, op betere grondslagen dan natuurlijk, zich te vereenigen tot een c operatie van vereenigde kunstambachten, om op die wijze de zoo schoone bedoeling, die thans in het Binnenhuis" onmogelyk bleek, te verwezenlyken. Voorloopig echter zullen zij, nu deze plannen nog hangende zy'n, gemeenschappelijk hun werk tentoonstellen, en zal de belangstelling van het publiek kunnen bewijzen, of een nieuwe combinatie levensvatbaarheid zou bezitten, waaraan wy echter niet twijfelen. R. W. P. Jr. HMniiiiiiiiiiinniiiiiintiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Jan Holland." Waar de Redactie mij de eer aandeed, een bijdrage over mijn geloofsgenoot, wijlen dr. Anne Johan Vitringa, te vragen, werd daarbij natuurlijk niet verondersteld, dat ik een blad voor den mond zou nemen. In den tijd dan, dat de bij uitstek vrij zinnige uitdrukking: «denkend deel der natie", nog opgeld deed, een periode, die men nu immers te boven is in dieatijd moeten de penvoerders van dat meer ver lichte volksdeel wel erg met Jan Hol and verlegen hebben gezeten. Zoolang hij nog in hun beschermend vaarsvateru i ir de door de Katholieke kerk aan te vallen, rekenden zij hem met vreugde tot de hunnen, roem den hem hoogelijk als scherp vernuft, diep zinnig denker, vrijmoedig geleerde, kortom als het tegendeel van een »domper" een woord, in dien vervlogen tijd mede zeer geliefd. Maar de verlichte auteur werd hun gelederen ontrouw, liep uit overtuiging over naar wat zij «den vijand" achtten, ging verdedigen wat hij eerst had aangevallen en bestreden. In hetn hadden zij toen een »Ultramontaan", dien zij geen brevet van onkunde of domme volgzaamheid konden uitreiken zonder hun eigen, natuurlijk hel der inzicht van voor eenige jaren schande aan te doen 'tG^val was kritiek. En dit te meer, wijl dr. Vitringa tot de Katho lieke kerk was overgegaan tengevolge juist van het vrije, alles navorachende onderzoek, hetwelk die kerk heette te schuwen. Zeer verklaarbaar waren dan ook de verbitterde aanvallen, waaraan de bekeer ling blootstond van de zijde dergenen, die de vrijheid van denken hun monopolie achtten. De wakkere strijder, die hun ont viel, moest neergehaald van het voetstuk. waarop hij was gestegen; minstens moest zijn overgang aan andere drrjfVeeren dan uit studie en nadenken geputte overtuiging worden toegeschreven. Maar dezen toeleg verijdelde Jan Holland, wien 't ook niet om tijdelijk gewin te doen was, door de ruiterlijke verklaring: «Geen katholiek heeft eenigen aandrang op mij uitgeoefend.' 't Kan intusschen nog zijn nut hebben, op Vitringa's bekeering eenig licht te doen vallen. »De naaste aanleiding" zoo deelde »een alleszins geloofwaardig zegs man", die des schrijvers vriendschap ge noot en hem vooral bij zi i overgang tot de Katholieke kerk nauwkeurig gade sloeg, aan Het Centrum mede »de naaste aan leiding, die Jan Holland deed besluiten om zijn vooroordeelen tegen de Katholieke kerk aan een grondig onderzoek te toetsen, was de geruchtmakende berojving dar Pro paganda, waartoe in 188i de Italiaansche Regeering dorst overgaan. Deze schandeiijkbrutale aanranding van een eeuwenoud en eerbiedwaardig recht stuitte dr. Vitringa, wien elke onrechtvaardigheid een gruwel was, tegen de borst. Hij wenschte dus aan zijn gevoelens lucht te geven in het Ocerveluwsch Weekblad, dat de ge vierde schrijver destijds i edigeei de en dat aan zijn keurige pen een tijdelijke vermaardheid dankte. Maar alvorens zijn verontwaardigd gemoed in een scherp artikel lucht te geven, zocht hij altijd een man van degelijke studie eerst zorgvuldig inlichtingen over het onderwerp, dat hij zou gaan behandelen." Hij vervoegde zich bij een der parochiegeestelijken van Deventer, die hem natuur lijk gaarne alle gewenschte inlichtingen gaf. Deze kennismaking tusschen den auteur en den priester had tengevolge, dat zich een blijvende vriendschapsband tusschen hen ontwikkelde, hoewel Jan Hulland toen aan Katholiek worden zelfs niet dacht, 't Valt iutusschen licht te begrijpen, dat de con versatie der beide mannen allengs een be paalde richting aannam. Vitringa, de on rustige zoeker, onderzocht steeds meer alles, waaromtrent zijn geestelijke vriend hem licht kon verschaffen. «Ofschoon dr. Vitringa" aldus boven bedoelde betrouwbare zegsman »aan de Hervormde kerk, waarin hij was opgevoed, reeds lang den rug had toegekeerd, omdat hij de voosheid van het moderne Protes tantisme maar al te duidelijk inzag, zoo had hij zich toch geenszins kunnen ont trekken aan de overmacht der zwarte voor oordeelen, die verreweg de meeste Protes tanten een ernstigen afkeer inboezemen tegen de Katholieke kerk. Een volslagen ongeloovige was hij nooit, maar nooit of nimmer ook had hij kunnen gelooven, dat eigenlijk aan »het Roomsche Babyion' de Waarheid toebehoort. Welnu, deze voor oordeelen weken immermeer bij het onder houd, dat Jan Holland herhaaldelijk voerde over en met voorliefde richtte op het wezen en de gebruiken der Katholieke kerk. Hoe meer en beter van nabij gezien, des te meer verdween »het roomsche spook", om plaats te maken voor het ongestoorde licht der waarheid. Zijn denkende geest rustte niet, zijn vorschende natuur zocht altijd door, zijn onverzadelijke leeslust vroeg telkens andere lectuur, totdat hij zich ein delijk kon overtuigen, dat in het Katho licisme alleen de volle geopenbaarde waarheid, als een kostbare »perel, waarvoor men 't al met winst verliest", tévinden is". Ziedaar het onopgesmukte relaas van Jan Holland's bekeering, waarover hier niet verder behoeft te worden uitgewijd. Noch over de Roomsche leer der Goddelijke genade, noch over Vitrirjga's vurigen geloofsijver en zielsvergenoegde overtui ging zij in den breede gesproken. Slechts worde geconstateerd, dat zijn bekeering hern een tot dusverre niet gekende gemoeds rust schonk en hij als vroom Katholiek geleefd heeft en gtstoryen is. En dat zijn fecherpzinnigheid noch zijn vrijmoedig onder zoek schade leden bij zijn aanhangen van het Roomsche geloof, getuigen de werken, die hij na 1884 het jaar van zijn over gang in 't licht heeft gegeven. Merkwaardig is het, in Jan Hollands werken van vóór '84 na te gaan, hoe hij geleidelijk tot de Katholieke kerk naderde. Van fel bestrijder, gelijk hij zich in Mijn Bezoek aan Bismarck betoonde, werd nij meer en meer een kalm beschouwer van de leer en de handelingen der Moederkerk, waarmede gepaard ging een stijgende hef tigheid tegen het moderne Protestantisme en de ongeloovige wereldbeschouwing. Maar ook in dit opzicht werd zijn gemoedsstem ming zachter, zooals blijkt uit het kort na zijn bekeering verschenen De Woortenxijn kring, welk boek, al spaart het b.v. de zalvende schijnheiligheid niet, een verzoe nenden geest ademt en als een afkeuring van den, trouwens tot niets goeds leidenden, geloofshaat mag beschouwd worden. Dr. Vitringa liet alle aanvallen, waartoe dit b'oek zijn tegenstanders aan leid in g gaf, on be antwoord, wat mede een bewijs is van zijn mindere prikkelbaarheid. Voorheen toch liet hij weinig na, de aanvallen met kracht en geweld af te slaan. Zoo is zijn brochure Als de eene hand de andere wascht een ant woord op kritiek van prof. Fokker, terwijl zijn Gezellige avond in een geleerd genoot schap tot zijdelingsch verweer diende tegen. aanvallen van moderne dominees. Aan den stelregel, ten aanzien van De Woort en zijn kring gevolgd, bleef. Jan Holland ook getrouw ten opzichte van zijn volgende boeken, die alle gericht waren op verdediging der Katholieke leer en der Katholieke wereldbeschouwing, gepaaid na tuurlijk aan bestrijding van het vele in onze maatschappij, wat tegen die leer en wereldbeschouwing indruischt. Een der merkwaardigste boeken uit Jan Hollands Roomschen tijd is Oude ideeën in nieuwe kleedy, een wijsgeerig werk, dat mij toe schijnt de geschiedenis te wezen van Vitringa's strijd tegen zijn eigen vooroor deelen en dwalingen. Het inieressante ge schrift zij ter lezing aanbevolen. Er is evenwel nog een andere Jan Holland dan de schrijver over geloof en zeden, nl. Jan Holland de paedagoog. En dan denkt men dadelijk aan zijn familie Willems, waarin op dezeJfde gronden als tegenwoordig, maar op geestiger wijze, werd geklaagd over de onpractische overlading van het leerprogram der Hoogere Burger scholen. Prachtig gevonden is de persiflage op de samenstelling van dat leer rogram, welke samenstelling Vitringa laat gesciueden in de huiskamer van den Zwolechen kruidenier Willems, bij wien Thorbecke te gast was. Tot Hollands werken op onderwijsgebied behoort ook Doris en Doortje, welk ro mantisch verhaal gericht is tegen velerlei misstanden bij het Lager Oaderwijs. Wat er b.v. geschreven staat over neutraliteitsschennis is wel een der meest onderhoudende en aardige aanvallen, ooit aan de onmoge lijkheid van strikte neutraliteit gewijd. In Een koningsdroom worden ookoiiderwijs-toestanden, o.a. bij 't H. O., gehekeld, terwijl Jan Holland in menige brochure bewijs heeft geleverd, hoezeer de belangen van het onderwijs hem ter harte gingen. Herinnerd worde aan zijn brochure Tegen woordige toestand en plan tot hervorming van het Middelbaar Onderwijs, in welken titel «tegenwoordig" thans natuurlijk beteekent «voor een halve eeuw"; voorts aan zijn stukken over de toenmaals aanhangige hervorming >Tan het Hooger Onderwijs; aan beooraeeliugen van de daartoe gemaakte wetsvoorstellen enz. 1) alle pennevruchten die aantoonen, dat Vitringa een open oog en een scherpen blik had voor wat rond hem voorviel. 't Gaat niet aan, ook maar bij benadering op te sommen, welke o. derwerpen Jan Holland alzoo besprak. Zijn boeken zijn een spiegel der gantche maatschappij, wier gebreken hij onbarmhartig hekelde, niet echter schalksch en goedig als b.v. van Effen, doch met bijtend sarcasme en bittere ironie. Toch is ook gezonde humor aan zijn werken niet vreemd, terwijl de inkleeding.. Ja, de inkleeding. Jan Holland koos vaak voor de ontwikkeling zijner denkbeel den den vorm v^n een roman, zooals Doris en Doortje; De Woort en zijn kring en Neen, een stadsgeschiedenis; meermalen ook schreef hij phantastische verhalen, gelijk Darwinia, waarin esn door aardasverwrikking naar 't zuiden verplaatste poolstreek het terrein der handeling is. En wanneer hij zich meer bepaaide totjeen gewone uiteenzetting zijner gedachten, dan nog legde hij die gedachten vaak in den mond van een denkbeeldig persoon, of schetste toestanden, waardoor nij tot meer tastbaar redeneeren in staat kwam dan de min of meer afgetrokken stellingen, die aan zijn betoog ten grond slag lagen, anders zouden hebben toege laten. Athanasius Mars o a. biedt hierom trent karakteristieke stasltjes. Door deze vernuftige wijze van bewerken vonden zijn wijsgeerige boeken een ruimer lezerskring, dan zij zouden verworven hebl) Aangezien dr. Vitringa lange jaren by het onderwy's is werkzaam geweest, zyn hier eenige levensbyzonderheden op h&ar plaats. De over leden werd 29 Sept. 1827 te Harderwyk ge boren, studeerde van 1847?53 te Amsterdam, Groningen en Leiden, promoveerde tot doctor in de letteren op een dissertatie over Protagoras en werd in '53 leerasr aan 't gymnasium te Gouda. Nog was hy achtereenvolgens werk zaam als rector te Enkhuizen en conrector te Gouda, tot hy' in '61 rector werd te Deventer, waar hy tevens professor was aan het toen malige atheneum. In laatstgenoemde stad is Vitringa gebleven tot '90, toen doofheid hem noopte ontslag te nemen. Hij vestigde zich eerst te Utrecht en ging in '94 naar den Haag, waar hy 5 Dec. j.l. stierf. 40 cents per regel. KANISTRA's Matrassen-, Bedden- ei Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek. BED DER TOEKOMST met 10 jaar garaio tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati». Honderden bewijzen van tevredenheid. Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H. RAHE, te Utrecht. Opgericht 1835. Tdephoon No. 443. Amerikaansche, DuLtsche en Fransche PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in: HITIJKPIANO'S. Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigst» uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in ea. buiten abonnement. Piano-, Orpl- en MEITROOS «fc Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Ruilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl