Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD YOOR NEDERLAND.
No. 1278
Zwart-en-wit-tentoonstelliDg in Voor de
Knust" te trecHt.
Men zon by een bezoek aan eene tentoon
stelling als deze byna gaan wenschen, dat van
rechtswege in het belang van kunst en kunste
naars een maximum werd gesteld aan de grootte
der zalen of het aantal werken. Waar het nu
eenmaal zoo goed als regel is, dat de
tentosnjtellingszalen dienen vol te hangen en ons
zoodoende een quantum kunst wordt geboden,
meer dan we kunnen verduwen, mag het nog
wel eens worden opgemerkt, hoe men om een
boek te kennen, dit moet doorlezen; een
muziekstuk moet men aanhooren, maar een
schilderij f teekening, dikwyls het werk van
weken en maanden, wordt met n oogopslag
geoordeeld, ja op een tentoonstelling van eenigen
omvang kan men met den besten wil aan elk
stuk slechts enkele minuten geven om het in
zich op te nemen. E a mocht een beperkte ty d,
die het werkelijk of gefingeerde druk-hebben
van tegenwoordig meebrengt, al niet het be
zwaar z\jn, 't is niet mogelijk b|j de verschei
denheid van indrukken, de ontvankelijkheid en
het onderscheidingsvermogen tot het einde frisch
te houden en elk stuk die aandacht te schenken,
waar het recht op heeft.
De beknoptheid van deze tentoonstellings
zaaltjes maakt de daaruit volgende beperking
van het aantal werken, daarom tot eene heil
zame noodzakelijkheid, te meer, omdat hier
maar weinig hangt, wat niet een aandachtige
beschouwing waard zou zy'n en de verzameling,
zoo klein als ze is, een zeer groote verschei
denheid biedt, zoowel wat den aard der
kunstwerken als wat het procédébetreft.
Dok het tydperk is vrij ruim genomen; men
vindt er bij etsen van Jongkind uit 1863,
illustraties voor een nauw verschenen boek
door Moulyn en daarbij is er buitenlandsch
werk van onderscheiden nationaliteit.
In het voorzaaltjs is de portretkunst r^jk
vertegenwoordigd. De bekende litho, die Alle*)
van Maltatuli maakte, zien we hier met
genoegen weer eens terug bij het werk der
buitenlanders. Het doel der portretkunst, niet
om vorm en samenstel van de onderdeelen van
een kop juist weer te geven, maar in dezen
sterk te accumuleeren het vermogen om het
innerlijk leven te doen spreken, is in deze
beeltenis volkomen bereikt. Dit is niet de
heftige stry'der tegen het onrecht, de sche-pe
satyricus voor wien hem weerstond, in de uit
drukking van de droomerige, lichte oogerj, half
geloken door het zware bovenlid, de prachtige
lijn van neus en mond en de machtige-welving
van den schedel werken samen om door dezen
nobelen kop een blik te geven op de innerlijke
geaardheid van dien fijn besnaarden, kincterlyk
teeren, maar daarom uiterst kwetsbaren
geroelsmensen, beter en zuiverder dan veel van zy'a
werk of uiterlijke daden.
Ook Jan Veth leverde een mooi portret.
't Is of al het leven van die stramme leden
der lydende vrouw zich yjreenigde in de echerpe
trekken van dat gelaa', dat getuigt van stille
berusting en louterende smart en, vry van al
het sentimenteele, meer achting afdwingt dan
bet medelyden vraagt.
Haverman kan soms zoo verrassend te
voorBchya treden.
Hier weet hij weer een enorme levenskracht
te leggen in het portret van Rooyaards, zelfs
zóó, dat we niet kunnen spreken van uitdruk
king der oogen, maar van een biologeerende
kracht van den bypnotiseu-, waar niet tegen
in te kg ken is. Daarbij steekt zijn portret va a
Beets wel wat sterk af. Ia hem, die
Hildebrand geweest is, willen we toch iets meer
zien dan een mollig, goedmoedig en zelfvoldaan
oud heertje. Zoo ook Duprnt's portret van
Steinlen, 't is mogelijk dat dit Steinlen is,
maar den passievollen maker van de vlotte, spon
tane teekeningen hadden we ons toch heel
anders voorgesteld dan dezen lyzigen, bedaar
den man.
Als vergoeding voor dit minder goed ge
slaagd portret geeft Dup int een paar prachtige
kopergravures, ploegende ossen, de beesten
mooi van actie en teekening en het landschap
zeer serieus doorwerkt. We willen hopen,
dat hy zy'n reuzenpaarden voor goed op stal
heeft gezet en daarby het pogen om door ge
waagde proportioneele verhoudingen te
imponeeren, want deze gravures die eenigszins
geïnspireerd zyn op oui-Duitsche prentkuost,
bawyzen, dat zyn werk dat forceeren niet
uoodig heeft.
Wat Etienne Bosch geeft, ly'kt op het eerste
gezicht meer dan het by nadere beschouwing bly'kt
te zijn. Zoo zyn de paarden van zyn Kruis
vaarders" heel zwak van teekening, geeft deze
cptocht niet het beeld van dien machtigen tijd
en zoekt men te vergeefs naar iets geestigs
in de talry'ke figuurtjes in zy'n Sf. Marco".
Noch hy, noch mevr. Bisschop Robertson,
wier werk de bekoring van haar gedinstingeerd
kleurbegrip niet ontberen kan, om belangryk
te blyven, noch Elzard Koning, die de stug
heid van den steen in zy'n litho's niet ver
mocht te overwinnen, noch Zilcken, dia anders
'net slecht vertegenwoordigd is en hier de
eenige reproductieve etser is met zy'n groote
ets, die we een vrije vertaling van M. Maris
konden noemen, noch Storm van 's Gravesande,
wiens zware ly'nen soms zy'n als zinledige
woorden, maar die toch wel mooi de deining
van het groote watervlak in zijn Hoogwater
by Kitwy'k" en de mysterieuse beroering in
het water van zy'n Branding" weet weer te
geven, noch zelfs Toorop houdt hier de
Hollandsche kunst hoog boren het rappere en
knappere werk der buitenlanders. Er is iets
in het werk der genoemden of 2ij zoekend,
onder den arbeid er ejrste het rechte begrip
van kregen en het verhoogt de waarde van
een kunstwerk niet, als het de moeielykheden
van zy'n wording vertoont.
We eisenen nu eenmaal van den equilibrist,
die hoofd en handen beladen met balanceerende
dingen, moeizaam den ladder bestijgt, dat de
buiging en de glimlach, waarmede hij op de
bovenste sport ons handgeklap beantwoordt,
los en ongeiwongen zyn; van despy'zen, die we
op tafel kry'geri, verlangen we dat ze aan de
wy'ze van bereiding niet doen denken en
evenzoo geven de kunstwerken der grooten, als
hier de etsen van Whistler dat onverstoord
genot, omdat de geest reeds in volkomenheid
voorbereide, wat de habiele hand slechts uit
t a voeren had.
Er zyn vy'f etsen van hem, maar wat een
totaal van elkaar verschillende wy'ze van op
vatting en uitvoering geven die te zien. Wat
een afstand tusschen het kind met den hoepel
met dat ragfijne kopje, dat als het ware op
het papier gedroomd is, met het bly'de, lichte
leven in het gespeel der kringelende lyntjes
van zyn Venetië" of het stevig getimmerte
van zyn Putneybridge". De Franschen mogen
ieder op hunne wy'ze penetranter zyn, het
machtige en toch buigzame begrip, waarvan
zyn visie getuigt, komt geen hunner naby.
Indien aan n de grootheid van Whistler
hier geen afbreuk doet, dan is het Bauer, van
wien er een negental etsen klein van formaat,
maar groot van verdiensten zyn tentoongesteld.
Ook zy'n werk geeft soms den indruk of het
als van zelf gegroeid zou zyn; by enkele der
etsen is de wirwar van toetjes en krabbeltj-)s,
die de naald in het koper kraste, geworden
tot een na'uurlyken, onverbreekbaren samen
hang die geen analyse gedoogt.
Noemen we nog mevr. Baukema Philipse ter
wille van hare bekoorlijke lithografh Kerkje
te Heelsum", die met veel liefde gemaakt en
beter in haar bereik lag, dan haar grootere
litho's, Kerkfajade" en Doorweert", die te
veel bestaan uit kleinigheden zonder onderling
verband.
Moulyn moet men niet beoordeelen naar zy'n
boek-illustraties, die hier te zien zyn. Het
landschap moge nog eenig verband houden met
zy'n vroeger serieus werk en daarvan de goede
noten in zich dragen, het figuurtje op de heide
en het meisje in het bosch zyn wat al te
stumperig om niet alles te beder/en.
Geschikter als illustratie voor een sprookje
lijkt me het fijne, bladerlooze boschgezichtje
van Toorop, my het liefste van al zyn werk
hier, dat by' al zyn knapheid toch te
rethorisch is.
In zyn beide etsen, de Haven van Houfleur
voorstellend, geeft Jongkind het ruime van
zoo'n zeehaven weer en teekent hij de ranke
tuigaje van een zeilend schip met spaarzame,
kloeke ly'nen en is daarin grooter dan in zyn
Hollandsen landschip Maassluis".
Bahalve van dezen verfranschten Hollander,
die toch het land van Kembrandt niet ont
groeid is, vinden we hier lypeerend werk der
Franschen zelf.
Van Manet b.v. een litho les Courses'' die
doet zien, hoe ver de kunst van reproductie
gaan kan. Letterlyk niets is hier van de
oorspronkelyke kracht en frischheid by het afdruk
ken achterwege geblevea. Het zyïg zachte van
de met het vlakke krijt zacht uitgestreken
coulante ly'nen, zoowel als het diepe fluweelige
zwart van het crayon doen op het eerste ge
zicht aan geen druk gelooven. Maar niet minder
hoog, dan de wijze van reproduceeren staat de
teekening zelve, een met den tellen hartstocht
van het oogenblik uitgestooten schets, een
gezwiep en dol gedraai van lange, lenige ly'nen,
doch daardoor van een krasse leef kracht als
geen ander werk hier.
Félicien Rops grasduint wat veel in het
lugubere, toch waar dit zoo echt is, als in den
kop van Li sotte Marie devant Ie cadavre de
son enfant", met haar scheef uitgezakten, open
mond, waarin gedachteloos een vinger klauwt
en het glazige kille in het onbegrepen staren
der wy'de oogen, toont hy, dat zyn neigingen
naar dien kant een innerlyken drang ontsprui
ten. Toulouse Lautzec vertegenwoordigt alleen
die schaar van moderne Frausche illustrateurs,
die het geheim bezitten om door een enkele
snydend scherpe coutour leven en lichaam te
geven aan menschen en dingen. Wat een voor
ons Hollanders onbegrypelyke habiliteit behoort
er toe, om zóó dien dandy met het stokje op
den rug te teekenen. Geen Hollander, behalve
Holswilder in enkele zy'ner beste platen, heeft
hierin ook ooit in die richting iets geleverd,
dat met de moderne Franschen in vergelyking
komen kan.
Behalve een majestueuse teekering Kinder
portret" van Henri de Groux, waar tegen de
statige fiéuur van het meii-je de met enkele
ly'nen prachtig geschetste hond (op staat) is er
ook zyn imposante litho Veillée de Waterloo",
waarin de grootsche figuur van Bonaparte staat
als in een maalstroom van geheimzinnig drei
gende machten.
Renoir maakte veel mooier dingen dan zy'n
hier tentoongestelde portret; de aan hem ver
wante Eug. Carrière is met zyn wazig zachte
olieverfstudie en litho's, waarin het model
toch zoo goed behouden bleef, hier beter te
leeren kennen.
Een zeer opmerkelijke litho van Valloton,
la Symphonie" geeft een dame te zien, die
een vleugel bespeelt, en eenige heeren die
toeluisteren. Hy' volgde hier de manier der
ouderwetsche schaduwbeelden, die dan in nega
tief waren, door alles zwart te maken en alleen
wit uit te sparen de spelende dame en de
handen en gezichten der luisterende heeren.
Hy weet dit echter met zooveel juistheid en
overleg te doen, dat het ons volstrekt geen
moeite geeft het beeld b.v. te voltooien van
dien luisterenden heer op de bank, waarvan
de handen alleen de kruising der armen, en
het gelaat de vooroverbuiging van het luisterende
hoofd volkomen aangeven en zyn geheele hou
ding bepalen.
Nicholson stemt in zooverre met Valloton
overeen, dat ook hij zyn schaduwen als zwarte
silhouetten teekent en geen tu schentinten
bszigt. Zyn Twelve portraits" van beroemde
personen, op gelig bruin papier gedrukt met
hier en daar een enkele kleur ter verlevendi
ging, zullen zeker hun beroemdheid niet
verhoogen. Men vraagt zich zelfs af, of dit werk
wel serieus bedoeld is, want The Q'ieen is niet
anders dan een oude juffer die haar hondje
uitlaat, de Prins van Wales een welgedaan
burgerheer, Whistler een halfdronken liedjes
zanger en Gladstone een pakjesdrager en daar
dit werk nogai pretenties heeft, vallen die
minder fraaie eigenschappen te duidelijker op.
Vermelden we nog teen kleurendruk naar
Vincent van Gogh, die we hopen, dat door vele
naar zy'n werken gevolgd zal worden, die arge
loos en ongekunsteld als ze zy'n, daartoe blij
kens de hier aanwezige proeve zoo uitnemend
geschikt zijn.
Hiermede is slechts het voornaamste be
sproken van hetgeen hier te zien wordt gege
ven door deze actieve vereeniging, die Utrecht,
om de snel elkaar opvolgende kleine maar
merkwaardige exposities, die ze weet te
arrangeeren, wel op prijs mag stellen.
3. W. N.
NosotaosfoDis.
De schildersvereeniging »St. Lucas" heeft
in het Stedelijk Museum alhier, een tentoon
stelling geopend van kunstwerken, schilderyen,
aquarellen enz , ten bate van het
Nosokomosfonds
»NoBokosmos" is een vakvereeniging, waarvan
de leden minstens twee jaar in Nederl. Zieken
huizen moeten zyn werkzaam geweest zy'n.
Het hoofdbestuur bestaat uit 4 verpleegsters
en 2 verplegers, die in functie zyn, 2 oud-ver
pleegsters en l oud-verpleger. Doel der
vereeniging is een band te vormen tusschen
alle verplegenden, voordrachten te doen houden
op het gebied der ziekenverpleging, of
by'behoorende vakken. Een bibliotheek op te richten
van vak- en uitspannings- litteratuur, een
centraal adresbureau te stichten, Zusterhuizen
te bouwen, een fonds te stichten voor
pensioensen werkkracht verzekering, een maandblad
uittegeven, dat wetenschappelijke stukken van
doctoren bevat en openstaat voor de leden.
Het streven der vereeniging beoogt een betere
opleiding, vooral voor particuliere verpleegsters
en wykverpleegsters, minder lange arbeidsdagen
in de ziekenhuizen, betere salarieering, enz.
Het is te hopen dat het nuttige en goede
doel der vereeniging «Nosokomos" waardeering
zal ontmoeten en de vereeniging »St. Lucas1'
op een goed il aandeel resultaat van haar
Tentoonstelling zal kunnen wijzen. M.
Het Binnenhuis."
In enkele dagbladen en ook in het nummer
van verled n week dezer courant, stond een
kennisgeving van een aantal personen, die zich
op kunstnyverheids-gebied bewegen, dat zy om
redenen van principieelen aard voortaan niet
meer als medewerkers van het Binnenhuis"
wenschen beschouwd te worden. Deze aankon
diging, zoo kort als zy daar .is, zal
waarschynlyk menigeen min of meer zonderling toeschijnen
en in dezen ty'4 van boycotten en werkstakin
gen zou ze allicht tot verkeerde gevolgtrek
kingen aanleiding kunnen geven. Vandaar
dan ook, dat wy, die met de oprichting van
het Binnenhuis" zoozeer sympatiseerden, ons
thans verplicht achten, de/se zaak eenigszins
nader uiteen te zetten.
Als beginsel voorstellende: het publiek en
onze kunstnyverheidsartiesten nader tot elkaar
te brengen; het publiek te doen zien wie
onder de joogeren zich bezig hielden met de
ernstige studie tot verbetering onzer gebruiks
voorwerpen, en aan de andere zy'de de kunste
naars in de gelegenheid te stellen hun werk
in een goede omgeving te i xposeeren en te
verkoopen, ziedaar wat de directie tot oprich
ting van het Binnenhuis" deed besluiten.
Vandaar dan ook dat het Handelsblad destijds
bij de opening dezer zaak o.m. schreef: Wy
willen hopen dat 't Binnenhuis" spoedig
verdwy'nen kan. Dit eischt een verklaring: de
directie meent, dat hare taak is afgeloopen en
zy dus kan abdiceeren, wanneer het publiek
eenmaal genoeg smaak heeft gekregen voor deze
soort kunst, genoeg geleerd heeft, om zelf ze
te verlangen, ook wanneer ze niet meer in n
lokaal vereenigd te zien en te kry'^en is"
Waar het doel van deze zaak dus blijkbaar
op zoo ideale grondslagen gevestigd was, daar
is het te betreuren, dat door besliste fouten
in de organisatie, zy niet langer kon bly ven
bestaan, of liever dat de medewerkers niet
langer deel wenschen uit te maken van deze
onderneming.
Mogelyk in opzet j list en goed bedoeld,
bleek al spoedig, dat in deze zaak, als biet
ware ter wille van de medewerkers in het
leven geroepen, en zonder hen, dan ook beslist
onbestaanbaar, zy zelven absoluut geen stem
hadden, en de naam medewerkers en hunne
meesterteekens" die op een ly'.t vermeld
stonden, niets was dan ;jdele woorden, daar
er van eenige gemeenschappelijke arbeid, ge
meenschappelijke overleggingen of iets van
dien aard geen sprake geweest is.
Wat eveneens in deze jonge zaak tot verschil
van meening aanleiding zou geven, en wat by
nader iczien van den beginne af vermeden had
kunnen worden, was het tweeledige standpunt
dat de directie hiar innam. Zy toch voerde
als directie het beheer, ontving de bestellingen,
zou zy'n de tusschenpersoon tusschen publiek
en medewerkers, maar was buitendien zelf ook
medewerker, en door haar veelzydigheid, van
niet te gering te schatten waarde. Dat dit een
zeer groote fout was, begrepen dra velen, waar
de directie de belangen der medewerkers moest
behartigen en zelfs als medewerker bovendien
ook hare eigen belangen had; zoodat een
botsing hier byna onvermydelyk was.
De medewerkers meenten dan ook hun
bedenkingen hiertegen te moeten inbrengen en
richtten, nu geruimen tijd geleden een
schryven tot de directie, waarin zy van oordeel
waren dat de loop der zaken niet beantwoordde
aan de oorspronkelijke bedoeling by de op
richting van het Binnenhuis" en dat zy de
volgende punten in overweging gaven, ten einde
weder in het juiste spoor terug te keeren.
Een der eerste voorstellen was dan: De
directie behoort ten opzichte van het uit te
voeren werk een onalhaukelijk standpunt in te
nemen. Zij mag persoonlijk geen ontwerpen
leveren of werkopdrachten uitvoeren.
Voorts: van uit de medewerkers dient ge
regeld toezicht te zyn, om hun belangen te
behartigen.
En, waar de medewerkers, aanvankelyk
hiertoe uitgenoodigd, waren toegetreden, wetende
met wien zy zouden meda werken en lang
zamerhand nu die schare zagen aangroeien
met namen vau ben, die by'v. slechts uitvoer
ders en geen ontwerpers waren of wiens werk
niet geheel van een logischen bouw getuigde,
daar meenden zy' er tevens nog aan toe te
moeten voegen: nieuwe medewerkers kunnen
slechts met meerderheid van stemmen van
hen die reeds werkzaam ztn worden aangeno
men.
Aanvankelijk stemde de directie in deze
voorstellen toe, in dier voege dat zij ze tot
basis zou nemen voor een reorganisatie die
zich door verschillei de cmstan iigheden zeer
lang wachten liet, en ten slotte leidde tot een
huishoudelyk reglement, dat principieel deze
kwestie niet raakte, en dus de zaak niat
oploste.
Daar een onderhoud hierover de directie by
haar besluit deed blijven en de medewerkers
slechts by inwilliging hunner voorstellen, of
verandering op die grondslagen, mogelijkheid
tot samenwerking zagen, zoo traden zij
gemeenschappelyk af als medewerker en exposant,
zooals de couranten dan ook vermeld hebben.
Dit is in 't kort het verloop der kwestie en
wat hieruit groeien zal is nog niet geheel
bekend. Het is niet onwaarschijnlijk dat de
medewerkers, steeds door hunne solidariteit,
zullen trachten, op betere grondslagen dan
natuurlijk, zich te vereenigen tot een c operatie
van vereenigde kunstambachten, om op die
wijze de zoo schoone bedoeling, die thans in
het Binnenhuis" onmogelyk bleek, te
verwezenlyken.
Voorloopig echter zullen zij, nu deze plannen
nog hangende zy'n, gemeenschappelijk hun werk
tentoonstellen, en zal de belangstelling van
het publiek kunnen bewijzen, of een nieuwe
combinatie levensvatbaarheid zou bezitten,
waaraan wy echter niet twijfelen.
R. W. P. Jr.
HMniiiiiiiiiiinniiiiiintiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Jan Holland."
Waar de Redactie mij de eer aandeed,
een bijdrage over mijn geloofsgenoot, wijlen
dr. Anne Johan Vitringa, te vragen, werd
daarbij natuurlijk niet verondersteld, dat
ik een blad voor den mond zou nemen.
In den tijd dan, dat de bij uitstek vrij
zinnige uitdrukking: «denkend deel der
natie", nog opgeld deed, een periode, die
men nu immers te boven is in dieatijd
moeten de penvoerders van dat meer ver
lichte volksdeel wel erg met Jan Hol and
verlegen hebben gezeten. Zoolang hij nog
in hun beschermend vaarsvateru i ir de door
de Katholieke kerk aan te vallen, rekenden
zij hem met vreugde tot de hunnen, roem
den hem hoogelijk als scherp vernuft, diep
zinnig denker, vrijmoedig geleerde, kortom
als het tegendeel van een »domper" een
woord, in dien vervlogen tijd mede zeer
geliefd. Maar de verlichte auteur werd hun
gelederen ontrouw, liep uit overtuiging over
naar wat zij «den vijand" achtten, ging
verdedigen wat hij eerst had aangevallen
en bestreden. In hetn hadden zij toen een
»Ultramontaan", dien zij geen brevet van
onkunde of domme volgzaamheid konden
uitreiken zonder hun eigen, natuurlijk hel
der inzicht van voor eenige jaren schande
aan te doen 'tG^val was kritiek. En
dit te meer, wijl dr. Vitringa tot de Katho
lieke kerk was overgegaan tengevolge juist
van het vrije, alles navorachende onderzoek,
hetwelk die kerk heette te schuwen.
Zeer verklaarbaar waren dan ook de
verbitterde aanvallen, waaraan de bekeer
ling blootstond van de zijde dergenen, die
de vrijheid van denken hun monopolie
achtten. De wakkere strijder, die hun ont
viel, moest neergehaald van het voetstuk.
waarop hij was gestegen; minstens moest
zijn overgang aan andere drrjfVeeren dan
uit studie en nadenken geputte overtuiging
worden toegeschreven. Maar dezen toeleg
verijdelde Jan Holland, wien 't ook niet
om tijdelijk gewin te doen was, door de
ruiterlijke verklaring: «Geen katholiek
heeft eenigen aandrang op mij uitgeoefend.'
't Kan intusschen nog zijn nut hebben,
op Vitringa's bekeering eenig licht te doen
vallen. »De naaste aanleiding" zoo
deelde »een alleszins geloofwaardig zegs
man", die des schrijvers vriendschap ge
noot en hem vooral bij zi i overgang tot
de Katholieke kerk nauwkeurig gade sloeg,
aan Het Centrum mede »de naaste aan
leiding, die Jan Holland deed besluiten
om zijn vooroordeelen tegen de Katholieke
kerk aan een grondig onderzoek te toetsen,
was de geruchtmakende berojving dar Pro
paganda, waartoe in 188i de Italiaansche
Regeering dorst overgaan. Deze
schandeiijkbrutale aanranding van een eeuwenoud en
eerbiedwaardig recht stuitte dr. Vitringa,
wien elke onrechtvaardigheid een gruwel
was, tegen de borst. Hij wenschte dus aan
zijn gevoelens lucht te geven in het
Ocerveluwsch Weekblad, dat de ge vierde schrijver
destijds i edigeei de en dat aan zijn keurige pen
een tijdelijke vermaardheid dankte. Maar
alvorens zijn verontwaardigd gemoed in een
scherp artikel lucht te geven, zocht hij
altijd een man van degelijke studie eerst
zorgvuldig inlichtingen over het onderwerp,
dat hij zou gaan behandelen."
Hij vervoegde zich bij een der
parochiegeestelijken van Deventer, die hem natuur
lijk gaarne alle gewenschte inlichtingen gaf.
Deze kennismaking tusschen den auteur en
den priester had tengevolge, dat zich een
blijvende vriendschapsband tusschen hen
ontwikkelde, hoewel Jan Hulland toen aan
Katholiek worden zelfs niet dacht, 't Valt
iutusschen licht te begrijpen, dat de con
versatie der beide mannen allengs een be
paalde richting aannam. Vitringa, de on
rustige zoeker, onderzocht steeds meer alles,
waaromtrent zijn geestelijke vriend hem
licht kon verschaffen.
«Ofschoon dr. Vitringa" aldus boven
bedoelde betrouwbare zegsman »aan de
Hervormde kerk, waarin hij was opgevoed,
reeds lang den rug had toegekeerd, omdat
hij de voosheid van het moderne Protes
tantisme maar al te duidelijk inzag, zoo
had hij zich toch geenszins kunnen ont
trekken aan de overmacht der zwarte voor
oordeelen, die verreweg de meeste Protes
tanten een ernstigen afkeer inboezemen
tegen de Katholieke kerk. Een volslagen
ongeloovige was hij nooit, maar nooit of
nimmer ook had hij kunnen gelooven, dat
eigenlijk aan »het Roomsche Babyion' de
Waarheid toebehoort. Welnu, deze voor
oordeelen weken immermeer bij het onder
houd, dat Jan Holland herhaaldelijk voerde
over en met voorliefde richtte op het wezen
en de gebruiken der Katholieke kerk. Hoe
meer en beter van nabij gezien, des te
meer verdween »het roomsche spook", om
plaats te maken voor het ongestoorde licht
der waarheid. Zijn denkende geest rustte
niet, zijn vorschende natuur zocht altijd
door, zijn onverzadelijke leeslust vroeg
telkens andere lectuur, totdat hij zich ein
delijk kon overtuigen, dat in het Katho
licisme alleen de volle geopenbaarde
waarheid, als een kostbare »perel, waarvoor
men 't al met winst verliest", tévinden is".
Ziedaar het onopgesmukte relaas van
Jan Holland's bekeering, waarover hier
niet verder behoeft te worden uitgewijd.
Noch over de Roomsche leer der Goddelijke
genade, noch over Vitrirjga's vurigen
geloofsijver en zielsvergenoegde overtui
ging zij in den breede gesproken. Slechts
worde geconstateerd, dat zijn bekeering
hern een tot dusverre niet gekende gemoeds
rust schonk en hij als vroom Katholiek
geleefd heeft en gtstoryen is. En dat zijn
fecherpzinnigheid noch zijn vrijmoedig onder
zoek schade leden bij zijn aanhangen van
het Roomsche geloof, getuigen de werken,
die hij na 1884 het jaar van zijn over
gang in 't licht heeft gegeven.
Merkwaardig is het, in Jan Hollands
werken van vóór '84 na te gaan, hoe hij
geleidelijk tot de Katholieke kerk naderde.
Van fel bestrijder, gelijk hij zich in Mijn
Bezoek aan Bismarck betoonde, werd nij
meer en meer een kalm beschouwer van de
leer en de handelingen der Moederkerk,
waarmede gepaard ging een stijgende hef
tigheid tegen het moderne Protestantisme
en de ongeloovige wereldbeschouwing. Maar
ook in dit opzicht werd zijn gemoedsstem
ming zachter, zooals blijkt uit het kort na
zijn bekeering verschenen De Woortenxijn
kring, welk boek, al spaart het b.v. de
zalvende schijnheiligheid niet, een verzoe
nenden geest ademt en als een afkeuring
van den, trouwens tot niets goeds leidenden,
geloofshaat mag beschouwd worden. Dr.
Vitringa liet alle aanvallen, waartoe dit
b'oek zijn tegenstanders aan leid in g gaf, on be
antwoord, wat mede een bewijs is van zijn
mindere prikkelbaarheid. Voorheen toch
liet hij weinig na, de aanvallen met kracht
en geweld af te slaan. Zoo is zijn brochure
Als de eene hand de andere wascht een ant
woord op kritiek van prof. Fokker, terwijl
zijn Gezellige avond in een geleerd genoot
schap tot zijdelingsch verweer diende tegen.
aanvallen van moderne dominees.
Aan den stelregel, ten aanzien van De
Woort en zijn kring gevolgd, bleef. Jan
Holland ook getrouw ten opzichte van zijn
volgende boeken, die alle gericht waren op
verdediging der Katholieke leer en der
Katholieke wereldbeschouwing, gepaaid na
tuurlijk aan bestrijding van het vele in
onze maatschappij, wat tegen die leer en
wereldbeschouwing indruischt. Een der
merkwaardigste boeken uit Jan Hollands
Roomschen tijd is Oude ideeën in nieuwe
kleedy, een wijsgeerig werk, dat mij toe
schijnt de geschiedenis te wezen van
Vitringa's strijd tegen zijn eigen vooroor
deelen en dwalingen. Het inieressante ge
schrift zij ter lezing aanbevolen.
Er is evenwel nog een andere Jan
Holland dan de schrijver over geloof en
zeden, nl. Jan Holland de paedagoog. En
dan denkt men dadelijk aan zijn familie
Willems, waarin op dezeJfde gronden als
tegenwoordig, maar op geestiger wijze, werd
geklaagd over de onpractische overlading
van het leerprogram der Hoogere Burger
scholen. Prachtig gevonden is de persiflage
op de samenstelling van dat leer rogram,
welke samenstelling Vitringa laat
gesciueden in de huiskamer van den Zwolechen
kruidenier Willems, bij wien Thorbecke
te gast was.
Tot Hollands werken op onderwijsgebied
behoort ook Doris en Doortje, welk ro
mantisch verhaal gericht is tegen velerlei
misstanden bij het Lager Oaderwijs. Wat
er b.v. geschreven staat over
neutraliteitsschennis is wel een der meest onderhoudende
en aardige aanvallen, ooit aan de onmoge
lijkheid van strikte neutraliteit gewijd.
In Een koningsdroom worden
ookoiiderwijs-toestanden, o.a. bij 't H. O., gehekeld,
terwijl Jan Holland in menige brochure
bewijs heeft geleverd, hoezeer de belangen
van het onderwijs hem ter harte gingen.
Herinnerd worde aan zijn brochure Tegen
woordige toestand en plan tot hervorming van
het Middelbaar Onderwijs, in welken titel
«tegenwoordig" thans natuurlijk beteekent
«voor een halve eeuw"; voorts aan zijn
stukken over de toenmaals aanhangige
hervorming >Tan het Hooger Onderwijs;
aan beooraeeliugen van de daartoe gemaakte
wetsvoorstellen enz. 1) alle pennevruchten
die aantoonen, dat Vitringa een open oog
en een scherpen blik had voor wat rond
hem voorviel.
't Gaat niet aan, ook maar bij benadering
op te sommen, welke o. derwerpen Jan
Holland alzoo besprak. Zijn boeken zijn
een spiegel der gantche maatschappij, wier
gebreken hij onbarmhartig hekelde, niet
echter schalksch en goedig als b.v. van
Effen, doch met bijtend sarcasme en
bittere ironie. Toch is ook gezonde humor
aan zijn werken niet vreemd, terwijl de
inkleeding..
Ja, de inkleeding. Jan Holland koos
vaak voor de ontwikkeling zijner denkbeel
den den vorm v^n een roman, zooals Doris
en Doortje; De Woort en zijn kring en Neen,
een stadsgeschiedenis; meermalen ook schreef
hij phantastische verhalen, gelijk Darwinia,
waarin esn door aardasverwrikking naar 't
zuiden verplaatste poolstreek het terrein der
handeling is. En wanneer hij zich meer
bepaaide totjeen gewone uiteenzetting zijner
gedachten, dan nog legde hij die gedachten
vaak in den mond van een denkbeeldig
persoon, of schetste toestanden, waardoor
nij tot meer tastbaar redeneeren in staat
kwam dan de min of meer afgetrokken
stellingen, die aan zijn betoog ten grond
slag lagen, anders zouden hebben toege
laten. Athanasius Mars o a. biedt hierom
trent karakteristieke stasltjes.
Door deze vernuftige wijze van bewerken
vonden zijn wijsgeerige boeken een ruimer
lezerskring, dan zij zouden verworven
hebl) Aangezien dr. Vitringa lange jaren by het
onderwy's is werkzaam geweest, zyn hier eenige
levensbyzonderheden op h&ar plaats. De over
leden werd 29 Sept. 1827 te Harderwyk ge
boren, studeerde van 1847?53 te Amsterdam,
Groningen en Leiden, promoveerde tot doctor
in de letteren op een dissertatie over
Protagoras en werd in '53 leerasr aan 't gymnasium
te Gouda. Nog was hy achtereenvolgens werk
zaam als rector te Enkhuizen en conrector te
Gouda, tot hy' in '61 rector werd te Deventer,
waar hy tevens professor was aan het toen
malige atheneum. In laatstgenoemde stad is
Vitringa gebleven tot '90, toen doofheid hem
noopte ontslag te nemen. Hij vestigde zich
eerst te Utrecht en ging in '94 naar den Haag,
waar hy 5 Dec. j.l. stierf.
40 cents per regel.
KANISTRA's Matrassen-, Bedden- ei
Slaapkamer-Meubelfabriek, S n eek.
BED DER TOEKOMST met 10 jaar garaio
tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO
stellen. Geïllustreerde Prijscourant grati».
Honderden bewijzen van tevredenheid.
Specialiteit inENGELSCHE LEDIKANTEN.
Piano- en Muziekhandel
H. RAHE, te Utrecht.
Opgericht 1835. Tdephoon No. 443.
Amerikaansche, DuLtsche en
Fransche
PIANINO'S en ORGELS.
Groote keuze in:
HITIJKPIANO'S.
Oude instrumenten worden ingeruild.
Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigst»
uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in ea.
buiten abonnement.
Piano-, Orpl- en
MEITROOS «fc
Arnhem, Koningsplein.
VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur.
Repareeren Stemmen Ruilen.