De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 22 december pagina 6

22 december 1901 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DÉAMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1278 Wülters) en haar blinden, alwijzen vader (Wolters) heeft in<relascht, die hij niet levend hetlt kunnen maken. Vooral de oude man, die van allts het recbte weet, en als een onuitstaanbaar raisonneur altijd gelijk heeft, is niet te genieten. Hetgeen niet wegneemt, dat er in de gesprek ken tusschrn Dincroft, Hentiette en Wolters hier en daar mooie en juiste dingen worden gezegd. Een gevolg van het voor een groot deel journalistiek zijn van //De Pioerttn" is dat, het op vele p'aatsen te haastig, laat ik maar zeggen te slordig is geschreven. Er komen lange, onrythmi-c ie zinnen ia, die, voor de actualiteit in allerijl een paar uur voor 't verschijnen opgesteld, er in een courant mede door kunnen, maar in een roman niet thuis behooren. Ze allen op te noemen zou niet aangaan. Men neme maar eens als voorbeeld de zin van 14 regels. ».D« Nieuw-P'alaven waren plan ers, halfbloed'" enz. enz. op blz. 49 v/h Ie deel, of die op blz. 3'>, waarin staat, dat iemand een zuster en een broer bad verloren nde eerste aan tering, waarom hij zij» eerste kinderjaren mist haar en zijn mojder en den abt Hanka in het Zuiden had doorgebracht" Van dergelijke slordigheden lo->pt het boet over. Ook dingen ah neen onmetelijke blijgeesligheid" en hij was eer Hein d n groot' zij u alleen aan slordigheid te wijten. En Maurits Wagenvoort hteft stijl en obser vatie genoeg om mooi en karakteristiek te schrijven, als hij maar wil. Aardig geobserveerd zijn dingen als de volgende : ,terwijl door dat stemmenrumoer hel toonlooze geluid van den leienden secretaris heensifpelde, als hel water van. een lek kende kraan", of wel: Hij bemerkte niet dat zijn gedachten toch tot haar uitgingen, als ondeugende kinderen, die wegsnellen wanneer de meester niet op hun let." Maar dezelfde opnerker, die zoo karakteristiek kan wezen, schrijft elders van tde krulletjes op haar blanke voorhoofd te bespie den", en praat van iemand, die eene onverdelgbare levensvreugde bezat." Jflink en treffend is Wagenvoorts karakterizeering, wat *De Ploerten" zijn. En wat is de verdorvenheid en het geïntrigneer der pers mees terlijk weergegeven ! En al de misères van, den oorlog-, en dat drijven der kapitalisten, en het stomme van de groote massa, die zich laat ver blinden, maar tóch te goeder troaw is! Zeker, het boek had literair beter kunnen en moeten zijn, en hier en daar val je over erg leelijke dingen. Ojk is het misschien een beetje goedkoop, zoo'n tendenz-werk, dat een potpourri is van couranten journalistiek. Maar laat ik toch maar eerlijk bekennen, dat ik de twee deelea achter elkaar met levendige belangstelling heb uitgelezen, en ze mij van het begin tot het einde hebben geboeid. Maurits Wagenvoort kan echter beter, en moest mooier en grooter aandoen dan het enkel met belangstelling geboeid houden van iemand die, zooals ik, vier lange uren in een trein over zijn boek gebogen zat, zonder zich te vervelen. HENRI BOKKL. Twee nienwe drama's vaa Maeterlinct Ariane et Barbe-Bleue, Soeur Béatrice. Bruxellej, LACOMBLEZ. Paris, Per Lamm. II (Slot) Onze Lieve Vrouwe, heb medeleden met mij, ik zal tot doodzonde vervallen!... Hij komt vanavond terug en ik ben heel alleen!... Wat moet ik bem dan zeggen wat moet ik dan doen Y ... Hy kykt me aan en zijn handen beven en ik weet niet wat hg verlangt... Toen ik in dit heilige huis kwam einde Juli wordt het vier jaar was ik nog maar een kind en wist niets; nu ben ik nog even on wetend, en ik durf niets aan de abdis vragen, ik durf met niemand praten over het kwade of het geluk dat mg'n hart kwelt... Z', zeggen dat men een man mag liefhebben als men getrouwd is... Hg heeft me beloofd dat een wonderdoende kluizenaar diea hy kent ons trouwen zal, als ik uit het klooster kom... Ik heb dikwijls gehoord van de listen van den Booze en de lagen van de menschen; maar hij, gy weet het wel, hg is niet als alle anderen... Hg' kwam 's Zondags in vaders tuin toen ik rog heel klein was, en daar speelden we samen. Ik was het vergeten, maar als ik lag te bidden of als ik heel treurig was, dacht ik er weer aan. Hg is voorzichtig en verstandig, en zyn oogen zyti zachter dan die van een kind dat op zy'n knietjes ligt... Laatst op een avond knielde hg diiar onder de lamp hebt gg hem niet gezien ? Hg leek op uw zoon. Hij glimlacht zoo ernstig of hg tot God spreekt, ook nog als hg' maar met mg praat, die hem niet eens kan begrgpen en zoo arm ben... Zie, ik zeg u alles; ik ben zoo ongelukkig, al kon ik al in drie dagen niet meer schreien... Hg' heeft verzekerd dat hg' sterven zal als ik hem afwijs... En ze zeggen dat dit kan: dat jonge mannen, groot en mooi als hg, zich ge dood hebben uit liefde... 0;,ze Lieve Vrouwe, getf mg' licht, ik weet niet wat ik doen moet; en wie weet of mgn armen die ik r,u raar uw heil g beeld ophef, ni t morgen twee nare toortsen zullen zyn in de vlammen der hel! ..." Zoo laat Maeterlinckde vroom-zaete Béatrice k agen voor het beeld der Moeder-Maagd. We weten wat gebeuren gaat. De jongeling zal komen, met wien zy' volgens de oude legerde, aan weerszoden van het yzeren tralie-venstertj?, gepraat heeft: Daer hi sat buten ende si binnen, Bevaen met also s t ark er minnen. En ze gaat met hem mee, trekt de mooie kleeren aan: Daer buten in den vergier Onder enen eglentier, volgt hem, wordt zy'n minnares. Maeterlinck vult het eerste bedrijf van het mirakelspel, waartoe hy de legende omschiep, met den stry'd van Béatrice tusschen haar liefde voor den smeekenden jongen man en haar vronw aanhankelijkheid voor Maria, van wie zg een teeken vraagt, dat niet komt: Moeder, moeder, gg ziet het!... ik kan niet meer strgden als gij me liet helpt. Ik kan niet meer bidden als gij mg' aan mgn lot overlaat!... Ik kan niets meer dan snikïen ik wist niet dat ik hém, en ik wist ook niet dat ik U zoo liefhad..." Zg hoort de zusteis komen voor de metten, neemt haar mantel en sluier die op de zerken gevallen zy'n en hangt ze op het groene hek vóór het Mariabeeld. De zusters moeten niet denken dat zg haar onschuldskleei metvotten getrapt heeft: Moeder, ik geef ze u, gij zult ze bewaren... Alles zult gg bewaren ... Hier is mg'n rozekrans met het zilveren kruis, hier is mgn tucht koord, en hier zg'n de drie sleutels van mgn gordel... Zeg me of 't daarboven ge schreven staat dat er geen vergiffenis i', dat de liefde verdoemenis brengt, dat ze ncoit geboet kan worden. .. Zeg het me! Als gg het niet wilt, ga ik niet verloren. Geef n teeken, hoe klein ook! Zie mij aan moeder ik wacht ik wacht!" Het teeken komt niet. De ongeduldige min naar drukt een kus op haar lippen, en geheel overwonnen volgt Béatrice hem. Maeterlinck heeft als dramaticus in het eerste bedrijf de hoofdzaak gemaakt van den zielestrijd der vrome z aster, maar dat kon niet geschieden dan ten koste van het naïaf idyllische dat juist aan het begin van het middennederlandsche gedicht zooveel bekoring geeft. Zóó de samenkomst in den vergier, bet aankleeden daar, toen zg zich al begon te schamen: Om dat si in enen pels stoet, Blootshoeft ende barvoet. Dan zy'n bekijken van haar: Hi seide: Lief, dit hemelblau Staat u bat dan dede dat grau." Twee cousen toech si ane, Eade twee scjen cordewane, Die hare vele bat stonden Dan scoen die waren ghebonden. Hoetcleder van witter siden Gaf hi hare te dien tiieu, Die si op haer hoeft hinc, Doe cussese die jongheünc Vriendelike aen haren mont. Is dit niet aller-innigst van n&ïeveteit ? En kan hierby halen wat Maeterlinck ervan maakt, die den j ingeling prins Bellidor noemt, hem kleedt in een maliën! older en langen blauwen mantel, en hem in het klooster doet komen met een knechtje naast zicb, beladen met weeldige stoffan en schitterende j uweelen? Denk nu nog eens aan de heerly'ke schildering van het foreest," Daar die voghele hadden feest, en van het veld met bloemen! ... Over de veertien jaar die Beatrys buiten het klooster leefde eerst met den man van haar liefde, die haar en haar twee kinderen eindelyk in armoe verlaat, en daarna uit gebrek met andere mannen die haar betalen over dien ty'd is het oude gedicht heel kort. Het begint weer breedvoeriger, als Baatry's in berouw tot het klooster terugkeert en daar het wonder ervaart, dat zij al die jaren niet gemist is, omdat Maria baar dienst heeft waargenomen. Veronderstelt men nu, gely'k ik een oogenblik deed, door de indeeling in drie bedrijven, dat Maeterlinck d;e leemte zal aanvullen, dat we Beatrijs buiten het klooster zullen volgen, haar ziel als verliezende in den deerlijken levensstrijd, dan heeft men het mis. Voor Maeterlinck is blijkbaar Maria, de genadig neer ziende maar immer zwijgende Lieve Vrouwe de hoofdpersoon van dit deel der dramatische dichting en een heel bedrijf lang hooren wy niets van Beatrys we zy'n getuigen alleen van het wonder. Dit is het geheel nieuwe; en het valt niet te ontkennen dat Maeterlinck in het weergeven van dit mysterie weer zy'n talent ten volle weet te ontplooien. Dat het geheel hierdoor iets anders wordt, de aandacht geleid naar een andere fictie en daardoor verdeeld, spreekt vanzelf. En ik zou het derhalve raad zaam gevonden hebben, dat de dichter by het kiezen van zy'n titel, met de verandering, door zijn wg'ze van behandeling in het oude thema gebracht, rekening had gehouden. Beatrijs bly'ff, niettegenstaande de mysterieuze ingry'ping van Maria, in de legende aldoor de hoofdpersoon. Wat geschiedt, geschiedt geheel en al bg uit zondering, om harentwil. Maar bg' Maeterlinck wordt Beatrgs als de toevallig daarzynde, jegens wie Maria's liefde zich manifesteert. De dichter heeft dit gevoeld. Men oirdeele. In de tweede acte is Béatrice verdwenen. Nu ziet men het beeld der Maagd levend worden, als ontwakend uit een goddelyken slaap, lanpzaam de trappen van het voetstuk aftreden, net hek naderen in het schitterende gewaad en zich hullen in den, sluier en het kleed van Béatrice." Dan zingt zij : A toute ame qui pleure A tout pêche qui passé, J'ouvre au sein des toiles Mes mains pleines de gn'iees. Il n'est pêche qui vive Quand l'aoaour a prié; 11 n'est aoie qui meure Quand l'amour a pleure ... Et si l'amour s'égare Aux sentiers d'ici- bas, Ses larmes me retrouvent Et ne s'égarent pas ... In de twee laatste coupletten ligt wat ik boven bedoelde: een algemeener strekking die Maeterlinck hier voorop plaatst, en die voor mgn gevoel nogal afwykt van de bizondpre der legende. Daarvan kryg ik den indruk dat Beatrgs behouden wordt door hare vroomheid, waarvan Maria zeker is dat ze haar waer zal doen terugkeeren tot het klooster, zij het na lang in de zondige wereld gedoold te hebben, daar zie ik de verheerlijking der geestely'ke liefde boven de wereldsche. Maar Maeterlinck geeft iets anders, By' hem woidt het een nieuwe illustratie van haar zg veel vergeven omdat zg' veel heeft liefgehad", met deze uit breiding dat de liefde van vr^uw en man, de innige, echte liefde z >o rein en goed is dat ze alles rein maakt, dat alles, wat anders grotruwe zonde zou zg'n, docr haar zóó wordt veredeld, dat de ziel geen schade kan ly'den en de tranen, om haar geschreid, toegang geven tot de hoogste barmhartigheid. Wat nu de dramatische bewerking betreft, er valt bg' op te merken, dat in tegenstelling met wat we verwachten zouden, het oude verhaal, de middeneeuwsche bery'ming der legende veel meer psychologie, veel meer zielestrijd te voelen geeft dan dit drama, dat in zijn behandeling juist het epische meer vooropstelt. Dit moet trouwens wel. Want in de tweede acte is Béalrice verdwenen, en de handeling bestaat uit de waarneming van het wonder door de andere kloosterlingen. Het openbaart zich op deze wg'ze. Maria heeft geheel de gedaante van Béatrice aangenomen, maar des ondanks gaat er een wonderlyke glans van haar uit. Een arm, haveloos kind ziet dat het eerst, deinst in verbazing terug: Zuster Béatrice, gij zy'tveel mooier dan zg ! Waarom straalt uw kleed zoo ? Waarom schitteren er sterren in uw oogen." Dan naderen al de armen om aalmoezen. En zoo rykeiijk begiftigd werden zij nog nooit. Maar daarna daalt de abdis met de zusters af voor den kerkdienst en een kreet van angst klinkt als zy' het Maria beeld mist in de nis. De nonnen roepen: profanatio! ontwyding! heiligschennis! en schelden Béatrice: 't is haar schuld zg is de eenige die daar wacht hield. De priester komt en spreekt baar toe. Zy antwoordt niet. Hy' drie ge en dwingt om ant woord. Zy' blyft zwy'gen. Dan spreekt hg van de nabyheid van den Booze, wiens hind hg' meent te herkennen in hetgeen hier is geschied, en hy geeft last dat zuster Béatrice boete doe haar is de schuld van deze schennis. Hy beveelt de nonnen haar aan den voet van het altaar de kleederen uit te trekken en haar te tuchtigen met alle tuchtmiddelen die het klooster tot zy'n beschikking heeft: Gaat nu, my'ne zusters, dat uwe armen wreed en uwe handen zonder medelyden zy'n! het is de barm hartigheid die ze wapent, en de liefde die ze zegent!" De nonnen voeren de Maagd weg die onver schillig, onbewogen en gehoorzaam meegaat. Allen hebben het dubbele knoopenkoord losge maakt dat hun tot gordel diende. Zy gaan in de kapel. De deuren worden gesloten. De priester blyft alleen. Een lange stilte. Plot seling hoort men door de gesloten deuren een gezang van onzegbare zachtheid. Het is Maria's heer l y'k lied, het Ave Maria Stellet, en 't is of engelen het aanheffen. Het gezang zwelt allengs of er steeds meer in satnenstemmen... Terzelfder tyd in de kapel een geraas van omgeworpen stoelen, vallende kandelabers, verschrikte menschenstemmen. Eindelgk vliegen de deuren open en van uit de diepte stiaalt een alles over weldigende licht en kleurenpracht. En dan, onder het laaiend geluid vaa Hallelujaa's en osanna's, verschgnen de nonnen, met veran derde, in zielsverrukking stralende gezichten, onder een regen van uit de gewelven neerzggende bloemen, roepende: Het wonder! Het wonder! Zuster Béatrice is een heilige l" En tot den priester sprekend verhalen zy nu om beurte: Toen ik haar gewyle kleeren wilde aan raken" ... Zg'n vlammen opgestegen, hebben stralen gesproken!" De engelen van het altaar wendden zich naar ons toe!" De heiligen vouwden de handen, neigden tot haar! De pilaarbeelden knielden". De Aartsengelen zongen, hun vleugelen ontplooiend!" enz. Als zg dit verhaal gedaan hebben, hoort men kloppen op de deur, en de Maagd verschynt. Zg begint, of er niets gebeurd ware, in Béatrice's kleederen, haar nederigen kloosterdienst. In de derde acte volgt nu de terugkeer van Béatrice. Zoodra zg het klooster binnentreedt, is het beeld der Maagd weer op zy'n voetstuk. En de boetvaardige die niets weet van het wonder, om harentwil geschied, knield schuld bewust en zondebaladen neer voor de goeder tierene, die haar wacht met al haar barm hartigheid. Na haar vurig ge':ed, haar ziele-biecht, bezwymt ze, en wordt daar gevonden door de zusters, die verbaasd het Maria-beeld ontwaren op de plaats waar het vóór zooveel jaren ver dween. Aller oog richt zich op Béatrice, de heilige zuster, die nu plotseling zooveel ouder lijkt. Als deze uit haar bezwyming ontwaakt, wil zy alles aan de abdis biechten, maar ver wonderd ziet ze de anderen haar handen kussen, THEE - E. BRANDSMA. Trademirk Tra.aema.rk KOLBEÏIJ & CORBIÖtl, JLjJECl DMCH Groot Beddenmagazijn. Telephoon Ao. 1752. -,tO' c^Zr^t*. S ^_^ f /? Groote collectie Wiegen, Kinderledekanten , Luiermanden , Babytafeltjes, Babybasenles, etc. etc. Vraagt geïllustreerde catalogus, Levensverzekering-Maatschappij ARNHEM." Maatscb. Kapitaal: Eén Hoen Gulden. (Volteekend). Sluit levensverzekeringen en lijfrenten tegen billijke premiën en op zeer vrijgevige voorwaarden. CACAO EN CHOCOLADE is PRIMA Amsterdam. Verzekering-Maatschappij UOLDA". Amsterdam, Damrak 74. Goedgekeurd bij Kon. Besluit van 3 December 1895, No. 38. Sluit alle soorten Verzekeringen op het Leven en van M|(renten, met of zonder ophouden van premie» betaling ingeval van Invaliditeit. Werkkracht-Verzekering, al of niet in verband met Levensverzekeringen of Lfifrenten. Vraagt de nieuwe Prospectussen. E TANDARTS. Planlage Middenlaan 80. PIIILIPPONA KETELAAR, tournisseur de la Cour. K A L V E B S T H A A T 166, A M C* T E II 1> A M. GRANDE SPECIALITE POUK Trousseaux & Layettes. Sur demande envoi franco de Devis et de modèles. Voor de fijne tafel : VEEJN's Geconcentreerde (koekjes) is onbetwistbaar de heerlijkste Waterchocolade. ESSEBSBBEBS^^BBHRIB^^HHQHEBHSEE&HHBH Voor de fijne tafel : Veen's Cacao (poeder) is onbetwistbaar de beste J. F. CÏ1PERS, Westeinde 37, -DEN HAAG.Piano^H, Amerih. llarmoiii ums. Franco levering. Telephoon 571. Delicieuse Muisjes Rookvleesch. g 1110 U E ds C0., Amsterdam. Zooeven verscheen : Ue Oiuslagkaleiider voor IOO8. ia Aquarellen van Mej. N. VAN DER WAARDEN. fl.öO. Bij den Boek- en Kunsthandel verkrygbaar. een der mooisten die wij zagen" Vaderland. Uitgave van C. A. J. VAN D I S H O E C K te Amsterdam. t ILL4 Weteringschans zoc, Amsterdam. Familiepension Ie rang-. Fraaiste gedeelte der stad. Onmiddelyk by Ryks- Museum, Opera en Vondelpark. Pension p. dag, p. week of p. maand. Desverkiezende Bediening in eigen salons. HENKY J. BRUCE. Centrale Hypotheekbank Kantoor: Witte Huls. De Bank sluit op billijke voorwaarden geldleeningen onder eerste hypothecair verband. Nadere inlichtingen te bekomen ten kantore der Bank. I» e Directie. B. S. EDEltSHELtl. M. G. F. LAN61LOIS VAN DEN BERGH. Arnhem. Wed. F. KUTGEI18, firma T. d. BEB6H & Cie.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl