Historisch Archief 1877-1940
No. 1279
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
motet van denzclf Jen componist; Een Ave en
Magnific&t van den Zuid Brabant er Cornelis
Verdonck; Psalm 134 van den Amsterdamschen
kunstenaar Jan Pieterszoon Sweelinck ; dan een
Et iucarnatus est" van B^nedetto Marcello
en een Crucifixus van Antonio Lotti; ten slofte
de jongste compositie van onzen tijd- en stad
genoot Alphons Diepenbrock, Carmen
SaecuIwe" op woorden van Horatius.
ANT. AvERKAiir.
Een nieuw boet over onze onUe scMlflerifnost *)
Het is een goad denkbeeld geweest van
de Maatschappij »Etsevier" om de opatellen
van den begaafden bestuurder van het
Museum Plantijn-Moretus, den on vermoei
den Rubens-vorscher, die in het tijdschrift
»Elaevier" reeds de aandacht trokken, in
een bundel te herdrukken. Velen zullen ze
met genoegen herlezen, velen ook die ze
niet kenden, kunnen er uit leeren, erdoor
genieten.
Het is geen geleerd boek, het is geen
saaie lectuur; het is een werk dat ik vooral
allen beschaafden »leeken" op dit gebied in
de hatiden zou willen geven.
Want laat ik het maar eens ronduit hier
zeggen: de kring dergenen uit onze
kunstheldige burgers, die iets meer weten van onze
zeventiende eeuwgche kunstenaars is uiterst
gering. Men kent natuurlijk Rembraridt,
men spreekt een woordje over de Schutters
maaltijd van Van der Helst, de water
vallen van Ruisdael, »het witie paard''van
Wouwerman, maar dan houdt het al
spoedig op. Men loopt door onze Musea,
men vindt sommige stukken »mooi", »lief,"
»aardig" maar daar blijft het bij.
En nu vind ik deze niet al te lange,
tamelijk volledige, aangenaam geschreven
monographiën over een aantal onzer groote
Meesters juist een goede lectuur van zulke
kunstvrieuden. Rooses toont geheel op de
hoogte te zijn van de nieuwste onderzoe
kingen op dit gebied. Hij heeft een pret
tige stijl; en weet en dit is niet altijd
zoo gemakkelijk! in juiste woorden het
karakteristieke van de artiesten gelukkig
uit te drukken. Zoo nu en dan gooit hij
er eenige van die Vlaamsche woorden
door, die wij zelden of nooit gebruiken,
en toch heel krachtig zijn.
Ik geef hier een paar staaltjes:
»Hobberua is een kruimige
landschapschilder, de kruimigste van alle tijden....
hij heeft in zijne beboschte gronden van die
zavelachtige gele wegen, waar de zon op
valt met een vonkeling als van vloeibaar
goud.1'
Bij Quinten Massijs: »De aangezichten
zijner personages zijn vlak en vlok geschil
derd."
Bij Peter Breughel, de Oude: «Brokken
uit den heele van stevig rood, ongetnilderd
wit, volle geel en bruin leggen kruimige
plekken op zijn tafereelen, maar geven hun
een stevigheid, die gunstig afsteekt tegen
de gezochtheid van de verwaterde en
verliflafte verwen der Romanisten."
Zeer gelukkig zijn soms de beschrijvin
gen der schilderijen. Sprekende over
Rembrandt's Overspelige Vrouw (van 10-M) te
Londen lezen wij: »Dit is wtêr een der
Bijbelsche tooneeltjes die spelen onder
hpoge gewelven, in mysterieuse lichtwer
king, wellicht het heerlijkste in zijne soort.
De klaarheid valt in warmen gloedglans
op de groep van Christus met de vrouw,
de discipelen en hare beschuldigers;
hooger pp bevindt zich de Opperpriester
op zijn troon in fantastische schemering
en daarboven in de onpeilbare gewelven
van den tempel sterft het licht weg. Wij
bevinden ons in het land van dichten en
droomen, de deuren der verbeelding worden
geopend en meegetroond worden wij als
door een zachte vlottende muziek naar het
*) De oude Hollandsche en Vlaam^che
meesters in den Lonvre en in de National
Gallerij, door MAX ROOSES Met 32 afbeel
dingen in houtgravure. Uitgevers Maat
schappij »Elsevier", Amsterdam.
i <Sftiimm<«;i<titimiimiEtiiiti..fiiiiiniiniimimHiiililillllllimilliiliHtl
ofauilizfon
iiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiitiiiiiiiimiimiiiiiii
frpwlïiprlpTiio iran PPTI 7^ hnnlimc'
pSuIllüllölllS vdll uöll idJL UUlllJUJS.
JIUMOEESKE
DOOK
VIOLA TRICOLOR.
Liefste van mijn hart."
Gaston de Perniche wreef met het eind van
zijn pennenhouder langs de punten van zijn
kneve:tje, die stijf van de cjsmétique, recht
overeind stonden. Hy herhaalde de aanhef van
zijn brief rog eens halfluid, vond de woorden
vloeiend, lief. poëtisch, meende, dat hij toch
wel dichte,- li ke ideeën had ... Liefste van
my'n hart", hy had evengoed godin" kunnen
schrijven. Goain ? Ah, maar dat was subliem,
magnifiek; e^fin Liefste", dat stond er nu
eenmaal, een andere kaart te nemen was
onnoodig. Liefste" was best, Liefste" kleedde
op 't mauve papier, als een lijne bloem op de
balrobe van een gevierde schuone, voila, masr
verder. ...
Gaston had nooit zijn fort gemaakt van brief
schrijven, hij hield er niet van, schreef zijn
oude moeder in da campagr.e nooit anders als
brieven in telegramsty'l, zijn andere familie
hoorde niets van hem, waarvoor ook ? Gaston
leefde een leven op zichzelf, leventje van modern
jorjgmensch, leventje van niets, een club- en
restaurantleven, wuft, oppervlakkig, voos. Gaston
was 't moe, 't pover overscho': van zy'u vaierlijk
erfdeel verontrustte hem, een zorgeloos bestaan
met een vrouwtje, dat hij aanbidden kon, wier
bruidschat de 4 X 100,000 francs nóg te boven
ging, zie, dat bekoorde hem, dat deel hem
duizelen van verukking, en bovendien, ze was
onweerstaanbaar de kleine Corr.élie, aanbiddelijk
met haar kroezig, goudblond kopje, en haar
purperrooden mond.
Liefste van mijn hart", las hij nóg eens. Ja,
j», dat zou ze zijn, de liefste, de schoonste,
de eenige....
Hy' vouwde de armen saam over 't kleine
mauve billet, en dacht aan al de bekoorlijke
meisjes, die hij in zijn jongen tijd had lief
gehad. ... Allerliefste, kleine brunettes met
coquette maniertjss, statige blondjas met 't air
van een koningin, of wel, de levendige
zwartkopjcs, de mooiste, charmeuses bij
uitnemendonbekende, het onderaardsche, ver buiten
en boven de wereld van het wezenlijke.
Juweelachtig van kleurenalatis zrju de tal
rijke kleine figuurtjes op den voorgrond"
enz.
Nog iets over Rambrandt: »Uit den man
die gretig de buitenwereld had aangestaard
en zijn hoogste triomfen had gevierd met
elk wezeu in zijn waarheid weer te geven,
met eiken zonnestraal h je hoog hij schsen,
hoe roosterend hij gloeide, in al zijn pracht
te doen herschijnen op zijn tafereelen; uit
den schilder, die zijn menschjii had ge
tooid in den dos zijner fautazie en met den
fabelachtigen rijkdom zijner
kleureiischatten, groeide er een denker, die in zich zei ven
terugkeeide, zijn eigen gedachten en die
zijner medeinenschen doorpsilde en het leven
van den geest, meer n.,g dan dat van het
lichaam, ging waarnemen en weergeven in
reinen eenvoud, in gelouterde gevoeligheid".
Hier en daar ben ik het niet geheel en
al eens met den schrijver. Maar dat is slechts
in kleinigheden. Bijv. waar hij wat veel
drukte bij Jan Steen op de waarschijnlijk
heid van diens «verhangen zijn naar kroeg
eii drank" zonder er bij te zeggen dat het
enorme aantal zijner soms uiterst fijn
af'gepanseelde kuiistgewrocbtüi in aanmerking
genomen, dit toch al reeds daarom zoo'n
vaart niet kan geloopen hebhe.i hij den
meester die slechts 53 jaren oud werd Bij
Brouwer had iets meer op zijn
scho:>lvormenden invloed (Teniers, Oraesbeeck in
Vlaanderen, C. Saftleven, de Bloot, Surgh,
Quast, Diepraem en zoo vele anderen bij
ons in het Noorden) gewezen kunnen wor
den. Bj de Hoogh had toch wel verteld
mogen worden, dat er maar een zeer klein
klein aantal meesterstukken van den eersten
rang (zooals de twee iij de National Gulle) v)
van hem bestaan; bij de ptijzen vergeet
Rooses. dat de heerlijke de tLtogh uii (te
Coll. Sscrétan, nu te New-York, 28UJM) fr.
opbracht.
Bij Jacob van Ruisdael vinden wij nog
de oude dwaling, dat zijn vader jUaak
lijstemaker n schilder was. H-.;i laatste is
door niets bewezen eu zeer onwaarschijnlijk.
Miar zooals gezegd, dat zijn alles
kleii-igheden. Bijzonder wijs ik nog op de uit
muntende stukken over Rabens, Van yck,
Van de Cappelle, Metuliuc (waar lï>oses
maar liever de theorie van het witte paard
van Wauters achterwege had gelaten)
Quinten Massys en Peter Brueghel Sanior.
Ik wensch dit boek in veler handen, ook
in die van onze jongelieden, die belang
stellen in onze oude schildersschool, zonder
zich den tijd te kunnen gunnen door
wrochte studieën daarvoor te maken, en toch
gaarne wat meer willen weten, dan een
dorre catalogus kan vertellen. De tijd, aan
de lectuur van dit werk besteeJ, moet rijke
vruchten dragen.
's-Gravenhage. A. BREDIUS.
Een nieuw tijdschrift, *>
Het is genaamd O.ize Kunst, en zijn
verschy'ning wordt aangeduid als een voortzetting
van de »Vlaaoische Sshool".
De tegenwoordige uitgaaf zal zich hierin
van de vorige onderscheiden, dat de rubrieken
uitsluitend zullen bevatten opstellen betreffende
beeldende kunst. Daarby zal aan de kunst
industrie «bijzondere aandacht worden ver
leend", terwijl bij de kunsthistorisohe studies,
aan de oude meesters een «sereplaats zal
worden toegekend".
Maar ook het werk van modernen zal be
langstelling en waardeering ondervinden.
Bahalve de meer gazette opstellen, zullen door
vaste correspondenten in een bondige kroniek,
alle merkwaardige actualiteiten op kunstgebied
worden besproken. Met nadruk meenen de
uitgevers er verder op te moeten wij jen, »dat
het tydschriit aan geen strekking of stelsel, in
den ergeren zin van het woord, wil gebonden
blijven. Breedgezind wil de redactie zich
plaatsen tegenover de medewerkers,-zoo hst
*) Onze, Kunst, voortzetting van de Vlaarnscbe
School. J. E. BCJSCH.MANN, Antwerpen. L. J.
Veen, Amsterdam.
heid,ah!... en zich achterover warpand in zijn
stoel, bedacht hij, ho; ze ook hém nadden
lietgahad, hém, Gaston d i Perniche, vicoiate AD
Perniche, en hij, die 't lot van zoovele
catntesses en baronnes in zijn hand haJ gehad, hij,
Gaston de Perniche, de gevierde causeur. de
lion der Bruiselsche salons, hij . .. , ja waar
achtig, hij strekte, nu begeerig (<e rriiulen uit
naar de kleine juffrouw B>sse, Cornéia Bjbse,
dochter van een rijb-^eworden kruidenier, doch
ter van een blazendcn, pochende parvenu.
Bah..., n oogenolik kwam zijn hart van
aristocraat in opstand te^en zulk een heilig
schennis.... Cornéi'e Bosse, zija vrouw, gravin
de Perniche, g-horen Bosse .. ., maar .. . , haar
tchitterenden achtergrond, bruidschat van meer
dan 400 000 trs. titelde 'hem gerust Dat
stond gelijk, ja zeker, dat woog ruimschoots op
tegen zijn o.-nll lersd wapenschild, zijn be
zwaarde landarijen, en zijn nagenoeg tot puin
vervahen kasteel, alions don c . .. , maar. . .,
en weer dwaalden zijn oog^n naar 't mauve
karton met de .z*aar verguld! ra; den, en de
krojn ia de linker zijbo k bovenaan. Liefste
van mijn hart" . .. , h:j wist niet verder . . . ,
nog nooit had hij zulke zaatjo-s ernstig opgevat,
ze altijd behandeld als iets vroolijks, iet», dat
Vi-orby'ging met der tijd, maar dit.. . . lïij stond
op .. ., de historie b3nau<»dc hem. Goeie hemel,
als hij maar wist wat hij eigenlijk schrijven
moest, ter aanvallin» v^n zijn
nieuwjaarsgeschenkje, een paar woorden maar, een paar
luttele, maar toch zooveel zeggende woorden. . ..
Met een schakerenden lach doorzocht hij eens
klaps de laden van zijn schrijf bureau. Dat hij
zóó dom kon zijn, zóó aartsdom, 't brievenboek
van zijn grootvader, de vraagbaak van zijn goeie,
ouwe grootpapa, zijn speciale erfenis, dat hij
dat kon vergeten.... Ki, ds ar was 't ai; iaat
zien.... Gelukwenschen, zoon aan een vader,
en omgekeerd, moeder, t-ante, ... hij sloeg de
bladen per dozijn tegelijk om .. ., wat was dat ?
Ah, bij een cadeau van een grootmoeder aan
een kleinzoon . .. , aan een willekeu-ig per
soon . .., aan een darne, am een heer, h )la,
dat was iets.... Mademoiselle . . ., veel te
koel. .. . Liefste van mijn hart," had hij ge
schreven, dat was goed, 't móé-t indruk maken
op de kleine kruideniersdochter, d;it moest..,,
geen letter aan veranderen, verder.. . . Bekoord
door uwe verleidelijke hoedanigheden ..., neen,
dut niet, hoe k^eeg da vent de nonsens bij
elkaar . .. , ah, wacht eens, 't slo1. . .. Aanvaardt
dit klein geschenk, met de nederige hulde en
de oprechte bewondering van U «v dienstwillige
dienaar . .. Hm, ouderwetsch..., wel een bjetje,
mocht voorkomen, dat hunne verkondigde
meeningen tegen eikair indruischen.
Ziet hier in korte trekken het program van
dit tijdschrift, geput uit het voorwoord »tot
Inleiding", 't Is alles nog zal en we hopen, dat
in het nakomen daarvan veel te rosraen zal zijn.
Ik kan me dus bspalen by' deze offbieale
publicatie, en des te liever treed ik hier als
tusschenpersoon bij de kennismaking op, wy'!
bij deze voortzetting van de »Vlaamsche School",
een nadere aansluiting mat de noordelijke
broeders bastreef.1 wordt.
Li het prospectus vindt men een lijst van
medewerkers, waaronder verschillende namen,
die de publieke belangstelling kunnen ver
lokken.
In deze earste aflevering z?t Vath een studie
in over Jacob Mins. nis uitbreiding (en den
kelijk ook in vervolg), op zijn vroegere arti
kelen in da Kroniek. Verder bestaat de inbond
uit beschouwingen o/er de teskeningon van
Vlaamache meesters door Mix Roose?, met een
viertal reproductie's versierd; dan een uit
voerig en eveneens geïduatreerd stuk over de
kunst van Ik tten in Nederlandsche-Indië,
door J. A. Loeber Jr., en ten slottp, van heinde
sn ver berichten over tentoonstellingen,
aangnbracht door verschillende correspondenten.
Het tijdschrift wil mild zijn mst het toevoegen
van platen, meerendeels reproductie's van oude
en moderne schilderijen Een enkele aanmer
king wil ik bij da aankondiging van dit
tijdschnfïnifit achterwege laten; zoo we, wat den
inhoud betreft, nog in afwachting moeten blij
ven, kan over de uiterlijke verschy'riing toch
reeds geoordeeld worden; en dan Betreur ik
het, dat een door velen als toot'g»vend be
schouwd architekt en «sierkunstenaar", Berlage,
hier zulk een dor beredeneerden oaiblig heeft
bezorgd.
W. S.
IMtlMlillllllMI<IRI£ll!imWHei)mKlrllMUIHM4U!lllimiltllMIMll.
'En.middeleeuws moto drama.
Niet voor de kinderen.
Wie was het ook weer, onder de jongeren,
die noch hoopte op 'en Jyries treurspel als de
hoogate f-ize van de strakgespannen lyriek van
onze dagen V Waarlik, de wens is verklaarbaar,
want het is vaak moeilik de weg te vinden
door de zieledoolhof, waar do lyriese dichter
ons zo graag in plaatat. Vaak zijn het zulke
fijn vertakte nauw onderscheiden gangetjes,
dat ook de grootste wilskracht niet dan na
lang, moeilik nasporen tot de ziel brengt. En
ja, als men dan dezelfde weg later weer langs
gaat wordt het al btter, maar ieder nieuwe
willer staat voor dezelfde zware taak. Hoeveel
levendiger zonden wij nu van het proses mee
kunnen genieten, als wij het voor onze ogen
evengoed konden zien aflopen, als het onze
oren weldadig aandeed de mooie klanken wel
luidend te horen uitspreken. Hoe zouden wij
meegesleept worden, de kijkgragen, de verzen
genieters, de meely'ders! Allen om 't zeerst
en Holland zou weer oor krijgen voor mooie
klank, meegevoel voor het hoge in de kunst,
Het zou ons volk en de kunst tea goede komen.
Maar het is er noch niet! Noch steeds kijken
velen van onze lyrici naar Bjeddaa-trant in't
eigen-ik, steeds weten zij het noch niet over te
brengen op anderen. Toneel en vers schijnen
alleen 'en wapenstilstand te sluiten ais men
naar Gy'sbrecht, Waranar of Spaanse Brabander
gaat luisteren, of ook wel naar Esmorait.
Dus het dramatiaso veld van het oude
Middeleeuwse, Hooftse, Brederose, Vondelse
Holland is sedert in de grond omgewroet;
alleen de vrachtbare modder is overge
bleven, maar de heerlik geurende bloemen met
hun koateiik gewaad, ze zij'i om!«rgeploegd
en vergaan, '/.on het zo zijn 'i Ik kan het
niet geloven. Uit de aarde van hut realisme zal
weer de heerlike bloem van het romantiese
lyriese drama opbloeien, als de zomer van onze
Kunst gekoaien is.
Uit vroegere zomers duteren bovengenoemde
stukken en het valt niet te ontkennen meer
dat de oudst bekende «o nier riet lie minst
vruchtbare geweest is. Wij luisteren met meer
genot iiaar Eimoreit dan naar Gijsbrecht. Maar
(ie prachtigste bloem door ue volheid van
zomerwarmte en bly-zich geven ontkiemd is
wel »sen abelspel van Lanseloet va,n
Denemereen beetj; erg ook, mair wat. ga! dat ? Cornélie
zou 'cmo)i vinden. Cony B»s.; was niet
verwand; misschien was ze wei nooit in aa ;raking
gewtest met een man, zoo als hij . . ., jongelui
van de jauuesse doréj, aen ze zoo.de.i niet dik
wijls heuüen aangebeld aan 'r, groote huid op de
Büiievard Bjlamij'ie . .. Enfin, maar in uien
brief zou iiy toch een kleine wijziging moeien
makiii), zonder zijn vurige we. scuen voor 't
nieuwe jatr bdteeKends 't geiciiciik niets, vol
strekt niets..., aldiu; Ainvaardt dit klein
gCiicUank met de vurigste Deden vuur 't nieuw
ingetreden jaar. met de nederige hulde, en de
oprechte bewonder!; g van Uw d.enstw., neen :
van UiV zér di«nslw. dienaar . . . ," dienaar
alleen V Xjon dienaar en vriend Gaston de
l'ernkhe
Klaar! Dien raerci, nu evsn een zak bonbons
j gekocht, 't b.il ;t daarin verstopt, en da i zijn
cadeau'jj al^eytsea aau 'thuis van zijn
aangebeii.ni:.
Hij sloot zijn bureau en kleedde zich.
\\at zoa ze i.i de «o ke.. zijn, ten graaf,
een /echte graat, zulke meascaen waren altijd
dol op etm titel, ach ja, zuli;e bourgeois..,
Maar was 't e geiilijK ge^n gruwel, dat hij.
Gaston de l'er.nohe zich ging encanaüieeren
nr;t een Bossa. ;:en C^r;.éiie Bosse, ee.i jonge
da-ne van de haute bourgeoisie 'i
Kom, suste hij zijn hjogmo.-d in slaap: Kooi
waaroiu hij niet even goe.i als ee;i hertog
vanMarlboruugh en een graaf de Castellane : ledden die
hun wapenschilden niet verguld met de bruidsschat
van een Anienkaansche bankiersdocnter 'i Dat
was geen ej.canailleeren, dat was de bourgeoisie
opheiï'.üi, wegrukken uit 't slijk, waarin zij
gedompjl,i was, brengen tot de hoogte, de
duizelingwekke;,de hoogte van de oude aristocratie.
Hij deed een weldaad aan de maat.scüappij, een
goed werk aan 't, meisje, en hij zeil? jn j*,
hij zelf won er ook wel oij.
In de ruüMor.tagne dj ia Conr voorzag hij
zich van een rosukleurige zak, versierd met
een tak witte rozen. Magiiiüsk, Gaston
baschouwde de zak van aile kanten, alleraardigst.
Verbeeldde 't lose van de zak niet zijn Heide,
zijn hart, 't wit van de rozen, de onschuld van
zijn meisje, en \ groen van de bladeren, hm !
was dat niet de hoop, die hen b .uden verbond 'i
Banaal, jawel gruwelijk banaal, ma»r toch
poëtisch, toch.. .. Hij genoot bij voorbaat al
van Gornólie's verrukking..., hoe ze lachen
zou! De zak zelve overreiken, en dm getuige
zijn van hare verbazing, hare vreugde zien
Ween, neen, dat ware onkiesch in die geval.
Met zeker ongeduld trok hij aan de schel
ken, hoe hi wert minnende ene joncfron, die
met synder moeder diende".
Lies dit, maar vooral geniet er van zodra
het u vertoond wordt en zeg dan nooit meer
met minachting: echt middeleeuws.
Trouwens het is ook al te zot om dit woord op
kunstgebied toe te passen, want 'en geslacht dat
z'n kunstgevoel tot Gotiese kerken kon samen
persen, kerken die luchtig en sterk hun spits
bogen tot duizelingwekkende hoogten heffen ;
gebouwd met 'en gevoel voor symmetrie,'en aan
geboren of door jirenlange oefening verworven
bewustzijn van wat er voor de accoustiektedoen
viel, 'eii stoutmoedigheid in het volvoeren van
atoute schip-overbruggingen ; zo'n geslacht kan
niet laag staan op kunstgebied en welke gaven
voor malodie en woord moet het tot z'n dienst
gehad hebben, dat het in het Gregoriaanse
kerkgezing zulk 'en passand lied schiep voor deC
aristenkerüen, 'en lied dat door de U jmaanse en later
Gotiese geweiven voort zou bruisen tot op onze
dagen; dat het in z'n lic-dekens ons 'en een
voud en iiKïiveteit, 'en melodie en dramatiesa
kracht te genieten geeft, ook nu noch, zodra
wij ze horen. En de letterkunde ? Werd niet
'en Wagner aangegrepen door het hoge van de
middeleeuwse Goden- en heldensagen van de
Gjrmaneu, do diepzinnige Keltiese graalmythe ;
deed 'en Tetiryson niet Arturs Hof en de
Tafelronde hsrleven, geroerd als hij was door
het ideale beeld van riddertrouw en vrouwen
dienst ; stal de middeleeuwse lï-ynaert de Vos
niet het hart van de klassieke Goethe ; staan
niet Dante en de onbekende dichtei(s) van
het Nibelungen lied daar, oui ons met hun
grootse scheppingen op h«t hoge in het mensen
leven te wijmn? Zie, ik deed maar 'en greep
uit het vele en edele wat er uit de middel
eeuwen levenwekkends en levends voort
gekomen is, maar waarlik het past ons niet
om met minacating het woord middeleeuws
van kunst te gebruiken.
'E:i bewijs ie rnear hebben we in de
dramatiese voorstellingen ten onzent. Uit de een
voudigste gegevens ontstaat ons eiyen toneel;
de zangers, »zeggers", «vinders" of «uieistrelen"
reizen rond vau kasteel tot kasteel, van jaar
markt tot j uirrnarkt; daar zingen zij niet alleen
hun liederen, maar laten de dialogen klinken
over de feesttafels van edelen en vorsten, vóór de
taveernen van de poorters. Nieuwe dialogen
of drarnatiese voorstellingen maken ze uit de
aloude ridderromans, en het toneel, overge
bracht naar 'en zolder aan de markt met w
gbreking van de houten voorwand, naar 'en
steilaazje met 'en opklimmende rij banken
ervoor, of wel naar de bovenzaal van 'en
taveerne, is geschapen, zo eenvoudig, zo
bekoorlik van vers, als het niet weer worden zou.
Uit 'en handschrift van 'en rondreizende
troep zijn de »E^moreit" en nu weer boven
genoemd stuk genomen. Hat eerste is 'en
sukses geweest, het tweede zal gtdeeltelik zelfs
aan hogere eisen voldoen.
De korte inhoud is deze. Lanseloet vaa
Denemerken horende tot de hoogste adel is
bekoord door de lieftallige verscnijnkig van
Sanderyn, die bij zyn moeder dient. Zij houdt
ook van hem, maar gevoelt het grote bezwaar
tegen de vereniging van beiden: ze weigert
h^m, iets minder dan z'n vrouw te worden en
dit worden kan ze niet. Daarom gaat zij
hem uit de weg, hem en z'n hoge waardering.
Maar deze Lanseloet is 'en echte moderne
zwakke: hy is toch zo hartstochtelik verliefd
op haar, dat hij het voor du almacht van
de liefde boven standsverschil opnoemt tegen
over z'n moeder. Deze toch 'en
echt-nuchtere vrouw is er tegen; dat geeft geen pas;
soort bij soort; maar zij is meteen 'en ge
mene vrouw, want zij maakt misbruik van
zijn zwakheid door hem te beloven, dat zij
Sinderijn snachts in zijn kamer zul brengen
onder voorwaarde dat hy haar dan daarna
in echte zin de rug zal toekeren en ruwe
woorden tot haar zeggen. De kortzichtige
moeder. Hij, de zwakKe, stemt er tegen z'n
zin in toe. Sinderijn wtfrdt met het praatje
dat Lanseloet doodziek is en alleen door
haar bijzijn genezen kan worden, in zijn handen
gespeeld, maar, als zij dan weer verschijnt en
noch meer verdrietig over haar vergissing ten
opzichte van Lanseloet dan boos over zijn
gedrag wegdacht, \èr, vér weg van dat
gruwelik kasteel, dan slaat de wanhoop haar zoon
ter neer en met hem, maar dat bajkt niet, de
MMniiimmiimiiiiiMiiiiiiiiiiitiiiiiMimii!)
iiiliiinniiilUHfl
van 't groote hotel op den Boulevard Botamque.
De pdUer trad iiair voren.
Oïerre.kc-n a.iii M tdemoistlle Cornéiie,"
verzocut hij, uiec een ghmiaci van voldoening,
maar dadelijk', zoo gauw mugelijk."
.Mais i-,i moisieur" nop de por ,ier. begrijpend
zijn Oiigeduli, toen op^etogon ov_'r't vijf
iiancstuk, tiat Gaston hem in de hand stopte, a
l'iiibtaiH, je vous asMire, i'instant."
Mariette de kamenier trad 't bondoir harer
meesteres binnen.
Voila! MadiMiioisellr; wordt overladen, de
twaali ie zak bonbons," riep ze opgetogen,
Mademoisciiu zal zicii ziek eten."
Cornéiio, alf slapend over een boek van Gyp,
richtte zich even op uit de causeuso.
Toch niet. . . . Laat eens zien. ... Is die zak
voor mij ? Wie bractf. hem ? '
Moiiiieur o Pernicüe."
Cornelie lachte. Uscat ;k 't niet? Hahaha,
kijk dat aas eens om 't viscbj,; te vangen !
Voilii Mariette rose, wit, groun, een halve
d 'clar&üe. . . . Oh, maar Papa zal hem wel te
woord staan, dia galante meneer, wacht maar....
Zijn fortuin lïtic," ze blies vaeibi-teekenead over
de vingertoppen, óp ZBJ ik je, totaal ó;>. Zulke
heeren denken altijd aan een liuweUjK, als ze
óp zy'n. hoor je wel Mariette, óp..., óp.' Ze
lachte weer, een schei, triomfantei'jk lachj i.
Te veel eer voor Monsieur la vicomte, als ik
er ook maar an bonbon van pro:, fde. ... TIBLS,
marrons glacés, oh, ik ben ziek van marrons
glacés, ik kan ze niet meer zien. Hier, eet j j
ze op, Miriette."
lï?" Mariette begreep hare meesteres niet,
ik die mooie zak, met al die tij ai'.., .
Ja, ja" C.irnelie maakte een ongeduldige
beweging m'it de haud. Je hebt, uu btigrep3;j,
niet? Of houdt ja er misscuien ook niet van?
Soit, werp ze dan maar weg."
Zj rekte zie;;, en geeuwde. Wat was ze ver
velend die Mariette, begreep ze lian iiiet, dat
ze niets van uie man genieten wilda?... O,
dia dwaas, dien driedubbele dwaa'j, din baar zijn
hart kwam aanbieden in den vorm van een
halrose zak, gevuld met wee-coete vruchten!
Hoofdschuddend hernam ze haar gemakkelijke
h mding van straks, nestelde sich diep in haar
mollige cmneusöen hervatte haar lectuur.
Opgetogen van blijdschap doorliep Marieite
de lange corridor. Oh, die zak, diu verrukke
lijke zak, zóó een had ze er nog nooit bezeten.
Marrons glacés, ja ze had ze gesnoept, zoo een
enkele uit de bonbonLières van hiar meesteres,
moeder. Daze komt niet weer te voorschijn.
Sanderyn dwaalt rond, wordt door 'en ridder
bij 'en bron gevonden en deze? ook bekoord
door haar, belooft haar trouw. Eihte heerlike
romantiek, iets reëler by Sinderijn, die wel
mee wil gaan als zijn e^hte vrouw, maar als
hij daarin toestemt ook niet anders dan nadat
zy hem haar lotgeval verteld heeft. Zj ge
bruikt 'en melodieus klinkend lieflik beeld van
de boom vol bloeseus en 'en valk bijt er een
af. Is dan de boom minder waard ? Hij vat
heel kiea haar bedoeling en antwoordt op
soortgelijke wijze. Intussen zendt Lv;seloet
z'n dienaar uit om haar te zoeken o, hè;
is o de snhryverook hierin de menselike mens
heeft willen laten zien, tegenover de talloze
ontz-ttend dapp ;re ridders, die zelf door rover
sloten e'i roversnesten, spookhuizen en rid
!erstry'den, onwrikbaar alsof ze van ijj^r w-iren en
door de snhry'yer waren opgewonden, hun ont
voerde schonen achterhalen! D^ dienaar r ,dl uit
en vindt de bos wachter «ui de andere ri i Ier ten
slotte. Deze brengt S inderijn tot hem en zij ver
klaart in dezelfde beeldtaal, dat ze niet mee kan
noch wil. Da knecht bang voor bloedveten tus
sen beide ridders vertelt aan Lanseloat dat hy'
Sindery'n, heel ver, stervende gevonden heeft
en deze, bewust van zijn schuld, slachtoffer
en voor o;;s gevoel terecht van eigen zwak
heid, doodt zich zelf.
Door heel de r.ame opzet heen staan hier
de beide hoofdpersonen als synbolen tegenover
elkaar. Hy, de vertegenwoordiger van 'en uit
stervend geslacht, m z'n zinnelikheid niet
terugdeinzend voor het ruwe geweld teg-m de
minder hoog geachte vrouw, en toch aangetast
door het fijner ontwikkelde, echt menselike
gevoel, dat wij in de lieftallige Sanderyn waar
nemen Zie: die jonga vrouw moet in da rijder
burcht waar zij haar intrek nam 'en andere
toon gebracht hebben, denkbeelden van
standsgelykheid zodra het denken gelijk is, denk
beelden van zelfbeheersing daar tot noch
toe onbekend. Er klir.kt iets hoopvol? voor de
toekomst uit op: 'en minderwaardig geslacht
steift uit, 'en blijdere toekomst, die v/ij ons
allén moeten denken, m:iar die er toch in
vermeld wordt, zal 'en krachtiger geslacht
voortbrengen, waar 'en goede, verstandige moe
der niet alleen in eigen kring zal heersen,
maar ook de hooghartige al te hoga fimielie
zal doen afdalen tot haar, de nederige vrouw;
'en geslacht, waarin de vrouw laet het arme
schuwe slachtoffer is.
Voor mij is Sanderijn de verpersoonliking van
de Nederlandse vrouw in haar bsste vorm ;
zelfs als zij zich geeft aan de tweede ridder,
wel wat romantics gauw naar onze begrippen,
(maar de vrouw had toen wel 'en verdediger nodig)
zelfs dan heefc zij haar echt vrouwelik gevoel
van eerlikheid en waarheid, dat haar belet hem
ook maar van iets onkundig te laten. Z'j wordt
er ons te liever door. En dan dat tragiese !
Shakespeare waard: de held in botsing met
vijandige machten geeft zich bloot door eigen
zwakheid en komt daardoor en diiai'door alleen
ten val en wy' berusten in die val.
Maar er valt noch meer van te zeggen.
Welk 'n welluidendheid moeten deze verzen,
door goade zeggers gezegd, hebben ! Hoe zullen
ze by opvoering ons in de oren vloeien als
muziek! Ze deden het al met da Ejmoreit en
waarlik dit staat daarin niet ten achter bij het
andere. Moet men nu niet veronderstellen, dat
ook het publiek behalve oog voor de roman
tiese stof ook oor voor melodie gehad heeft
en dubbel heeft genoten? Zie, de oude
liedekens geven ons buitendien voor dit laatste
bewijzen genoeg*
Staat dus het publiek «middeleeuws" laag ?
O zeker : toneelmachines noch dekoratief kende
het, het tremde niet naar de elektries ver
lichte schouwburg in galsikostuum, zwaar
gedekolleteerd cf in rok; maar het had ook die
behoeften niet en voelde dus evenmin het
gemis, als wij dat voelen van de nocli
onuitgevonden dingen. Maar dat zijn alles
uiterlikheden en het komt op de innerlike beschaving
alleen aan, wil men weten of iemand hoog
staat. Als de toestand vai het toneel 'en
maatstaf mag wezen van be-chaving, dan
moet ons middeleeuwse publiek hognr gestaan
hebben, dan wy denken. Wij, die doortrok
ken zijn geraakt van allerlei uitheemse,
liomeinse en Kooiaanse denkbeelden ; wij die
ons verbeelden, dat nu eigenlik pas de ty'd
iiiliiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii niii
en nu..., een haele zak vol! Wat zou za er
mee beginnen? Opeten vanavond, heelemaal
opeten, samen met Frarciis? Maar Frar pis
was vervelend, hy hield' niet van zoetigheid,
hij gebruikte 't nooit, en alleen eten, alleen
genieten van de lekker.dj, och neen, neen dan
was de aardigheid er af.
Ze bleef besluiteloos staan bij een cler mar
meren consoles. Als ze k-.m eens gaf aan de
kinderen van den portier, of nog beter aan de
vrouw van den portier? Toen ze laitst ziek
was had madame Pierre h=ur telkens mat iets
lekkers verkwikt, en ze was altijd zoo vriendelyk,
, zoo voorkomend, als Marieite een vrije avond
;' had. Francais en zij mochten er altijd vrij uit
j en in loopen. Das... ze weifelde nog even; de
J heele zak, was dat wel noodig ? Zou Madame
i Pierre wel begrijpen, wat za eigenlijk kreeg?
| Als ze de helft, eens gaf, of. .. maar naen, dat
j was niet aardig, Madame zou onmiddelluk
beI grijpen, dat Miriette de zak zelf gekreg >n had,
l en da', mocht niet. De heele zak moest ze
! brengen, ji, j», dat haalde haar meteen een
? taart of een tulband uit.
l Tien minuten later stond Mariette in de
j woning van den portier.
l Veel geluk, madame Pierre!" riep zo luid,
; veel geluk in 't nieuwejaar, en dit,' ze hield
j de zak voorzichtig in de hoogte: esn klein
j bewijs van vriendschap."
! Ooooo," Madame Pierra veegde de vette
j vingers voorzichtig aan hair voorschot af. Voor
! mij Mariette? Maar kind. hoa kom ja daartoe
zoo'n fijne zak! Och, maar kijk toch eens. .'
wat is daf. ? " '
Marrons glacés," verklaarde Mariette.
Marrons glacés? Hoeveel geld heb j j daar
wel voor uitgegeven? Meisje... mei-j's toch
Mariette werd verlegen, die vraag had ze'
niet verwacht.
Och, u is altijd zio lief voor me. en . zoo
goed voor Frar.c iis, zoo . .." stamelde ze.
Jawel, jawel" berispte Madame Pierre,
maar inenschen, die zelf hun geld zuur ver.
dienen moeten, kunnen zulke dure dingen niet
koopen Dat zat ja zeker weer een maand
achteruit, dat kan niet anders. .. ."
Ojh neen, neen heusch niet!" verzekerde
Mariette, met een hoagroode kleur. Maar ik
heb nu geen tijd meer, werkelijk ik moet
weg. Bonjour, bonjour Madame," en bang
zichzelve te verraden, snelde ze de deur uit.
(Slot volgt).