De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 29 december pagina 3

29 december 1901 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1279 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. motet van denzclf Jen componist; Een Ave en Magnific&t van den Zuid Brabant er Cornelis Verdonck; Psalm 134 van den Amsterdamschen kunstenaar Jan Pieterszoon Sweelinck ; dan een Et iucarnatus est" van B^nedetto Marcello en een Crucifixus van Antonio Lotti; ten slofte de jongste compositie van onzen tijd- en stad genoot Alphons Diepenbrock, Carmen SaecuIwe" op woorden van Horatius. ANT. AvERKAiir. Een nieuw boet over onze onUe scMlflerifnost *) Het is een goad denkbeeld geweest van de Maatschappij »Etsevier" om de opatellen van den begaafden bestuurder van het Museum Plantijn-Moretus, den on vermoei den Rubens-vorscher, die in het tijdschrift »Elaevier" reeds de aandacht trokken, in een bundel te herdrukken. Velen zullen ze met genoegen herlezen, velen ook die ze niet kenden, kunnen er uit leeren, erdoor genieten. Het is geen geleerd boek, het is geen saaie lectuur; het is een werk dat ik vooral allen beschaafden »leeken" op dit gebied in de hatiden zou willen geven. Want laat ik het maar eens ronduit hier zeggen: de kring dergenen uit onze kunstheldige burgers, die iets meer weten van onze zeventiende eeuwgche kunstenaars is uiterst gering. Men kent natuurlijk Rembraridt, men spreekt een woordje over de Schutters maaltijd van Van der Helst, de water vallen van Ruisdael, »het witie paard''van Wouwerman, maar dan houdt het al spoedig op. Men loopt door onze Musea, men vindt sommige stukken »mooi", »lief," »aardig" maar daar blijft het bij. En nu vind ik deze niet al te lange, tamelijk volledige, aangenaam geschreven monographiën over een aantal onzer groote Meesters juist een goede lectuur van zulke kunstvrieuden. Rooses toont geheel op de hoogte te zijn van de nieuwste onderzoe kingen op dit gebied. Hij heeft een pret tige stijl; en weet en dit is niet altijd zoo gemakkelijk! in juiste woorden het karakteristieke van de artiesten gelukkig uit te drukken. Zoo nu en dan gooit hij er eenige van die Vlaamsche woorden door, die wij zelden of nooit gebruiken, en toch heel krachtig zijn. Ik geef hier een paar staaltjes: »Hobberua is een kruimige landschapschilder, de kruimigste van alle tijden.... hij heeft in zijne beboschte gronden van die zavelachtige gele wegen, waar de zon op valt met een vonkeling als van vloeibaar goud.1' Bij Quinten Massijs: »De aangezichten zijner personages zijn vlak en vlok geschil derd." Bij Peter Breughel, de Oude: «Brokken uit den heele van stevig rood, ongetnilderd wit, volle geel en bruin leggen kruimige plekken op zijn tafereelen, maar geven hun een stevigheid, die gunstig afsteekt tegen de gezochtheid van de verwaterde en verliflafte verwen der Romanisten." Zeer gelukkig zijn soms de beschrijvin gen der schilderijen. Sprekende over Rembrandt's Overspelige Vrouw (van 10-M) te Londen lezen wij: »Dit is wtêr een der Bijbelsche tooneeltjes die spelen onder hpoge gewelven, in mysterieuse lichtwer king, wellicht het heerlijkste in zijne soort. De klaarheid valt in warmen gloedglans op de groep van Christus met de vrouw, de discipelen en hare beschuldigers; hooger pp bevindt zich de Opperpriester op zijn troon in fantastische schemering en daarboven in de onpeilbare gewelven van den tempel sterft het licht weg. Wij bevinden ons in het land van dichten en droomen, de deuren der verbeelding worden geopend en meegetroond worden wij als door een zachte vlottende muziek naar het *) De oude Hollandsche en Vlaam^che meesters in den Lonvre en in de National Gallerij, door MAX ROOSES Met 32 afbeel dingen in houtgravure. Uitgevers Maat schappij »Elsevier", Amsterdam. i <Sftiimm<«;i<titimiimiEtiiiti..fiiiiiniiniimimHiiililillllllimilliiliHtl ofauilizfon iiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiitiiiiiiiimiimiiiiiii frpwlïiprlpTiio iran PPTI 7^ hnnlimc' pSuIllüllölllS vdll uöll idJL UUlllJUJS. JIUMOEESKE DOOK VIOLA TRICOLOR. Liefste van mijn hart." Gaston de Perniche wreef met het eind van zijn pennenhouder langs de punten van zijn kneve:tje, die stijf van de cjsmétique, recht overeind stonden. Hy herhaalde de aanhef van zijn brief rog eens halfluid, vond de woorden vloeiend, lief. poëtisch, meende, dat hij toch wel dichte,- li ke ideeën had ... Liefste van my'n hart", hy had evengoed godin" kunnen schrijven. Goain ? Ah, maar dat was subliem, magnifiek; e^fin Liefste", dat stond er nu eenmaal, een andere kaart te nemen was onnoodig. Liefste" was best, Liefste" kleedde op 't mauve papier, als een lijne bloem op de balrobe van een gevierde schuone, voila, masr verder. ... Gaston had nooit zijn fort gemaakt van brief schrijven, hij hield er niet van, schreef zijn oude moeder in da campagr.e nooit anders als brieven in telegramsty'l, zijn andere familie hoorde niets van hem, waarvoor ook ? Gaston leefde een leven op zichzelf, leventje van modern jorjgmensch, leventje van niets, een club- en restaurantleven, wuft, oppervlakkig, voos. Gaston was 't moe, 't pover overscho': van zy'u vaierlijk erfdeel verontrustte hem, een zorgeloos bestaan met een vrouwtje, dat hij aanbidden kon, wier bruidschat de 4 X 100,000 francs nóg te boven ging, zie, dat bekoorde hem, dat deel hem duizelen van verukking, en bovendien, ze was onweerstaanbaar de kleine Corr.élie, aanbiddelijk met haar kroezig, goudblond kopje, en haar purperrooden mond. Liefste van mijn hart", las hij nóg eens. Ja, j», dat zou ze zijn, de liefste, de schoonste, de eenige.... Hy' vouwde de armen saam over 't kleine mauve billet, en dacht aan al de bekoorlijke meisjes, die hij in zijn jongen tijd had lief gehad. ... Allerliefste, kleine brunettes met coquette maniertjss, statige blondjas met 't air van een koningin, of wel, de levendige zwartkopjcs, de mooiste, charmeuses bij uitnemendonbekende, het onderaardsche, ver buiten en boven de wereld van het wezenlijke. Juweelachtig van kleurenalatis zrju de tal rijke kleine figuurtjes op den voorgrond" enz. Nog iets over Rambrandt: »Uit den man die gretig de buitenwereld had aangestaard en zijn hoogste triomfen had gevierd met elk wezeu in zijn waarheid weer te geven, met eiken zonnestraal h je hoog hij schsen, hoe roosterend hij gloeide, in al zijn pracht te doen herschijnen op zijn tafereelen; uit den schilder, die zijn menschjii had ge tooid in den dos zijner fautazie en met den fabelachtigen rijkdom zijner kleureiischatten, groeide er een denker, die in zich zei ven terugkeeide, zijn eigen gedachten en die zijner medeinenschen doorpsilde en het leven van den geest, meer n.,g dan dat van het lichaam, ging waarnemen en weergeven in reinen eenvoud, in gelouterde gevoeligheid". Hier en daar ben ik het niet geheel en al eens met den schrijver. Maar dat is slechts in kleinigheden. Bijv. waar hij wat veel drukte bij Jan Steen op de waarschijnlijk heid van diens «verhangen zijn naar kroeg eii drank" zonder er bij te zeggen dat het enorme aantal zijner soms uiterst fijn af'gepanseelde kuiistgewrocbtüi in aanmerking genomen, dit toch al reeds daarom zoo'n vaart niet kan geloopen hebhe.i hij den meester die slechts 53 jaren oud werd Bij Brouwer had iets meer op zijn scho:>lvormenden invloed (Teniers, Oraesbeeck in Vlaanderen, C. Saftleven, de Bloot, Surgh, Quast, Diepraem en zoo vele anderen bij ons in het Noorden) gewezen kunnen wor den. Bj de Hoogh had toch wel verteld mogen worden, dat er maar een zeer klein klein aantal meesterstukken van den eersten rang (zooals de twee iij de National Gulle) v) van hem bestaan; bij de ptijzen vergeet Rooses. dat de heerlijke de tLtogh uii (te Coll. Sscrétan, nu te New-York, 28UJM) fr. opbracht. Bij Jacob van Ruisdael vinden wij nog de oude dwaling, dat zijn vader jUaak lijstemaker n schilder was. H-.;i laatste is door niets bewezen eu zeer onwaarschijnlijk. Miar zooals gezegd, dat zijn alles kleii-igheden. Bijzonder wijs ik nog op de uit muntende stukken over Rabens, Van yck, Van de Cappelle, Metuliuc (waar lï>oses maar liever de theorie van het witte paard van Wauters achterwege had gelaten) Quinten Massys en Peter Brueghel Sanior. Ik wensch dit boek in veler handen, ook in die van onze jongelieden, die belang stellen in onze oude schildersschool, zonder zich den tijd te kunnen gunnen door wrochte studieën daarvoor te maken, en toch gaarne wat meer willen weten, dan een dorre catalogus kan vertellen. De tijd, aan de lectuur van dit werk besteeJ, moet rijke vruchten dragen. 's-Gravenhage. A. BREDIUS. Een nieuw tijdschrift, *> Het is genaamd O.ize Kunst, en zijn verschy'ning wordt aangeduid als een voortzetting van de »Vlaaoische Sshool". De tegenwoordige uitgaaf zal zich hierin van de vorige onderscheiden, dat de rubrieken uitsluitend zullen bevatten opstellen betreffende beeldende kunst. Daarby zal aan de kunst industrie «bijzondere aandacht worden ver leend", terwijl bij de kunsthistorisohe studies, aan de oude meesters een «sereplaats zal worden toegekend". Maar ook het werk van modernen zal be langstelling en waardeering ondervinden. Bahalve de meer gazette opstellen, zullen door vaste correspondenten in een bondige kroniek, alle merkwaardige actualiteiten op kunstgebied worden besproken. Met nadruk meenen de uitgevers er verder op te moeten wij jen, »dat het tydschriit aan geen strekking of stelsel, in den ergeren zin van het woord, wil gebonden blijven. Breedgezind wil de redactie zich plaatsen tegenover de medewerkers,-zoo hst *) Onze, Kunst, voortzetting van de Vlaarnscbe School. J. E. BCJSCH.MANN, Antwerpen. L. J. Veen, Amsterdam. heid,ah!... en zich achterover warpand in zijn stoel, bedacht hij, ho; ze ook hém nadden lietgahad, hém, Gaston d i Perniche, vicoiate AD Perniche, en hij, die 't lot van zoovele catntesses en baronnes in zijn hand haJ gehad, hij, Gaston de Perniche, de gevierde causeur. de lion der Bruiselsche salons, hij . .. , ja waar achtig, hij strekte, nu begeerig (<e rriiulen uit naar de kleine juffrouw B>sse, Cornéia Bjbse, dochter van een rijb-^eworden kruidenier, doch ter van een blazendcn, pochende parvenu. Bah..., n oogenolik kwam zijn hart van aristocraat in opstand te^en zulk een heilig schennis.... Cornéi'e Bosse, zija vrouw, gravin de Perniche, g-horen Bosse .. ., maar .. . , haar tchitterenden achtergrond, bruidschat van meer dan 400 000 trs. titelde 'hem gerust Dat stond gelijk, ja zeker, dat woog ruimschoots op tegen zijn o.-nll lersd wapenschild, zijn be zwaarde landarijen, en zijn nagenoeg tot puin vervahen kasteel, alions don c . .. , maar. . ., en weer dwaalden zijn oog^n naar 't mauve karton met de .z*aar verguld! ra; den, en de krojn ia de linker zijbo k bovenaan. Liefste van mijn hart" . .. , h:j wist niet verder . . . , nog nooit had hij zulke zaatjo-s ernstig opgevat, ze altijd behandeld als iets vroolijks, iet», dat Vi-orby'ging met der tijd, maar dit.. . . lïij stond op .. ., de historie b3nau<»dc hem. Goeie hemel, als hij maar wist wat hij eigenlijk schrijven moest, ter aanvallin» v^n zijn nieuwjaarsgeschenkje, een paar woorden maar, een paar luttele, maar toch zooveel zeggende woorden. . .. Met een schakerenden lach doorzocht hij eens klaps de laden van zijn schrijf bureau. Dat hij zóó dom kon zijn, zóó aartsdom, 't brievenboek van zijn grootvader, de vraagbaak van zijn goeie, ouwe grootpapa, zijn speciale erfenis, dat hij dat kon vergeten.... Ki, ds ar was 't ai; iaat zien.... Gelukwenschen, zoon aan een vader, en omgekeerd, moeder, t-ante, ... hij sloeg de bladen per dozijn tegelijk om .. ., wat was dat ? Ah, bij een cadeau van een grootmoeder aan een kleinzoon . .. , aan een willekeu-ig per soon . .., aan een darne, am een heer, h )la, dat was iets.... Mademoiselle . . ., veel te koel. .. . Liefste van mijn hart," had hij ge schreven, dat was goed, 't móé-t indruk maken op de kleine kruideniersdochter, d;it moest..,, geen letter aan veranderen, verder.. . . Bekoord door uwe verleidelijke hoedanigheden ..., neen, dut niet, hoe k^eeg da vent de nonsens bij elkaar . .. , ah, wacht eens, 't slo1. . .. Aanvaardt dit klein geschenk, met de nederige hulde en de oprechte bewondering van U «v dienstwillige dienaar . .. Hm, ouderwetsch..., wel een bjetje, mocht voorkomen, dat hunne verkondigde meeningen tegen eikair indruischen. Ziet hier in korte trekken het program van dit tijdschrift, geput uit het voorwoord »tot Inleiding", 't Is alles nog zal en we hopen, dat in het nakomen daarvan veel te rosraen zal zijn. Ik kan me dus bspalen by' deze offbieale publicatie, en des te liever treed ik hier als tusschenpersoon bij de kennismaking op, wy'! bij deze voortzetting van de »Vlaamsche School", een nadere aansluiting mat de noordelijke broeders bastreef.1 wordt. Li het prospectus vindt men een lijst van medewerkers, waaronder verschillende namen, die de publieke belangstelling kunnen ver lokken. In deze earste aflevering z?t Vath een studie in over Jacob Mins. nis uitbreiding (en den kelijk ook in vervolg), op zijn vroegere arti kelen in da Kroniek. Verder bestaat de inbond uit beschouwingen o/er de teskeningon van Vlaamache meesters door Mix Roose?, met een viertal reproductie's versierd; dan een uit voerig en eveneens geïduatreerd stuk over de kunst van Ik tten in Nederlandsche-Indië, door J. A. Loeber Jr., en ten slottp, van heinde sn ver berichten over tentoonstellingen, aangnbracht door verschillende correspondenten. Het tijdschrift wil mild zijn mst het toevoegen van platen, meerendeels reproductie's van oude en moderne schilderijen Een enkele aanmer king wil ik bij da aankondiging van dit tijdschnfïnifit achterwege laten; zoo we, wat den inhoud betreft, nog in afwachting moeten blij ven, kan over de uiterlijke verschy'riing toch reeds geoordeeld worden; en dan Betreur ik het, dat een door velen als toot'g»vend be schouwd architekt en «sierkunstenaar", Berlage, hier zulk een dor beredeneerden oaiblig heeft bezorgd. W. S. IMtlMlillllllMI<IRI£ll!imWHei)mKlrllMUIHM4U!lllimiltllMIMll. 'En.middeleeuws moto drama. Niet voor de kinderen. Wie was het ook weer, onder de jongeren, die noch hoopte op 'en Jyries treurspel als de hoogate f-ize van de strakgespannen lyriek van onze dagen V Waarlik, de wens is verklaarbaar, want het is vaak moeilik de weg te vinden door de zieledoolhof, waar do lyriese dichter ons zo graag in plaatat. Vaak zijn het zulke fijn vertakte nauw onderscheiden gangetjes, dat ook de grootste wilskracht niet dan na lang, moeilik nasporen tot de ziel brengt. En ja, als men dan dezelfde weg later weer langs gaat wordt het al btter, maar ieder nieuwe willer staat voor dezelfde zware taak. Hoeveel levendiger zonden wij nu van het proses mee kunnen genieten, als wij het voor onze ogen evengoed konden zien aflopen, als het onze oren weldadig aandeed de mooie klanken wel luidend te horen uitspreken. Hoe zouden wij meegesleept worden, de kijkgragen, de verzen genieters, de meely'ders! Allen om 't zeerst en Holland zou weer oor krijgen voor mooie klank, meegevoel voor het hoge in de kunst, Het zou ons volk en de kunst tea goede komen. Maar het is er noch niet! Noch steeds kijken velen van onze lyrici naar Bjeddaa-trant in't eigen-ik, steeds weten zij het noch niet over te brengen op anderen. Toneel en vers schijnen alleen 'en wapenstilstand te sluiten ais men naar Gy'sbrecht, Waranar of Spaanse Brabander gaat luisteren, of ook wel naar Esmorait. Dus het dramatiaso veld van het oude Middeleeuwse, Hooftse, Brederose, Vondelse Holland is sedert in de grond omgewroet; alleen de vrachtbare modder is overge bleven, maar de heerlik geurende bloemen met hun koateiik gewaad, ze zij'i om!«rgeploegd en vergaan, '/.on het zo zijn 'i Ik kan het niet geloven. Uit de aarde van hut realisme zal weer de heerlike bloem van het romantiese lyriese drama opbloeien, als de zomer van onze Kunst gekoaien is. Uit vroegere zomers duteren bovengenoemde stukken en het valt niet te ontkennen meer dat de oudst bekende «o nier riet lie minst vruchtbare geweest is. Wij luisteren met meer genot iiaar Eimoreit dan naar Gijsbrecht. Maar (ie prachtigste bloem door ue volheid van zomerwarmte en bly-zich geven ontkiemd is wel »sen abelspel van Lanseloet va,n Denemereen beetj; erg ook, mair wat. ga! dat ? Cornélie zou 'cmo)i vinden. Cony B»s.; was niet verwand; misschien was ze wei nooit in aa ;raking gewtest met een man, zoo als hij . . ., jongelui van de jauuesse doréj, aen ze zoo.de.i niet dik wijls heuüen aangebeld aan 'r, groote huid op de Büiievard Bjlamij'ie . .. Enfin, maar in uien brief zou iiy toch een kleine wijziging moeien makiii), zonder zijn vurige we. scuen voor 't nieuwe jatr bdteeKends 't geiciiciik niets, vol strekt niets..., aldiu; Ainvaardt dit klein gCiicUank met de vurigste Deden vuur 't nieuw ingetreden jaar. met de nederige hulde, en de oprechte bewonder!; g van Uw d.enstw., neen : van UiV zér di«nslw. dienaar . . . ," dienaar alleen V Xjon dienaar en vriend Gaston de l'ernkhe Klaar! Dien raerci, nu evsn een zak bonbons j gekocht, 't b.il ;t daarin verstopt, en da i zijn cadeau'jj al^eytsea aau 'thuis van zijn aangebeii.ni:. Hij sloot zijn bureau en kleedde zich. \\at zoa ze i.i de «o ke.. zijn, ten graaf, een /echte graat, zulke meascaen waren altijd dol op etm titel, ach ja, zuli;e bourgeois.., Maar was 't e geiilijK ge^n gruwel, dat hij. Gaston de l'er.nohe zich ging encanaüieeren nr;t een Bossa. ;:en C^r;.éiie Bosse, ee.i jonge da-ne van de haute bourgeoisie 'i Kom, suste hij zijn hjogmo.-d in slaap: Kooi waaroiu hij niet even goe.i als ee;i hertog vanMarlboruugh en een graaf de Castellane : ledden die hun wapenschilden niet verguld met de bruidsschat van een Anienkaansche bankiersdocnter 'i Dat was geen ej.canailleeren, dat was de bourgeoisie opheiï'.üi, wegrukken uit 't slijk, waarin zij gedompjl,i was, brengen tot de hoogte, de duizelingwekke;,de hoogte van de oude aristocratie. Hij deed een weldaad aan de maat.scüappij, een goed werk aan 't, meisje, en hij zeil? jn j*, hij zelf won er ook wel oij. In de ruüMor.tagne dj ia Conr voorzag hij zich van een rosukleurige zak, versierd met een tak witte rozen. Magiiiüsk, Gaston baschouwde de zak van aile kanten, alleraardigst. Verbeeldde 't lose van de zak niet zijn Heide, zijn hart, 't wit van de rozen, de onschuld van zijn meisje, en \ groen van de bladeren, hm ! was dat niet de hoop, die hen b .uden verbond 'i Banaal, jawel gruwelijk banaal, ma»r toch poëtisch, toch.. .. Hij genoot bij voorbaat al van Gornólie's verrukking..., hoe ze lachen zou! De zak zelve overreiken, en dm getuige zijn van hare verbazing, hare vreugde zien Ween, neen, dat ware onkiesch in die geval. Met zeker ongeduld trok hij aan de schel ken, hoe hi wert minnende ene joncfron, die met synder moeder diende". Lies dit, maar vooral geniet er van zodra het u vertoond wordt en zeg dan nooit meer met minachting: echt middeleeuws. Trouwens het is ook al te zot om dit woord op kunstgebied toe te passen, want 'en geslacht dat z'n kunstgevoel tot Gotiese kerken kon samen persen, kerken die luchtig en sterk hun spits bogen tot duizelingwekkende hoogten heffen ; gebouwd met 'en gevoel voor symmetrie,'en aan geboren of door jirenlange oefening verworven bewustzijn van wat er voor de accoustiektedoen viel, 'eii stoutmoedigheid in het volvoeren van atoute schip-overbruggingen ; zo'n geslacht kan niet laag staan op kunstgebied en welke gaven voor malodie en woord moet het tot z'n dienst gehad hebben, dat het in het Gregoriaanse kerkgezing zulk 'en passand lied schiep voor deC aristenkerüen, 'en lied dat door de U jmaanse en later Gotiese geweiven voort zou bruisen tot op onze dagen; dat het in z'n lic-dekens ons 'en een voud en iiKïiveteit, 'en melodie en dramatiesa kracht te genieten geeft, ook nu noch, zodra wij ze horen. En de letterkunde ? Werd niet 'en Wagner aangegrepen door het hoge van de middeleeuwse Goden- en heldensagen van de Gjrmaneu, do diepzinnige Keltiese graalmythe ; deed 'en Tetiryson niet Arturs Hof en de Tafelronde hsrleven, geroerd als hij was door het ideale beeld van riddertrouw en vrouwen dienst ; stal de middeleeuwse lï-ynaert de Vos niet het hart van de klassieke Goethe ; staan niet Dante en de onbekende dichtei(s) van het Nibelungen lied daar, oui ons met hun grootse scheppingen op h«t hoge in het mensen leven te wijmn? Zie, ik deed maar 'en greep uit het vele en edele wat er uit de middel eeuwen levenwekkends en levends voort gekomen is, maar waarlik het past ons niet om met minacating het woord middeleeuws van kunst te gebruiken. 'E:i bewijs ie rnear hebben we in de dramatiese voorstellingen ten onzent. Uit de een voudigste gegevens ontstaat ons eiyen toneel; de zangers, »zeggers", «vinders" of «uieistrelen" reizen rond vau kasteel tot kasteel, van jaar markt tot j uirrnarkt; daar zingen zij niet alleen hun liederen, maar laten de dialogen klinken over de feesttafels van edelen en vorsten, vóór de taveernen van de poorters. Nieuwe dialogen of drarnatiese voorstellingen maken ze uit de aloude ridderromans, en het toneel, overge bracht naar 'en zolder aan de markt met w gbreking van de houten voorwand, naar 'en steilaazje met 'en opklimmende rij banken ervoor, of wel naar de bovenzaal van 'en taveerne, is geschapen, zo eenvoudig, zo bekoorlik van vers, als het niet weer worden zou. Uit 'en handschrift van 'en rondreizende troep zijn de »E^moreit" en nu weer boven genoemd stuk genomen. Hat eerste is 'en sukses geweest, het tweede zal gtdeeltelik zelfs aan hogere eisen voldoen. De korte inhoud is deze. Lanseloet vaa Denemerken horende tot de hoogste adel is bekoord door de lieftallige verscnijnkig van Sanderyn, die bij zyn moeder dient. Zij houdt ook van hem, maar gevoelt het grote bezwaar tegen de vereniging van beiden: ze weigert h^m, iets minder dan z'n vrouw te worden en dit worden kan ze niet. Daarom gaat zij hem uit de weg, hem en z'n hoge waardering. Maar deze Lanseloet is 'en echte moderne zwakke: hy is toch zo hartstochtelik verliefd op haar, dat hij het voor du almacht van de liefde boven standsverschil opnoemt tegen over z'n moeder. Deze toch 'en echt-nuchtere vrouw is er tegen; dat geeft geen pas; soort bij soort; maar zij is meteen 'en ge mene vrouw, want zij maakt misbruik van zijn zwakheid door hem te beloven, dat zij Sinderijn snachts in zijn kamer zul brengen onder voorwaarde dat hy haar dan daarna in echte zin de rug zal toekeren en ruwe woorden tot haar zeggen. De kortzichtige moeder. Hij, de zwakKe, stemt er tegen z'n zin in toe. Sinderijn wtfrdt met het praatje dat Lanseloet doodziek is en alleen door haar bijzijn genezen kan worden, in zijn handen gespeeld, maar, als zij dan weer verschijnt en noch meer verdrietig over haar vergissing ten opzichte van Lanseloet dan boos over zijn gedrag wegdacht, \èr, vér weg van dat gruwelik kasteel, dan slaat de wanhoop haar zoon ter neer en met hem, maar dat bajkt niet, de MMniiimmiimiiiiiMiiiiiiiiiiitiiiiiMimii!) iiiliiinniiilUHfl van 't groote hotel op den Boulevard Botamque. De pdUer trad iiair voren. Oïerre.kc-n a.iii M tdemoistlle Cornéiie," verzocut hij, uiec een ghmiaci van voldoening, maar dadelijk', zoo gauw mugelijk." .Mais i-,i moisieur" nop de por ,ier. begrijpend zijn Oiigeduli, toen op^etogon ov_'r't vijf iiancstuk, tiat Gaston hem in de hand stopte, a l'iiibtaiH, je vous asMire, i'instant." Mariette de kamenier trad 't bondoir harer meesteres binnen. Voila! MadiMiioisellr; wordt overladen, de twaali ie zak bonbons," riep ze opgetogen, Mademoisciiu zal zicii ziek eten." Cornéiio, alf slapend over een boek van Gyp, richtte zich even op uit de causeuso. Toch niet. . . . Laat eens zien. ... Is die zak voor mij ? Wie bractf. hem ? ' Moiiiieur o Pernicüe." Cornelie lachte. Uscat ;k 't niet? Hahaha, kijk dat aas eens om 't viscbj,; te vangen ! Voilii Mariette rose, wit, groun, een halve d 'clar&üe. . . . Oh, maar Papa zal hem wel te woord staan, dia galante meneer, wacht maar.... Zijn fortuin lïtic," ze blies vaeibi-teekenead over de vingertoppen, óp ZBJ ik je, totaal ó;>. Zulke heeren denken altijd aan een liuweUjK, als ze óp zy'n. hoor je wel Mariette, óp..., óp.' Ze lachte weer, een schei, triomfantei'jk lachj i. Te veel eer voor Monsieur la vicomte, als ik er ook maar an bonbon van pro:, fde. ... TIBLS, marrons glacés, oh, ik ben ziek van marrons glacés, ik kan ze niet meer zien. Hier, eet j j ze op, Miriette." lï?" Mariette begreep hare meesteres niet, ik die mooie zak, met al die tij ai'.., . Ja, ja" C.irnelie maakte een ongeduldige beweging m'it de haud. Je hebt, uu btigrep3;j, niet? Of houdt ja er misscuien ook niet van? Soit, werp ze dan maar weg." Zj rekte zie;;, en geeuwde. Wat was ze ver velend die Mariette, begreep ze lian iiiet, dat ze niets van uie man genieten wilda?... O, dia dwaas, dien driedubbele dwaa'j, din baar zijn hart kwam aanbieden in den vorm van een halrose zak, gevuld met wee-coete vruchten! Hoofdschuddend hernam ze haar gemakkelijke h mding van straks, nestelde sich diep in haar mollige cmneusöen hervatte haar lectuur. Opgetogen van blijdschap doorliep Marieite de lange corridor. Oh, die zak, diu verrukke lijke zak, zóó een had ze er nog nooit bezeten. Marrons glacés, ja ze had ze gesnoept, zoo een enkele uit de bonbonLières van hiar meesteres, moeder. Daze komt niet weer te voorschijn. Sanderyn dwaalt rond, wordt door 'en ridder bij 'en bron gevonden en deze? ook bekoord door haar, belooft haar trouw. Eihte heerlike romantiek, iets reëler by Sinderijn, die wel mee wil gaan als zijn e^hte vrouw, maar als hij daarin toestemt ook niet anders dan nadat zy hem haar lotgeval verteld heeft. Zj ge bruikt 'en melodieus klinkend lieflik beeld van de boom vol bloeseus en 'en valk bijt er een af. Is dan de boom minder waard ? Hij vat heel kiea haar bedoeling en antwoordt op soortgelijke wijze. Intussen zendt Lv;seloet z'n dienaar uit om haar te zoeken o, hè; is o de snhryverook hierin de menselike mens heeft willen laten zien, tegenover de talloze ontz-ttend dapp ;re ridders, die zelf door rover sloten e'i roversnesten, spookhuizen en rid !erstry'den, onwrikbaar alsof ze van ijj^r w-iren en door de snhry'yer waren opgewonden, hun ont voerde schonen achterhalen! D^ dienaar r ,dl uit en vindt de bos wachter «ui de andere ri i Ier ten slotte. Deze brengt S inderijn tot hem en zij ver klaart in dezelfde beeldtaal, dat ze niet mee kan noch wil. Da knecht bang voor bloedveten tus sen beide ridders vertelt aan Lanseloat dat hy' Sindery'n, heel ver, stervende gevonden heeft en deze, bewust van zijn schuld, slachtoffer en voor o;;s gevoel terecht van eigen zwak heid, doodt zich zelf. Door heel de r.ame opzet heen staan hier de beide hoofdpersonen als synbolen tegenover elkaar. Hy, de vertegenwoordiger van 'en uit stervend geslacht, m z'n zinnelikheid niet terugdeinzend voor het ruwe geweld teg-m de minder hoog geachte vrouw, en toch aangetast door het fijner ontwikkelde, echt menselike gevoel, dat wij in de lieftallige Sanderyn waar nemen Zie: die jonga vrouw moet in da rijder burcht waar zij haar intrek nam 'en andere toon gebracht hebben, denkbeelden van standsgelykheid zodra het denken gelijk is, denk beelden van zelfbeheersing daar tot noch toe onbekend. Er klir.kt iets hoopvol? voor de toekomst uit op: 'en minderwaardig geslacht steift uit, 'en blijdere toekomst, die v/ij ons allén moeten denken, m:iar die er toch in vermeld wordt, zal 'en krachtiger geslacht voortbrengen, waar 'en goede, verstandige moe der niet alleen in eigen kring zal heersen, maar ook de hooghartige al te hoga fimielie zal doen afdalen tot haar, de nederige vrouw; 'en geslacht, waarin de vrouw laet het arme schuwe slachtoffer is. Voor mij is Sanderijn de verpersoonliking van de Nederlandse vrouw in haar bsste vorm ; zelfs als zij zich geeft aan de tweede ridder, wel wat romantics gauw naar onze begrippen, (maar de vrouw had toen wel 'en verdediger nodig) zelfs dan heefc zij haar echt vrouwelik gevoel van eerlikheid en waarheid, dat haar belet hem ook maar van iets onkundig te laten. Z'j wordt er ons te liever door. En dan dat tragiese ! Shakespeare waard: de held in botsing met vijandige machten geeft zich bloot door eigen zwakheid en komt daardoor en diiai'door alleen ten val en wy' berusten in die val. Maar er valt noch meer van te zeggen. Welk 'n welluidendheid moeten deze verzen, door goade zeggers gezegd, hebben ! Hoe zullen ze by opvoering ons in de oren vloeien als muziek! Ze deden het al met da Ejmoreit en waarlik dit staat daarin niet ten achter bij het andere. Moet men nu niet veronderstellen, dat ook het publiek behalve oog voor de roman tiese stof ook oor voor melodie gehad heeft en dubbel heeft genoten? Zie, de oude liedekens geven ons buitendien voor dit laatste bewijzen genoeg* Staat dus het publiek «middeleeuws" laag ? O zeker : toneelmachines noch dekoratief kende het, het tremde niet naar de elektries ver lichte schouwburg in galsikostuum, zwaar gedekolleteerd cf in rok; maar het had ook die behoeften niet en voelde dus evenmin het gemis, als wij dat voelen van de nocli onuitgevonden dingen. Maar dat zijn alles uiterlikheden en het komt op de innerlike beschaving alleen aan, wil men weten of iemand hoog staat. Als de toestand vai het toneel 'en maatstaf mag wezen van be-chaving, dan moet ons middeleeuwse publiek hognr gestaan hebben, dan wy denken. Wij, die doortrok ken zijn geraakt van allerlei uitheemse, liomeinse en Kooiaanse denkbeelden ; wij die ons verbeelden, dat nu eigenlik pas de ty'd iiiliiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiii niii en nu..., een haele zak vol! Wat zou za er mee beginnen? Opeten vanavond, heelemaal opeten, samen met Frarciis? Maar Frar pis was vervelend, hy hield' niet van zoetigheid, hij gebruikte 't nooit, en alleen eten, alleen genieten van de lekker.dj, och neen, neen dan was de aardigheid er af. Ze bleef besluiteloos staan bij een cler mar meren consoles. Als ze k-.m eens gaf aan de kinderen van den portier, of nog beter aan de vrouw van den portier? Toen ze laitst ziek was had madame Pierre h=ur telkens mat iets lekkers verkwikt, en ze was altijd zoo vriendelyk, , zoo voorkomend, als Marieite een vrije avond ;' had. Francais en zij mochten er altijd vrij uit j en in loopen. Das... ze weifelde nog even; de J heele zak, was dat wel noodig ? Zou Madame i Pierre wel begrijpen, wat za eigenlijk kreeg? | Als ze de helft, eens gaf, of. .. maar naen, dat j was niet aardig, Madame zou onmiddelluk beI grijpen, dat Miriette de zak zelf gekreg >n had, l en da', mocht niet. De heele zak moest ze ! brengen, ji, j», dat haalde haar meteen een ? taart of een tulband uit. l Tien minuten later stond Mariette in de j woning van den portier. l Veel geluk, madame Pierre!" riep zo luid, ; veel geluk in 't nieuwejaar, en dit,' ze hield j de zak voorzichtig in de hoogte: esn klein j bewijs van vriendschap." ! Ooooo," Madame Pierra veegde de vette j vingers voorzichtig aan hair voorschot af. Voor ! mij Mariette? Maar kind. hoa kom ja daartoe zoo'n fijne zak! Och, maar kijk toch eens. .' wat is daf. ? " ' Marrons glacés," verklaarde Mariette. Marrons glacés? Hoeveel geld heb j j daar wel voor uitgegeven? Meisje... mei-j's toch Mariette werd verlegen, die vraag had ze' niet verwacht. Och, u is altijd zio lief voor me. en . zoo goed voor Frar.c iis, zoo . .." stamelde ze. Jawel, jawel" berispte Madame Pierre, maar inenschen, die zelf hun geld zuur ver. dienen moeten, kunnen zulke dure dingen niet koopen Dat zat ja zeker weer een maand achteruit, dat kan niet anders. .. ." Ojh neen, neen heusch niet!" verzekerde Mariette, met een hoagroode kleur. Maar ik heb nu geen tijd meer, werkelijk ik moet weg. Bonjour, bonjour Madame," en bang zichzelve te verraden, snelde ze de deur uit. (Slot volgt).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl