De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1901 29 december pagina 4

29 december 1901 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1279 van onze litteraire kunst zal komen; wy kunnen ons vaak moeilik over 'en gevoel van minachting heenzetten tegen dat middel eeuwse. Immers pas daarna begint het eigenlike kunstleven door de klassieken aangestookt, Petrarca, o l Hooft o, o!! Vondel o, o, o l!! En dan de duistere middeleeuwen daartegen over ! Gelukkig is er nu 'en ander streven merkbaar ook, om geheel terug te keren tot het door-en-door nationale, tot de kern van ons volk en zo ontkiemt er by velen waar dering voor het oude middeleeuwse Zeker, er is veel napraterg' by en we vinden iets nieuws verrukkelik, omdat anderen het pryzen ! Zo zyn er, maar zo zullen er alty'd zyn, zo zyn er altijd geweest. Die »anderen" echter, die pryzen, doen dat ook al weer meest onbewust, maar toch, dunkt me, in onwillekeurige afkeer van het uitheemse, uit zucht tot het eigene. En als die zucht zich ontwikkelt in 'en krachtig zich bewust wordend volk, zal dat als vanzelf de hoofdrichting van onze kunst gaan aangeven. .Hbo/^richting, want er bleven altyd tegen stromingen in het mensen-, in het volkenleven. En wie weet of dan ook niet het lyriese drama zich weer vertoont, of het niet bljjken zal meer en meer, dat er wel degelik by het publiek ook nu noch, spyt alle geldoverheersing, gevoel voor melodie in verzen bestaat. De >Esmoreit" was voor velen 'en openbaring en me duiikt, velen moeten de verzen, zoals die door de koningin van Sicilien gezegd werden, noch in zich horen naklinken. Moge het blyken dat ik me niet vergist heb en dat ook de historie van Lanseloet van Denemarken en de schone jonkvrouw Sanderyn 'en aandachtig publiek vindt. Het stuk is n.l. door de Rotterdamse onderwy'zers, die zich zo verdienstelik maken voor de kunst en voor hun sanatorium te Lunteren, in studie genomen en de 30ste dezer opgevoerd te Rotterdam. Met groot sukses. Haarlem. J. B. SCHEPERS. het boek verklaarbaar gevolg, verschoonbare uitspatting overigens van Van Eckeren's kolossaal deskriptief vermogen is »Donkere Machten" veel meer een sterk in-zich-zelf-afgerond GERAHD VAN ECKEREN, Donkere Machten. Amsterdam, C. L. G. Veldt; z. j. Anne Smink, de eenige uit een verongelukt, ver-alkohold, verarmd en ver-werkt geslacht, die vaag voelt dat er nog iets meer, iets mooiers is dan je kapot zwoegen onder starre zon en stnffi regen Anne Snaink trouwt Kote Verries, den kracht- en prachtmensch, in wien ze instinktmatig iets verwants speurt, het uitzonderings-mooi dat geen der andere man-machines, arbeids-dieren, om haar heen te bezitten scbynen. En, hoewel onberede neerd, ziet ze haar einddoel van die verbin tenis ZÓD sterk het door dit hawelyk komen tot een hooger levensplan dat ze er zelfs haar kind aan offert, als ze meent dat dit door z'n idiote mismaaktheid vervreemding brengt tusschen Kote en haar. Maar wanneer Kote niettemin opnieuw zyn eigen weg gaat, andere vrouwen, andere genoegens zoekend, tryven de Donkere Machten, die haar vader, haar moeder, haar broers alty'd en overal er onder hebben gehouden, dryven de Donkere Machten Anne het water in. EQ: »Wat zou't, ze is toch alty'd 'n kreng geweest", zegt Kote. Dit is de hoofdhandeling van Van Eckeren's 268 blz. dikke boek. Er is tegenwoordig een party, die te velde trekt tegen wat zy gelieft te noemen: woordkoppeling, zinsverdraaiing of of iets dergelijks. Daar ten slotte een artiest zich weinig stoort aan mode of school, en z'n kunst dient zooals z'n innigste voelen hem ingeeft, is het wel beschouwd overbodig aan zulke partyen, en de reaksies die zy' teweeg trachten te brengen, veel aandacht te schenken. Wie weet, dat men hem hartstochtelijk liefheeft, vraagt niet naar metode in die liefde. EQ zoo vraagt ook de kunst aan haar geliefde, den kunstenaar, geen metode. Maar toch kan het zyn nut hebben hier even aan bovengenoemde party den handschoen toe te werpen. De middelen, waarover de artiest beschikt, zyn oneindig in aantal en onderlinge samen stelling. De musikus zoekt naar nieuwe klank oplossingen, andere toon-schakeeringen, ver rassende geluids-konstrasten, om des te beter en mooier te projekteeren wat hy zyn liefste, de muziek-kunst, zeggen wil. En omdat Haydn zyn middelen anders koos dan Richard Strauss de tegenstelling is scherp genoeg gaat het niet aan een van die twee buiten de kunst te schuiven. De beeldhouwer vecht met z'n marmer, z'n klei, z'n ivoor of brons nieuwe werktuigen, andere grondstoffen zoekt hy', trachtend de materie vloeibaar te kneden tus schen zyn worstelende handen. Maar zoudt ge tusschen Phidias en Rodin durven kiezen ? De schilder vindt geen rust eer doek- of papiersoort, eer de kwaliteit van verf en kwasten in overeenstemming zyn met zyn wil om in volmaaktheid het schilderij te geven, dat hij in de natuur zag; om tot te meer volmaakt heid te komen, zoekt hy onvermoeid naar andere kleur-effekten, nieuwe samenstellingen van nuance. Wie zal echter Maccini geen kun stenaar noemen, omdat hy', in razende zoekingswanhoop, met handen en tempermes de verf in dotten op het doek smeerde, hier een stuk glas of een spyker, daar een reep blinkend metaal in de natte massa drukkend als hij tevergeefs om mér kleur, mér licht, mér schittering had geschreid ? Moest Rafaëls plechtige eenvoud hem tot voorbeeld strekken? Gerard van Eckeren is in de eerste plaats werkman. De reusachtige voorraad grondstof en werktuigen beduizelt hem niet; hy gaat er \ó)r zitten met ernstig-vasten wil, grijpt recht en links, neemt uit alle hoeken en gaten, vervormt, kneedt-om, versierlykt, sly'pt af, kromt en buigt hier en daar, en geeft niet toe eer hy' zyn materiaal geklonken, geknipt, geklopt, gesmeed, gegoten, gedreven, gevy'ld heeft tot den vorm waarin hy 't hebben wilde. 't Kan hem niet schelen of sommigen, die maar al «school" schenen te willen maken in de kunst, op 't oogenblik realisme dan wel liriek verlangen, simboliek, naturalisme of 'n ander verdelend, komiek, overbodig, de eenheid der kunst in-vakjes-verdeelend etiketje. Voor de stemming, de toonsoort, de kleur, de ritmus van zyn tegenwoordig boek had hy hoekig, grof, ongepolijst, verweerd materiaal noodig. En hy zorgde dat-ie 't kreeg. Maakte 't des noods waar 't niet voor de hand lag. In 't kneden nu van z'n grondstoffen is Van Eckeren, dunkt me, al hél gelukkig geweest. By'na overal was hy de meerdere, de beheerscher van zyn taal-voorraad, en zyn kennis van de techniek van het schryven duidt inderdaad op een respektabel talent, krachtig genoeg om zich er nu eens niet onder te laten duwen door de preektoon-kliek, en zich evenmin te laten inlyven by' de malle schyn-rubrieken socialistische, proletarische of realistische kunst. «Donkere Machten" is een groote vooruit gang op »0ntwyding". Hoewel de neiging nog bestaat tot het leveren van te veel bywerk, in geen of los verband tot de hoofd-beweging van Maar nu dient ook gezegd te worden, dat Van Eckeren's groote beschrijvende kracht zyn hoofdeigenschap uitmaakt. Zyn fantastisch ver mogen legt het daarby af zoo sterk zelfs dat men er zich nu en dan by'na op zou be trappen het boek vervelend te vinden. Hoe bewonderingswaardig als studie, hoe zeker en scherp van waarneming, hoe liefdevol van natuur-weergave iets in ons, dat met de wetenschappelijke waardeering van «Donkere Machten'' niet te maken heeft, vraagt vergeefs naar het element dat ons Van Eckeren's boek moet doen liefhebben. Ook tegenover een stuk kunst is achting, eerbied, bewondering niet genoeg. En hoe komt het nu, dat zooveel andere boeken, waarin niet anders wordt ge daan dan eten, slapen en wat praten, dat boeken met een even sober en beperkt gegeven, dat »La Jardin Secret", «L'heureux Ménage", »Elli's Ene", »Am Wege", »Een Zwakke'1, »Inwyding" dat zulke boeken geen oogenblik de neiging in ons doen opkomen om bescheiden achter de hand te gapen? Dit is waarlijk geen vitten, waarlijk niet de gebruikelijke metode om aan 't eind van een bespreking even te laten zien, dat 'n degelyk recensent zich niet door z'n bewondering laat meesleepen, maar heusch nog wel 'n paar fouten weet aan te wy'zen wat natuurlijk bewyst dat-ie boven den besprokene staat. Ik wil er alleen maar mee doen gevoelen, wat 'n prachtboek Van Eïkeren ons kan geven, als hy z'n zelfde deskriptief vermogen eens besteedt aan een met mér fantasie gekozen of samengesteld geval. J. TEESTEEG. BOEK AANKONDIGING. SpectatorialeVertoogen, van dr. L KNAPPERT. Tweede druk. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink & Zoon, 1901. Theodoor van Snakenburg dichtte de vol gende lofrede op Justus van Effen: Zo lang men kloek vernuft, fvn oordeel, vluggen geest, Zo lang men leerzaame ernbt en stielit'lvk boi;rl zal roemen, Zo lang, Van Effen, zal u elk met achting noemen, Die met etn eer'lyk liart uw zedenscliriften leest. Naar het voorbeeld van den grooten voor ganger Van Effan geeft de navolger dr. L. Knappert ons «leerzaame ernst en sticht'lyk boert", en zoo men laatstgenoemde ten opzichte van vernuft, oordeel en geest niet met Justus op ne ly'n kan stellen, de heer Knappert zal zelf wel de laatste wezen om die rang schikking onbillijk te vinden. Orerigens, ont bloot van geest is onze vertooger geenszins; men leze er slechts het vertoog »Een raadsel" op na, waarin de schryver met goed gevolg heeft getracht, de kwanswys belangrijke manier belachelijk te maken, waarop enkele moderne schrijvers het onbeduidende gedachteleven van hunne sujetten napluizen en uitspinnen. Er komt in dit boek veel behartigenswaardigs voor en het paedogogisch element spreekt er zich sterk in uit. De stijl is geschaafd, het gansche werk beschaafd. De oprechtheid van dezen schry'ver is zoo klaarblykelyk, dat zeker niemand hem met weerzin als vermaner ziet optreden. Afkeerig van uitersten, geeseltnoch kastijdt hy'; hij betoogt en zegt, steeds kalm en voornaam blyvende, wat hem lijkt goed en slecht, prijzenswaardig en laakbaar te zyn. Het is eerbaar en eerzaam werk. In zyn vertoog over den spot is de heer Knappert niet alty'i navolger gebleven; te hooi en te gras is hy daarin nabootser, die wat al te duidelijk gegevens heeft ontleend aan het 334ste vertoog van Justus van Effdn. »Er zyn veel doodgewone vrouwen, aan wie ons hart hangt", meldt de heer Knappert ons in eene van zijne vriendelijke vermaningen. Recht doende aan de voortreffelijkheid der bedoeling, geloof ik niet, dat die beeldspraak er door kan. Overigens zy met genoegen gezegd, dat hy nauwkeurig op taal is. «Kerstsproke" en «Oudejaarsavond" behooren mijns inziens niet in dezen bundel thuis; dat zyn korte preeken en geen vertoogen. Dat deze bundel een' tweeden druk heeft mogen beleven, bewyst, dat er nog menigeen is, wiens hart aan de deugdelijkheid van deze vertoogen hangt. OTTO KNAAP. Het Rind, door JEANNE REYNEKE VAN STDWE, 2 dln. L. J. Veen Amsterdam. Ofschoon deze roman goed geschreven is, is hy hier en daar vervelend. Men moet al zy'ne wilskracht byeenrapen om het boek heelemaal uit te kunnen lezen. Gerechte hemel, wat eene langdradigheid! Het kind, dat is Dolphy van der Marck, een heel lief, onschuldig, rein, eenvoudig, onnoozel meisje, dat met overgave van gansch hare ziel en heel haar denken Max van Zuylichem liefheeft. Deze Max nu is een hartelooze wellusteling, een egoïst, ja, eigenlek op ende op een mispunt. Na vergeefs zijne zinnen gezet te hebben op het lichamelijk bezit van de bekoorlijke mevrouw Ottilie van Doorn, besluit hij, gedeeltelijk uit baloorigheid daarover en gedeeltelijk uit geldelijke over wegingen, het rijke meisje, Dolphy van der Marck, ten huwelijk te vragen. En het geheele tweede deel van dit boek behandelt den korten verlovingstijd van Max en Dolpby. Het Leitmotiv is, hoe de zelfopofferende liefde van Dolpby zich plooit naar de zelfzuchtige nei gingen van Max. Belangrijk en moeilijk is ontegenzeggelijk de taak, die de schrijfster zich daarmede heeft opgelegd. liet is te betreuren, dat zy' die taak niet naar wensch heeft volbracht. De grootste fout is my'ns inziens deze, dat Jeanne R^yneke van Sluwe niet kalm en gestadig naar het doel is voort geschreden, doch zich onderweg herhaaldelijk teruggangen heeft veroorloofd. Niet dan onwillig gaat de lezer mtêop den terugweg. Hoe verdienstelijk en gewetensvol ook de analyse is, zoo van Dolphy's als van Max' karakter, wij stuiten te dikwerf op hetzelfde procédé, waardoor onze belangstelling gaandeweegs verslapt. De schrijfster spaart ons te dien opzichte hoegenaamd niets, over het hoofd ziende, dat er eene maat is in alle dingen, dus ook in psychologie. Jeanne Reyneke van Stuwe heeft degelijke stylistische eigenschappen. Er zyn in hare schrijfwijze weinig heffingen en dalingen; ze is meer gelijkmatig, maar flink en volgroeid. Eéce leelyke gewoonte hoop ik, dat zij zal afleggen: het goochelen met koppelteekens. »Het vyver-ys was doorzichtig, blauwachtigwit, zoo glad als van glas, en zoo hard als kristal; en hier en daar overstrooid met doorhet-sny'dende-staal-der-schaatsen-afgeschrapt, poeder-fijn, sneeuwachtig y's". Waarom niet ook »door-zichtig" en »over-strooid" ? Wat drommel l er zyn in dat boek bladzijden, die er met al die koppelarij uitzien als bladzyden uit kin-der-lees-boek-jas. De rekening afsluitende, vind ik, dat deze schry'fster, uit hoofde van haar onbetwistbaar talent, in de toekomst, zoodra hare kunstbe grippen vasteren vorm hebben erlangd, supe rieure boeken zal vermogen te schryven. OTTO KNAAP. Volksopvoeding en Volkskracht, door dr. P. M. HERINGA, dr. M. MBIJBBS en luitenant G. POLVLIET. Uitgegeven door H. J. W. Beent, Amsterdam. De schrijvers wenschen de door hen in het Algemeen Handelsblad geplaatste artikelen o?er 'c vraagstuk der Volksopvoeding en dat der Volksweerbaarheid, zoo nauw daarmee samen hangende, door uitgave in dezen vorm nog beter onder de oogen van het publiek te bren gen. Zy hebben daarmtêeen goed werk ge daan, met alleen omdat deze artikelen, door hun beteekenisvollen inhoud, de moeite van het lezen ruimschoots loonen, doch vooral omdat ze een b y'zonder e waarde ontleenen aan de omstandigheid, dat de schryvers als leeraar, medicus en ofücier, het vraagstuk der «Volks opvoeding" van verschillend standpunt beoor deelende, allen tot dezelfde en wel deze con clusie komen: het Nederlandsche volk ly'dt aan verval van krachten, aan vermindering van energie, het kwijnt en zal ten gronde gaan in economischen zin en zelfs als natie, wanneer niet krachtig naar verbetering der lichamelijke volksopvoeding gestreefd wordt. Zal ook hunne stem een vox clamans in deserto zyn ? Wy geiooven noch verwachten zulks als het hier besproken boekje gelezen en herlezen wordt, waartoe wij by dezen op wekken, omdat daardoor ouders en opvoeders in hunne onmiddellijke omgeving de juistheid der bedenkingen, tegen ons eenzijdig opvoe dingsstelsel ingebracht, zullen opmerken. Die bedenkingen vinden haren oorsprong ia de wanverhouding 50 : 2 uren die er tusschen den tijd, aan de geestelijke en aan de lichamelijke opvoeding gegeven, bestaat. Ouders zullen waarnemen, dat het examen spook hunne kinduren slapeloos, nerveus en bleekzuchtig maakt, opvoeders zullen overtuigd worden, dat door 6 uren school- en 4 uren huiswerk niets meer bereikt wordt dan door 5 en 3 uren idem en de regeering, die wy den schutspatroon van ons volksbestaan noemen, zal zich verplicht achten maatregelen te nemen om het gevaar te keeren, dat ons tengevolge van het pbysiek verval bedreigt. Die maat regelen kunnen slechts bestaan in wettelijke bepalingen waardoor die schromelijke wanver houding tusschen de geestelijke en lichamelijke opvoeding wordt opgeheven en in het geven van practische prikkels om onze j^ugütot oefenen aan te zetten en tot voortgezet oefenen te verplichten. Bjdriegen ons de teekenen niet dan zyn de tijden gunstig en kunnen we be langrij Ke verbeteringen tegemoet zien. De overladingskwestie vraagt meer en meer de aandacht van ouders en opvoeders en de uit voering der militiewet eischt, wil daarbij met de belangen der burgerij rekening gehouden worden, een krachtige lichamelijke voorberei ding. In de zitting van 12 Dec. 1.1. van de Tweede Kamer der S'.aten-Generaal hield de Rotterdamsche afgevaardigde, de heer Verhey, weer een welsprekend pleidooi voor de lichame lyke opvoeding en voor de eerste maal klonk van de regeeringstafel Juvenalis' «Mens sana in corpore sano". Deze heuclielyke feiten geven gegronde hoop, dat de door de schryvers ont wikkelde denkbeelden wortel zullen schieten; mogen hunne argumenten velen opwekken om met nadruk te helpen streven naar verbetering van de lichamelyke volksopvoeding als 'hoofd voorwaarde voor ons expansievermogen in economischen zin en als waarborg voor ons zelfstandig volksbestaan. Rotterdam, 17 Dec. 1901. VAN AKEN. De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en ivetenschap, voornamelijk gedurende de Zeventiende eeuw, door E. WRANGEL, hoogleeraar aan de Universiteit te Lund, uit het Zweedsch vertaald door mevr. BEETS?DAMSTJÓ. Uitgegeven vanwege de Maatschappij der Nederlandsche Letter kunde te Leiden. Boekhandel en Drukkerij voorheen E. J. Brill. Laiden, 1001. Wat dit boek van meer dan 400 bladzyden (kl. quarto) van talrijke andere historische studiën onderscheidt, is de buitengewoon nauw gezette wijze waarop de Zweedsche professor Nederlandsche en Zweedsche bronnen heeft bestudeerd, geordend, geschift en saamgevoegd. Het is een reuzanwerk van snuffel- en speurzucbt en litterair-historische ontleding; en een niet gediplomeerd geschiedvorscher zal er even zeer zijne bewondering voor kunnen uitspreken als de gebreveteerde historicus, omdat geen van beiden geduld zullen hebben de bronnen van den oorspronkelyken schryver te onder zoeken. Men kan volstaan met het feit te be vestigen, dat de bronnenstudie reusachtig is geweest en dat des schrijvers arbeid heeft uit geblonken als koninklijk geschenk aan een koning. Want dit werk heeft een deel uitge maakt van de Academische schrifturen door de Universiteit Lund koning Oscar by zyn regeeringsjubileum geschonken. Indien voor strenge beoefenaars der historie dit boek weinig te wenscheu laat, heeft het daarentegen voor minder strenge vakgenooten eene tekortkoming uit zichzelf gesproten en onverhelpbaar: het wemelt van noten en aanteekenirgen en daalt tot al te geringe kleinig heden af om een aantrekkelijk verhaal - zooals Knoop en Fruin, Blok en de Beaufort, de Mullers (P. L. en S. Fz ) en Byvanck hunne studiën weten in te kleeden. van den geheelen beschavirgsinvloed van Nederland op Zweden in de 17e eeuw te kunnen geven. De hier behandelde stof van Zwedens staat- en letter kundige betrekkingen met de Republiek der gtünieerde gewesten is zoo omvangrijk, dat de tien hoofdstukken minstens aan tien Neder landsche historieschrijvers materiaal kunnen verschaffen voor kapittels uit onze beschavings geschiedenis. Ik gedenk hierbij in het bijzonder de hoofd stukken over Amsterdam en Leiden en de regeeringen van koningin Christina en van koning Karel X, XI en XII. Vooral het hoofdstuk over koningin Christina alter sol, coelestis heroina, semideum filia zooals hare geleerde ty'dgenooten haar bewierookten, nog vóór de dochter van Gustaaf Adolf den wierook der H. Moederkerk insnoof bly've onzen historici aanbevolen. De vertaalster heeft met de vertaling van een dergelijk boek hare sporen verdiend en indien de Nederlandsche Regeering den Zweedschen hoogleeraar niet onderscheidt, heeft zij een te gering besef van de buitengewone diensten door prof. Wrangel aan de bescha vingsgeschiedenis in 't algemeen en aan die van Nederland in 't bijzonder bewezen. Voor hen die in rassenkracht en verheffing van den Nederlandschen stam gelooven en bijgevolg het Nederlanderschap niet tot de verwerpelijke nationaliteiten rekenen, zou het nut kunnen hebben dit boek, dat de My. der Nederl. Letterkunde zich een groote eer kan rekenen te hebben verspreid, in kringen te brengen waar ijverig wordt gewerkt aan de komst van een Groot-Nederland op taal- en lettergebied. Aanwakkering van de nationale fiarheid kan ook hierdoor geschieden. En voor een volk is die even noodig als voor den eenling. F. SMIT KLEINE. Het eerste nummer is verschenen van het Katholiek Sociaal Weekblad, redacteur mr. P. J. M. Aalberse. Het bevat het volgende: Een Katholiek Saciaal Weekblaad, door Mr. P. J. M. Aalberse. Medewerkers van het Katholiek Sociaal Weekblad. Uit Tijdschriften: Paus Leo XIII en de Sociale Wetenschappen. Het Woningvraagstuk en de Tuberculose als volksziekte. Sociaal-economische Hoofd stukken : Inleiding, door Mr. P J. M. Aalberse. Berichten en Mededeelingen: Oneerlijke concurrentie. Bouw van Arbeiderswoningen in Gent. Boerenbonden in Zuid-Holland onnoodig ? Briefwisseling. Ontvangen copie. - Nieuwe Boeken. Feuilleton : De Pers, naar E. Hello. Advertentiën. Als antwoord op de vrasg «waarom dit nieuwe Weekblad ?'' brengt het in herinnering wat nog geen jaar geleden door Paus Leo XIII in zyn encycliek Graves de communi re (18 Januari 1901) werd voorgehouden. «Zoo sta dan vast, dat dit streven der Ka tholieken naar lotsverbetering en opheffing van het volk geheel beantwoordt aan den geest der Kerk en haar eeuwenoud voorbeeld.... Doch van zeer groot belang is het, dat in zulk een gewichtige zaak de gezindheid der katho lieken n en dezelfde is, n en dezelfde hun wil en hun werkzaamheid. Van niet minder belang is het, dat deze werkzaamheid, door toename der medewerkers en der hulpmiddelen worde vermeerderd en uitgebreid. Vooral van diegenen moet de welwillende medewerking worden ingeroepen, die door hun positie, ver mogen en beschaving naar geest en gemoed wat meer aanzien in de Maatschappij hebben ... Want dezen moeten wel begrijpen, dat het hun niet vrijstaat, het lot der lagere standen te behartigen ofwel te veronachtzamen, maar dat zy daartoe strikt verplicht en gehouden zyn... De toestand roept ons met geweldige over redingskracht toe, dat kloeku mannen en ver eende krachten hoog noodig zyn... Zoowel van de Maatschappy als van den Godsdienst staan de belangen op het spel; beide op hun eereplaats te beschermen, moet voor alle goed gezinden een heilige plicht zyn" 1). Doel en streven van het Weekblad omschrijft de Redactie in de woorden: ;>ioor het ver spreiden van sociale kennis aan te sporen tot degelyke sociale actie". Gaen fottsblad wordt met deze uitgave be doeld. Het Weekblad richt zich tot hen, die door positie, vermogen of beschaving naar geest en gemoed, wat meer aanzien in de maatschappij hebben. Aan dezen zal het over arbeids-wetgeving en sociale verzekering, over fabrieksinstellingen en vereenigingswezen, over agrarische wetgeving en opbeuring van den middenstand, over armen zorg en sociale gemeentepolitiek, overopenbareen school-byg'èae en economische vraagstukken, veel wat wetenswaardig en wetensnoodig is, op zooveel mogelijk voor allen bevattely'ke wyze mededeelen. Dat dit weekblad zal zyn Katholiek spreekt van zelf. «Neutraliteit, zoo schryft de Redactie, is nu eenmaal een onmogelijk ding, ook op sociaal terrein. Naar onpartijdigheid, naar objectieve beoordeeling van anderer principiëel-verscheiden meening, kan men en moet men zelfs streven. Maar wie zich neutraal noemt, is of een leugenaar, óf een man zonder beginselen. Hoezeer onze daden, waar het de practische toepassing onzer denkbeelden geldt, met die van anderen mogen overeenkomen, nooit weg te redeneeren is het, dat 't beginsel, waaruit en waarnaar gehandeld wordt, vaak geheel verschillend, misschien zelfs tegenstrij dig kan zyn". «Daarom verklaart de Redactie uitdrukkelijk, zich onvoorwaardelijk te stellen op het stand punt, aangewezen door de encyclieken van Paus L-io XIII, en dat derhalve alle bydragen, daarmede hetzij naar links, hetzij ook naar rechts in strijd, onverbiddelijk geweigerd worden. Daarom óók'is door de Redactie, vóór tot de oprichting van dit Weekblad besloten werd en wij handelden daarmede o. i. volgens de uitdrukkelyke bedoeling van Leo XIII (zie Graves de communi re, blz. 20) van plan, inrichting en strekking ervan eerbiedig kennis gegeven aan het Doorluchtig Episcopaat van Nederland, waartoe Mgr. de Aartsbisschop wy erkennen het met dankbaarheid ons wel willend heeft willen ontvangen. Bovendien heeft het Z. D. H. den Bisschop van Roermond behaagd, op ons nederig verzoek, tot Adviseur der Redactie aan te wijzen Dr. W. H. Nolena, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal". Voorts herinnert ze aan de woorden van Paus Leo XIII: »Men behoort zich bovendien te onthouden van alle twistgedingen, waardoor de gemoederen worden gekwetst en vervreemd.... Zeker is het wenschelijk, omtrent vele punten twy'fel te koesteren, en dat verschillenden ook ver schillende meeningen zijn toegedaan. Wie echter van ganscher harte de waarheid na streeft, hem betaamt het, by een twyfelachtig dispuut de kalmte en bescheidenheid en onder linge waardeering te betrachten..." Daarom zal, hoewel tegenovergestelde meeningen in ons blad zeer zeker verdedigd kunnen worden, toch als regel de eigenlijk gezegde polemiek tusschen medewerkers blijven uit gesloten. Het nut ervan is meestal gering, maar 't nadeel vaak groot. Dat alle polemiek uit den booze is, wie ontkent, dat er veel waarheid schuilt in dit gevleugeld woord?" Over de verschyning van zulk een Weekblad zullen ook zy zich verheugen, die niet op het katholiek standpunt staan, of zelfs vierkant daartegenover. Het moet beschouwd worden als een teeken van leven, waaruit blijkt hoe de sociale kwestie de geesten in beslag neemt. Dat dit ook in katholieke kringen steeds meer het geval is, wordt ten duidelykste bewezen door de breede lyst van de namen van personen Mr, Aalberse hun medewerking hebben toegezegJ. De grens tecüen Aziëen Australiëen het RegeerinEs-reglement yoor MerL-Më. (Ingezonden ) Het heeft mij veel genoegen gedaan, dat mijn vriend, de heer J. F. Niermeijer, de pen heeft opgevat om een woordje mede te spreken over de vraa<? omtrent de grens tusschen Az.ëen Australië, waarover ik een artikeltje schreef in de N. R. Courant, naar aanleiding van het be weerde van de heeren Van Kol en Cremer in de Tweede Kamer. Vooral was het mij aangenaam van een deskundige op het gebied der geographie vau Nederlandtch-Indiëeen beschouwing i^ver die zaak te hooren, te meer, omdat mij later gebleken is, dat deze quaesUe reeds vroeger in Indiëte bsrde gebracht werd. lic acht het vau belan?, dat aldus het voor en tegen kunnen gewogen worden, ten einde de vraag zoomoge lijk tot een oplossing te brengen. Terwijl de heer Niermeijer en ik in o:ze conclusies schijn baar tegenover elkai der staan, en mijn meening nog in niets verzwakt is, acht ik het noodig hier mijn opvatting der zaak nader uiteeu te zetten, en ik zal daarbij aanleiding vinden erktle opmerkingen van den heer Niermeijer te bespreken. De ho'/fdzaak van miju betoog was, dat de grenzen van hst gebied hetwelk als een, wereld deel wordt aangeduid, geenszins vast staan; dat dis grenzen., gelijk zij aangenomen ?teerden, schom melen en veranderden, en dat men daarom de in deeling der aarde in werelddeelen in den loop der tijden en bij verschillende geogruphen niet mag gebruiken als bewijsmiddel tot interpretatte van staatkundige wetten. Het eerste gedeelte van deze conclusie, voor het betoog de hoofdzaak, wordt feitelijk door den heer Niermeijer beaamd. Ook hij zegt, van de lijn van Wallace sprekend, dat niemand daar de grens meer (ik cursiveer) trekt, waaruit moet worden afgeleid, dat dit vroeger wel geschiedde, en du?, dat ook volgens den heer Niermeijer de opvatting van wetenschappelijke geogwphen omtrent de grenslijn van het continent geschom meld hetfc. Verder vraagt de heer .Niermeijer: Is't niet mogelijk eenige (wij cursiveeren) eilanden bij bepaalde continenten onder dak te b:e-cgen?" waarop hij antwoordt, zeker," en ik stem hem dit gaarne toe. Maar dit wcord eenige duidt reeds op den redelyken twijfel, ook bij mijn geachten tegenstander, of het met alle kan ge schieden, en werkelijk zal hij bij Australi in groote moeielijkheid geraken met ta'rjke eilandtB. Waar moet de g eus g trckk;n wor40 cents per regel. 1) Vertaling van Het Centrum, blz. 20?23. TRADEMARK NlARTEjrs COGNAC, Dit beroemde merk is verkrflgbaar bfj alle Wijnhandelaars ea bij de vertegenwoordigers KOOPMANS & imiItflEB, Wjjnhandelaars te Amsterdam. Prijzen van af ? 2,50 per Hes! Hoofd-Depöt VAN Dr. JAEGER'S ORIG. Homaal-WolartMen. K. F. DEÜSCHLE-BBNGEB, Amsterdam, Kalverstr. 157. Eenig specialiteit in de: e artikelen in geheel Nedeil. KAMSTRA's Matrassen-, Bedden- ei Slaapkamer-Meubelfabriek, Snee k. ? BED DER TOEKOMST met 10 jaar garan tie. Leverde sedert 1896 pi. m. 7OOO stellen. Geïllustreerde Prijscourant gratit* Honderden bewijzen van tevredenheid. . Specialiteit in ENGELSCHE LEDIKANTEN. Piano- en Muziekhandel H. RAHR, te Utrecht. Opgericht 1835. Tdephoon No. 443. Amerikaansche, Duitsche en Franseho PIANINO'S en ORGELS. Groote keuze in: Oude instrumenten worden ingeruild. Reparatiën worden in de Fabriek ten spoedigst» uitgevoerd. Gelegenheid tot stemmen in n. buiten abonnement. v ECHT V VICTORIAWATER. GRAND MARMER. Cordon Jaime & Rouge. LIQUEUR ROYALE. Agents-GenerauxB.A.RIPPING&Go.,Amsterd. Piano-, Orpl- en MEYROOS <& Arnhem, Koningsplein. VLEUGELS en PIANINO'S in Koop en in Huur. Repareeren Stemmen Kuilen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl