De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1902 5 januari pagina 1

5 januari 1902 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H*. 1280 DE AMSTERDAMMER A°. 1902, WEEEBLAD VOOK NEDERLAND Dit nummer bavat twee bijvoegsels. Onder Redactie van J. DE 100 en JUSTUS TAN MAURIK Jr. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt vereerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad iVo. 124). Abonnement per 3 maanden / 1-50, fr. p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar . . . . . . ....... . ma !«.Aizonderlyke Nttmmers aan de kiosken verkrijgbaar W-i-s /* Dit blad is verkrijging Kiosk 10 Boulevard des Capuchies tegenover het Graud Café, te Parijs. Zondag 5 Januari. Adveiicntiën van t 5 regels / 1.10, elke regel meer ...... f 0.20 Reclames per regel . . .............. Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland vv.orden uitsluitend aangenomen dooi de firma KUDOLF MÜSSE te Keulen en dooi allo filialen dezer firma. INHOUD: TAN VEEBE EN YAN NABIJ: Vrpinnig-Dem. Program. Onze arme .officieren!, door S. He EereschoM", II, do®r mr. J. A.. Levy. Christelijke beschaving, door Edw. B. K. Engeland's hachelijke positie in een Enropeesche oorlog, door J. K. v. d. Y. Een concurrent voor Monte-Carlo. - SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Yrouwea-arbeid en huisgezin, II, door S. KUNST EN LETTEREN: Meadagteritounstelling in Pnlchri, door L. Lacomblé. In Suasso", door J. W. N. Uit het Dagboek van Van Hardenbroek, I, door prof. G. W. jïernkamp. 1901-1902. Eeii Nieuw jaars-Fantasie, door J. K. Bensbarg. - Machteloozen, door Otto Kiiaap. Gemeenschapskunst, door Care! Scharteu. Boekaankondiging. FEUIL LETON : De geschiedenis van een zak bonbons. Bumoreske, door Yiola Tricolor, II, (Slot.) BECLAMES. VOOR DAMES: Een weldoener, door J. K. v. d. V. Verzamelde Novellen, door F. J. van Uildriks. Allerlei, door Caprice. 8CHAAKSPEL. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door D. Stigter. INGE ZONDEN. PEN- EN POTLOODKRAS3EN. ADVE-BTENTIEN. B y'voeg s el: Een nieuw Zuider-Station te Amsterdam (met eene kaart), door T. Sanders. MHimiiiniiiH IIIIIIIIHI iii'.ini iniimmiiiiuiiiu» Tryzinnifij-Deni. Program. De Vrijzinnig-Democratische Bond zal aanstaanden Zaterdag haar beginselver klaring en werkprogram vaststellen. De Bond streeft naar: «Ontwikkeling van onzen constitutioneelparlementairen regeeringsvorra in democratischen zin en te dien einde naar algemeen kiesrecht" enz. Hiermede wordt te kennen gegeven dat algemeen kiesrecht enz. behoort tot de middelen om het parlementair stelsel in democratischer! zin te ontwikkelen, doch tot een ontwikkeling van den constitu tioneel-parlementairen regeeringstwv» is natuurlijk ook en geenszins het allerlaatst te rekenen wijziging van de machts ver houding tusschen de Kroon en het parle ment in democratischen %in. Wilden de heeren lóch volstrekt blijven gewagen van een ontwikkelingvansonzen constitutioneel-parlementairen regeeringsvorm", dan hadden zij daarop moeten laten volgen: met dien verstande ... en een volstrekt beperkende omschrijving van de beteekenis, die zij aan hun geliefde formule hechten, dienen te geven. In de frase: ontwikkeling van onzen constitu tioneel-parlementairen regeeringsvorm in «democratischen zin en ten dien einde enz. .. sluiten deze laatste vier woorden geenszins de logische consequentie aangaande de wijziging der machtsverhouding tusschen parlement en kroon uit. Zoo maakt men niet de Beginselverklaring tot hoofdzaak, maar de Toelichting van het Bestuur, waarin onze opmerkingen van vroeger beantwoord worden. Welk een kinderachtige manier om zijn ^eigenlijk politiek standpunt' aan te geven, in een formule, waarbij een toelichting noodig is, die de helft van de beteekenis der gebezigde woorden afsnijdt. En zoo iets eenvoudig om de houding aan te nemen, a's had men, toen men in der haast een partij moest stichten, zich niet verschreven of vergist. »De Vrijzinnig-Democratische Bond spreekt als beginsel uit, dat door een krachtige sociale wetgeving moet worden aangestuurd op het wegnemen van de maatschappelijke oorzaken, welke tusschen de leden van het volk ongelijkheid scheppen of versterken ten aanzien van hun ontwikkelings voorwaarden." Ten einde aan deze fameuze verklaring eenigen zin te geven, verzekerde men in de Toelichting, dat dit nu "en doel is... de inspanning van geslacht ', waard ... en dat men hierbij alleen te denken heeft, aan een gelijkheid ten aanzien »van hun kansen op volle ontplooiing van alle licha melijke, geestelijke en zedelijke kracht en" '- m. a. w. het zal vooreerst zoo'n vaart niet loopen, al is het doel dan ook het zóó ver te brengen, dat de rijkste niets boven den armste zal voor hebben om zich een plaats in de Maatschappij te ver werven, met dezen voorsprong voor den laatste, dat de ontzenuwende weelde, waarin de eerste zich beweegt, hem niet zal benadeelen. Tenzij want dat kan ook de bedoeling zijn, den rijke zóó veel zal worden ontnomen, dat hij een even sterken prikkel tot inspanning ver krijgt, als waarin de arme zich verheugt, ten bate van de ontwikkeling zijner licha melijke, geestelijke en zedelijke klachten. Een tegenstrijdiger verklaring had men toch moeilijk in een anti socialistisch pro gram kunnen schrijven; immers, zullen de woorden ook maar eenige beteekenis hebben dan decreteeren zij de opheffing vau elk klasseverschil, of wel het voortbestaan van klassen in de maatschappij. Beschouwt men in 't licht van dit doel, zoo duidelijk vooropgesteld, de afkeuring van het streven »naar afschaffing van het eigendomsrecht op de productiemiddelen" en, in verband hiermee, het toegeven dat »de grenzen van het eigendomsrecht be langrijk moeten gewijzigd'' worden dan kan men moeilijk bij deze vrijzinnig-demo cratische beginsel-vei klaring aan iets anders denken, dan aan een socialistisch doel met een vrijzinnig-democratisch mid del, anders gezegd: aan een socialistisch streven onder vrij-zinnig democratischen naam. De Vrijzinnig-democraten nu zij zich tegenover hun liberale broeders in den geloove moesten plaatsen, zijn bij het zoe ken naar een kenmerkend confessie-artikel achterste voor in het socialisme gerold en het heeft er wat al te veel van of zij zelf niet weten, wat zij uit dat kamp hebben medegebracht, wat door de socia listen hun in den ransel is gestoken.. .: het wegnemen van de maatschappelijke oorzaken, welke tusschen deleden van het volk ongelijkheid scheppen of versterken teu aanzien van hun ontwikkelings voor waarden. .. »van hun kansen op volle ont plooiing van alle lichamelijke, geestelijke en zedelijke krachten.'' Mocht men aan politieke beginselver klaringen hechten, iets wat wij in dit bijzonder geval, evenals in 't algemeen, slechts in zeer beperkte mate durven doen, men zou kunnen constateeren dat de Vrijzinnige Democraten, staande tusschen de socialisten en de liberalen, den eersten meer dan den laatsten te gemoet komen. Nietwaar, de volkomen gelijkmaking der ontwikkelingsvoorwaarden voor de leden van het volk ten opzichte van alle lichaj melijke, geestelijke en zedelijke krachten! staat daar als een groot beginsel, terwijl het liberale in de Vrijz. Democratische Beginselverklaring; het behoud, voor zoover dit mogelijk schijnt, van het eigendomsrecht j op productiemiddelen en het niet op de j spits drijven van den klassenstrijd, moeilijk i hooger kan worden aangeslagen dan i als twee negaties, die te samen wijzen op j het voornemen om zeer geduldig en zachti moedig te zijn bij een streven naar het i socialistisch ideaal. Het zal wel het best zijn deze Beginselj verklaring te laten voor hetgeen zij is . dat wil zeggen: een reeks van woorden, i die men zeer vluchtig moet overlezen, bijna i zonder na te denken, gelijk de kinderen j gewoon zijn hun gebedje vóór het eten op j te zeggen, om dan zich van ganscher j harte te wijden aan hetgeen hun wordt j opgedischt en daarbij zoo goed als uitj sluitend met smaak en eigen maag te rekenen. * » Het ontv/erp-wcr/qirogram van den Vrijzinnig-Demotraüschen Bond bevat in hoofdzaak het program der Radicale partij van 1894, met enkele wijzigingen en ver scheidene toevoegingen. Het program, waaraan voor een goed deel ook de overige geavanceerd-liberalen en de socialisten hun instemming en mede werking niet behoeven te onthouden, geeft de richting aan, waarin het bestuur van den Vrijz-Dem. Bond de wetgeving wenscht geleid te Zien; een richting ons \sèl bekend, en steeds door ons voorgestaan, weshalve wij dan ook van harte hopen, dat er van de formeerders van deze nieuwe partij tot nog toe een nieuwe partij in naam weldra groote kracht moge uit gaan, die in staat zal stellen veel meer te bereiken dan wat het conservatisme nu reeds bereid is toe te staan. Want een werkprogram is iets, maar de geest der personen, die aan een half honderdtal aigemeene verklaringen het leven moet inblazen, is alles en dat die geest in en buiten ons parlement reeds als een geweldig gedreven wind, met iets dat aan Pinkstervuur deed denken, zich heeft geopenbaard het werd tot heden niet vernomen. Hier hebben wij dus nog af te wachten. * * * In vele gevallen zijn de omschrijvingen van hetgeen het ontwerp-werkprogram wil, zeer vaag; zóó vaag dat meer preciseering, dunkt ons, het grooter beteekenis voor de voor standers van een actieve politiek zou hebben verleend; ook had het bij beknoptheid kan nen winnen, indien een kernachtiger wijze van zich uit te drukken ware toegepast. Doch nog eens: zoo heel erg komt er dit bij een dergelijke lijst van Verlangens niet op aan, daar meer de richtg, waarin men zich bewegen zal, wördfihepr.ald dan de pas j gemai queerd en het unpo van de marsch ' wordt aangegeven. Za heeft het dan ook ! geen nut op velerlei i wijzen, dat o.i. op ' deze series ontbreekt* te onduidelijk is voorgesteld. l Om n punt te noaca, waardoor het werk-program zich o.i. gpiigonderscheidt, schrijven wij hier hetyo'gendfe af: »dat of het aantal rijksuniveiteUen verminderd of met het stelsel vanpoogeEcholen, die al de faculteiten onhtten, gebroken worde." Jaar in jaar uit hebbt wij bij herhaling geschreven over den pit t tot bezuiniging in 't algemeen en tot l-'uiniging op het Hooger Onderwijs in bp bijzonder. Wij betoogden de noodzakjjkheid van het herscheppen der universliu'ii in faculteitsscholen, opdat het £:iger Onderwijs uitsluitend aan Hoogléareiv van naam zou kunnen worden opjdragen ?, de instel lingen ten dienste yp Jat onderwijs mochten kunnen wedi^ren met ^;e ;n het Buitenland, deBiblicbeken b.v. voo^ vak zoo volledig mogijk konden zij. en er ten bate van het nderwijs dus, even goed als in het beUg der belasting plichtigen, tonnen gout zouden worden bespaard. Van grooten bijval !j de liberalen en radicalen is ons in di cspsicht nooit ge bleken. Nu echter de H!'-,D-B-.dit PUG.! op zijn werk program ihrijft, schijnen wij toch niet tevtrgeefs darvoor geijverd te hebben ... en al zoudn wij niet durven voorspellen, dat ook » de dag aanstaande is, waarop aan zulk eéschromelijke geld verspilling ten bate vw zekere cuterieën en locale kringetjes, eei eind zal worden gemaakt, dat de heerei dit punt in hun program schrijven, bew^t voor het minst hoe de oogen voor dat i v^l meer en meer opengaan. ?Een voorbeeld \an h«' ovc-,-gestelde op datzelfde aoo iiitgebr»/- .vcrkprogram is de afwezigheid va.i te ig woord over de noodzakelijkheid c-önerr.arvormirig van het Notariaat. Wie had Vannen denken, dat deze in haar huidigenvorm zoo lang reeds en krachtig veroordc-lde verouderde instelling niet eens de oraerkzaamheid van democraten zou hebben.-elrokken, bezig om een lijst op te maken van het meest noodige in 't belang va: den misdeelde en den kleinen man! Wij beschouwen het tUns aangeboden werkprogram meer als een^oers wijzer, zelfs het woord wegwijzer zou, waarschijnlijk te veel zeggen in deze. Mcht echter later blijken, dat we inderdaa* met een werkprogram van een wer/k-jartij hadden te doen, hetwelk deze stuk voor stuk ver wezenlijken wilde, dan zal zeker een her ziening tot aanvulling, en tot verandering der rangorde, onvermijdelylzijn, opdat men zeer veel van hetgeen reedilar.g gewenscht wordt niet ad calendas gracas verschoven zal zien. Onze arme officieren! Niettegenstaande eenigi dagen geleden in de Tweede Kamer door dm heer Duyrnaer van Twist beweerd werd, cat, ofschoon vol gens hem de positie van sutelterne officieren allerdroevigst is, door dsze ongelukkige slachtoffers nooit in het cpenbaar gemord wordt, zoo is er toch juis in den laatsten tijd in tal van couranten, tijdschriften en brochures door officieren over dit onder werp voortdurend geschreden geworden en blijkt het dat tal van offuieren vermeenen door den staat alleronbilijkst behandeld te worden. Nu is het echter een f:it dat vele dier heeren bij hunne redeneeringen allereigenaardigst met cijfers oms)ringen. Zoo be weert de heer D. v. T. it bovengenoemde kamerzitting dat het thais voorkomt, dat een officier eerst op 43jaiigen leeftijd een traktement van f2000 oitvangt. (Bij zijn aanstelling tot kapitein.] Wanneer men echter het officiersboekje naslaat, dan ziet men, dat bij de infanterie van af het jaar 1890 de kapiteins bij hui aanstelling de volgende leeftijden haddea : 98 van veertig jaar c-f minder (waar onder 11 van 37 en 3 ven 36) en 40 van meer dan veertig jaar (waaronder G van 43, 2 van 44, l van 45 en l van 49 jaar). Gaat het nu aan om vanneer van 147 kapiteins 10 den leeftijd van 43 jaar of meer hadden bij hun aanstelling, in het publiek voor te stellen al; of gewoonlijk eerst op dien leeftijd de kapiteinsrang wordt bereikt? Even goed had een ander die 11 kapiteins van 37 tot voorbeeld kunnen nemen en bewsren dat thans een officier op zijn 37e jaar kapitein is! Bovendien is het toch zeker niet de schuld der regeering wanneer een officier op 43jarigen leeftijd wordt aangesteld tot kapitein, wanneer in datzelfde tijdsverloop ook kapiteins op hun 37e jaar kapitein zijn geworden. Hij die op jeugdigen leeftijd officiers-examen heeft gedaan zal ook op jeugdiger leeftijd kapitein zijn dan zijn collega's, die bij hun benoeming tot officier zes of 7 jaar met hem in leeftijd ver schilden. Of nu de heer D. v. T. in de Tweede Kamer het medelijden bij de leden heeft trachten op te wekken met die ongelukkige slachtsofförs weet ik niet, maar mocht dit soms nog eens het geval zijn, dan zal hij voor alles juiste cijfers moeten gebruiken en is dit toch zeker verplicht n tegenover de kamerleden u tegenover de officieren, wier belangen hij geroepen meent te zijn te behartigen. Hetzelfde is het geval met den steller van een ingezonden stuk: »het huwelijk bij de bezoldiging van officieren'' in de N. E. Ct. van 17 Dec., waar die schrijver (Duc) ook op den steun van niet-militairen rekent om "tot lotsverbetering te komen, zoo zal hij toch ook vooral tegenover hen juiste voorstellingen moeten geven van thans bestaande toestanden. Zoo beweert Duc namelijk, dat eerst na pi. m. 19 jaar dienst als officier de kapiteinsrang wordt bereikt, terwijl weer uit het officiersboekje blijkt, dat dit wel het geval geweest is in \p jaren 90, 97 en 93 en daarvoor, maar . a' na dien tijd de promotie aanmerkelijk 1S. THeterd. In het jaar 99 was de gemidaelu Jienstt;jj ajeer de kapiteinsrang werd"! 1T jaar en 4Vs maand' in n" 17 U17 jaar en 4 «"landen en Ux Lt ja., e 1900 en militairistigch OES land gelukkig ook is, toch door iedereen hooggeschat wordt en juist daarom door velen begeerd wordt. Daarbij moet een jongmensch die offickr wordt voor die betrekking roeping gevoelen zoo goed als een priester, een dpmicéetc. en moet hij het officier zijn niet als een voordeelige broodwinning beschouwen. Dat de positie van officier zoo ellendig zou zijn als velen het voorstellen en zij daarom het recht zouden hebben steeds op verhooging van traktement aan te dringen, is toch zeker niet jui-t. Daarbij vergeten vooral die klagers niet, dat waar er door verschillende kamerleden der volks vertegenwoordiging op verbetering van sociale toestanden wordt aangedrongen, dit noodig is om ellende, armoede en gebrek te verzachten en dat juist die verbeteringen dikwijls niet aangebracht kunnen worden door gebrek aan fondsen. Is de positie van den officier thans van zulk een treurigen aard, dat hij ten koste van het ge brek lijdend gedeelte van het volk op lotsverbetering meent te mogen aandringen, die het Rijk tonnen gouds zou kosten ? S. maanden. Rekent )02 evenveel kapiteins , , ~. ,'."den als in 1001 dan zal de maximum dieu .., ,-.,, de minimum 16';.* jsü!'1 ./ ;'\laar, en dus gerust zeggen, dat bij7'1-1": J;?D Kan de kapiteinsrang bereikt wV?ü}dwaPSn 17 dienstjaren. Bij de cavalerie v? P, ra' is de toestand gunstiger, bij de , ej e administratie daarentegen minder Aangez:en echter het aantal kapiu/iuo, jaarlijks bij de genie en adminiatraCW wordt aangesteld pi,m. 5 bedraagt, zoo' zal men toch ook die niet als algemeen voorbeeld mo^en nemen. Wat de bezoldiging aangaat der offi cieren in verband met de mogelijkheid tot het aangaan van een huwelijk zoo stelt dezelfde schrijver die voor een pi.m. 28jarig officier op ?1700. Aangezien hij'LU voor die grens van pi.m. 28 jaar de onder wijzers als voorbeeld neemt, moet men ook vragen: maar krijgen die op 28jarigen leeftijd ?1700 tractement? En als een onderwijzer op een kleiner tractement op dien leeftijd trouwen kan, zou dan een officier dit ook niet kunnen? Nu zalmen misschien zeggen: ja maar een officier heeft zijn stand op te houden. Maar moet het rijk nu daarvoor traktement geven? En zal de som die een officier vermeent noodig te hebben bij verschillende offi cieren niet geheel verschillend zijn ? Waar de een beweert, dat hij het voor ?200 boven zijn traktement kan doen, zal de ander zeggen dat daar minstens nog ? 1000 meer voor noodig is. En wanneer nu als grens gesteld werd, dat een getrouwd officier om volgens zijn stand te kunnen leven minstens f 1700 traktement moet ontvangen van het rijk, zal men dan ook aan het rijk het recht toekennen om het huwelijk aan officieren te verbieden, voor zij die traktementshoogte hebben bereikt, indien zij van zich zelf geen vermogen hebben zoo groot, dat de rente het mindere van ?1700 zou mo°ten aanvullen? Zoude met die bepaling menig jong trouwlustig officier (want die zijn er ook) gebaat zijn? Wat nu het traktement aangaat dat een tweede luitenant bij zijn aanstelling (op pi.m. 23-jarigen leeftijd) krijgt, zoo is ? 1000 'sjaars zeer zeker geen rijkdom, maar den leeftijd in aanmerking nemend, is het toch als begin-traktement niet zoo heel gering en kan het de vergelijking met vele tractemetiten in de burgermaatschappij door staan. Maar nu wordt bij het opgeven van de grootte van het tractement der offi cieren dikwijls vergeten, dat de opleiding aan de ouders zoo goed als niets gekost heefc, en de officieren door het Rijk bij zekeren leeftijd of ongeschiktheid voor den dienst voor hun leven gepensionneerd worden. Dit bedraagt toch ook een heele som! Dan heeft een officier met vrouw, kinderen en bedienden vrije geneeskun dige behandeling. Hij kan maanden lang ziek zijn met behoud van vol tractement en krijgt daarna op nonactiviteit gaande 2,3 van zijn tractement. Zou men dit ooit wel vinden in de burgermaatschappij ? Verder heeft een officier boven een burger nog tal van kleine voordeelen b.v. half geld reizen op het spoor, reducties op abonnementen van concerten, theaters etc. vooral in garnizoensplaatsen. Maar vooral vergeet menig jong officier die recht vermeent te hebben te mogen klagen, dat hij officier geworden zijnde, een betrekking bekleedt, die hoe weinig De Eerescliuld". IL Zien wij thans, hoe Veth de verhouding van moederland en koloniën zich voor stelde. In zijne polemiek met v. d. Wijck, zegt hij: De liberale richting; in koloniale aanjüelejji'iiliejen, destijds de oppositie-partij, liail voor e uiisc jaren eene leuze, die seJert in vergetelheid is geraakt, .Zij vorderde voor Nederland en Jinlie yewivuwkap "ttii Icenii'ts -en lelany. Men verstond daardoor dat Nederland en Iiidie beseboinvd zou 'en -.vorden als t\\ee deelen van n groot jcelievl, d>e, ei1 naav moesten streven elkander zoo u'oed mopdijk te keuneu, elkanders belangen zooveel moüelijk te steunen cu te sehraircn. Even als men bij de het'ting der ;;belastingen in de \ersehilleud? p 'ovinfiën des rijks angstvallig vraagt, of voor iedere pi'oaneii; jui.,t veel gevraagd \vordt als ten haren eigenen bej'üf uitgegeven, i:tnar de geheven so;iï)iien het vix warden waar liet welzijn van eenig deel dat vairti omdat liet belang der dcelcn oo1< tevens men ook seheel is, zoo meende men di stijdij, dat wat Imliëoptx^ngstvallig behoefde te vragen, of maai' d.it liet gt,ook voor lud:ëwcvd uitgegeven, Indie gezi'.menlijk'x was dat nat Nelerlimd en piieheel \verd besteed, genten ten behoeve van liet zieh zehe b.'sehouwd (*;de de Indisehe dienst op naar dat stelsel geen onrVqtig saldo op, lic! was svan liet nicederland bestee(N|;;t hel ten b.:hoevc belangen van Indie daarom niet vi, mits slechts de mits ilat liet batig saldo geen at^-U.os l \\trdcn ; maar de spontane vrneht van Indient hloedgeld, Ja het kan zelfs in dit stelsel geensiaart was. i veroordeeld, dat. Indie zieh tijdelijk ee^onleu bekromp of zieh een weinig meer dan gew\.!iig inspande om liet moederland te steunen, waafij door bijzondere omstandigheden in bui;engewone-N riumd -«113 geraakt., omdat het stelsel meltbraelit, dat ook" Nederland hetzelfde voor Indie zou doen, wanneer Indiëin buitengewone]! nood mocht verkeeren. Er waren tijden geweest dat het moederland, wel verre van batige saldo's te trekken, in Indis h tekorten had moeten voorzien, en zulke tijden konden wel'ieht terugkomen. Wat kwaad was er in dat, wanneer de Indisehe schatkist zieh in overvloed verheugde, zij ook op hare beurt in de Nederlandsehe tekorten voorzag. Mocht zelfs over eene langere reeks van jaren de balans der materieele voordeden a mmerkelijk naar de zijde van Nederland overslaan, wat noo.l indien dit geconipenseeru werd door inorcele voordeelen, die Indiëverplicht was aan den band die hef met Nederland verbond; indien het door Nederland werd opgevoerd tot meerdere beschaving, ,,en in h. t ontwoekcren van vruchten aan zijn milden bodem door Nederlandsehe kennis en kapitaal werd gesteund ! En was het niet inderdaad Indië's belang, »dat Nederland groot en machtig zou zijn, in staat om do Kolonie te beschermen en op d'.n weg van Bnistigeii vooruitgang te steunen, evenzeer als aan de andere xijde het welbegrepen belang van Nederland verbood Indiëuit te putten of in de ontwikkeling zijner welvaart te belemmeren? Eindelijk werd dit stelsel ook nog daardoor aanbevolen, dat er zoovele uitgaven moeten gedaan worden voor Nederland en Indiëgezamenlijk, waarbij bet aandeel van ieder der twee groote deelen des rijks onmogelijk te berekenen is. Heeft Indiëgeen belang bij de Nederlandsche diplomatie? Plukt Indiëniet velerlei vruchten van hetgeen in Nederland voor kunsten en wetenschappen wordt besteed? Zijn niet de strijdkrachten van het moederland ook ten deele voor de handhaving der veiligheid van de Koloniën bestemd? ZieJaar wat men zich destijds dacht bij die leuze van: gemeenschap van kennis eu belang, en Uet stelsel dat zieh daarin uitsprak, was toenmaals het mijne en is het tot heden gebleven. Ik behoef wel niet te zeggen, dat ik mij daarotn ook met bet betoog van mijnen vriend Fruin in dit tijdschrift: Over Nederlandse]] rechten en verplichtingen ten opzichte van Indiënooit geheel heb kunnen vcreenigeu" ril, 401). Het liberale regeeringsbeleid nopens de koloniën kon kwalijk welsprekender ge schetst, de liberale regeeringsplicht kwalijk inniger gevoeld worden, dan geschied is in deze woorden. Zij werden het programma van het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië, welks redactie, behalve Veth zelf, uit de meest gezaghebbende woordvoerders der liberale partij bestond (V, 220 n. 3). En zij verdienden het te zijn. Want niet hierin scheidde en onderscheidde zich Veth van Fruin beider gemeenschappelijke rechtvaardigheidszin jegens de koloniën toe gegeven en daargelaten, datgene eene afscheiding van Indiëverwierp, die deztj voorstond. Niet hierin liepen beider wegen uiteen, 'dat het geren,' ter bate van het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl